Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende LXXVI. Ghegroet sijt ghy offerhande reyn, Die waerheyt en dat leven, Door u is die offeren gemeyn, Haer billick endt gegeven, Door u wordt Godt in eewicheyt, Sijn lof en prijs bewesen, Door u so wordt die Christenheyt, Bewaert en wel genesen. Gegroet sijt ghy waer Lichaem goedt, Mijns Heeren tot een letzen, Sijn vleysch en oock sijn heyligh bloet, Ons daer met te ergetzen, Die liet hy ons tot een goedt pandt, Hem daer by te gedencken, Als hy vertoogh na t’Vaders landt, Sich selfs deed hy ons schencken. Daer is Iesus selfs wesentlijck, In eygener natueren, Gants onverdeylt waerachtighlijck, Niet alleen in figueren, Met vleysch en bloet soo is hy fijn, Dit gelooft vast sonder sorgen Onder gestalt van broot en Wijn, Hoe wel voor ons verborgen. Die daer sichtbaer int Hemelrijck, Van d’Englen wordt geeret, Die is hier op een ander wijs, [pagina 107] [p. 107] In vremd’ gestalt bekledet, Hoe dat geschiedt, en hoe’t mach sijn, Dat kan geen mensch versinnen, Godt die all’ dingh vermach alleen, Kan dit oock licht volbrengen. Des Heylants lijf blijft onverteert, Hoe veel hem oock doen smaken, Christus een mensch en Godt ge-eert, Die wordt hier gants genaeten, Gebroken door des broots gestalt, Sijn vleysch blijft ongeschonden, Die vrucht sijns lijfs seer mennigfalt, Wordt ons door hem gesonden. Christus, merckt wel, door sijn gewalt, Gants niet wordt veroneeret, Of schoon des broots en Wijns gestalt, Natuerlijck wordt verteeret, Hoe wel hy is in Hemels throon, Oock is hy op der eerden, Door sijn almacht can hy dat doen, Kom hem in grooter weerden. O soete Godt Heer Iesu Christ, Een spijs tot t; eewigh leven, D’wiel ghy u ons soo mildiglijck, Te nutten hebt gegeven, Verleent ons door u kracht en stercke, Die sonden te boeten allen, Geeft ons gedencken woort en werck, Daer aen ghy hebt gevallen. Vorige Volgende