Gard Sivik. Jaargang 6(1962)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] gust gils | vijf gedichten le malavisé zonder nog een blik op de klok zonder hoed of winterdas stapte hij zomaar in de nacht. bedenk! en hij nog zo jong! in kwaadaardige stad! waar liefde en erger onbeperkt in plantsoenen kon heersen! zag men hem ooit nog hees weerom? in vervallen kledij? jaren te oud voor zijn leeftijd? pasgeld van de gemeenschap? hij ware beter gevaarlijk toeterend in een auto langs komen razen geschrokken meisjes per fiets hadden hem wel vlug vergeven. [pagina 36] [p. 36] een quodlibet van bruggenverbranders zij kwamen zorgeloos aangerukt geloof maar van niet hun jassen spelden weinig goeds en hun hoeden te hoog en hun laarzen te laag dit te gewaagd en dat te gewoon zoveel stemmen tegen één en geen onthouding. zij kwamen nog, nog terug van hun zekerloze zekerheden van hun wapens ragfijn ingeleverd en hun spoed bekwaam. de instansie waar zij laatst in kwamen was net uitgeregend. helaas en tweederangs uitverkocht de verhangenen waar geen touw in hun huis nog over spreekt. en dat slechts een begin. zij kwam van nog ver van zorgeloos van overmaat van bij de kringen die het water waarin de steen niet is gevallen niet gelaten heeft. helden van spelden verbroddelde klokduikers zwemkampioenen schrijvers van de diepzee, brokstukken van betaam je wat. zij zoeken hun groene rezeda orfee odissee hun oseaan hun eiland van doorkelderd monoliet. wijken voor niets geen ontsijferen geen stammenoorlog geen luchtbrug geen interkontinentale treinontsporing. zij zijn presies het nuchtere. de juiste stenen ronding van lippen. niet zo geasfalteerd of zij weten van beter van ontkomen van een zwart dat roder een blauw dat blauwer losser is genaaid in het grijze lesbos van hun jas [pagina 37] [p. 37] standbeeld bij nieuwe maan en wat met het armoedige brein neergeveld langs de seine een vlam als een zwarte arm die opdanst en neer achter het hoofd de assige heestersporen van verbrande hersens? gezicht pretendeert maar is volkomen ontspannen krimpende kleischulp ingezakte leeslippen brilleneus. o de dingen enorm vergroot die waren te zien ik zou er een houten boek kunnen over schrijven meneer. en de stad mank? zij zocht verwarring: de plek presies waarrond hij opdook (grasbloemperk) en hij zelf bronzen beeld werd zo gebeurde dat presies: zigzag [pagina 38] [p. 38] menhir in volle liefde en reizen maar op rusteloos hondsisteem blokrond sisteem nooit toegelaten. renderende dag de dag tevoren om ogen te hebben ogen open daarna weer dichtgekleefd. al wie hier anders over denkt, in mos de onbegrepen adders wierp... wij moeten nog leren iets hards te weten dat werkelijk wil. bevolkingen elkaar met endeavour in de doofpot gedaan hebbend begroet nu elkander altans de wuivende pluim in elkaars achterwerk [pagina 39] [p. 39] de uitvinding van het wiel 1 iemand zonder belgeluid iemand die niet spreekt van sistematies zijn mond werd gedempt een doffe aula bij kaarslicht wanneer men wat denkt te verdienen van gijn in die blokstraten... één groot oog uit een netwerk van duizenden een huis zonder vertrouwenskwestie als een rijpe gespietste vrucht 2 het begint duizend veelvijandig uit al zijn ramen te kijken, een stad. het krijgt een rubberige huid, gaat op talloze houten en stenen poten staan, zet zich op, blaast afwerend het heeft een verandering van snelheid ondergaan, een ketel spinazie in de straat geschoven voor de uitgehongerden, tiktik luidt de klappertaal van tanden op elkaar. 3 een rode mistbank licht naderde van links, draaiend sektorverslindend als de wijzers van een klok. en de tijd ging in twee richtingen tegelijk lopen, het was altijd dag en nacht tegelijkertijd. d.w.z. de streng in kwarts verboden toegang van doodsgevaarlijke zoveel volt hoogspanningskabiene was nu open maar niemand meer om het te weten in gans het torenhoge auditorium. Vorige Volgende