Geestelijcke harmonie
(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht
op de wijse: Aenhoort ghy Maechden reene.Wilt tot ons neder dalen
O Schepper Heylich Geest,
Besoeckt met uwe stralen,
Onse hertzen foreest:
Vervult in dese feest
Die sielen van u knapen
Met graey aldermeest,
Die ghy selfs hebt gheschapen.
Ghy wort genoemt gepresen
Den trooster inden noot,
Godts gave uytgelesen,
Sonder u sijn wy bloot:
Ghy sijt teghen de doot
| |
[pagina 95]
| |
De levende fonteyne,
Een vier, een liefde groot,
Des geests een salve reyne:
In gaven seven-voudich
Sijt ghy der deuchden vloet,
En den vingher behoudich
Van Godts rechter-hant goet,
En van den Vader soet
Beloofte sonder falen,
Die onse tonghen doet
Spreecken, en ciert met talen.
V licht wilt toch ontsteken
In onse sinnen vijf
V liefde laet door-breken
Ons hertzen hart en stijf:
Wilt oock door u bedrijf
Verstercken en vast maken
Ons lichamen catijf
In Goddelijcke saken.
Den vyant wilt verdrijven
Van ons breet ende wijt,
Den peys wilt doen beklijven
Met Godt, tot s’vyandts spijt,
Op dat wy wel bevrijt
Door u met alle vromen
Nu en tot aller tijt
Alle quaden ontkomen.
Maeckt dat wy door u kennen
Den Vader in sijn rijck,
Den Soone Godts beminnen
Eewelijck hem gelijck:
V oock sonder beswijck
Mogen dancken en loven,
In u soet Hemel-rijck,
| |
[pagina 96]
| |
In glorie daer boven.
Lof sy u Vader Heere,
Schepper des werelts ront,
En Christo min noch meere,
Verresen heel gesont,
Vander doodt, niet gewont:
V heylich Geest van heden
Sy glorie ghejont,
Tot inder eewicheden.
|
|