de sade / het taboeretje van een orlando furioso
Hij grijpt mijn armen, bindt ze op mijn rug, daarna legt hij rond mijn hals een koord van zwarte zijde, waarvan hij de twee uiteinden aldoor vasthoudt, en die, als hij ze wil aansnoeren, mijn ademhaling kan wurgen en me zo in de andere wereld zenden, in zoveel of zo weinig tijd als het hem belieft.
- Deze marteling is zachter dan je denkt, Thérèse, zegt Roland; je zult de dood enkel voelen naderen door onzeglijke gewaarwordingen van lust; de drukking die deze koord zal uitoefenen op het geheel van je zenuwen, zal de organen van je zinnelust in vuur en vlam zetten; dat la een effekt, waar je op mag rekenen; als al de mensen die tot deze marteling veroordeeld worden, wisten in welke roes ze doet sterven, dan zouden ze minder bang zijn voor de bestraffing van hun misdaden, ze zouden er meer bedrijven en met meer zelfzekerheid; deze heerlijke operatie, Thérèse, die tevens de ruimte samendrukt waarin ik me ga plaatsen (voegde hij er aan toe terwijl hij zich aanbood voor die misdadige baan, zo'n schoft waardig) zal mijn genoegens verdubbelen.
Maar tevergeefs tracht hij zich een weg te banen; hij heeft mooi de toegang voor te bereiden, al te monsterachtig geschapen om te slagen, worden zijn pogingen telkens afgeweerd; zijn woede kent nu geen grenzen meer; zijn nagels, zijn handen, zijn voeten dienen om de weerstand te wreken die de Natuur hem biedt: hij duikt weer op, het vlammend zwaard glijdt naar de boorden van het naburig kanaal, en dringt er, door de heftigheid van de schok, half in; ik slaak een kreet; Roland die woedend is over de vergissing trekt zich terug en klopt deze keer aan de andere poort aan, met zoveel kracht, dat de bevochtigde angel doordringt, - wat me openscheurt; Roland profiteert van het welslagen van deze schok; zijn inspanningen worden heviger, hij wint terrein; naarmate hij vordert, wordt de fatale koord die hij rond mijn hals gelegd heeft aangesnoerd, ik stoot een verschrikkelijk gehuil uit; de woeste Roland, die er vermaak in schept, zet me aan mijn kreten te verdubbelen, al te zeker als hij is van hun ontoereikendheid, al te zeer meeater om ze stop te zetten zodra hij wil; hij windt zich op bij de scherpste tonen; de roes gaat zich meester van hem maken, het aansnoeren van de koord wordt telkens geregeld op zijn wellust; geleidelijk dooft mijn stem uit; de rukken worden dan zo driftig dat mijn zintuigen verzwakken zonder nochtans alle gevoel te verliezen; ruw geschud door het enorme lid, waarmee Roland mijn ingewanden verscheurt, ondanks de verschrikkelijke staat waarin ik verkeer, voel ik nog hoe ik overspoeld wordt door de vochtige stralen van zijn onkuisheid; ik hoor nog de kreten die hij slaakt, terwijl hij ze uitstort; een ogenblik van verdwazing volgde, ik weet niet wat er van me werd, maar weldra open ik weer mijn ogen voor het licht, ik zie dat ik vrij ben, losgemaakt, en mijn levensgeesten schijnen weer opgewekt.
- Wel, Thérèse, zegt mijn beul, ik wed als je oprecht wil zijn dat je alleen maar lust gevoeld hebt.
- Slechts afschuw, Mijnheer, slechts walg, slechts angst en wanhoop.
- Je vergist je, ik ken de sensaties waarvan je zojuist geproefd hebt; maar hoe dan ook, wat kan het me schelen, je moet me, kan ik me denken, genoeg kennen om heel zeker te zijn dat ik me om Jouw zinnelust minder bekommer dan om de mijne, in wat ik met jou onderneem, en die lust is zo hevig geweest dat ik me zijn beste ogenblikken opnieuw ga bezorgen. Het is van jou nu, Thérèse, zegt de losbandige rekel, van jou alleen dat het getal van je dagen gaat afhangen.
Hierop legt hij rond mijn hals een koord die aan de zoldering hangt; zodra ze stevig bevestigd ie, bindt hij aan het taboeretje, waar ik opklom om hoog genoeg te reiken, een touw vast waarvan hij het einde in handen houdt, en gaat zich plaatsen in een zetel juist tegenover mij: in mijn handen bevindt zich een vlijmscherp snoeimes, waarvan ik me moet bedienen om de koord door te snijden op het ogenblik dat hij door middel van de touw die hij vasthoudt het taboeretje onder mijn voeten doet kantelen.
- Je ziet, Thérèse, zegt hij vervolgens, als je mislukt in je slag, dan zal ik de mijne niet misten; ik heb dut geen ongelijk te zeggen dat het voortzetten van je dagen van jou afhangt.