Gard Sivik. Jaargang 6
(1962)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
cornelis bastiaan vaandrager | trailer tweeGa naar eind*Hij deed de akeligste confidenties, over een witte rok met kantjes, over een rok van lila zij; over haar kleine witte voetjes, over allerlei lichaamsdeelen waar men niet over schrijft. Er is ingebroken in de flat. Door dezelfde jongen die woensdagnacht de publieke vrouw Annie van der S. (28), ook wel Tijger-Annie, de Leeuwin, de Bijtster of de Leeuwentemster genaamd, gewurgd heeft met een nylonkous. In een hotel in de Witte de Withstraat. De jongen hield zich onder verdachte omstandigheden op in de hall van de flat. Hij is met getrokken revolvers gearresteerd. Hij bekende de diefstallen onmiddellijk. Zijn gezicht zat vol schrammen en krabben. Van Tijger-Annie tijdens haar laatste worsteling. Met wie spreek ik? Het is duidelijk met wie zij spreekt. Het wordt langzaam duidelijk waarover het gesprek gaat. Film. Hij wil vanavond samen met haar gezellig naar de film. De film die ik vanmiddag met haar gezien heb. Zij stelt een andere film voor en dat verbaast hem. Want de film die wij vanmiddag gezien hebben en die hij vanavond met haar wil gaan zien, is onderling en in recensies geestdriftig besproken. Haar linkerhand komt los van de vensterbank en maakt driftige gebaren. De saffier heeft de laatste groef doorlopen. De plaat mag niet omgedraaid worden. Er mag geen nieuwe plaat opgezet worden voor het gesprek geëindigd is. Duidelijk? Voorhoofd schuift rok omhoog tot waar haar nylons ophouden nylons te zijn; en niet verder, rok te nauw. Het is stil aan de andere kant van de lijn. Vingers door mijn haar. Hoe laat ben je thuis? Ik ga nu ophangen. Ik heb nog zoveel te doen. En als hij nu toch eens onverwacht? Hij kondigt altijd door de huistelefoon aan dat hij er is. Dat hij beneden in de hall staat. Als een bezoeker. Waarom eigenlijk? Waarom doet hij dat? Alsof hij onaangename verrassingen wil voorkomen. Alsof hij mij de tijd wil geven me voor te bereiden op zijn binnenkomst. Sporen uit te wissen. Doet hij altijd. Nooit bij stil gestaan. Nooit gevraagd waarom. Enfin. Kan niet beter. Laat maar zo. En als hij het een keer niet doet? Opzettelijk niet doet? Of vergeet? Zijn vingers door de brievenbus naar het touwtje. Je kunt het touwtje er af halen. Dat wint tijd. Maar wekt argwaan. Heeft er altijd opgezeten, is zo makkelijk, alle kennissen weten het, bijna niemand die belt. Waarom zou ik. Wacht. Er is ingebroken in de flat. Had net zo goed bij ons kunnen gebeuren. Heb je het gelezen? Dezelfde jongen die woensdagnacht een hoer gewurgd heeft in de Witte de Withstraat. Ik doe geen oog meer dicht. Ik durf het touwtje niet meer op de deur te laten. De deur gaat stroef, valt niet direkt uit het slot. Je moet er stevig tegen duwen. Een tweede deur, zo voorbij, heeft geen slot. Kijkt hij altijd eerst of er post ligt in de keuken, op de ijskast? Gaat hij altijd eerst de kinderkamer in om de kleine gedag te zeggen? Hangt hij altijd eerst zijn jas op de kapstok? Is de deur van de woonkamer wel altijd dicht? Nee. Nee. Nee. Nee. Hij kondigt zich aan door de huistelefoon. Je trekt vlug het hoognodige aan. Je vlucht de galerij op, naar de achteruitgang, is gelukkig vlak naast de deur. Je kleedt je daar verder aan en gaat af. Of wil je soms in de kast kruipen? Achter een stoel? Onder het bed? Doet me denken aan (Cora: toen mijn moeder cassière was in Cascade, haalde ik 's avonds altijd jongens boven. Laat dat teringwijf nou op een avond toch vroeg thuis komen! Voelde zich niet lekker of zo. Arme jongen, heeft tot half twee onder mijn nest gelegen. Ze had het onmiddellijk gemerkt, als ik hem uitgelaten had. Ze heeft een heel scherp gehoor. En maar wachten tot ze zelf 's een keer in bed kroop. Duurde eindeloos: tot diep in de nacht zit ze kruiswoordraadsels op te lossen). Al een paar weken niet met elkaar naar bed geweest. Bezoeken worden te riskant. Het komt steeds vaker voor dat hij op doorreis even langs komt om thee te drinken. Of hij komt 's middags al thuis. Omdat hij het een week of wat kalmer aan wil doen; zo | |
[pagina 17]
| |
hard gewerkt de laatste tijd. Heeft zij al die weken niets met hem gedaan? Vraag het dan. Ze begint er telkens over. Door de telefoon. Op de Cocktail Corner. Kun je dan geen hotelkamer huren? Hoe doen anderen het dan? Waarom heb je dan ook geen eigen huis? Je doet er ook geen moeite voor. Of wil je niet meer? Of houd je niet meer van me? Kan het dan niet bij Hans in het souterrain? Heeft ze al die weken geen nummer met hem gemaakt? Niet te geloven. Niets voor haar. Ze kan geen dag zonder. Vraag het dan. Je bedriegt me. Je hebt natuurlijk een of andere griet. Als we elkaar een paar dagen niet kunnen zien, sjouw je de kroegen al af om een griet op te pikken. Niet ontkennen. Niet toegeven. Glimlachen. Godverdomme, zorg jij dan dat je de auto hebt. Kunnen we tenminste naar Amsterdam. Of.
Waar zijn we gebleven? Op het Stadhuisplein, Rotterdam. Het beeld van Mari Andriessen. Het is nog dag. Hoe laat heb jij het? Tot aan de spelende(?) beertjes helt de weg. Helt de weg aanzienlijk. Het plein is verlaten. Het vriest. Ik heb geen jas aan, zelfs geen kolbert. Toch heb ik het niet koud. Het moet geregend hebben, vlak voor het ging vriezen. De tegels zijn bedekt met een vliesje ijs, zover ik kan zien. Ik verlies het evenwicht. Mijn handen zoeken houvast en vinden het lichaam (het lijk?) van een oude dame. Little old lady. Het ligt aan mijn voeten. Het is helemaal in het zwart gekleed. Het is onbekend. Het is waarschijnlijk gevallen door de gladheid. De hoed is door de val niet van het hoofd geraakt. Het ligt met de knieën opgetrokken. Het ligt met de benen gespreid. Het begint te schuiven. Halverwege het beeld van Mari Andriessen en de spelende(?) beertjes ben ik zover dat ik met mijn linkerhand de knopen van mijn gulp losgemaakt heb. Onze snelheid neemt toe. Ik doe enkele vergeefse pogingen de oude dame een veeg te geven. Mijn aandacht is hierdoor zo in beslag genomen dat ik niet bemerk dat het lichaam (het lijk?) en ik in volle vaart op de spelende(?) beertjes afglijden. Onze hoofden slaan gelijktijdig tegen de sokkel waarop de beertjes zie boven. Niet nadat ik tot de ontdekking gekomen ben dat de kut van het oude (zwarte, onbekende) lijk (ja, lijk) afgesloten is met een haakje. Een haakje zoals men dat alleen op een W.C. pleegt aan te treffen. Merkwaardig. Gebeurt er iets onverwachts. Afwachten hoe de gebeurtenissen zich zullen ontwikkelen. Aan de overkant stopt een goederentrein. Voorbij de bomen, voorbij de rails, voorbij de bomen. Bumpers die op elkaar botsen. Het hele huis trilt. Het lazert eerstdaags nog eens in elkaar. Net als in Italië. Enorm veel doden. Schandaal in de bouwwereld. Kun je lezen bij het licht van die lantarenpaal? Het wordt tijd dat er gordijnen voor de ramen komen. Toch blijft het riskant. Hij kan de ID best in een zijstraat geparkeerd hebben. Hoe vaak komt het niet voor dat alle plaatsen in de onmiddellijke omgeving van de flat bezet zijn. Of hij heeft een aanrijding gehad. Hoeveel personen bevonden zich (buiten de bestuurder) in of op uw voertuig? En hij heeft de wagen naar de garage gebracht. Beschrijf de juiste toedracht van het gebeurde. Of laten slepen. Is de politie in deze zaak gemoeid? Aldus naar beste weten en overeenkomstig de waarheid ingevuld. De concierge die meent dat het gebouw verlaten is, schakelt de stroom uit en de lift waarin Julien zit, blijft tussen twee verdiepingen hangen. De lift zit vol opschriften. Harten, schaamdelen, initialen. Door kinderhanden aangebracht? Daar zitten ze meestal te hoog voor. Ik bedoel maar. Je moet eerst je lippen nat maken, voor je een sigaret opsteekt. Anders blijft het vloeipapier kleven. En je trekt een stukje van de huid los. En dat doet pijn. En behoorlijk ook. Waarvan zojuist is omgedraaid de schakelaar: de schemerlamp. Er zitten kleine oneffenheden op de rand van de kap van de | |
[pagina 18]
| |
schemerlamp. Net kleine edelstenen. Wat voor edelstenen? Ze winnen aan glans als je door je oogharen kijkt. Het mist. Het licht van de lantarenpaal is minder helder dan gewoonlijk. Ik kan niet lezen bij het licht van de lantarenpaal. Omdat het mist. In looppas gaat waarschijnlijk de rangeerder langs de wagons. Van links naar rechts. Luister maar naar de hoorn. De kans dat hij opneemt, is natuurlijk ook weer niet zó groot. Meestal blijft hij lang uitslapen. Hij slaapt uit in de kinderkamer. Ik neem op en zeg: hallo (aarzelend, neutraal). Jij zegt: ik ben het of wat zeg je altijd. Ik zeg weer: hallo? of zeg: wíe zegt u? Ondertussen ga ik met de hoorn de kamer in; het snoer is lang genoeg; de deur opent naar rechts. Ik trap de deur achter me dicht en zeg wat er aan de hand is. Het elastiek van mijn onderbroek is gesprongen. Ik spreid mijn knieën om verderzakken te voorkomen. Dit is een zeer ongemakkelijke lichaamsstand. Ik kan de broek beter met één hand vasthouden. Ik doof de sigaret in een bloempot. Toch blijft het riskant. Kun je niet beter vanuit een cel in de buurt bellen? Op de Coolsingel, ik noem maar wat. Als je hem dan aan de lijn krijgt, je weet nooit, zeg je dat je verkeerd verbonden bent. Moet je je stem natuurlijk wel verdraaien. En het moet natuurlijk niet te vaak gebeuren. Wat zou je doen als je de huistelefoon gebruikt en hij neemt op? Ik weet het al: heeft u nog oude kranten? Met een plat accent. En als hij dan zegt: kom maar boven? Ja Jezus! Wat is dat? Het licht op de gang is aan. Het toilet is aan het eind van de gang. Rechts. Eén deur. Twee deuren. Drie deuren. En alle drie met hun eigen nukken, geluiden. Voorzichtig dus. Bepaal nauwkeurig het tempo waarin je een deur open en dicht doet. Weet precies op welk moment je een deurknop loslaat. Natuurlijk geen licht aandoen. En niet doortrekken. Het licht op de gang is uit. Eén deur. Twee deuren. Drie deuren. Niet doortrekken. Voorzichtig loslaten (deurknop). We begeven ons nu naar de zoldertrap. En we horen de geluiden (gestommel, onderdrukt gemompel) dichterbij komen. Die treden kraken als. Voet niet gelijk bijtrekken. Ja, zo, juist ja. Mijn hart gaat te keer, niet te geloven. En die kraan op de overloop. We bevinden ons nu op De zolder is min of meer in tweeën verdeeld. Als u van de trap komt, links het kleinste gedeelte. Doet als slaapkamer, beter: logeerkamer dienst. Door een schot van hardboard, loodrecht op de balustrade aangebracht, en een gordijn, is een eenvoudige, doch komfortabele logeerruimte gevormd. De geluiden (vallende kledingstukken) zijn weer wat dichterbij gekomen. Ze worden niet op een stoel gelegd of anderszins opgeborgen. Vast niet. Ze worden afgegooid. Afgerukt. Achteloos neergesmeten, waarschijnlijk op de grond. Dat is een broek. En daar gaat zijn kolbertje. En dat is een sleutel die uit zijn zak op het zeil vliegt. Het kan ook een aansteker zijn. Of een ballpoint. Of is het de gesp van een broekriem? Wacht even: jarretels. Wacht even. Wacht even. Of: niet zo vlug. Niet zo vlug.??. Het is niet te volgen. Het zijn onduidelijke woorden. Ze worden gefluisterd. Ze snuiven. Ze knorren. En maar giechelen ze. Bah. Er komen stappen deze kant uit. Er wordt een schakelaar omgedraaid. De voetstappen verwijderen zich weer. Dat zijn matrasveren die piepen. De stalen randen van het logeerbed voelen aan als. Maar kou of geen kou: een erektie. Nee, laat me nu. We kunnen toch niets doen. Morgen, morgen misschien. Zet maar een plaatje op. Wil je wat drinken? Wat wil je drinken? Toe nou, je windt je maar op voor niets. Dat is gek: een erektie. En ik hoef mijn onderbroek niet meer vast te houden. Ja, dat zijn matrasveren die piepen. And how sister! Ik schrik me het lazarus. Een wekker die van het nachtkastje gestoten wordt? Ik val bijna te barsten: de onderbroek ligt op mijn voeten. Bumpers die op elkaar botsen. Het hele huis trilt. Net als in. Enorm schandaal. De mist is minder geworden. Maar koud dat het is. Koud dat de lakens zijn. Aan de overkant komt een goederentrein op gang met een schok. Voorbij de bomen. Zodra zij de hoorn neergelegd heeft, kan de plaat omgedraaid worden. De opneemarm rust al een paar minuten in de laatste groef. Julien houdt van Florence. Het is niet uit te maken met wie | |
[pagina 19]
| |
ze nu weer spreekt. Af en toe lacht ze, beduidt me te blijven zitten waar ik zit (op het bed) en mijn mond dicht te houden. Het is niet uit te maken. De klok van de Beurs. Vergeet niet je glas weg te zetten. Ik moet nog kousen kopen. En badedas. En 's kijken. Ik breng je zo ver weg. Ik bel je wel. Buiten staat zijn auto en die zorgt voor verdere komplikaties.. Laten we de achtertrap nemen. |
|