Gheestelijcke Harmonie
(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht
[pagina 120]
| |
Daerom wort een soet liet gemeyn
Met spel en gelovige tongen
Alleluja allomm' gesongen.
Christus onsen Paesschen, weet voorwaer,
Een Lammeken seer krachtigh,
Geoffert heel voor ons op den Altaer
Des heyligh kruys waerachtigh,
Die hem voor ons aen t Cruyce liet slaen,
Is uyt den grave nu opgestaen,
Vyt den slapen des doodts ontsprongen
Des wort Alleluja gesongen.
Gestorven is hy eens na Paulus leer,
Hy en sal niet meer sterven
Die doot en sal niet dommineren meer,
Wy sullen het leven erven,
Door hem, die in der eeuwigheyt leeft
Die ons sijn bloet seer mildelijck geeft
Als een Pellicaen voor sijn jongen
Des wort Alleluja gesongen.
Victorieus is Christus Coningh groot,
Klaer der duysent Sonnen,
Die helsche poorten der eeuwige doot
Heeft hy geheel verwonnen,
Sijn lieve vrienden daer uytgebracht
En heeft benomen Lucifers macht,
Hy kan ons tot sonden niet dwingen
Des wilt nu Alleluja singen.
Denckt hoe d'Apostelen waren verblijt,
Nae al haer droevigh klagen
Als sy haren meester gebenedijt,
Soo schoon verresen sagen
| |
[pagina 121]
| |
Al met een wonder schoonheyt gekroont
Soo heeft hy haer sy selven vertoont,
Hy sprack haer van hemelsche dinghen:
Des wilt doch Alleluja singen:
Die Catholijcke Kercke looft met vreught
Haren Bruydegom frisse,
Den Hemel en die eerde zijn verheught
In zijn verrijssenisse?
Hieromme ghy geloove fijn
Wilt in den Heere nu vrolijck zijn:
En wilt uwen Geest daer toe dringen,
Om nu Allleluja te singen.
O ghy Christenen al door dit vermaen
Wilt met vreugden Godt prijsen,
Vyt't graft der sonden wilt nu al opstaen,
En geestelijck verrijsen,
Al die verresen met Christo zijn
Sullen verblijden in sijn aenschijn,
Het Hemels licht sal haer omringen,
Om nu Alleluja te singen.
|
|