| |
| |
| |
[Nummer 26]
| |
| |
deze aflevering werd samengesteld door
C.B. Vaandrager
Hans Verhagen
Georges van Vrekhem
| |
| |
| |
ewald vanvugt|rodeo of zuster bertram
1.
Kijk jongens, daar gaat ze, de maagd van Orleans. Van te voren moet het gezegd worden. Dit is een kleine gemeenschap. En ze ziet ons niet eens meer. We leven dicht bij elkaar. Zijn we familie van elkaar of zijn we het van de jaren al geworden? De vader (de vorst, de oerminnaar) leeft zeer dichtbij (de vruchtboom, de keizerin, de schepper van hemel en aarde). Ze ziet ook mij niet meer (die ze krabde en smeekte, die ze huilde en vroeg, die ze dwong en keerde om om zijn lichaam te zijn). De moeder heet Esopae (met de letter van het wetende en onvervulbare). En ze loopt als een vogel. De leden van de kleine stam zijn verder daar. Niet te noemen en te vangen. Jann, troepel (de zoon van 2 geslachten, de dochter) en de mannen en de vrouwen die komen en staan en vergeten worden (of herinnering) en de tweelingen, (de vijanden en spionnen) en de meisjes. En ze loopt als een vogel. Hoog, koel en gesloten (weer gesloten) maar vol boven de benen. Ha, ha.
De feiten gaan zeer snel (verdromend, ongelovig en o zo langzaam). (Om in een lijst te persen).
| |
6.
Ik was met donna in huis. Het was toen jann en troepel waren kopen, of stelen (maar in ieder geval halen, meebrengen). Ik was toen met donna in huis. (Maar waar waren de vorst en Esopae en vooral jerik en moelia?). Het was stil en onrustig. Voortdurend leefde het beeld van de bewegende pauweoog in mijn lijf. Niet dat ik haar nooit kuste (met de mond of met de handen) of raakte, maar de (uiterst dichtbije) beweging. Het was avond en we keken naar de televisie (zogenaamd). In haar was merkbaar een wachten (van dierlijk). Zij kende het nu en wist, maar in haar stilte was de angst voor de eenzijdigheid. (De angst voor het toebehoren aan, het afhankelijk zijn van iemand door de daad en de ontkenning hiervan door het verstoren van de daad). Mijn hand voelde haar en kuste haar mond en dacht niet meer. Donna bevoelde mijn ogen en in mij begon de zee (heftig) en zij vertelde dat jann nu (de laatste dagen) voorzichtig was en hij had een boek gelezen en hij wist wat deze dagen waren. En ik werd machtig en koning en keizer (vooral keizer) van een zeer zwarte negerin. Toen stond ik plotseling op (toen zij een moment onwennig was en schrok en luisterde) en ging in een stoel naast haar zitten en zei niets meer tot wij naar de kamer gingen waar wij jann bedrogen waar wij dansten een langzame wals.
| |
7.
(Omdat zij nu naar school is kan ik dit schrijven. Schrijven: niet praten of (met de mond) vertellen). De moeder weet het nu ook. (Misschien van de tweeling, of van jann die een onwennige (een herkeerde afwezigheid) heeft bemerkt (tijdens een nieuwe tocht door de nu koude duinen). Zij hebben het van jann gedacht (natuurlijk, logieserwijs) maar deze heeft nachten gepraat en ontkent en vooral de onverschilligheid van donna (en het boek van jann met de genummerde platen) hebben hem losgemaakt. En hierop is hij weer ingeslapen, teruggevallen in zijn loze leven (dat hij bemint omdat hij bang is) en dat nu dreigde aangetast (weggevreten) te worden en waarvoor hij om het te mogen meedoden heeft gevochten. (Waardoor hij 1 keer leefde). Maar door de dagenlange spanning (en het onderhuidse geluk) heeft donna (en ook: in haar hoofd wonen toch verschillende vogels) het niet kunnen verzwijgen en toen de moeder weer eindeloos vroeg en smeekte, werden haar ogen groot en plotseling heeft ze geschreeuwd. (Dagenlang jankte het dier voor de kracht van de schreeuw). De moeder is bij mij gekomen en ze kijkt me aan. Ik zie in de spleten van haar lippen korsten néon en op haar (omtekende) ogen staan tranen (als bolletjes) en als zij zijn gevallen komen er wazige zwarte lijntjes op haar wang. Ik weet
| |
| |
niet precies wat ze zegt. Zij spreekt veel en lang en ik zeg meermalen ja of nee. Zij is duidelijk (met haar lichaam) een dier (of een handelsreiziger) dat als maar spreekt en bewegingen maakt. Als zij weggaat komt ze terug met de vorst. Ook deze praat veel (en is heftiger en meer landelijk). Totdat ik opsta en hoorbaar zeg dat ik weg moet en dat ik weg ga. En langzaam loop ik de trap af. En buiten tref ik donna. En samen lopen we naar een zomers water. En in een bed van bladeren vertelt zij mij liefde. En op het altaar van haar lichaam offer ik mijn (volledige) stem (of italiaan).
| |
10.
Ieder moment gaat het zo. De rust is niet meer in de huizen waar wij komen. De moeder weet het en huilt. De vader zwijgt en donna wordt zwaarder (of denkt dit) (ik weet van te voren (nu 10 maanden voor alles) later blijkt dit een schijnbevruchting, een nacht zonder wind (de duisternis overheerst door het zwijgen het praten) en schuiven de dagen doorzichtbaar over elkaar (was dat vrijdag of nog later) (de dag na het feest) (qualité supérieure, doit être servi très fraise) (of dingdag) en komt er weer een vreemde vlieger met kauwgum en een plat gezicht en even later kus ik je voor de eerste keer). Wanneer we in een bekend huis zijn (met bekende mensen want anders) is er dreiging, een koepel gespannen en altijd wachten we tevergeefs want iedere keer blijkt er pas (enkele straten hier vandaan, ik kwam juist van de bakker) een ongeluk gebeurd te zijn. Alleen Esopae lijdt zichtbaar. (Vooral nu het zoeken door het hele land is gestaakt en ook deze hoop is gestorven (zonder bloed en zonder uiterst steriel gaas) (nee mevrouw alleen zeer bonafide, maar mevrouw wat denkt u) en ook slaan niet blijkt te helpen). De vader, de vorst (vurig geweest) wakkert aan (met handgebaren). Ook de tweelingen spelen en stoken en praten (onopvallend als Esopae luistert, alleen als Esopae luistert). En wanneer mij wordt gevraagd zeg ik met het masker (van de maan gestolen, het zachte plooibare masker): aan de wil van God (zelfs aan zijn wil) valt niet te tornen.
| |
11.
U ligt in uw bed. U zit aan een tafel. Gisteren stond u in de bus en lag u in de slijk achter een bank in het stadspark. Eergisteren reed u met autoos mee en stond u in een ijskoude regen. U was op weg. U reed rond. U ging naar toe. U kwam aan. U stond. U zat. U was waar u dacht verwacht te worden en u zag dat niemand u opwachtte. U dacht ergens gemist te worden. Vorige week maakte u een reis van 400 kilometer naar een stad waar men iets van u verlangde. U luisterde. U deed. U maakte. U liep in de sneeuw naar een vriend en toen u daar was bleek de vriend geen vriend meer te zijn. U sliep. U lag. U maakte lust en volgende week doet u weer. U loopt. U slaapt. U reist. U komt 56 uur niet uit uw bed. U zit aan een tafel. U gaat naar een vriend. U doet maar.
| |
13.
Ik geloof niet dat ik dit nog veel langer vol zal kunnen houden. (Ik bedoel: ten slotte kun je wel meer dan 20 sigaren roken zonder enige uitkomst). Op den duur gaat dit ook mijn zenuwen (organen, lichaam) te boven en zal ik uiteindelijk breken (zoals vaak, maar dan weer anders). Ik kan niet meer op straat lopen of in een bioskoop zitten of een kafé bezoeken (of zelfs achter in een kerk staan kan niet meer). Dat het bij mij is weet ik (en hindert niet) maar dat het achtervolgt (en samenzweert) en (onzichtbaar) (uiterst snel) voortbeweegt maakt mij (lichaamlijk ondraagbaar, zwerend) moe. Bijvoorbeeld (wacht ik zal een voorbeeld geven) lig ik in een donkere gang en dan plotseling nadert het (met schoengeklik en een rode roos op haar hoed) (ja roodhuid het bleekgezicht werkt niet) (maar rookt de grootste sigaren die er zijn) en het wordt spin en stijgt en klimt (maar stoort vooral) (zodat ik toch naar huis moet gaan). En thuis scherp ik mijn handen; want Esopae (pas op!) ik duid je.
| |
| |
| |
15.
Ze gaat weg. Donna bedoel ik. Naar een andere stad, waar de mensen haar niet kennen. De reden is makkelijk te raden. De arme ouders hebben een naam. Het werk van de vader gaat voor. Abortus was niet gewenst (door de draagster, alhoewel zeer veel mensen hierop voortdurend aandrongen. Met deze dingen, dat is wel duidelijk, verstoren wij het maatschappelijk stelsel waarin wij leven. Zuiver menselijk gezien zul je moeten toegeven dat dit niet kan. Stel je de verantwoordelijkheid, voor zover je dat beperkt al kunt, eens voor. Niet voor jezelf of de andere (waaraan iedereen voorbij praat en die alleen de taal kent) maar voor de laatste. Trouwens hoe zou je in hun onderhoud voorzien?). We praten en lopen samen wat. 5 dagen is een lange tijd (als je rekent in zomerdagen wanneer je overal een huis vindt en je altijd reist en bezig bent. Maar niet nu, nu de kou je naar binnen, naar de anderen dwingt, waar weer gepraat moet worden (o ik weet wel dat een uur kan bewegen zo gauw je voor je benen en voor de open kachel op moet passen) (met onze hoofden daar vandaan) en waar we weer wachten). 3 dagen is heel wat (maar niet als daar zonder meer de nachten, de morgens en de avonden afgaan). En plotseling belt ze nog een keer op. Je zegt elkaar nog iets, over schrijven, zo veel mogelijk en weer moet het gesprek afgebroken worden, schel (door de jacht van de driftigen, de woedenden die niets sukses zien hebben). Later ben je alleen. Je zit bij je vrienden, je leest een boek, je loopt, je staat. Je gaat naar een bioskoop, je schrijft een brief, je bekijkt een foto, maar je blijft steeds alleen.
| |
16.
Ik weet nu zeker dat ik verliefd ben. Niet dat daardoor mijn gedachten en beschouwingen (en eisen) betreffende de liefde zijn veranderd, nee dat niet in het minst. Op deze aarde leven ik weet niet precies zeer veel mensen. Daarvan zijn de helft (dat is dus minder, maar nog zeer veel) ongeveer van het bepaald geslacht. Nemen we aan dat daarvan tweederde paarden zijn, blijven er nog genoeg vrouwen over. Deze wonen uiteraard (of uiteraard?) over het hele oppervlak verspreid. In mijn onmiddellijke omgeving enkele miljoenen (paarden en vrouwen: dus enkele honderden). Ongeveer toch wel veel geprobeerd, blijft er 1 over. Dat is niet verstandelijk (ik weet het had ook een ander kunnen zijn) (dit weten maakt veel eenvoudig, niet nodig te proberen, heilig blijven, vroom en kuis). Dat is niet te praten, dat is alles: de ontmoeting, de bewegingen en het gezicht (ook het voortdurend nader komen en het waardevolle afwegen) de plaats, de aard van de omgeving, de ekonomiese en politieke ligging van het land, de geologiese samenstelling van de bodem, de vorm van de schedel. (Lieve, liefste het was in een bar waar je zat, jong als een god en zoals je keek voelde je. Je praatte mij en ik aanbad je terwijl ik je zag. Je was een god en met blijdschap knielde ik voor je toen je dat wilde. Je vroeg veel om je handen te kussen maar ik betaalde met vreugde. Ik stierf toen ik eindelijk je lichaam aanraakte). Allemaal waren voor mij gunstig en dat is waarom ik aan je denk en zeker weet dat ik verliefd ben (waardoor ik nog jaren gelukkig en ongelukkig zal zijn).
| |
21.
In een huis met minstens 16 kamers wonen 2 mensen. (Een mens is een redelijk schepsel Gods, zegt Esopae stil voor zich uit. Maar waakzaam). Wat vreemd lijkt is dat zij hiervan maar 1 kamer gebruiken (en snachts uiterst geruisloos ook nog een andere) (vreemd voor de onwetenden (die allen zijn) maar de eenvoudige rede ligt aan het oppervlak: de buren) (in de zomer is het in het buitenland zeer mooi). Smorgens gaat de jongen (want de 2 mensen zijn weer meisje en jongen) in alle vroegte boodschappen (brood, leverworst, intern verband en kognak) doen. Daarna gaat hij terug naar de kamer boven (nadat hij beneden eerst lucifers heeft gepakt) (om tenminste een rede (om alle trappen weer af
| |
| |
te moeten sluipen) op te heffen) waar het meisje in bed ligt. Zij dansen op de geluidloze muziek uit een kleine radio. Zij drinken kognak tot zij zich niet meer kunnen bewegen (zelfs de wil daartoe verdwijnt op den duur). Of zij tillen gewichten op de zolder.
Zij hebben geen besef van dag of nacht (en in een boek dat de jongen in die dagen kocht, schrijft hij: jaar tijdsbesef verloren). Zij hebben (nu zij voor de eerste keer helemaal samen zijn) geen ruzie. Zij gaan (wanneer zij denken moe te zijn) naar het bed, waar zij elkaar tot bloedens strelen (omdat de jongen intern verband had gekocht).
| |
23.
Rea is god. Rea heeft heilige handen. Rea kuste mij, nadat ik haar in een drukke binnenstad op de grond had geslagen (zodat de vele vrouwen met de vele kinderen met hun mond al open stom stonden). Rea raafde een herenfiets waar we allemaal bij stonden. Rea loopt swinters met een spierwit been door de stad. Rea heeft een steenharde uiterst tere plek. Rea zorgde op allerlei manieren voor geld voor de bioskoop. Rea had bloedende benen (en daarboven) na de gevechten over de rieten zomerstoelen. (Vuurrood en overal). Rea krijgt een gulden voor het station. Rea is ongesteld op kommando. Rea heeft omhoog lopende borsten. Rea is zeer sterk. Rea braakt religieus. Rea kleedt zich. Rea drinkt wodka uit een waterglas. Rea wordt verliefd op de man die haar aanrandt. Rea streelt mij. Rea weet benzedrine te koop. Rea is god. Rea danst met de jongens van wie wij drinken. Rea houdt de autoos stil. Rea weet niets van vrome schilderkunst. Rea schreeuwt wanneer wij in open autoos rijden. Rea belt aan bij lege huizen. Rea heeft altijd iets te eten. Rea troost mij in de meest onzalige momenten. Rea werd ontmaagd door 2 jongens (geen van de 2 weet wie). Rea is bizonder mooi. Rea is eindeloos. Rea is god.
| |
24.
Kleine donna, kleine, lieve, gekke, mooie, vervelende, sentimentele, vrome, lieve, domme, hartverscheurende, mooie donna, soms als ik aan je denk, krijg ik soms tranen in mijn ogen.
| |
27.
Bij de zee met Rea. (Gekomen om 11 uur op het overvolle strand en dan niet te weten waar te kleden en gestaan tussen de geparkeerde autoos eerst (die niet zoals verwacht was leeg waren, maar waar ook mensen aten, kusten, raakten, bloot zaten) en gelopen naar de kleine kassaas bij de racebaan en gekleed daartussen (met de handen voor Rea wanneer de vele toeristen liepen) en gegaan terug naar het strand en geweest wrevelig (om de vele kleren en de ontzettende drukte) (en om omdat toen ik ging zitten met mijn nieuwe zwembroek op een zeer scherpe schelp) en gegeten de vieze vis die verkocht werd en gedronken de espresso die in een nieuw apparrato gedemonstreerd werd en gekeken naar de paardjes en gevochten met de vrienden (geslagen op mijn pijnlijke, verbrande rug) en gelegen (uiterst stil) en gewacht tot het minder druk werd en genomen ieneke (die bleef ontkennen dat er baleinen in haar bikini zaten) en gezien dat er geen baleinen in haar bikini zaten en gedronken de wijn van jan en gelachen de nacht van voren en gekust Rea en gelopen naar het centrum en gegeten ijs en gedronken wijn en gebleven laat (te laat, zodat niet te weten terug) en geslapen (boven tussen de houten perstribunens) (zeer smal, zeer hard, maar niet koud!) en gelopen overal). Bij de zee met Rea, wat is er goddelijker?
| |
28.
Waarom een naakte negerin toch blank is, weet alleen Esopae die ik er de laatste tijd van verdenk op stap te zijn. Dan koopt zij nieuwe rode hoeden en zwarte broekjes
| |
| |
(broeken) (Esopae is waarschijnlijk 48 jaar) en dan komt zij nachten niet thuis (wat voor haar opvalt). Zij maakt zich nu buitensporig op en soms zit zij zelfs tegen mij te lonken (wat alleen routine moet zijn, want zij kent mij!). Een vriend (die een bijgeldje verdient in een zeer bekende gelegenheid) heeft mij vertelt dat Esopae (die daar nu regelmatig gebakjes komt eten) haar tepels met lippenstift bijschminkt en ook de onderkant van haar borsten poedert. Er zijn vrienden van mij die vertellen (en er niet over klagen) lastig te zijn gevallen wanneer zij me kwamen opzoeken (en ik moet toegeven de laatste tijd veel bezoek te krijgen). De eerste vertelde over een tube waar het dopje erg vast op zat en waar hij een middag voor werd bedankt en de vierde over een donkere kast waar iets zwaars in zou staan, maar waar ze rijkelijk in konden liggen en laatst toen ik op haar kamer kwam, had zij een hand tussen de benen.
| |
29.
Uit een kort krantebericht: tekenend voor de mentaliteit was, dat zij met een paar man (liefst 3) met een meisje naar haar ouderlijk huis gingen, waar één van hen zich met het meisje afzonderde (om te doen) terwijl de anderen gapten en raafden wat er van hun gading was (geld, beaujolais, sigaren en sherry).
| |
30.
Hongaren wonen in Hongarije. In Peru wonen mannen, vrouwen en kinderen. In China Chinezen. In Amerika wonen Amerikanen (die men kan onderverdelen in: inwoners van de Verenigde Staten, indianen, Canadezen, Brazilianen, inwoners van Chili, negers en ook nog zeer vele anderen) (zoals Panamezen, Cubanen, Mexikanen, Venezuelanen, enzovoort). In Rusland wonen kommunisten. De negers komen oorspronkelijk uit Afrika, maar later zijn zij over de hele wereld uitgezwermd (tot zelfs in Nederland, waar hoofdzakelijk mensen wonen).
| |
31.
De feiten kompakt. Donna weggegaan en ik alleen hier gebleven. (De nachten gelopen en geslapen de dagen) (verdriet, blijdschap verdrinkend). We schreven elkaar veel, we stuurden telegrammen en we belden op (tot de dag dat ook dit niet meer voldoende was (om te hollen het land) en ik met de trein (zondag) vertrok). (De eindeloze nederlandse treinreizen waar buiten alleen koeien, gespreide boerenmeisjes, polders en de gekalkte naam van een tere plek (als reklame voor drank, drinken) op alle schuren te zien zijn). Aangekomen, rondgelopen. We dronken samen koffie, we spraken. We aten en we dansten. (We kusten en we vielen) maar savonds moest ik toch weer terug (nadat donna enkele keren het eten had gemist, brutaal was geweest en weg moest). Ik zag haar voor de eerste keer in een warenhuis waar het zo druk was dat ik haar uit het oog verloor.
Opbellen was onmogelijk (vanwege de ouders, vanwege de telefoon). Ik sprak haar niet. Tot dan in het hol van de zwarte leeuw (die toen de vrucht niet oploste de Heilige Geest aanriep). Donna herkende mij niet totdat ik (handelsreiziger, bouwpastoor, hopman) was. Vlak daarna zeer lang (of 41 uur) in het bed gelegen. Dan verschrikkelijk dronken geweest en vervolgens ontzettend blij en opgelucht (bijna getrouwd, altijd afhankelijk). 9 dagen later de fotoos met donna (de foto met de jongens en de warrige donna (de benen ongesloten, de haren hard) bij het zomers water) opgezocht en 11 dagen later kan ik aan niets anders meer denken. (In een eilandbar (waar we theatereksperimenten deden) zat in een leren jas Rea. En ik zie haar iedere dag, soms zelfs verschillende keren en de avonden en een enkele nacht en de nachten en ik woon daar (waar het water wegloopt als een mierenhoop) en ik leef en de dagen, de uren gaan voorbij (alsof het niets is) (en alsof niet de waardevolste dag, uur, maand deze is). Donna is gekomen en gegaan, dat de wereld haar genadig moge zijn.
| |
| |
| |
34.
Ze belt me op en ze huilt (minder dan eerst). Ze is ongeveer 100 kilometer weg en smeekt me te komen. Ik lach en zeg niets. Ze zegt dat ze geen geld heeft en ik zeg dat ze best aan 4 kerels een gulden kan vragen. Anderhalf uur later komt ze aan (en staande in een telefooncel zie ik haar zoeken) en eerst lachen we en lopen rond (met de 2 koffers die ze bijna niet kan dragen). We drinken ergens en ik ben ernstig en ik zeg dat dit me is tegengevallen (en ik weet dat het waar is) en dat dit niet te vergeten is en dat deze keer dus de laatste is (en ik weet dat ik zelden zo verliefd ben). Ze lacht en kijkt wat. Ze huilt niet en ze is helemaal niet geschrokken. Ze zegt dat het niet waar is. Ik zeg dat ze het niet moeilijker hoeft te maken en dat ik ze overal mee wil helpen. Ze zegt dat we binnen 3 jaar in het buitenland wonen. Ik zeg dat ze kan opbellen (alleen op etenstijd) als ze me ergens voor nodig heeft. Ze zegt dat het zeker een jongetje zal worden en dat we het zullen noemen. Wanneer ze naar huis moet geef ik haar een hand.
| |
35.
Zowel donna als Rea kent mij. Donna (: 13 maanden liepen wij, lagen wij, waren wij overal samen en lachten en praten en 13 maanden zwegen wij). Rea kent mij 10 maanden (toen zij hier in deze stad op een school kwam en 6 maanden later kende ze mij en zag ze mij schichtig en onverwacht (als de tijd daar was en iemand niet) en dan (waarna?) ziet ze mij dagelijks en ieder uur). Donna maakte met mij vreemde dingen mee (en verliet mij toen het er op aan kwam) (en kwam terug toen de schok voorbij was) en bleef. Rea leed met mij (en ik met haar?). Maar dan (na alles, na het openlijke, het verborgene, het doende) is alles plotseling nu en oppervlakte. Donna staat daar en belt mij op. Rea is op haar kamers en de deur is ongesloten. Donna ik kom jou zoeken in de straten. Donna ik zie jouw fotoos. Rea ben bij mij, nu deze dag. Rea, alsjeblieft zeg wat tegen mijn broer. Donna waarom kom je niet eerder? Rea ik hou van je. Het is oppervlakte en wij zijn met z'n drieën nu overal. We zitten en we staan (en thuis slaap ik weer en lig uren in het bed en luister naar het holle en regelmatig geklop van een beeldhouwer in de buurt, het overvliegen van straaljagers, het slaan van een deur, vogels, kraken, geroep) we maken ruzie (gezamenlijk of 2 waarbij de derde nergens is) en we zijn voortdurend. Wanneer ik met Rea ben, zie ik tussen haar ogen het smalle (nacht)gezicht van donna (met de zwarte strengen rondom en de trage mond en de zeer opwekkende stem) en ben ik met donna, denk ik steeds aan Rea (haar wiegelende dierengang, haar hoge lichaam, haar handen, haar kuise ozo kuise tors). Ik vergis mij steeds met de namen en noem donna Rea en Rea donna (of claude) (en daardoor weet ik voortdurend niets te zeggen en ben ik het liefst met hen in een druk gezelschap, waar ze praten (en niet tegen mij) (of ook lopend en vechtend in het donkere land, waar ik soms vrees dat ze me beiden zullen verlaten en samen verder gaan) (alhoewel, na de laatste dinsdag ben ik hiervoor
niet meer bang). Als ik nu naar Rea ga, heb ik grote kans dat donna daar is en ga ik naar het kafé waar donna is, ontmoet ik Rea niet.
Ze hebben mij beiden reeds meermalen (maar steeds apart) gedreigd weg te zullen gaan en ik heb daarop steeds zeer matig gereageerd, maar als ik het in stilte me probeerde voor te stellen (zonder donna, zonder Rea) kreeg ik in mijn buik (vlak boven mijn maag en precies recht onder mijn borstbeen) een vreemd gevoel dat alleen d.m.v. niet ter zake doende zaken (zoals het eten van ongeveer een half pond niet gare en droog gekookte bruine bonen of het na 2 dagen voelen van een stoot met een roeispaan, als vrienden een vijandelijk atelier proberen open te rammen) geïdentificeerd kan worden. Wanneer ik mij de situatie realiseer krijg ik onder mijn ogen kringen en word ik vreselijk moe (en lijk dus wel Elvis Presley) (of Antonin Artaud).
nov.-dec. '60, jan. '61
|
|