Gheestelijcke Harmonie
(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht
[pagina 57]
| |
Als ons die oude songen:
Vyt Jesse quam die arth,
En heeft een bloemken kracht,
Midden in den winter,
Wel in die halvenacht.
Dat roosken dat ick meyne,
Soo ons dit bloemken bracht,
Is Maria die reyne,
Daer van Isaias sagt,
Vyt Godes eeuwigen raet,
Heeft sy een Kint gebaert,
Blievend een reyne maegt.
Wel in den tijden seker
Als der vreedtsamer heldt,
Augustus Roomsch Keyser
Beschreef die gantse werelt,
Den tins van alle man:
Joseph oock met Maria
Te Bethlehem doen quam.
Die herbergen waren duere,
Sy vonden geen ophalt,
Sy quamen in een schuere
Doen die wint was seer kalt.
Wel in die selve nacht,
Een Vorst seer hoogh geacht,
Heeft ons Maria bracht.
Den Herders op den velde,
Doet komt dat Engelsch heyr,
En doet haer oock vermelde,
Dat Christus geboren weer,
Te Bethlehem daer sy vonden
Den Koningh ons gesanden
In doecxkens gewonden.
| |
[pagina 58]
| |
Dat kindeken wort besneden
Acht dagh na gebort,
Na die Masaysche seden,
Heeft daer zijn bloet verstort,
Met smerten groot en pijn,
En Iesus genoemt heel fijn,
Hy wil ons Heylandts zijn
En Stern met hellen schijne,
Dry Coning voert geswindt,
Dyt moryen-landt seer fijne
Tot het nieuw geboren kint
Sy brachten hem schatten rijck,
En schenckten hem mildelijck,
Golt, Wyroock, myhr gelijck.
Lof eer sy Godt den Vader,
Den Soon, en Heyligh Geest,
Maria Godes moeder
V hulpe ons doch leest:
En bidt u lieven Soon
Dat hy door zijn verdienst' schoon,
Ons voert in't Hemels throon.
|
|