Gheestelijcke Harmonie
(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht
Stem: Sommes nous pas bien heureux, Of: 't Is goet Capucijn te sijn, &c.
TIs Ambrosius die seyt
Datmen lichter kan bewaren,
En van sijn kintsche Jaren,
Leven in onnooselheydt
Dan te worden naer de sonde,
Een volkomen penitent;
Seght dan eer ghy wort verslonde
Die gequetst zijt van't serpent.
O Godt van der Eeuwigheyt
Die den mensch hebt uytverkoren, Ga naar margenoot+
Die voor eeuwigh was verloren,
Door u goedertierentheydt,
Want ghy hebt tot ons gesonden,
Vwen Soon die met sijn bloedt.
Moest afwasschen onse sonden
Siet wat dat de sonden doet.
| |
[pagina 69]
| |
Ick beken, O Heer, O Godt,
Dat ick u soo veel ben schuldigh,
Om dat ick soo menighvuldigh,
Heb vertreden u ghebodt,
Heer verleent ons u genaden,
Want het is onmogelijck
V, voor al onse misdaden
Te voldoen volkomelijck.
Al mijn sonden sijn my leet
Vyt den gronde van mijn herte,
Niet uyt vrees alleen van smerte
Die de sondaers in bereet:
Want ick weet dat sulk leetwesen,
Is maer eygen baedt gesocht
Maer tot u moet liefde wesen,
Die ons hebt soo dier gekocht.
Ick ben droef en suchte seer,
Om dat ick heb tegen reden,
De geboden overtreden
Van soo minnelijcken Heer,
Och waer waeren dog mijn sinnen
Als ick u; O hooghste goet
d'Welck ick meest moest beminnen
Heb gestoten met den Voet.
Ick neem vastelijck voor my,
Liever duysent-mael te sterven,
En oock alle goet te derven
Ja den Hemel oock daer by,
Als noch eens te doen de sonde,
Die ick in der waerheydt haet,
En versaeck tot allen sonde,
Als het aldermeeste quaet.
| |
[pagina 70]
| |
Ick wil met dit goet propoost
All' mijn sonden geerne biechten,
Heer wilt toch mijn hert verlichten
Op dat ick magh zijn verlost,
Van al't geen ons soeckt tot sonde
Oft daer van occasie is:
Door u bloedige Vijf Wonden
Hoop ick oock vergiffenis.
En de Penitentie
Die d'Bicht-vader my sal geven,
Wil ick doen, en all' mijn leven
Volgen sijn sententie?
Op dat ick u alle dagen,
Nu en in der eeuwigheyt,
Door de liefde mach behagen,
Om dat ghy die weerdigh zijt.
|
|