| |
| |
| |
cees buddingh' | elf gedichten
kleine gelijkenis
een oude dominikaan, die heel
zijn leven lang had gebeden, kwam
in de hemel, hoopvol vroeg hij: Heer,
mag ik roken onder het bidden?
nee, sprak de Heer. de monnik bad
en bad, zonder morren, als altijd, tot
hij een wolk zag met twee jezuïeten, aan
en die dan, Heer, wees hij. o, dat,
sprak de Heer, is heel wat anders: die
hebben gevraagd of zij onder het
| |
| |
| |
adieu, andré breton
op de in tranen badende dahliabollen
liefkoost de sintels spuwende röntgenoloog
de met witkalk bekogelde marketentster
naast de van engelenhaar topzware vuurtorenwachter
jongleert het kind van de nicht van de vrouw van de grootboekschrijver
uiterst behendig met drie lege huishoudjampotten
niet de in haarwaters reizende ex-pugilist
maar de op bloemkool beluste aquariumbezitter
het lijntje zacht viert waar de onderbroek aan hangt te drogen
| |
le goût de l'infini
‘ik heb nooit kunnen inzien waarom de maan
iets poëtisch zou moeten zijn’
(daarom weten de meisjes ook:
roomboter is niet te vervangen)
| |
| |
| |
ars poetica
ik weet het nog als de dag van gisteren
(ik was misschien 22): ik zat
te broeden op een gedicht, en mijn moeder
zat bij het raam de aardappels te schillen
het vers wilde maar niet lukken: het zweet
stond op mijn rug en vol ergernis dacht ik:
hoe kan men in godsherenaam dan ook
poëzie schrijven in een kamer waar
iemand aardappels zit te schillen?
die avond, toen iedereen sliep, maakte ik het
vers af, het was een bijzonder slecht vers
en pas heel veel later begreep ik: de beste
gedichten schrijft men al aardappels schillend
| |
| |
| |
hij wel
I
getiteld: ‘my little suede shoes’
| |
II
maar de dichter is listiger dan
het listigst gedierte des velds
getiteld’ - enzovoort, enzovoort
en tikt het uit en zet erboven:
‘my little suede shoes’ (dank je, lichaam!)
| |
| |
| |
I remember Clifford
aan Cornells Bastiaan
natuurlijk, er is niets veranderd:
ik eet gewoon, slaap gewoon, er gaan zelfs weken
voorbij zonder dat je naam ook maar één keer
bij me opkomt; maar toch, soms, eensklaps,
midden op straat, hoor ik drie vier noten
van, zeg: delilah, of tenderly:
en heel even, misschien drie kwart seconde,
zweef ik weg in jouw transparante heelal
en zie daardoor een mooi meisje minder
als jij niet was doodgegaan
| |
rabarberrabarber
het is vreemd, maar als men zegt:
‘de kaarsen van de nacht zijn opgebrand,
en vrolijk gluurt, hoog op zijn tenen staand,
de dag over 't omneveld bergland (shakespeare)’,
dan knikt en glimlacht het geëerd publiek
even verzaligd als een jongetje
dat men goedkeurend op zijn schouder klopt
maar zegt men: ‘'t is een heerlijke gedachte
tussen de benen van een maagd te liggen
(shakespeare)’, dan wordt er mokkend gerabarberd,
ja, klinkt er zelfs zacht geween
en duister gekners van tanden
hier ligt nog veel mooi werk
voor jeugdleiders en volkshogescholen
| |
| |
| |
portret van de dichter
u wilt een portret van de dichter?
er is een cartoon van chas addams
waarop men een varken ziet
dat zijn kop op een kist heeft gelegd,
met aan weerzij een klein takje groen,
klemt hij een glimmende appel -
er staat nog een varken bij:
één bolle klomp diep geschokt spek,
dat gromt: ik moet zeggen, jij hebt
een merkwaardig gevoel voor humor!
welnu, dat eerste varken,
| |
zo is het dan ook nog weer eens een keer
zeker, een rekenmachine is een wonder,
maar nog altijd iets kleiner
| |
| |
| |
de nadagen van icarus
toen ik zes weken was hing ik
- vanwege mijn navelbreukje -
met mijn hoofd omlaag tussen de schuifdeuren in:
een klein gewatteerd baviaantje
sedertdien heb ik net zo min stilgestaan
als de medische wetenschap, alleen:
zo compleet als destijds heb ik nooit meer
| |
| |
| |
onderweg
zo eet hij de stad: met kleine hapjes:
vandaag 1½ typiste, morgen
een torenflatraam, een kandidaat-notaris;
overmorgen - maar zo lang is zijn neus niet:
wie dan leeft, wie etc. kijk daar gaat hij: hij kauwt
heel kontent op een mals brokje schoonheidssalon,
het smaakt en bekomt hem best, ook al weet hij heel goed
dat wie eet wordt gegeten: een stadsbus knabbelt
aan zijn twaalfvingerige darm, een sirene knaagt
een chambre séparée in zijn milt;
maar het deert hem niet: voorlopig zit hij
nog vrij hecht en proteseloos in elkaar -
kijk daar komt hij weer aan: hij fluit whisper not,
hij heeft er zijn pet eens bij opgezet,
om 't hoofd lekker warm te houden; hij peutert
een flentertje peterselie uit
zijn dertien maanden oude noodvulling,
en schakelt dan over op nicah's dream
o, kyllenios, hoeder van ex-rechtsbinnens,
laat hem lang nog zijn eetlust behouden en spaar hem
voor kaalhoofdigheid, jicht, aambeien en niersteen,
en de voltreffers van het snelverkeer
|
|