Gard Sivik. Jaargang 6
(1962)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| ||||||||
jan arends | smeer of de weldoener des vaderlandsGa naar voetnoot*Personen
Het toneel is kantoor en magazijn tegelijk. In het eerste bedrijf kisten en jute zakken. Enige wanorde. Later reclameprenten, grote foto's van Geldmaker. | ||||||||
BelangrijkGedurende het gehele stuk ligt er een bontmantel op de vloer. Een enkele keer heeft iemand de zorg hem op een stoel te leggen maar onmiddellijk daarna komt hij weer, door achteloosheid op de grond terecht. Deze jas brengt veel schaamte. In de acte met Geldmaker, Krantenman en Copywriter, stapt Krantenman er herhaaldelijk overheen terwijl hij probeert te doen of de mantel er niet is. (Geldmaker, krantenman en copywriter aanwezig. Krantenman en copywriter eten van een boterham.)
Geldmaker:
En hoe smaakt het?
Krantenman:
Het smaakt zeer delicaat.
Geldmaker:
(tegen copywriter)
Vind jij ook dat het zo lekker smaakt?
Copywriter:
Het smaakt voortreffelijk.
Geldmaker:
Maar u bent gewaarschuwd nietwaar! Er is een smeer van voor en er is een smeer van na de smaakverbetering en welke smeer heeft u nu op het brood. Ik hecht waarde aan uw antwoord want u maakt nu al zo lang reclame voor mijn smeer dat u deskundig moet zijn in alle opzichten. Neem nog een hapje. Laat de smaak goed op u inwerken. (De copywriter slikt en staat op het punt een mening uit te spreken.)
Geldmaker:
Ja, ja, ja! Niet bang zijn. Niet bevreesd zijn, het verschil is veel te opvallend.
Copywriter:
Het moet...
Krantenman:
(haastig)
Laten we nou niet over één nacht ijs gaan jongeman. Jij bent nog altijd als een jong paard dat voor het eerst de zweep voelt. Jij bent schichtig. Als het om belangrijke dingen gaat dan bestaat er geen haast. Dan gaan we weloverwogen te werk. Ik geloof dat we het zo moeten samenvatten. Of het nu smeer is van voor, of smeer van na de smaakverbetering, het is altijd een geldmakersproduct dus in ieder geval van de beste kwaliteit. (Geldmaker klapt spontaan in zijn hand.)
Geldmaker:
Een buitengewoon geslepen antwoord. Het bewijst opnieuw dat ik geen betere reclame-adviseur had kunnen kiezen. (dreigend)
Uw antwoord kan mij niet bevredigen. De kwaliteit doet niet terzake. Die is er niet beter op geworden. Wat ik van u wil hebben is een antwoord. Ik wil weten of u verschil proeft tussen de oude en de nieuwe smeer. Neem dus nog een keer een hapje.
| ||||||||
[pagina 11]
| ||||||||
Krantenman:
(neemt nog een hapje)
Ja dat is heel moeilijk te zeggen hoor. Het smaakt zo lekker dat je er gewoon van blijft eten.
Geldmaker:
Zeg jij het maar eens jongeman. Want jij bent een kunstenaar en je hebt een tong met meer verstand dan gewone mensen. (Copywriter kijkt verlegen met de zaak naar krantenman.)
Krantenman:
Kom, kom. Niet bang zijn. Je hebt ruim de tijd genomen. Je hebt flink geproefd. Je hoort nu te weten welke smeer het is.
Copywriter:
Ja maar het is moeilijk te zeggen. Dit is een kwestie van zintuigen. Daarnet wist ik het. Toen sloeg het als een vlam door mij heen. Het vreemde is dat ik nu weer twijfel.
Geldmaker:
Altijd op je eerste ingeving afgaan. Die is de beste.
Krantenman:
Dat zeg ik hem ook altijd. Hij heeft capaciteiten genoeg. Maar hij is nog wat schuw. Dat moet eruit. Zeg het nou maar jongen. Mijnheer geldmaker kan niet de hele dag wachten. (Maar copywriter aarzelt nog wat.)
Copywriter:
(met zijn hoofd een beetje naar achteren omdat hij met zijn tong over zijn verhemelte gaat)
Ja... Het heeft een lichte, vriendelijke smaak. En als je het op het brood ziet dan lijkt de kleur wat dieper. En toch is het verschil maar heel weinig. Je zou het niet proeven als er niet op gewezen was.
Geldmaker:
Wat is het dus?
Copywriter:
Dit is de nieuwe smeer. Zelfs nu ik het heb doorgeslikt is er nog wat van die smaak in mijn mond nagebleven. Achteraf vind ik het steeds delicater.
Geldmaker:
Dus volgens jou is dit de nieuwe smeer.
Krantenman:
Hij heeft toch hoop ik geen praatjes verkocht.
Geldmaker:
Nee, nee. We kunnen hem niets verwijten. Dit is inderdaad de nieuwe smeer.
Krantenman:
Werkelijk delicaat.
Geldmaker:
Ik ben blij dat de smaak u zo goed bevalt. Maar ik heb er nog altijd een hard hoofd in. Ik ben nog altijd bang dat het geproefd wordt.
Krantenman:
Wat geproefd wordt. Het is zo zuiver.
Geldmaker:
Die zure smaak. Die verschrikkelijke zure smaak. Goed het is niet meer zo erg.
Krantenman:
Maar ik heb helemaal geen zure smaak geproefd.
Geldmaker:
Maar je proeft het nog steeds. Dat is heus niet alleen mijn idee. Dat is het oordeel van mijn deskundigen. Knappe mensen. Ze geven toe dat de smaak nu dragelijk is. Ze zijn integer. Ze willen niet verder gaan. De oude smeer was beter.
Copywriter:
Maar waarom dan een nieuwe smeer?
Krantenman:
Je bent weer te snel jongeman. Je bent weer niet bezadigd. Het is nu geen tijd om vragen te stellen. Als mijnheer geldmaker de samenstelling van zijn product verandert dan heeft hij daar zijn redenen voor. En jij moet afwachten of hij daar wat over wil verteilen of niet.
Geldmaker:
(nadenkend)
Je proeft het nog steeds. Er is niets aan te doen. En dat smaakje zal er altijd aanblijven. Maar het moest wel om de productie op te kunnen voeren. Die oude smeer klonterde zo en die was zo rul. De machines waren om de haverklap verstopt. Moet je eens nagaan wat dat kost als de installaties stilstaan. Werklui met hun handen in hun broekzak. En je moet ze toch betalen. Een week lang geen winst.
Krantenman:
Nou ja dat gaat natuurlijk niet in een modern bedrijf. | ||||||||
[pagina 12]
| ||||||||
Geldmaker:
Zie je wel. Dat zeiden mijn economen ook. Maar wat doe je er aan. En toen kwamen ze met dat goedje aan. Het ziet eruit als bier. Maar als je het zo opdrinkt ga je er dood aan. En toch is het niet siecht. De smeer koekt niet meer in de machines en van die verstoppingen zijn we dus af. Maar het is zo verschrikkelijk zuur. We gebruiken maar een halve liter op honderdduizend ton. De eerste proef was niet te eten. Toen ging er weer een ander goedje in om die zure smaak tegen te gaan. Het is nu wat beter, maar het is nog altijd niet best.
Krantenman:
De ondernemer moet nooit op zijn eigen oordeel afgaan. En zelfs naar zijn medewerkers moet hij maar met een half oor luisteren. Het kan best zijn dat ze knap zijn en ik wil niemand tekort doen. Maar bedrijfsblindheid dat is een groot gevaar. Dan zie je ratten waar nog geen luizen zijn. Volgens mij is die nieuwe smeer overheerlijk.
Geldmaker:
Ja dat schijnt werkelijk zo te zijn. ledereen roept erover. Er zijn in het hele land proeven genomen en er is geen huisvrouw die niet haar woordje heeft meegesproken. De resultaten zijn verbluffend.
Copywriter:
Wat zijn dan die resultaten?
Geldmaker:
Het oordeel is eenstemmig. Wat smaakt die nieuwe smeer toch lekker. Het is nu werkelijk volmaakt. Er zijn zelfs vrouwen die bij hoog en bij laag volhouden dat het volmaakter is dan wat vroeger door de natuur geschonken werd. Wat die smaak betreft kan ik dus rustig slapen.
Krantenman:
Wat ziet u er toch slecht uit. Echt als een man die zichzelf niet genoeg ontziet. Zijn er dan nog meer problemen?
Geldmaker:
Ja en daar lig ik snachts wakker van. Wat moet dat nieuwe pakje nou gaan kosten? Dat goedje heeft de bewerking eenvoudiger gemaakt. We kunnen dus goedkoper produceren. En wat is dan logisch?
Krantenman:
Ja. Wat is dan logisch. Er zijn twee mogelijkheden. De prijs gaat omlaag of de winst gaat omhoog.
Geldmaker:
De zaak is veel ingewikkelder. Als ik de prijs omlaag doe dan gaat de winst toch omhoog. Ik krijg er hoofdpijn van. En bovendien zit ik nog met die smaakverbetering want het mag dan erg zuur zijn, maar iedereen vindt het lekker.
Krantenman:
Ja dat is ook nog een kant van de zaak.
Geldmaker:
Als het zo lekker gevonden wordt dan heb ik dus mijn product verbeterd. Ik zou de prijs dus net zo goed kunnen verhogen. Maar dan wordt er nog meer winst gemaakt. Voelt u nu hoe moeilijk het is voor de ondernemer?
Krantenman:
(zuchtend)
Ja eenvoudig is het niet.
Geldmaker:
Wetenschappelijk is de zaak wel voor elkaar. Mijn economen hebben een lang rapport gemaakt en daar staat letterlijk van alles in. Wat de benzine over vijf jaar zal kosten en een pakje tabak over twintig jaar. Hoe de koopgewoonten gaan veranderen als er een vierdaagse werkweek komt en wat de invloed is van sport op de arbeidsprestaties. Allemaal zaken die schijnbaar alleen zijdelings verband houden met het probleem. Maar de zaak is zo diep uitgegraven dat ik er groot respect voor heb. En wat is nu de wetenschappelijke slotsom van dit alles?
Krantenman:
Ja want met theorie alleen kom je ook niet verder.
Geldmaker:
Ik moet de prijs van het smeer met twee cent vertagen. De winstcapaciteit neemt dan over een periode van tien jaar met drie procent toe. Gaat alles goed zelfs meer.
Krantenman:
Nou is dat dan niet prachtig? Ik zou mijn vingers aflikken met zo'n | ||||||||
[pagina 13]
| ||||||||
vooruitzicht. Meer verdienen en iedereen te vriend houden. Want twee cent minder voor een pakje smeer dat vind ik niet gek.
Geldmaker:
Maar dat is juist het probleem.
Krantenman:
Wat voor probleem nou. Ik zie geen probleem.
Geldmaker:
Bij mij is het een kwestie van menselijkheid. Naarmate de jaren verstrijken voel ik mezelf veranderen. Sommige dingen gaan er minder toe doen en andere krijgen meer betekenis. En wat doet winst nu terzake.
Krantenman:
Ja winst is winst. En we zijn tenslotte geen hyena's. Maar toch moeten we geld verdienen anders loopt de boel vast. En dat pakje moet een nieuwe prijs krijgen. Dat lijkt me redelijk.
Geldmaker:
Vroeger dacht ik aan winst maken. Als ik cijfers zag begon mijn hart te kloppen. Als ik nu cijfers zie krijg ik hoofdpijn en ik doe mijn ogen dicht. Een mens heeft maar zo weinig nodig voor zichzelf. Ik leef eenvoudig. De laatste jaren eet ik zelfs geen vlees meer.
Krantenman:
Er blijft nog zoveel over dat het leven aantrekkelijk maakt. We zijn niet jong meer. Maar we hebben nog tijd genoeg om van de dingen te genieten. Als je altijd hard werkt heb je meer rechten dan een ander.
Geldmaker:
En daarom blijf ik het zo zuur vinden.
Krantenman:
Maar het is niet zakelijk. Het is niet nodig de mensen teveel te verwennen. Ze stellen het niet eens op prijs. Het is toch al mooi genoeg een prijsverlaging van twee cent.
Geldmaker:
Maar wat zo vervelend is. Dan gaat een pakje 28 cent kosten.
Krantenman:
En wat is daar tegen?
Geldmaker:
Ik houd niet van economen. Ze zijn zo droog. Ze doen de mensen tekort. Ze houden geen rekening met de ziel die werkelijk bestaat. Ik houd helemaal niet van de wetenschap. Die maakt het denken troebel. En dat terwijl het allemaal zo eenvoudig is. Ik heb zelf nagedacht en wat denkt u dat het resultaat is?
Krantenman:
Het moet zeer interessant zijn om dat te vernemen.
Geldmaker:
Toen ik erover nadacht ontdekte ik andere waarden in het leven. Toen ik gisteren op straat liep ging er een vrouw voor mij uit met een kinderwagen. Af en toe stond ze stil om te kijken of het kindje wel goed was toegedekt. Niets bijzonders. De hele wereld is vol vrouwen die het zelfde doen. En toch was ik diep ontroerd. Ik ben drie Straten ver achter haar blijven lopen. Als ze niet bang geworden was en omgekeken had of ik haar kwaad wilde doen was ik nog veel verder meegegaan. Ik heb er de hele avond aan moeten denken. Ik ben tot de overtuiging gekomen dat ik het onmogelijk kan doen.
Krantenman:
Wat kan doen?
Geldmaker:
Die prijs Verlagen. Het zijn de vrouwen die mijn smeer kopen. Vrouwen denken niet wetenschappelijk. En wat is trouwens een dubbeltje. Ze geven hun gezin graag het beste en als ze meer moeten betalen dan maakt ze dat rustig. Dan weten ze zeker dat ze kopen met verstand. Ik verhoog dus de prijs van mijn smeer met tien cent. Ik moet dat wel doen. Ik heb meegevoeld alsof ik zelf een vrouw was. Ziet u die Spiegel? (krantenman kijkt naar de Spiegel)
Soms als ik hier alleen ben sta ik voor die spiegel. Vroeger kon ik mijn eigen gezicht nooit verdragen. Tegenwoordig kijk ik naar mezelf alsof ik een vreemde ben. En dan merk ik dat ik zachte trekken heb en vriendelijke ogen.
Krantenman:
Nou ja met het gaan der jaren wordt een mens natuurlijk milder en zeker als je veel hebt meegemaakt. | ||||||||
[pagina 14]
| ||||||||
Geldmaker:
Zie je nu wel dat onze gevoelens niet zover uiteenlopen. Voor u komt geld verdienen toch ook niet op de eerste plaats?
Krantenman:
Dat zou niet kunnen. Daarvoor is mijn relatie tot de mensen te voornaam. Mijn beroep is een gevaarlijk beroep. Met ons werk vormen wij het denken van de massa. Wij dwingen ze bepaalde handelingen af. Het is niet voldoende om te zeggen koop die zeep. Om met succes te werken moeten wij een nieuwe mentaliteit kweken. Wij trachten het wezen van de mensen te veranderen. Dat is niet iets waarmee gespeeld kan worden. Er wordt vaak gesproken over de ethiek van ons vak en die is er gelukkig inderdaad. Als ik een advertentie maak dan weet ik dat die door miljoenen mensen wordt gezien. Als hij goed gemaakt is maakt hij meer los dan een hoofdartikel op de frontpagina. Maar dat is goed. Want een krant Staat altijd vol verdriet. Van een gewone moord tot een ramp waarbij duizenden het leven verloren hebben. Er is altijd kwade dreiging. Een advertentie kan veel goed doen in een krant. Ik heb het altijd over rozen strooien. En een medewerker die de reclame zou gebruiken om de mensen een gevoel van tekort te geven, ook al zou dat goed zijn voor de verkoop, die zou ik niet in mijn bedrijf handhaven. In diezelfde krant waar dood en dreiging uitspreekt laten wij ons licht stralen. Wij geven. Wij leren de mensen beter te denken en voeden ze op voor het geluk. Dat doen wij met een enkele foto, met een simpel woord. Het is niet mijn gewoonte om mij zo te laten gaan maar ik ben er blij om dat het gesprek op dit onderwerp gekomen is. Dit is zoals ik het werkelijk voel.
Geldmaker:
Daarom waardeer ik uw werk ook zo. Je moet veel hebben nagedacht om zulke dingen te begrijpen. Ik heb dat zelf. Voor mij is een pakje smeer ook meer dan iets dat op het brood gegeten wordt. Soms zou ik willen dat ik winkelier was en dat er een vrouw bij mij binnenstapte die mij haar zorgen vertelde. Ik zie mijn eigen gezicht en ik hoor mezelf zeggen: Doe het maar. Koop mijn smeer maar. Doe het maar. Je doet er goed aan. Ik voel mezelf warm worden als ik daaraan denk. Ik zou willen dat iedereen mij kon zien en dat ik tegen iedereen zou kunnen zeggen: Ik ben je vriend. Ik wil je gelukkig maken. Ik wil je zien lachen. Je doet er goed aan mij te vertrouwen. Ik voel mij vaak erg onbevredigd en machteloos. Toen ik pas begon vond ik het steeds een groot succes als ik mijn omzet weer had opgevoerd. Nu eet iedereen mijn smeer. Het gaat naar alle uithoeken van de wereld, maar ik ben niet tevreden. Integendeel ik ga me steeds machtelozer voelen. Soms in mijn droom vloeien de gezichten van veel mensen samen tot een verschrikkelijk gezicht dat vertrokken is van verdriet maar waarin geen mond is om te klagen. Een gezicht dat ik zou willen strelen om het te troosten. En ik weet dat ik werkelijk huil met tranen. En daarom wordt ik kwaad uit een gevoel van machteloosheid en ik begin dat gezicht te slaan. Ik spuug er op. Naarmate ik harder sla komt het gezicht dichter naar mij toe en wordt ik steeds radelozer. En toch wil ik dat het dichterbij komt en ik denk steeds dat ik een woord zal vinden dat de pijn en het verdriet van dat gezicht weg kan nemen. Ik heb het gevoel alsof ik met ieder pakje smeer dat verkocht wordt meer aan de mensen gebonden raak. Of ze mij steeds nader komen. Alsof ze mij steeds meer kwaad gaan doen. | ||||||||
[pagina 15]
| ||||||||
Krantenman:
Wat een waardevolle gedachten. Wat zou dit een prachtige tekst zijn voor een advertentie.
Geldmaker:
Ik zou de prijs van mijn smeer ook op twintig cent kunnen brengen.
Krantenman:
Op twintig cent. Waar praat u over.
Geldmaker:
Dan zou er nog winst gemaakt worden.
Krantenman:
(kennelijk verlegen met de zaak)
Ja verliezen wij nu niet teveel de grote lijn uit het oog. We zijn hier tenslotte.
Geldmaker:
(plotseling in een uitbarsting van onbeheerste razernij)
Ja wat zit u mij daar nou aan te kijken. En wat betekent dat lachje. Ik verdraag van niemand in de maling genomen te worden. (Hierna vindt hij zijn zelfbeheersing terug en gaat aan zijn bureau zitten.)
Geldmaker:
(weer op de oude toon alsof het allemaal een grapje is)
Ik voel mij vandaag buitengewoon fit.
Krantenman:
Dat kan met de dag verschillen.
Geldmaker:
En heb ik geen aantrekkelijk gezicht?
Krantenman:
Een aantrekkelijk gezicht. Wat bedoelt u daar ineens mee?
Geldmaker:
Ik wil dat u een foto van mij maakt.
Krantenman:
Een foto van U?
Geldmaker:
Jazeker. Een foto. U heeft daar toch de spulten voor.
Krantenman:
Ze zijn in de wagen. We hoeven ze maar op te halen.
Geldmaker:
Dan werken wij die gedachten uit. Doe het maar. Koop het maar.
Krantenman:
Dat zou aantrekkelijker zijn.
Geldmaker:
Met mijn foto erbij.
Krantenman:
Met uw foto erbij. Maar dat gaat niet. Dat kan ik niet aanbevelen.
Geldmaker:
(loopt naar de spiegel en bekijkt zichzelf)
Ik heb niets aan mijn gezicht. Niets waar ik mij voor hoef te schamen. Ik heb schone handen. Ik ben een zindelijk mens. De mensen kunnen mij zien zoals ik ben. Een vader voor anderen. Ik ben goed en ik wil alleen geven. Ik steek mijn handen uit en ik raak er de ziel van de mens. Ik genees. (opeens weer driftig)
Ja wat zeuren we nou. Ben ik klant of niet. Als ik wil dat er een foto van mij gemaakt wordt dan wordt er een foto van mij gemaakt.
Krantenman:
Nou ja...
Geldmaker:
Wat nou ja?
Krantenman:
Zoiets wordt niet vaak gedaan. Een fabrikant die zijn eigen gezicht adverteert. En zeker niet voor dit soort producten. Het ligt een beetje buiten de sfeer.
Geldmaker:
(dreigend)
En?
Krantenman:
(tegen copywriter)
Zeg jongeman!
Copywriter:
Ja mijnheer krantenman?
Krantenman:
Ik geloof dat jij zit te slapen. We bespreken hier belangrijke dingen en we hebben moeilijke Problemen opgelost. De hele zaak ligt al in grote trekken vast en jij bent eenvoudig nergens.
Copywriter:
(dom)
Nergens. Wat bedoelt U.
Krantenman:
Jij hebt zitten dromen. Jij hebt misschien wel aan gedichten gedacht. Maar vertel mij nu eens. Waar hadden we het over?
Copywriter:
Het ging over de reclame geloof ik.
Krantenman:
Merkt u nu hoe moeilijk het is als je een bedrijf van kunstenaars moet leiden. Je hebt altijd met de geest te kampen. En die is bijna altijd onwillig. Die laat zich niet dwingen in het dagelijks gevoel. Dat is natuurlijk heel mooi maar daar gaat geen daadkracht vanuit. Ja jongeman ik heb het over jou. Mijnheer geldmaker wil dat er een foto van hem | ||||||||
[pagina 16]
| ||||||||
gemaakt wordt. Jij had al weg moeten zijn om de spullen te halen. Maar je hebt niet geluisterd.
Geldmaker:
Het is werkelijk waar. Ik geloof dat een foto van mij het zou doen. Daar zou het misschien mee lukken. De tekst moet heel bijzonder zijn. Niet lang. Misschien maar twee woorden. Het wordt precies zoals ik het mij heb voorgesteld. Ik ben er nu vlak bij.
Krantenman:
(tegen copywriter)
En jij bent nog altijd niet weg. (copywriter staat nu op uit zijn stoel een beetje verlegen)
Hier is het sleuteltje. Wees jij nou een aardige jongen en haar die spullen vlug.
(Copywriter af.)
Geldmaker:
Ik hoop dat ik u niet teveel aan het schrikken heb gemaakt.
Krantenman:
Ach iedereen zit vol spanningen vandaag de dag.
Geldmaker:
Maar misschien denkt u wel dat ik een grapjas ben en dat ik mij maar aanstel.
Krantenman:
Een grapjas. Welnee. Waarom nou een grapjas. U heeft soms een bizar gevoel voor humor. Maar daar houd ik wel van. Vooral omdat de menselijkheid steeds op de achtergrond staat.
Geldmaker:
Ik houd zo van de mensen. Die jongen daar bijvoorbeeld. U doet hem onrecht. U bent te streng voor hem.
Krantenman:
Dat ben ik als een vader. Die jongen heeft een groot talent, maar hij heeft een harde hand nodig.
Geldmaker:
Dat gedicht dat hij toen heeft voorgedragen dat staat mij nog steeds bij. Hij voelt de dingen erg zuiver aan. Verdient hij nou een hoog salaris?
Krantenman:
Een hoog salaris. Waarom.
Geldmaker:
Omdat hij zoveel talent heeft.
Krantenman:
Welnee die jongen verdient driehonderd gulden in de maand. Daar is het helemaal mee bekeken.
Geldmaker:
Zo.
Krantenman:
De besten zijn het goedkoopste. De kunst is om ze te vinden. Ik heb die jongen van de straat gehaald. Uit de goot heb ik hem opgeraapt.. Ik heb hem meegenomen naar een restaurant. Hij heeft gegeten als een wilde. Dat bepaalt zijn positie. En dan nog. Wat is talent? Er is teveel talent in onze tijd. Meer dan er nodig is.
Geldmaker:
Ja teveel talent is zeker niet goed.
Krantenman:
In het begin dacht hij dat hij Sartre was. Maar dat heb ik er gauw uitgehaald. Dat kun je toch niet hebben met een zaak.
Geldmaker:
(loopt in de richting van krantenman)
Nu eens wat anders. Hou jij van een grapje? Een leuk grapje?
Krantenman:
Een leuk grapje? Hoezo?
Geldmaker:
Het is toch niet erg als ik jij zeg hè? We kennen elkaar alweer zo lang. (komt nu zó dicht bij krantenman dat deze een stapje achteruit doet)
Geldmaker:
Nee blijf nou even staan. Dat is juist de aardigheid. (hij legt zijn handen op de keel van krantenman)
Wat doe ik nu?
Krantenman:
Ja erg leuk wat u doet!
Geldmaker:
Ik heb mijn handen op jouw keel!
Krantenman:
Ja leuk. Heel leuk grapje.
Geldmaker:
Je zou kunnen zeggen dat ik je bij de strot heb.
Krantenman:
Ja dat is waar. Heel leuk. Dat is waar. Bij de strot.
Geldmaker:
(laat hem los)
En nu heb ik je weer losgelaten.
Krantenman:
Ja leuk, héél, héél erg leuk.
Geldmaker:
En toch heb ik jou nog bij de strot. Gek is dat hè! En als jij vannacht | ||||||||
[pagina 17]
| ||||||||
naast je vrouw van je rode sportauto ligt te dromen dan zijn mijn vingers nog altijd op jouw keel.
Krantenman:
Heel leuk. U zit vol van die gekke invallen. Je zal zien dat die foto...
Geldmaker:
Ik praat niet over foto's. Wij doen zaken op het ogenblik.
Krantenman:
Ja natuurlijk doen wij zaken.
Geldmaker:
(heel bespiegelend)
Ja, ja. Mijn vingers op jouw keel vannacht. En knijpen natuurlijk. Je zult denken dat je stikt. Dat zou je toch niet graag willen nietwaar. Stikken!
Krantenman:
Nee natuurlijk niet. Het moet een grapje blijven.
Geldmaker:
Maar het is geen grapje. Wij doen zaken. Als ik nou eens naar een ander reclamebureau ging? Zou dat een grote strop zijn voor je?
Krantenman:
Nou ja natuurlijk. Dat zou niet zo leuk zijn.
Geldmaker:
Weet je wat er gebeurt als ik naar een ander reclamebureau ga? Dan ga jij kapot. Een heel klein wereldje, dat wereldje van jou. Als jij mij verliest dan gaat dat als een lopend vuurtje. Dan verlies je meer klanten. Je relaties zullen onrustig worden. Ze zullen denken dat je niet meer goed bent omdat je de grootste klant van het land verspeeld hebt. En ik zou rondbazuinen dat mijn reclame de laatste tijd slechte resultaten heeft opgeleverd. Als ik bij jou wegga dan ga jij kapot.
Krantenman:
Gelukkig dat de verstandhouding...
Geldmaker:
Wat verdien jij per jaar aan mij?
Krantenman:
Wat ik verdien? Hoezo?
Geldmaker:
Ja jij verdient veel geld aan mij. En nu wil ik weten hoeveel. Wat jij er schoon aan overhoudt.
Krantenman:
Ja hoe weet ik dat zo?
Geldmaker:
Dat weet jij precies. Iedere keer als je hier naar toe onderweg bent dan zit jij in je auto te rekenen. Dan let je bijna niet op het andere verkeer. Dan is je maag een beetje van streek. Dan ben jij nerveus. Dan denk je, hoe lang nog en dan reken je opnieuw uit hoeveel je wel aan mij verdient.
Krantenman:
Ja maar wat heeft dat er nou mee te maken.
Geldmaker:
Hoeveel?
Krantenman:
Schoon is het vijf ton per jaar.
Geldmaker:
Vijf ton per jaar. Laten wij nu eens zeggen dat je mij per jaar zeven ton gaat betalen. Om mij te vriend te houden. Omdat de verstandhouding zo goed is. Omdat ik zo'n goede relatie van je ben.
Krantenman:
Waar blijft die jongen nou toch met die fotospullen. Die had allang hier moeten zijn. We staan hier uw kostbare tijd maar te verpraten.
Geldmaker:
Die tijd gaat goed geld opleveren. Ik zal wat harder knijpen. Ik zal het je nu zeggen. Jij zorgt dat ik morgen een chèque heb van zeven ton. En zonder mankeren anders laat ik je vallen. Dat kan jouw zaak niet hebben.
Krantenman:
(wat flinker)
Het grapje heeft nu lang genoeg geduurd. Er zijn grenzen.
Geldmaker:
Dan zijn we dus uitgepraat?
Krantenman:
Ik mag het niet eens. Het is mij verboden te betalen.
Geldmaker:
Verboden. Hoezo. En door wie?
Krantenman:
Mijn ethiek. De regelen van het advertentiewezen. De bond van adverteerders.
Geldmaker:
Jouw ethiek. Man hoe durf je er over te praten. De bond van adverteerders. Doe mij een plezier zeg. Een put die de mestman overslaat omdat hij vies is van de stank. Maak jij je om die club van jou maar geen zorgen. Dat komt best voor elkaar. Jij betaalt. We zijn toch altijd goede | ||||||||
[pagina 18]
| ||||||||
vrienden geweest en zulke vlotte zakenmensen. En gaan we nou kapot voor zeven ton?
Krantenman:
(zwak)
Ja maar ik mag het werkelijk niet doen. (Er is geluid op de gang.)
Geldmaker:
Ik geloof dat ik die talentvolle jongeman van je hoor. Als hij hier binnenkomt en ik heb geen antwoord dan gaan jullie samen weg. Direct. Dan ga je de straat op. Dan ga je daar maar fotograafje spelen. (De deur gaat open en copywriter komt binnen.)
Geldmaker:
En? Dus? Nog twee tellen.
Krantenman:
Het is in orde. (hij laat zich uitgeput in zijn stoel vallen.)
Geldmaker:
Ha daar zijn de spulletjes van de vakman. Die moeten we neerzetten op een mooi plaatsje. (neemt een en ander van copywriter over)
Wat denk je. Zal ik het hier neerzetten.
Krantenman:
(dof)
Ja doe maar. Dat is wel goed.
Geldmaker:
(tegen copywriter)
Mijnheer krantenman is geloof ik een beetje moe. Maar we hebben ook veel werk verzet vandaag en dat grijpt soms aan.
Krantenman:
(staat weer op uit zijn stoel)
We zullen die foto maken. Hoe zullen we dat inkleden.
Geldmaker:
Het komt er erg op aan. En vergeet u vooral het uitgangspunt niet. Ik ben uw vriend. Ik doe goed. Vertrouw mij maar.
Krantenman:
Er moet wat van uit gaan.
Geldmaker:
Is het licht hier goed?
Krantenman:
Ja het licht is uitstekend. U kunt misschien daar bij uw bureau gaan staan. Met uw hand op de telefoon. Dat steunt de gedachte. U bent voor iedereen bereikbaar. U staat voor iedereen klaar.
Geldmaker:
(stelt zich op)
Gaat die houding zo. Is mijn hemd niet te flets. Een ander pak misschien.
Krantenman:
(haastig)
Nee dat is wel in orde. Blijft u zo maar staan. (kijkt in het kastje)
Niet meer bewegen.
Geldmaker:
(laat zijn houding varen)
Mij bevalt het niet. Die telefoon dat is het niet helemaal.
Copywriter:
Misschien...
Krantenman:
(driftig)
Ja maak jij nou geen problemen jongeman. We maken nu vlug die foto en we gaan gelijk weg. Mijnheer geldmaker heeft geen tijd meer. (Geldmaker doet een stap in de richting van copywriter.)
Geldmaker:
Toen jij voor het eerst een gedicht schreef hoe oud was jij toen.
Copywriter:
Hoe oud? Ja. Mijn eerste gedicht. U bedoelt het eerste gedicht waaraan ik ontdekte dat ik werkelijk een dichter was? (Krantenman gaat opnieuw zeer zwaar in zijn stoel zitten.)
Geldmaker:
Dat antwoord vind ik buitengewoon. Het bewijst dat je inderdaad van de dingen doordrongen bent geweest. Want wat jij je eerste gedicht noemt dat was meer dan alleen maar woorden die een gelukkige samenhang hadden. Ik heb nagedacht over jou.
Copywriter:
O ja.
Geldmaker:
Ja. En ik ben blij met dat antwoord. Dat eerste gedicht waar jij het over hebt dat was een werkelijke openbaring. Het was als het ware een nieuwe formule die je vond voor je eigen existentie. Het veranderde de kleur van je omgeving en maakte de dingen die je tot dan toe als normaal aanvaard had tot objecten van nieuw onderzoek. Banaal gezegd kreeg je er nieuwe ogen bij, die nieuw zagen en die ontdekten dat betekenissen anders waren. | ||||||||
[pagina 19]
| ||||||||
Copywriter:
(een beetje dweperig)
Ik zou het zelf natuurlijk nooit zo zeggen. Vooral niet omdat dit proces niet in woorden bevattelijk gemaakt kan worden. Dat is ook de kracht van het experiment. Wij spreken niet. Wij stamelen. Maar dat nieuwe zien is toch waar. Het zijn de ogen van een nieuwe generatie die niet uit een oude geboren is. Wat de mensen tot nu toe op de wereld gemaakt hebben is schijn en bedrog. Van de beschaving in al zijn vormen en door alle tijden heen blijft er niets over omdat het streven van de mensen er tot nu toe altijd op gericht geweest is te vergeten en te ontkennen wat leven is. Een doelbewust sluiten van de ogen tot de dood er op volgt. Wij zijn opnieuw de eerste mensen die de wereld bewonen. Voor ons bestaat er geen taal en zijn er geen normen. Onze oude ogen zijn dicht en met onze nieuwe ogen zien we wel maar zonder tot begrijpen in staat te zijn. Daarom zijn wij ook zo wereldvreemd. (hij lacht een beetje verlegen)
Daarom valt het ons zo moeilijk ons zelf te rechtvaardigen. Onze nieuwe ogen, als ik uw voorbeeld mag aanhouden, dat maakt het gemakkelijk, onderscheiden geen wegen en kunnen geen wegwijzers lezen. Er zijn wel resten van een oude beschaving. Er zijn huizen en bruggen. Er is kleding. Er zijn auto's en straten en treinen, maar dat zijn alleen obstakels die onze ogen nog beletten te zien wat er werkelijk is. Dat is een kale en onherbergzame aarde waarop wij zijn neergezet zonder enig vermogen te begrijpen. Er is geen vuur, er is geen verlichting en er is bovenal als allerverschrikkelijkste de stem, het geluid, de aanwezigheid van andere mensen die ons banger maakt dan de aanwezigheid van verscheurende dieren. Het bangmakende vijandige geluid van mensen in de oertijd. Wij kennen elkaars bedoelingen niet en het enige dat ons mogelijk kan helpen is het aanvoelen van de angst waarvan ook die ander een prooi is. Wij horen
het angstgeroep van de anderen en wij schreeuwen terug, om ook onze angst die wij gemeen hebben te doen kennen.
Geldmaker:
(klapt in zijn handen)
Ik vind dit allemaal buitengewoon groot gedacht. En je was dus achttien jaar toen je ontdekte dat de wereld zo onherbergzaam was en dat een werkelijke beschaving nog geen aanvang had genomen. Waar was je toen? Was je thuis?
Copywriter:
Ik geloof het wel. Ik herinner mij...
Geldmaker:
Natuurlijk was je thuis. Of in ieder geval dicht in de buurt. En je moeder had thee op het lichtje staan. Ze maakte zich ongerust omdat je zo vreemd deed.
Copywriter:
(verbaasd)
Ja zo was het werkelijk. Ze was heel ongerust en zelf onderging ik het als iets verschrikkelijks omdat het zo onherstelbaar was.
Geldmaker:
En je was nog op school.
Copywriter:
(steeds verbaasder)
Ja ik was nog op school.
Geldmaker:
Je ging naar het arbeidsbureau en je vroeg om een schip. Ja zo was het natuurlijk niet. Dit is bij wijze van spreken. We moeten de zaak nu uitgraven en met enkel stamelen komen wij er niet. Je vroeg dus om een schip en tenslotte, na veel zeuren en dreigementen thuis, kreeg je toestemming en papieren. Je ouders vonden het verschrikkelijk. En je oude ogen die het zagen deden pijn van het verdriet dat zij hadden. Zij konden niet begrijpen dat je een begin wilde maken met een manier van leven die in zijn even grote lelijkheid en alledaagsheid, je toch zou helpen om dichter bij die kale aarde en dus bij werkelijk leven te komen. Je gaf je moeder een zoen en je vader een hand en dat was de laatste | ||||||||
[pagina 20]
| ||||||||
concessie die je aan de oude schijnwereld deed. Maar tenslotte ging je toch niet varen, want toen je bij het schip kwam bleek het een erge oude boot te zijn. En je kreeg een kooi die je met vier anderen moest delen. Dat waren schreeuwerige jongens, nog platter dan je vrienden op school. Nog meer gesteld op lekker eten en nog onsmakelijker als zij hun levensbeschouwingen en hun ideeën over de voortplanting ten beste gaven. Bovendien had je gehoord dat er ratten in het ruim waren en dat zijn vieze beesten waar je ook nu nog een afschuw van hebt. De kapitein liep je nog schreeuwend en vloekend achterna. Maar jij had gelukkig ruime voorsprong en net voor de pijp begon te fluiten stond jij weer op de kade. Of is het soms niet zo?
Copywriter:
Bij wijze van spreken wel ja. Maar het was geen schip.
Geldmaker:
Zo. En wat was het dan wel?
Copywriter:
De mijnen. Maar ik durfde niet.
Geldmaker:
Maar je bent er geweest?
Copywriter:
Niet in de mijn zelf. In het barakkenkamp voor mijn eerste werkdag. Ik ben de volgende morgen weggegaan.
Geldmaker:
Je hebt groot gelijk dat je je niet schaamt. Je zag in dat zelfs een dergelijke manier van leven een zinloos compromis was.
Copywriter:
Inderdaad.
Geldmaker:
Gelukkig had je wat geld. Je ging terug naar Amsterdam. Je ging logeren in een hotel en overdag schreef je verzen in een café waar meer jongelui met oerangst kwamen. Tenslotte ging je ook maar weer naar huis terug. Maar je ging niet meer naar school.
Copywriter:
Ja zo was het allemaal wel.
Geldmaker:
Maar zo kon het natuurlijk niet doorgaan. Je moeder kon huilen wat ze wilde maar je vader nam het niet. Je moest dus weg uit huis en je ging moeilijke tijden tegemoet. Je had vaak honger en je kleren hingen als vodden aan je lijf.
Copywriter:
Een periode waar zoveel mensen doorheen moeten.
Geldmaker:
Ik zeg er ook niets van. Maar weet je wat zo onprettig was? Je gedichten hadden niet veel bijval. Je kreeg nooit wat geplaatst. En toen is de reclame gekomen.
Copywriter:
Achteraf...
Geldmaker:
Achteraf ben je blij dat het zo gegaan is. Je deed het eerst alleen maar voor een paar maanden. Je moest tenslotte eten hoe kaal en onherbergzaam de wereld ook was. En gaandeweg heb je ontdekt dat reclame veel meer is dan het in wezen lijkt.
Copywriter:
Gek genoeg, maar het is werkelijk zo. Er is geen beter communicatiemiddel tussen mensen. In schijn wordt er koffie verkocht of zeep maar in wezen zijn advertenties kreten van de ene mens in angst naar de andere.
Geldmaker:
En wat zo mooi is. Sinds je in de reclame bent schrijf je ook betere gedichten. Je hebt de weg vrij gemaakt voor de oermens in je. Dankzij de reclame kreeg jouw stem bij het stamelen en schreeuwen, plotseling een volume dat sterk genoeg was om het gebrul van veel andere experimentele dichters te overstemmen.
Copywriter:
Het is vreemd, maar als ik een goede reclametekst geschreven heb dan schrijf ik er meestal een goed gedicht achteraan. Je zou kunnen zeggen dat het een de bron is van het andere.
Geldmaker:
Afgezien daarvan. Als ik een goede reclametekst lees dan doet mij dat | ||||||||
[pagina 21]
| ||||||||
meer dan een gedicht. Juist de copywriter in de dichter wijst de mensheid de weg naar de grond, de aanvang van de cultuur. Maar dan op een manier die voor de mensen aanvaardbaar is. Wat jou grijpt in de reclame is dat ook de reclame de wereld zoals die is niet aanvaardt en het denken zoals dat gedaan wordt verwerpt. Mijnheer krantenman heeft het gezegd. Om een stukje zeep te verkopen moet je de mensen dwingen een nieuwe levenswijze te aanvaarden. Reclame leert de mensen ontevreden te zijn met wat zij hebben en breekt iedere waarde af. Reclame maakt hogere wolken en wijdere luchten. Zij maakt de wereld lichter en beter bewoonbaar. En bovendien heeft de reclame het voordeel dat ook zij de mens opnieuw wil laten beginnen en de dingen ontdekken. Maar ze zorgt er voor dat de mens dat tenminste niet hoeft te doen op een kale aarde waar warmte en comfort ontbreken. De reclame breekt niet alleen af. Zij voorziet ook. Door nu reclameteksten te schrijven geef jij de mensen als het ware een synthese van het beste uit jouw twee paar ogen. Een nog stamelende pas begonnen nieuwe cultuur en een welvaart die zijn weerga niet heeft. In feite ben jij een weldoener der mensheid.
Copywriter:
Nou ja...
Geldmaker:
Het is werkelijk zo. Weet je dat je mij op een idee gebracht hebt.
Copywriter:
Wat voor idee?
Geldmaker:
Dat er van jou een grote foto in de krant zou moeten komen. Deze jongen is de weldoener der mensheid.
Krantenman:
Ja we hebben nou erg leuk gebabbeld. En we hebben diepe problemen aangeroerd. Maar daar kan de schoorsteen niet van roken. Heel leerzaam hoor voor een jongeman om eens te horen wat rijpere mensen er van denken. Maar laten we nu die foto maken. Mijnheer geldmaker heeft geen tijd meer.
Geldmaker:
Maar ik heb het juist over die foto. Ik praat nergens anders over.
Krantenman:
(verbaasd)
Maar u bent toch niet werkelijk van plan om dat te gaan doen?
Copywriter:
(opgetogen)
Ik zou er geen enkel bezwaar tegen hebben.
Geldmaker:
Ja een foto van jou als weldoener der mensheid. Dat zou een prachtige impuls zijn. Maar ik geloof dat we een stap verder moeten gaan. Het is niet functioneel genoeg. De mensen willen altijd het waarom van de dingen weten. Met jouw foto zouden we de dingen erbij moeten vertellen die we zo juist onder ogen hebben gezien. En dat is wat omslachtig. Dat gaat niet met stamelen en een paar kreten. Maar die weldoener mogen we ze toch niet onthouden. De mensheid heeft een weldoener nodig. Een man die ze kunnen zien en waarin ze kunnen geloven. Waarom zou ik ze niet helpen die man beter te leren kennen. Met mijn smeer is het eenvoudig. En mijn gezicht leent er zich voor. Het is bijna de waarheid. We zullen het volhouden net zolang tot niemand meer twijfelt. Smeer is een van de allermooiste woorden. Kinderen stamelen het in de winkel en moeders schreeuwen het uit het raam tegen de melkboer. Het is in een woord de samenvatting van de nieuwe cultuur. Van nu af aan noem ik mijzelf de weldoener des vaderlands en mijn gezicht zal door iedereen aanvaard worden. Of ze het prettig vinden of niet.
Krantenman:
(buiten zichzelf)
Maar dat is belachelijk. Daar kan ik niet aan meewerken. Dat is misbruik maken van het medium. Dat is een aanslag.
Geldmaker:
Ik verkoop smeer genoeg. Maar ik voel mij niet bevredigd. En als ik er zoveel geld voor moet betalen om te adverteren waarom zou ik dan niet | ||||||||
[pagina 22]
| ||||||||
doen wat ik zelf prettig vind.
Krantenman:
Laten we in ieder geval die foto maar maken. Dan is dat gebeurd en dan kunnen we altijd nog verder zien. (Geldmaker stelt zich op voor het maken van de foto en krantenman gaat achter het kastje staan.)
Geldmaker:
En waarom zou dit niet de weg zijn. Dat gezicht zal nog dichterbij komen. Maar misschien krijgt het nu een lachende mond. Ik wil dat gezicht veranderen. En anders zal ik het slaan net zo lang tot het er niet meer is.
Krantenman:
Een heel klein beetje naar rechts. Ja zo! (hij knipt de foto. Geldmaker loopt naar copywriter.)
Geldmaker:
Zeg wat is er met jouw aan de hand. Heb jij het laatste uur in de spiegel gekeken?
Copywriter:
Waarom? Hoezo?
Geldmaker:
Kom eens een beetje in het licht dat ik je beter kan zien. Ja kom nu even. Je zit daar teveel in het donker. Misschien vergis ik mij wel.
Copywriter:
Wat is er dan?
Geldmaker:
Die lijntjes die hier van je onderlip aflopen. Zijn die er al lang?
Copywriter:
Wat voor lijntjes toch.
Geldmaker:
Misschien zijn ze er net ingekomen omdat je niet op de foto mocht. Weet je wat dat is? Dat is verbittering en bij iedere nieuwe teleurstelling worden ze dieper als je niet oppast. Ben je al zo teleurgesteld?
Copywriter:
Dat is iedereen wel eens.
Geldmaker:
Bij jou zit het dieper. Jij wilde sterker zijn dan de anderen. En onafhankelijk. Maar je hebt het hoofd moeten buigen omdat je zo'n honger had. En daarom ben je nu al verbitterd. Kijk toch eens naar mijnheer krantenman. Die heeft ook veel teleurstellingen gehad. Hij heeft ook niets van het leven gekregen. Maar hij kan lachen als hij er zin in heeft want veel oefening heeft hem een slappe mond gegeven. Hij kan altijd lachen. Het geeft niet wat er met hem gebeurt. En jij wilt immers graag veel bereiken nu je die draai genomen hebt?
Copywriter:
Ik ben als iedereen. Ik ben geen achttien jaar meer. Het is waar. Ik wil wat worden in de wereld.
Geldmaker:
Dan moet je van die lijntjes af. Je moet van nu af je gevoelens het recht ontnemen er te zijn. Als je het niet doet is je gezicht binnen een paar jaar verzuurd. Dan zie je er onaangenaam uit. Dan heeft niemand graag met jou te maken. Dat wil je toch immers niet?
Copywriter:
Dat zou niet prettig zijn.
Geldmaker:
Als niemand met je te maken wil hebben dan kun je niet opklimmen, al ben je nog zo goed. En je moet opklimmen anders is het leven onmogelijk want jij hebt het nodig anderen te trappen. Natuurlijk. Iedereen heeft dat nodig. Maar sommigen zijn tevreden met hun mond, met hun kinderen of hun vrouw. Jij hebt veel meer nodig. Jij moet worden als mijnheer krantenman. Of nog sterker als het kan. En dat kan, want je hebt capaciteiten genoeg. En dan mag je trappen zoveel je maar wilt. Maar die zure mond moet weg.
Krantenman:
Ja nu is het echt wel genoeg. We zijn hier niet om beledigd te worden.
Geldmaker:
U vergeet toch niet dat ik morgen iets van u moet ontvangen. Omdat we zulke goede vrienden zijn.
Krantenman:
(tegen copywriter)
Ja wat sta jij daar nou te hangen jongeman. We hebben een campagne besproken die een van de mooiste uit mijn loopbaan gaat worden en je had de teksten al klaar moeten hebben. | ||||||||
[pagina 23]
| ||||||||
Geldmaker:
Laat hem toch even. Hij hoort zo graag wat ik hem zeg en hij is van plan er zijn voordeel mee te doen.
Copywriter:
Het is allemaal heel aannemelijk. Alleen geloof ik niet dat ik zo trapperig ben.
Geldmaker:
De weldoener des vaderlands. Is dat nu wel voldoende?
Krantenman:
Hoezo voldoende. Het lijkt mij dat het niet sterker moet.
Geldmaker:
Nee maar we moeten die gedachte duidelijk maken. De mensen moeten niet alleen weten wat er wel gedaan wordt maar ze moeten ook kunnen zien hoe prettig het is.
Krantenman:
Dat lijkt me anders duidelijk genoeg.
Geldmaker:
Als het om belangrijke dingen gaat dan bestaat er geen haast. U bent net als een paard dat voor het eerst de zweep gevoeld heeft.
Copywriter:
We zouden dus een tegenhanger moeten maken. Met een kantoorbediende bijvoorbeeld.
Geldmaker:
Kijk. Nu ben je bezig een grote gedachte te ontwikkelen. Zie je nu wel dat je eerzuchtig bent. Jij wilt dat wij vandaag iets aannemen dat uit jouw mond gekomen is.
Copywriter:
Een foto van een gewone man die zijn dagelijkse brood verdient. En dat is dan de man die welgedaan wordt. Hij heeft een pakje smeer in zijn hand en er staat bij: voor hem van de weldoener des vaderlands.
Geldmaker:
(schreeuwend)
Boekhouder kom eens hier. Kom eens heel vlug. (tegen copywriter)
Zie je. Nu zijn die zure lijntjes bij jouw mond al bijna weg. Je deelt nu mee in de macht die ik heb over een ander en dat vind jij prettig.
(opnieuw schreeuwend)
Boekhouder als je nu niet komt dan schop ik je de straat op. Dan kun je stenen vreten.
(En de boekhouder rolt als het ware het toneel op.)
Boekhouder:
Heeft u mij geroepen mijnheer?
Geldmaker:
(wijst met zijn vinger naar een geschikte plaats)
Ga daar maar even heel stil staan. Er wordt een plaatje van je gemaakt.
Boekhouder:
Een plaatje. Het is toch wat. Waarvoor een plaatje? Wat voor een plaatje?
Geldmaker:
Praten is niet nodig. Dat hoeft niet op een foto.
Krantenman:
Het duurt maar even mijnheer. Kijk! U neemt dit pakje en u houdt het zo vast of u het net van iemand heeft gekregen. Helemaal niet moeilijk. Maar een beetje blij kijken. Een beetje dankbaar.
Boekhouder:
Nou ja. Dat spreekt vanzelf. Het is toch wat. Dankbaar.
Geldmaker:
Sta er toch niet zo krom bij man. Je staat gewoon rechtop en je kijkt blij. Dat is toch zoveel gevraagd niet. (De boekhouder probeert te lachen.)
Geldmaker:
Nee. Zo komen we er niet. Ik ben weer te goed voor je geweest de laatste tijd. Jij denkt dat je kostje gekocht is met die nieuwe fabriek.
Boekhouder:
O nee mijnheer. Dat denk ik helemaal niet.
Krantenman:
We zullen het even anders aan moeten pakken. Het is net als met kinderen. Erg dankbaar foto's maken. Maar het vraagt een beetje geduld. We moeten hem in de sfeer brengen. Het is tenslotte geen beroepsmodel.
Geldmaker:
Maar een dankbare glimlach is toch ook weer niet zoveel gevraagd.
Krantenman:
We brengen hem in de sfeer van die dankbaarheid. Hij is immers al jaren aan het bedrijf verbonden.
Geldmaker:
Veel te lang als ik dat gezicht zo zie.
Krantenman:
Laten wij eens praten over de plezierige dingen die hij hier heeft beleefd. Spelen met herinneringen.
Geldmaker:
Je hoort wat mijnheer zegt. Je gaat nu met herinneringen spelen. Daar | ||||||||
[pagina 24]
| ||||||||
word je niet voor betaald, maar ik wil voor deze keer een uitzondering maken. Je hebt het hier dus heel prettig gehad in de loop van de jaren.
Boekhouder:
God beware mij. Prettig gehad. Nou ja natuurlijk heb ik het prettig gehad.
Krantenman:
Vertel dan iets.
Boekhouder:
Maar ik weet niks.
Geldmaker:
Je wilt toch niet zeggen dat er nooit iets prettigs was. Denk eens na.
Boekhouder:
Nu heb ik nagedacht. Maar ik weet het werkelijk niet.
Geldmaker:
Weet je wat jij moest doen. Je moest op je knieën gaan liggen om in de sfeer van de dankbaarheid te komen.
Boekhouder:
Op mijn knieën. Het is toch wat. Waarom nou op mijn knieën.
Geldmaker:
Zeg man hoor eens. We hebben meer te doen vandaag. Jij kunt geen misbruik maken van een ander zijn tijd. Doe nou rustig wat er gevraagd wordt. Het is toch maar spel. Het is toch maar een plaatje.
Boekhouder:
Nou ja. Dat wel.
Krantenman:
Zie je wel. Het lijkt even onplezierig maar als je eenmaal bezig bent krijg je er zelf schik in. (Hij legt zijn hand op de schouder van de boekhouder en deze zakt langzaam door de knieën.)
Geldmaker:
Wat dieper man. Wat meer gebogen. Wat heb je toch vandaag? Jij denkt geloof ik dat die fabriek van jou is. Je hebt maar gewoon te doen wat ik zeg hoor. Gewoon een foto voor een plaatje. Een ander is blij als hij het bedrijf een dienst kan bewijzen.
Krantenman:
Leuke herinneringen ophalen.
Geldmaker:
Denk er nu eens aan hoe ik je van de gestegen welvaart heb laten profiteren.
Boekhouder:
Nou ja dat is natuurlijk heel prettig.
Krantenman:
Zie je wel. Als je maar zoekt.
Geldmaker:
Want je bent goed vooruitgegaan bij mij.
Boekhouder:
Ja dat wel.
Krantenman:
Wat was het beginsalaris?
Boekhouder:
Nou ja. Dat was 25 gulden in de week. Dat was toen niet meer.
Geldmaker:
En? Vlug een beetje!
Boekhouder:
Nou ja. Maar ik heb het moeten vragen. Alles werd zo duur. Mijn vrouw zei dat er opslag moest komen.
Geldmaker:
En hoeveel gaf ik je er in een keer bij?
Boekhouder:
Nou ja. Dat was ineens 5 gulden. Maar mijn vrouw zei... Want alles werd zo duur... Ze vond het nog zoveel niet.
Geldmaker:
Maar daar is het niet bij gebleven. Iedere keer als de welvaart toenam dan kreeg jij een beurt.
Boekhouder:
Natuurlijk. Maar de prijzen bleven oplopen. En wat heb je er dan aan.
Geldmaker:
Jij blijft maar vasthouden aan die eerste vijf gulden, maar ik ben veel verder gegaan.
Boekhouder:
Nou ja alles werd zo duur. Toen was het weer vijf gulden. Mijn vrouw zei: Wat heb ik daar aan? Ik had liever de oude vijfentwintig gulden.
Geldmaker:
Ja bij jullie is het nooit goed. Dat weten we intussen wel. Maar de laatste keer? Wat heb je toen gehad?
Boekhouder:
Nou ja toen was het ineens tien gulden. Maar alles is zo duur geworden.
Geldmaker:
En wat verdien je nu?
Boekhouder:
Met alles eraf heb ik nu zestig gulden.
Krantenman:
Maar man dat is toch prachtig. Moet je eens nagaan hoeveel je dan vooruit gegaan bent. Daar mag je mijnheer geldmaker wel een beetje | ||||||||
[pagina 25]
| ||||||||
dankbaar voor zijn.
Boekhouder:
Nou ja dat ben ik ook. Maar mijn vrouw wil dat ik weer opslag vraag. Ze zegt dat we nu tachtig gulden nodig hebben.
Geldmaker:
Jij denkt geloof ik dat alles kan.
Boekhouder:
Nee dat niet. Maar nou met die nieuwe fabriek. Mijn vrouw zegt er wordt nou zoveel verdiend.
Geldmaker:
Maar ik mag jou helemaal geen opslag meer geven. Die dingen zijn tegenwoordig allemaal door de overheid geregeld. Als ik je een gratificatie geef dan ga ik al buiten mijn boekje. Weet je wat er gebeurt als ik jou opslag geef?
Boekhouder:
Het is toch wat. Ik zou het werkelijk niet weten.
Geldmaker:
Als ik het dan maar weet. Als ik jou opslag geef dan breng ik de economie van het land in gevaar.
Boekhouder:
Nou ja!
Geldmaker:
Nee niet nou ja. Je moet redelijk zijn. Als ik jou twintig gulden opslag geef, want zoveel vraag je, dan is dat een salarisverhoging van 25 %. Weet je wat er dan gebeurt?
Boekhouder:
Het is toch wat.
Geldmaker:
Ja het is zeker wat. Dan moet ik al mijn personeel 25 % meer geven. Dan moeten andere bedrijven mij volgen. Begrijp je nu hoe het in elkaar zit. Dan gaat de koopkracht harder vooruit dan de productie. Dan eten we onze welvaart op. De ondernemer moet er voor zorgen dat dat niet kan gebeuren en de regering waakt. Als ik jou vijfentwintig gulden opslag geef dan is dat in feite misdadig.
Boekhouder:
Nou ja laten we zeggen tien gulden.
Geldmaker:
Geen cent. Mijn geduld is op. En ik wil nu die dankbaarheid wel eens zien.
Boekhouder:
Maar mag ik nu opstaan? Mijn benen gaan zo'n pijn doen.
Geldmaker:
Jij blijft daar liggen net zolang tot ik die dankbaarheid zie.
Krantenman:
Het is toch heus niet zo moeilijk een beetje dankbaarheid. Een gewone menselijke emotie.
Geldmaker:
Probeer het je nou eens voor te stellen. De weldoener des vaderlands. Dat ben ik. Jij hebt aan mij iets heel bijzonders te danken. Ik maak jou blij. Ik geef je iets dat niemand anders je had kunnen geven.
Boekhouder:
Nou ja dat is zo.
Geldmaker:
Want jij profiteert toch ook van mijn smeer. Of profiteer je er soms niet van?
Boekhouder:
Ja dat zeker wel. Maar het kost evengoed...
Geldmaker:
Weet je wat... Ik zal een groot gebaar maken.
Boekhouder:
(plotseling levendig)
Een groot gebaar? Wat?
Geldmaker:
Maar zonder enige reden en zonder dat je er werkelijk recht op hebt.
Boekhouder:
O!
Geldmaker:
Hier is vijfentwintig gulden. Ik vraag geen bon van je. Geen handtekening. Ik vraag er niets voor terug. Je hoeft er zelfs geen belasting over te betalen. (De boekhouder neemt het biljet van 25 gulden aan.)
Krantenman:
Kijk eens vlug hier heen. (Boekhouder kijkt in lens, krantenman knipt.)
Krantenman:
Dat was het. De gelaatsexpressie die we nodig hebben. Die vijfentwintig gulden retoucheren wij weg. We stoppen hem een pakje smeer in de hand en de boel is voor elkaar. Heel goed man. Heb je prima gedaan. Net die dankbaarheid die we nodig hadden. DOEK.
|