Geestelijcke harmonie
(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht
[pagina 173]
| |
Verhoort door die genade dijn,
Mijn stem in deser swaren pijn,
Laet doch u ooren mercken fijn,
Op dat geschrey der klate mijn.
Soo ghy Heer wildet schouwen aen,
Wat boos van mensche wordt gedaen,
Wie mocht bestaen, mijn hoochste trouw?
Maer die versoeningh is by u,
Daerom op eerden neder man,
V niet genoechsaem dancken kan.
Ick wacht op Godt met vasten moet,
Mijn siel op hem vertrouwen doet,
Mijn wachtingh is der goedich Heer,
Op sijn gebodt en heylsaem leer,
Mijn hoop die staet op Godt gebouwt,
Mijn siel op sijn woordt vast betrouwt.
Vroech tijdtlijck voor die morgen wacht,
Oock door den dach tot in die nacht,
Sal Israel bestendighlijck,
Op Godt betrouwen eewighlijck,
Dan by den Heer tot aller tijdt,
Bermhertigheyt men vinden siet.
Sijn genaed heeft noch maet noch endt,
Altijt hy sijn verlossigh sendt,
Hy sal door sijn genaden fijn,
Sijns volcks een beschermer sijn,
Hy is die daer verlossen sal,
Israel van haer sonden al.
|
|