Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende [pagina 141] [p. 141] CI. Tot de vierige Catholijcken. Komt nu ten strijt Ghy Christenen verheven, Al die daer sijt, Van Christus opgeschreven, Als ghy t’Doopsel dierbaer Ontfangt seer groot van weerden: T’is nu dien tijt voorwaer Wilt kloeck den strijt aenveerden. Den vyant quaet Heeft hem als nu vermeten, Door t’nijsch saet Van sijn valsche Propheten, Het Roomsch geloof oprecht Geheel t’onder te brengen: Maer Godt die voor ons vecht Sal hem hoop ick wel dwingen. Al is gescheurt Godts leger in veel steden, Doch niet en treurt: Maer met vierige beden Bidt Godt van Hemelrijck, Hy sal genade togen, Strijt vroom, blijft Catholijck, Hout Godts gebodt voor oogen. Den loon aensiet Die wy et strijden winnen, Die Godt ons biet, Wt vaderlijcker minnen, Als hy segt, die den slach Tot den eynde sal dragen, [pagina 142] [p. 142] Sal in den jongsten dach Mijn vader wel behagen. Och menschen kranck Laet u doch wel regieren In t’soet bedwanck Onder Christens banieren: Aensiet sijn wonden root, Sijn doorne kroone bloedich En oock die bitter doodt Die hy leedt seer ootmoedich. t’Cruys excellent Sal u velt-teken wesen, D’welck van torment V lieden heeft genesen, Door Christus dierbaer bloet Gestort t’u-lieder baten, Die daer sijn rijcke soet Om ons heeft willen laten. Aent cruycen hout V salicheyt hy wrochte, Den vyant stout Hy daer deur t’onderbrochte: De doot most oock seer faen Door sijn doot t’onder blijven: Schrifture doet vermaen: Dus wilt stantvastich blijven. Weest niet benout, Strijt vromelick te samen Op Godt betrout, T’woort, Roomsch, wilt u niet schamen: Soo sal den hoochsten Godt V blijdelick ontfangen: Doet goet, volcht sijn gebodt Wilt sijn woort vast aenhangen. [pagina 143] [p. 143] Prince. Christus is t’hooft, Wandelt in sijne wegen: T’oude gelooft: Soo hebt ghy peys verkregen, Deur Iesus claer aenschijn, Die de deucht wel sal lonen, En die stant-vastich sijn Int eewich leven kroonen. Vorige Volgende