egbert munks / fotograferen taboe?
Het licht is onderweg. Over duizend jaar zullen we een ster zien, die duizend jaar geleden ophield te bestaan. Morgen zult u een foto zien van iets dat er vandaag al niet meer is. 1/1000 seconde vraagt het, u medeplichtig te maken aan een massamoord. Het volks-gericht van plaatjeskijkers ‘foei, spuug, zie die man de schoft’ staat grijnzend klaar. Alles wat taboe is wordt als foto nieuws, interessant, schokkend.
Op het eerste gezicht heeft een fotograaf dus nogal eens te maken met taboes. In de praktijk valt dat erg mee. Militaire installaties zijn geen taboe: het mag gewoon niet. Blote meiden zijn geen taboe: alles mag, publicatie afhankelijk van plaatselijke omstandigheden (wel Tahiti-blote borsten, geen KLM-stewardessen idem). Stervenden en zeer ernstige zieken: mag als ze maar beroemd genoeg zijn. Beroemdheden in netelige situaties: door kranten en tijdschriften zeer goed gehonoreerd. Blijft: sexuele bedrijvigheid, maar ook dat kan tegenwoordig wel geregeld worden.
Het wordt dus al duidelijk, dat het fotograferen zelf geen moeilijkheden oplevert. Het taboe ligt in het openbaar maken en daarmee wordt het een kwestie van moraal, religie of wetgeving. Het dagblad Trouw weigert advertenties met kerstmannetjes, de Telegraaf maakt foto's van mis world als kerstmiss. Enz.
Eigenlijk wordt de hele geschiedenis pas interessant wanneer een fotograaf zich begeeft naar landen waar het maken van foto's een inderdaad door magische kracht gedekt taboe is. Als hij daar probeert foto's te maken krijgt hij op z'n minst een pak op z'n donder, als hij het ongemerkt doet ziet hij spoedig de miezerigheid ervan in en zit er niets anders op dan het respecteren van een taboe dat in eeuwen geschiedenis en traditie geworteld is.
Hierbij komt het ook wel voor dat er ongehinderd toch foto's gemaakt kunnen worden. Wanneer namelijk een samenleving voor het eerst in contact komt met een fotograaf weet men niet dat het kijken door een kastje met een glimmende knop iets te maken heeft met het vastleggen van een beeltenis. Het is slechts een vermakelijk gezicht.
Het is natuurlijk wel erg jammer dat er nog maar weinig dingen zijn die niet meer gefotografeerd of gefilmd mogen/kunnen worden. Een ieder kent nu bijna alles van plaatjes die meer zeggen dan duizend woorden en dat belemmert de drang om het door eigen ervaring te benaderen. Bovendien: de kans is groot, dat iemand met initiatief die naar b.v. India gaat daar niet meer ontdekt dan hij al wist uit de National Geographic. (Visueel dan, emotioneel natuurlijk wel.)
De interessantigheid van veel fotoboeken en reportages berust trouwens op het misverstand, dat een Japanse bedelaar interessanter is dan een Amsterdamse. Het is een soort clochard-romantiek, die helaas niet zal uitsterven, hoewel zij gedeeltelijk is vervangen door grofkorrelige afbeeldingen van vuilnisbakken, oppervlaktestudies van schuttingen met rafels en huizen in afbraak. Het laatste heeft in zoverre met taboes te maken dat het een substituut is voor het fotograferen van de echte (maar niet beroemde) dood: sterven, kanker, een vermorzeld kind.
Er zit niets anders op dan op de ingeslagen weg voort te gaan.
Ik zet een film in mijn oog
ik kijk
kun je nog kijken kijk dan mee.