Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende LXVII. Van den Heyligen Geest. Veni creator Spiritus. Komt heylige Geest warer troost, Die herten die ghy hebt verlost, Daer wilt doch in nederdalen, Met uwer genaden stralen. Qui. Die ghy een Trooster werd genandt, Een gaef Godes hier af gesandt, Een Fonteyn des levens machtigh, Een vier en een liefde krachtigh. Tu septi. Met seven gaven wel bekandt,En sijt den vinger van Godts handt, Ghy sijt oock dat beloofde goedt, Dat met sich brengt die talen soet. Accende. [pagina 94] [p. 94] Steeckt aen dat licht in onsen sin, Stort in ons herts u liefde in, Sterckt ons swacke bloodigheyt, Met dijner gnaed in eewigheyt. Hostem. Verdrijft van ons den vyant quaet, En geeft den peys door uwen raet, Oock dat wy al door u genaed, Mijden die sonden vroech en spaed. Per te. Geeft dat wy al erkennen schoon, Godt den Vader en sijnen Soon, En u beyder Geest sekerlijck, Een Godt gelovet eewighlijck. Gloria. Godt den Vader sy lof en prijs, En sijnen Soon gelijckerwijs, Daer toe oock Godt der heyligh Geest, Gelooft moet sijn met aller feest. Vorige Volgende