Gard Sivik. Jaargang 5
(1960-1961)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |||||||||||
alsof ik in een rose wolk lag
| |||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||
absoluut onmogelijk. Ik heb het geprobeerd met marihuana, haschisch, opium en mescaline. Maar geen van vieren werkte. Er kwam wel iets vreemds uit, maar dat had geen enkele diepgang. Een leuk voorbeeld: ik had opium genomen en was hypersensitief voor geluiden en kleur. Ik liep op het Museumplein om een uur of drie 's nachts. Een hele winderige nacht. Langs het KLM-gebouw en het russische konsulaat. Opeens stond ik stil. Een vreemde kombinatie van geluiden drong tot me door. Een vlaggemast ergens in de tuin van het konsulaat. En een vlaggetouw dat daar in een heel vreemd rhytme tegenaan sloeg. Een heel gek geluid. Doorgaans schenk je er geen aandacht aan, maar met opium hoor je het duivels goed. En ergens lag ook nog een leeg olievat, dat de hele tijd maar heen en weer ging: toem, toem, toem. Ik heb een hele tijd stil staan luisteren, tot ik dacht, daar moet ik eens iets van maken. En dat heb ik ook gedaan, maanden erna. En het is verdomd leuk geworden. Je krijgt dus wel zekere ideeën. Maar je moet ze wel onmiddellijk neerschrijven, want het volgende ogenblik zijn ze er al niet meer, omdat het zo snel wisselend is wat je allemaal denkt en hoort. I Zijn bepaalde drugs op de duur kinderspul voor je geworden? A Nee, dat heb ik nooit gehad. Wel dat ik een tijdje iets liet vallen. Marihuana bijvoorbeeld, als ik opium had, en dacht: marihuana is niets meer. En wat morfine en cocaïne betreft: het verschil is voor mij eigenlijk niet zo gek groot. Het enige wat je er mee bereikt is dat je je verschrikkelijk prettig voelt. Het mooiste dat ik ooit beleefd heb, is met mescaline. Zal ik ook nooit meer vergeten. Was dan ook echt een belevenis, ja god, die je bij blijft. Ben je als het ware dankbaar om. Het stelt je onmiddellijk en onvoorwaardelijk in staat om dingen te zien die je altijd wel vermoedde. Met mescaline wordt de wereld heel vreemd. Een automatische, vreemde poppekast. I Blijft dat idee je ook bij als het uitgewerkt is? A Ja. Nee, toch niet. Ik weet wel, dat ik het toen anders zag; en als ik me inspan, dan kan ik wel iets ervan terugkrijgen. Maar tenslotte is er weer de wereld waarin je bent teruggekomen, en waar je toch niet meer hetzelfde kunt zien als toen je mescaline had. Anders zou je dood gaan, werkelijk. Krankzinnig worden. Als je mescaline neemt, zie je de ware realiteit. Dat is dus niet zuiver ontvluchten. Dat is gewoon iets wat onmisbaar is: verder denken. Maar 't is zo verschillend. Want dien je een boerejongen mescaline toe, dan krijg je iets heel anders. Omdat die jongen ook andere dingen wil. Die jongen is anders geaard, die wil andere dingen zien. Weet je wat me heel interessant lijkt: verschillende mensen naast elkaar zetten. Omdat er wezenlijke verschillen zijn. Bijv.: een arbeider, een schooljongen, een intellektueel, een musikus, een schilder. Dan pas krijg je volgens mij een enigszins goed beeld. Dan kun je ook analoge dingen ontdekken. Dan krijg je volgens mij een veel zuiverder beeld dan wanneer je - I We willen geen statistische gegevens. Alleen een of meer case-histories. Een authentiek relaas. A Goed, zal ik je verder vertellen over mijn ervaringen met mescaline. Ik had van te voren veel over mescaline gelezen. Van Huxley Heaven and Heil en The doors of perception. En dat trok me natuurlijk wel aan. Toen werd ik een keer in staat gesteld om mescaline te kopen, wat heel zeldzaam is, want 't is heel moeilijk te krijgen. Ik wist dat Huxley de dosis genomen had op ongeveer ½ gram. 'k Had een vriend bij me die voor alles zorgde. Voor de injektiespuit, die we later niet gebruikt hebben, maar goed - we zouden dus ieder een ½ gram nemen en elkaar in het oog houden. 't Was een nieuwe drug, je wist nog niet wat er kon gebeuren. Die vriend nam 't een half uur eerder in dan ik, hij slikte 't gewoon. 't Gaat pas werken na ongeveer een uur. Een uur heb je een kater, de kater krijg je van te voren. Die jongen slikte 't dus en na een half uur kreeg hij een katterig gevoel, hoofdpijn en zo. Toen slikte ik het pas. Spuiten is heel onaangenaam. Je krijgt een zeker opgezwollen gevoel in je arm. Slikken heeft weer het nadeel, dat je kan overgeven, dus dan heb je er niets meer aan. 't Gekke bij mij was dat ik het veel eerder kreeg dan die jongen. Na een kwartier bemerkte ik al een verschrikkelijk onwelzijn in mijn hele lichaam. Ik begon te transpireren. Ik was koud en warm. Vreemde spiertrekkingen ook. Heel vreemd. Bovendien had ik een dag of vijf ervoor een gat in mijn hoofd gekregen. En het leek net of al de pijn in mijn lichaam zich rond dat gaatje koncentreerde. Dat gaatje zat midden op mijn hoofd, en opeens had ik er een verschrikkelijke pijn. Jezus, dat was niet zo'n plezierig gevoel. Maar opeens begon alles anders te worden. Die pijn, dat was iets los van mezelf. Opeens, opeens. Er was een moment dat de pijn mijlen ver weg was. Je | |||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||
voelt 'm nog wel, ergens, maar je bent er zelf niet meer aan verbonden. Toen dacht ik, nou, ik begin 't nu te merken. Ik had 's middags alles ingeslagen. Ik had De Tuin der Lusten van Hiëronymus Bosch; had ik boven mijn bed geprikt. Ik dacht, als je ergens naar wilt kijken, is dat wel het mooiste. Ik had een paar bloemen omdat ik bij Huxley gelezen had dat een bloem opeens verschrikkelijke kleuren uitspatte. Maar ik merkte van dat alles nog niets. Nou, dan ga ik nog maar even naar beneden, op het balkon staan, dacht ik. Schuin tegenover - 't was op een derde verdieping - was op een blinde muur een grote reclame voor vermouth aangebracht, je kent 't wel, dat ronde ding in sigarebandjesvorm, rood. En opeens sloeg dat rood werkelijk als een hamer op mijn ogen; ik kon niets anders zien dan dat rood. Toen keek ik rond; en alles, die straten waren plotseling zo vreemd. Ik had trouwens toch veel geluk; want net op dat moment kwam er uit een andere straat een grote rode Caltexwagen, een grote pompwagen. Zo rood dat ik dacht, ja nu val ik, ik voelde me helemaal niet meer staan. Die kleur snijdt zo op je, nou ja, dat is ongelofelijk. Trouwens alle kleuren, affiches, kleuren die je nooit eerder hebt opgemerkt; het gewone groen van een wagen was opeens van een dusdanige schoonheid; je kunt op dat moment niets anders zien dan dat groen; heel vreemd. Toen dacht ik, nou, dat zit wel goed, maar 't is wel erg vroeg, want meestal krijg je de resultaten pas na anderhalf uur. Ik ging naar binnen en ik meende dat ik eigenlijk ook in een vreemde kamer stond, niet meer de kamer die ik eerst was doorgelopen; de kamer was eigenlijk of je er nooit eerder was geweest; en ergens toch ook wel dat je er eerder was geweest, maar dat 't nu jaren later was. Volkomen als een bezoeker sta je er tegenover. Die vriend was heel rustig, keek om zich heen, vond alles mooi, zag ook de kleuren zoals ik. Maar ik voelde een verschrikkelijke onrust over me komen: alles was zo verschrikkelijk veranderd. Die straat, die drukke straat, de... straat, 't stond allemaal buiten mezelf, als een plaatjes-boek. En de mensen die ik tegenkwam in de straat, die hadden allemaal iets vreemds; ze werden allemaal bewogen door de een of andere kracht; gewoon een science fiction world; of je op de planeet Mars stond. Vreemde mensen met iets reuzevreemds in hun blikken. En toen kwamen we op het Leidseplein en toen begon het heel erg met me te worden. Op een bepaald moment keek ik mijn vriend aan; en die had zo iets verschrikkelijk duivels in zich, wat ik nog nooit in hem had gezien. Hij was een vreemde voor me geworden. En inderdaad, later heb ik ook bij Michaux gelezen dat niets meer geldt; vrienden, dat is niets meer. Je staat volkomen naakt alleen. Je hebt nergens meer enig verband mee. En dat is natuurlijk een belevenis die een klein beetje huiveringwekkend is. Als je voor het eerst het naakte alleenstaan ervaart; en dat heb ik toen heel goed ervaren. Je loopt door een stad met vreemde grachten, vreemde mensen. En zelf ben je iemand anders. Geen woorden kunnen dat uitdrukken: volkomen afgescheiden zijn van alles. Kennissen die je op straat tegenkomt, zijn je kennissen niet meer. 't Griezelige van de mescalinestaat is dat je je niet meer kan herinneren dat er een normale staat is geweest. Je kan niet meer terugdenken wat je vroeger geweest bent. Je kan niet meer denken van o god, ik was toen in die kamer, met die bloemen, en ik heb toen ½ gram mescaline ingenomen en nu ben ik in die mescalineroes. Ik wás toen gewoon. Niet onder invloed van mescaline. Ik was. Toen volgde er een verschrikkelijke marteling. Je hebt echt wel dagen nodig om er over heen te komen. Om te vergeten dat je acht uur volkomen alleen bent geweest. Dus begrijp me goed: het is niet meer mogelijk om kommunikatie te zoeken met wat dan ook, met andere mensen. Je staat volkomen naakt alleen. Ik ben de hele Leidsestraat doorgelopen, schrikachtig van verkeer en mensen die ik tegenkwam. In veel mensen zag ik een koud, metaalachtig iets, daarom zei ik ook science fiction world. Ik was eigenlijk de enige levende; de anderen waren allemaal poppen. Ik was tot geen enkel gevoel meer in staat. Ik kon helemaal niet met mezelf redeneren van, nu ben ik ongelukkig of gelukkig; dat kon ik helemaal niet zeggen. Ik was. En de andere mensen, die waren er niet. Ik was alleen. En de andere mensen werden geregeerd. Ik was de enige die leefde. Ik kon alles in één blik overkijken. Elk kontakt was onmogelijk. Zo vlug ik kon heb ik mijn vriend verlaten. Hoewel hij toch precies dezelfde dosis als ik had gehad, voelde ik geen enkele reden meer om met hem verder te lopen. Ik was alleen. Als ik mijn moeder of vader was tegengekomen, was ik doorgelopen. Ik had niets meer met ze te maken. Ik was volkomen alleen. Toen ben ik op een terras gaan zitten. Een groot terras, bij de universiteit, hoe heet 't ook weer - I Merkte de omgeving je andere gesteldheid? | |||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||
A Nou, dat denk ik wel. Ja, inderdaad, veel mensen hebben ons aangekeken, misschien dachten ze dat ik dronken was of een beetje gek, ik weet 't niet. De dienster kwam naar me toe. In het gezicht van die vrouw zag ik zulke demonische dingen: 't was geen gewone dienster meer. Er was ook zo'n hele vreemde belichting. Voor het eerst werd ik toen eigenlijk ontzettend bang. Ik dacht, god, ik hou het geen uren uit zo. Ik wist dus niet te denken, ik wou dat ik maar weer 's normaal was; nee, ik dacht, ik hou het niet meer uit. Dat heeft een hele tijd geduurd, een paar uur. Alles kreeg een vreemde Bosch-achtige uitdrukking. Er liepen een paar toeristen, ik meen Duitsers, een heel vreemde kombinatie: een heel lange, uitgerekte vrouw met een heel klein mannetje dat nauwelijks tot haar middel reikte, met een grote ruitpet op. En daarnaast een heel vreemde jongen met flaporen. Die liepen vrijwel in dezelfde pas en dat was zoiets ridikuuls, zo vervormd, zo Jeroen Bosch. En toen kwam er een hondje aan, en toen werd ik ook onmiddellijk aan Jeroen Bosch herinnerd. Ik ben teruggelopen naar de stad. Naar Reynders. Ik moet mezelf in de spiegel zien, dacht ik, dat is absoluut noodzakelijk; kijken of ik nog kontakt met mezelf heb. Ik ging voor de spiegel staan en keek achter me, want ik dacht dat er iemand anders in de spiegel stond. Ik was mezelf niet meer. Die ik in de spiegel zag, had geen enkele relatie met mij, een heel vreemd gezicht. Ik vond wel dat-ie op me leek, maar 't was een vreemde; ogen veel te groot, veel te wijd uit elkaar. Toen ben ik snel weggegaan. Toen ben ik naar de Lucky Star gegaan. Toen kwam ik werkelijk in een soort hel terecht. Op een zondagavond. Jongens met enorme schouders en boksersneuzen. Er werd flink gedanst. Het was verschrikkelijk druk. Al die gezichten hadden een menacing quality, een verschrikkelijke dreiging allemaal. Je voelde de verschrikkelijke spanning in het dansen, in die gezichten. Het gezicht van de uitsmijter! Op het laatst werd ik verschrikkelijk bang. Alles was eigenlijk, eigenlijk uit op mij. Je komt in een wereld terecht, waar alles even dreigend is, alles even tough. Ik ben vrienden aan gaan spreken om te zien of er nog kommunikatie mogelijk was. Nee. I Waar doe je 't eigenlijk voor? Voor de avonturen? De kicks? A Kicks kan je het niet noemen. Op een gegeven ogenblik heb je een plane bereikt. waardoor je de dingen zo in hun waarheid ziet, ja ik bedoel in een waarheid waar je later geen enkel kontakt meer mee hebt, god, ik noem dat geestelijke avonturen. Daarvoor doe ik het ook. Soms wel gewoon voor de kick, om gek te zijn, weet je wel. Maar niet alleen om mezelf in verdoving te brengen. Een soort geestelijk avontuur, ik weet geen ander woord. Kick haalt het niet. Een soort avonturen die, nou ja, onmisbaar zijn. Ik zie geen enkele waarde in 't gewoon doorleven met de kleine elevaties van geluk, die je bijvoorbeeld in de liefde kan bereiken. Volgens mij is dat het leven gewoon verknoeien. Nog niet half de kansen gebruiken die het heeft. En die kansen, die geven dit soort dingen. Mescaline en opium. Sommige mensen kunnen het zonder. De konklusie is dus eigenlijk deze, ik bedoel, 't is helemaal geen apologie, maar als je dit zou missen, dan zou je leven, voor mij althans, inkompleet zijn, want dan heb je maar zoveel van de mogelijkheden gebruikt die voor je openliggen. | |||||||||||
Gesprek met B., 2- jaarI Sinds welke leeftijd rook jij? Doe je iets? B Sinds m'n 19de. I Wat heb je sindsdien allemaal aan verdovende middelen gebruikt? B Marihuana, haschisch, opium, morfine, heroïne, cocaïne, benzedrine, alle amfetamine-preparaten en LSD. Op m'n 19de ben ik onder vrij toevallige omstandigheden met marihuana begonnen. Een amerikaanse kennis die ik in Parijs ontmoet had, kwam me in Amsterdam opzoeken. Hij had een vriend bij zich die marihuana rookte. Dat was de eerste keer. Een paar weken later kwam ik met een vriendinnetje op de... Laat ik 's naar marihuana vragen, dacht ik. En ik kreeg het. Ik vond het een bizonder plezierige toestand, waar ik toen ik kwam. Ik ben incidenteel doorgegaan met roken, ongeveer een half jaar lang. Dat was aan het eind van m'n 19de jaar. In het begin van m'n 20ste had ik zoveel kontakten met marihuanamensen dat ik op een bepaald moment een kilo marihuana in huis had, van de allerbeste die hier ooit in Amsterdam geweest is. Heel sterk. De meest fantastische marihuana die ik gehad heb. Vier maanden hebben we dat praktisch met z'n drieën opgebruikt. W. en T. hebben het ook gebruikt. En toen kwam ik met S. in kontakt. Op een keer gingen we naar Rotterdam. Onderweg in de auto van W. hebben we gerookt en grapjes gemaakt, zo van: als we nou niks meer te roken hebben, | |||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||
gaan we de bekleding uit de auto snijden; die is dan nog zo dik van de rook, dat we er nog lang van kunnen roken. In Rotterdam heb ik wat cocaïne gekocht. Nog geen morfine. Een mooi verhaal over morfine op die route Amsterdam - Rotterdam. ‘Zullen we even stoppen?’ zegt S. op een bepaald moment. Ik stoppen. S. haalt een lepeltje tevoorschijn. Morfine er op. Water er op. Lucifers er onder. Koken. Watje er in. Opzuigen in een pipet, een oogdruppelaar. Aan het eind een sigarettenvloeitje er omheen, waar precies een naald kan opschuiven. Arm afbinden en in the vein. Ik had vroeger een geweldige hekel aan injekteren. Ik vond het helemaal niet leuk. Een eng gezicht ook als anderen het deden. Er kwam een dun kringeltje bloed in de pipet, wat ik een afschuwelijk gezicht vond. De pipetspuit is me dan ook voor het leven tegen gaan staan. Een kringeltje bloed omhoog en dan langzaam beetje voor beetje er in spuiten. En op het laatst bloed uit de aderen omhoog halen om de spuit schoon te spoelen. Ik had er toen echt genoeg van. Spuiten is 't toch echt niet, dacht ik. Maar W. een week later: ‘Moet jij nou ook 's geen shot?’ Waarop ik zei: ‘Nou ja, vooruit dan maar’. Maar ik vond het verschrikkelijk eng en ik wendde mijn hoofd af toen ik me door W. een shot liet geven. Daarna heb ik twee maanden lang incidenteel morfine gebruikt. Ik ben zelf gaan injekteren, veel morfine gaan gebruiken. Ik ving aan met drie shots per dag. Na zes maanden waren het tien shots. I Waarom doe je 't? B Heel gewoon. Om op een bepaalde manier geluk te zoeken. Ik heb 't nooit gevonden. Tot op zekere hoogte wel met marihuana. Maar dat houdt op een bepaald moment op. Als je een bepaalde tijd grote doseringen gebruikt hebt, houdt het op. Wat volgens mij een volkomen gelukssensatie geeft, is morfine. I Wat versta je onder gelukssensatie? B Een volkomen welbehagen en overeenstemming met je omgeving. Dat je dus net genoeg afstand hebt van je omgeving en alles bizonder duidelijk ziet, je daar ook warm mee verbonden voelt, zonder er iets mee te maken te hebben. Dus niet direkt wat men onder geluk verstaat. Maar 't was voor mij op dat moment de ideale toestand; dus: je in de kou bevinden zonder 't koud te hebben. I Heb je dat met alcohol niet? B Nee. 't Grappige van morfine is dat je 't gebruikt en denkt, ja gunst, kijk, daar loopt nou iemand die alcohol drinkt, gunst wat is dat een stakkerd van een man. Die drinkt alcohol, die vindt dat sensationeel, maar ik gebruik morfine en ik weet het echte geluk; dit is fantastisch. Bij morfine gebruikte ik regelmatig cocaïne. Werkt volstrekt niet verslavend, zoals wel verondersteld wordt. Opium wel. Opium en alle opiumderivaten werken verslavend. En inderdaad, als je daarmee ophoudt, word je ziek. 't Ligt er ook aan, hoe je 't gebruikt. Ik heb vaak opium gegeten. Dat ik dus twee dagen in bed lag en alsmaar opium at. Alsof ik in een rose wolk lag. Ik voelde me heerlijk, voortreffelijk lekker, wakker ook, in een halfslaap; alsof ik midden in mezelf rondliep. Ik had nergens behoefte aan. Morfine en elk opiumderivaat sluit alleenzijn volkomen uit. Je hebt alles. A Met mescaline is dat gevoel nog sterker. B Dat is gewoon sensationeler. LSD ook. En marihuana en haschisch. Ik heb met het gebruik van LSD marihuana-effekten herkend. De tweede keer niet meer. Ik had LSD genomen en tot op een bepaald moment had ik het idee alsof ik een feuilleton herlas, een boek herlas. En toen kwam ik aan een heel nieuw hoofdstuk, en daarna begon ik aan een hele nieuwe toestand. Was ik een spelletje aan het spelen; er hangen bij mij klimopplanten aan de wand - en daar keek ik naar en dan maakte ik blaadjes, grote en kleine en grote en kleine. En op een bepaald moment had ik 't niet meer in de hand. Toen werden de bladen steeds groter. Een soort klauwen waar ik tegenaan zat te kijken. Ik denk, jongen, o wat is dat nou?! A Wat je daar zegt over die planten, dat je als het ware voelt dat die dingen leven, datzelfde had ik na mescaline in het Vondelpark. Precies zoals je zegt: dreigende, overweldigende bladeren werden het. B Het meest frapperende met LSD vond ik dat je een volkomen nieuwe rangschikking kreeg, van alles. Dat de oude rangschikking niet meer deugde. Een waanzinnig verhaal van een hele gezonde jongen die alsmaar aan sport doet en ook een keer LSD genomen heeft. Ik zei tegen hem: ‘Die granieten vloer, met al die stukjes er in, die begon bij mij helemaal te kleuren; daar kwamen allemaal kleurtjes in; helemaal niet meer zwart en grijs; allemaal kleurtjes’. ‘Ja, maar dat was toch zo’ zei hij. Hij was er van overtuigd dat daar een gekleurde vloer lag. En toen zag ik... daar zitten. Hij leek plotseling ontstellend vermoeid, alsof hij er al dagen zat. En toen dacht ik, o J, die man zit me al dagen lang te martelen en ik kom er niet uit, ik kom er maar niet uit. Ja, ik heb het voor een groot | |||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||
deel als een soort marteling gevoeld. 't Was op een rare manier beklemmend he. Je kreeg dus plaatjes vertoond van die Rohrschachtest, en die begonnen allemaal te bewegen. ‘Zeg er nou's iets van?’ En ik begon er een verhaaltje over te vertellen. Van een grote vlinder, een grote spin. Maar in mijn achterhoofd had ik alsmaar: 't is een kut, 't is een kut, 't is een kut. Maar dat kwam er helemaal niet uit! Maar om op de morfine terug te komen - omdat morfine van alle narcotica die ik gebruikt heb, 't allerlekkerste is -: de eerste drie, vier keer had ik er geen effekt van, of nauwelijks. Ik verwachtte een soort marihuanaeffekt, waarbij je dus enorm geëxalteerd wordt en allerlei dingen meemaakt. Maar dat is gewoon niet het geval. Morfine is namelijk een soort geliefde, die je op de een of andere manier nooit in de steek laat, je op geen enkele manier fopt. Het sluit alles uit. Het sluit je wensen uit om iets te worden en je erotische verlangens, het sluit echt alles uit. Je hebt het idee: ik ben een volkomen gaaf, afgerond persoon. Je bent volkomen nieuw. Je bent zo oud als de mensen zijn. Je hebt alles meegemaakt en alles gaat nog komen. 't Is gewoon het allerbeste wat er is. 't Is niet sensationeel. 't Is fantastisch. Niet in de zin van: nu ga je allerlei dingen meemaken, nu ga je door een hel. Nee, als je morfine gebruikt hebt, als je 't een tijdje gebruikt hebt, dan ben je volkomen normaal, 't normaalste van alle mensen. Je loopt over straat en je denkt, ja gunst, iedereen is op de een of andere manier krankzinnig, psychopaat. Alleen ik loop hier en ken morfine en ik ben de enige die weet hoe men normaal is. I Stel je voor dat je iemand tegen was gekomen die ook morfine had gebruikt. Zou je 'm herkend hebben? B Onmiddellijk. Je let konstant op allerlei mensen, of je nu in de tram zit, of in de trein, of waar dan ook. Je kijkt iedereen aan: zou 't een morfinist zijn? Zou 't geen morfinist zijn? Een zelfde scheiding dus die op een bepaald moment homosexuelen maken. (tegen A) Jij bijvoorbeeld. Ik heb altijd het idee gehad, vanaf het eerste moment dat ik je zag, dat je enorm veel wekamines gebruikte. A Ja, bij tijden. B Dat is namelijk gewoon op de grootte van iemands pupillen letten. Bij de morfine gebruikte ik cocaïne. Op een bepaald moment hield de goedkope morfine op in Amsterdam. Alles wat ik nog had, was 3 gram cocaïne. Ik gebruikte het in 3 dagen, een gram per dag. Heel raar: ik was van de morfine af, waar je heel kleine pupillen van krijgt, als een speldeknop zo klein. En van cocaïne kreeg ik toen plotseling heel grote pupillen en alles begon te glimmen. Ik liep over straat: zwarte keien werden wit, blinkend wit. Ik stond op het punt om naar Rotterdam te gaan voor morfine. Maar ik had geen geld meer. Dan kan ik beter een kuur gaan nemen, dacht ik. Dat was heel grappig. Ik ging naar de dokter met 't plan om te zeggen: ‘Gunst dokter, ik heb van vrienden af en toe wel eens morfine gekregen, want dat helpt me zo goed tegen mijn zenuwen’. Maar dat vond ik toch wel een beetje een lulverhaal en daarom zei ik gewoon: ‘Dokter, ik voel me zo rot’. ‘Nou’, zei-ie, ‘dan ga je maar naar de... kliniek. Dan zullen we je opnemen’. Maar ik had net met W. een afspraak gemaakt. Hij zou 's avonds langs komen, want hij had nog een klein beetje morfine. Dus zei ik: ‘Alles goed en wel, dokter, maar dat kan vanavond helemaal niet, want ik moet nog allerlei zaken regelen’. Met heel veel moeite heb ik het dus nog een avond uitgesteld, zo dat W. 's avonds lekker bij me langs kon komen. I Hoeveel morfinisten ben je in je leven tegengekomen? B Een stuk of elf. I En heb je ervaringen uitgewisseld? Of was dat niet eens nodig? B Je verstaat elkaar volkomen. I Heb je de neiging dat door jou ervaren geluksgevoel uit te dragen op anderen? Medestanders te kweken? Proselieten? B Tot op bepaalde hoogte. Ja. Je draagt het op anderen over. Je zoekt er ook echt de ongelukkigen voor uit, degenen die zich slecht kunnen handhaven. Daar vertel je 't tegen. Je wenst gewoon mee te delen: dit is de manier waarop je in overeenstemming met alle normen kunt leven. Met marihuana krijg je een soort geëxalteerde toestand, waarin je alleen dingen beleeft die voor je zelf van belang zijn. Eventueel kun je er moeizaam iets mee naar buiten doen. Van morfine word je volkomen gaaf. Van erotiek is geen sprake. Vlak voor ik echt aan de morfine was, nam ik ook af en toe al een shot, niet regelmatig. Op een keer was ik bij een meisje thuis. Zal ik nou met haar naar bed gaan of zal ik een shot nemen, dacht ik. Ik had kiespijn, ik dacht, weet je wat, ik neem een shot. Toen ben ik een half jaar aan de morfine geweest. Na mijn kuur kwam ik de... kliniek uit met het idee, jongens, ik ga op zoek naar een shot. En wie kom ik tegen? Dat meisje. Toen heb ik geen shot genomen. Toen ben ik met dat | |||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||
meisje naar bed gegaan. I Is het niet zo dat een ontwenningskuur je doet walgen, zoals de refusal bij tabak? B Helemaal niet. A Op de 100 morfinisten worden er maar 2 volkomen genezen. 2 of 3. I Zijn jullie morfinisten? AB Nee. I Zou je 't willen worden? AB Ja. B Luister, ik heb 't dus altijd nog heel diep in me. 't Is dus langzamerhand heel diep geworden, omdat ik de erotiek gewoon hoger aansla. Maar als ik een meisje heb dat ik erg aardig vind, dan zit ik zo bij mezelf wel 's te denken, weet je wat, als 't nou uit is, ga ik lekker aan de morfine. A Wat jij ‘geluk’ noemt, B., ‘staat van welzijn’, is voor mij meer een avontuur, zoals ik al zei, elke keer weer. Een avontuur waar ik het welzijn helemaal niet bij inkalkuleer. Want al zou ik me beroerd voelen - dat hoort erbij; ik neem de konsekwenties; die horen bij het avontuur. B Eerst zocht ik ook gewoon het avontuur. Maar op een gegeven moment trapte ik toevallig in de morfine en werd er, nadat ik er eerst niets aan gevonden had, een fantastisch gaaf, afgerond persoon door, zo mooi als ik nog nooit geweest was; niet menselijk mooi; als ik in de spiegel keek - ik vond het trouwens helemaal niet meer noodzakelijk om in de spiegel te kijken; net zo min als ik 't noodzakelijk vond om me te wassen - je wordt een gaaf persoon en je denkt, hier ben ik, ik ben lekker en ik voel me goed en iedereen kan zich zo goed voelen, maar er zijn er maar zo weinig die het weten. A Ja, 't gekke is dat dat gevoel tot jou alleen beperkt blijft. Misschien heb jij dat ook gehad: dat je ergens binnen komt, een café, en dat er mensen naar je kijken, omdat je een soort vitaliteit uitstraalt, omdat je je iemand voelt; je bent gewoon herboren; je ziet er ook anders uit, schijnbaar. Er kijken mensen naar je, vooral vrouwen. Je bent volkomen nieuw, weg van je oude zorgen. B De enige zorg die je nog hebt is, gunst, zou ik morgen nog wel morfine hebben? Voor de rest kun je net zo goed 15000 of 50000 jaar oud zijn. Je gaat in een stoel zitten en denkt, hier zit ik nou. Of dat denk je niet eens. Je zít daar. Je hebt gewoon geen andere wens. Eventueel weet je, in de toekomst moet je er een keer uitkomen, een keer allerlei dingen gaan doen. I Geen angstgevoelens bij de gedachte dat 't eens op zal houden? B Ik heb één ellendige ervaring meegemaakt. Op een avond, ik weet niet hoe, had ik de naald botgemaakt. Er zat een braampje op en ik had hem het raam uitgelazerd. Morgen een nieuwe naald kopen, dacht ik. Heel onvoorzichtig. Helemaal vergeten dat ik, zodra ik opstond, altijd een shot nam. Ik werd dus 's morgens wakker en ik dacht, nou ga ik een shot nemen. Maar nee, dat is waar ook, die naald is weg, die naald is op. Nu kocht ik nog al een eind van huis - en om de een of andere reden hield ik daar ook aan vast - nieuwe naalden. Dus ik eerst naar de... straat, plichtsgetrouw, niet ontbijtend. Gauw op de tram, naar de... straat naalden kopen, en naar de... toe, daar een kopje koffie bestellen, die koud laten worden, terwijl je een lekkere grote shot neemt en terwijl je lekker warm wordt, die kop koffie nemen. Je wordt er namelijk warm van, van morfine. Je krijgt een soort branderig gevoel, eerst in je benen. En dan word je helemaal warm. Het gevoel of er iets zwaar op je nek leunt. Na een kwartier of zo een beetje zware armen. En ik lekker in de stoel zitten en denken, nu gaat het meest fantastische gebeuren. Dat was dus de eerste keer dat ik morfine nam. En toen, na een half uur, toen werd ik helder en fris. Ik denk, godverdomme, wat is dat nou? Ik voelde me helemaal verneukt, zeg! Ik voelde me zó genomen! Er gebeurde niets. Ik werd alleen helder. Verder niets, echt niets. Een beetje warm gevoel van te voren, een beetje jeukerig gevoel, lekker, een behaaglijk soort jeuk en daarna niets; 't hield op. De tweede en de derde keer net zo. Maar later kwam ik tot de ontdekking: je bent volslagen normaal, maar je komt precies een niveau hoger dan normaal te leven. Je hebt geen last meer van zorgen; die houden op. Je denkt niet meer, morgen moet ik allemaal dat doen. Je hebt geen schuldgevoelens meer tegenover allerlei dingen. A Je denken gaat ook verrassend vlug. Je bent in staat om gedachtensprongen te maken die je anders niet vlug kunt maken. Je bent volkomen vrij in je denken. B Ja, volkomen helder en vrij. Nergens meer last van. Niet van angsten, niet van zorgen. I Heeft dat een physieke oorzaak? A Ja ja, een chemische oorzaak. Ik weet niet precies hoe het zit. B Ze hebben geprobeerd 't te bewijzen met enzymen. En dat zou dan ook op mescaline en marihuana slaan. Een enzymenstroom voedt | |||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||
onze hersenen. Houdt ze dus kritisch in stand. Houdt het onderbewuste weg. Maar met het innemen van sommige dingen wordt die enzymenstroom opgedroogd. En het onderbewuste komt vrij. Dat is één theorie. Maar er zijn er meer. I Ook de Ropp houdt in ‘Drugs and the Mind’Ga naar eind* alle mogelijkheden open. A Het ligt ook aan de omstandigheden. Een voorbeeld: ik heb meegemaakt dat ik vijf dagen achter elkaar zwaar had gedronken. En als ik zeg zwaar drinken, dan betekent dat ook dat je naar bed gaat om vijf uur, om elf uur wakker wordt en meteen gaat drinken tot 's nachts; grote hoeveelheden dus, zodat je lichaam eigenlijk tot niets meer in staat is. En toen heb ik opium genomen. Maar wat een groot verschil was dat niet met die andere keren dat ik gewoon nuchter opium at. Temperatuur is zelfs van invloed. In een warme kamer werkt het geheel anders dan wanneer je buiten loopt. B Ik heb een kort tijdje, een paar weken gehad, dat ik 's morgens wat opium at en daar benzedrine bij gebruikte. Van opium relax je en van benzedrine word je enorm fit. Ik weet niet hoe het kwam, maar op de een of andere manier begon ik daarvan te kotsen. A Ik heb het nu. Ik heb het nu. Ik heb vanavond een grote dosis benzedrine ingenomen. Ook veel pils. En telkens heb ik dat overvolle gevoel. Je maag is overspannen. Je kunt ook niet eten. B Ik weet niet hoe het kwam. Ik rookte de avond ervoor veel marihuana. En 's morgens moest ik telkens kotsen. Niet met het idee, dit is nou een ellendige bezigheid, nee, 't was gewoon een onderdeel van het dagelijkse leven. A Als je mescaline spuit, krijg je een heel naar gevoel; of je armen elephantiasis krijgen. En als je 't eet, heb je het gevoel dat je gaat overgeven. Ben je alles kwijt. Met opium idem. Maar dat ligt niet aan de opium. Het ligt aan de benzedrine. Want waarom wordt benzedrine, en dexedrine, voorgeschreven aan mensen die te dik zijn, die te veel eten? Er wordt een soort vreemde klep op de maag gezet. B Ik vergat nog te zeggen dat ik er ook een flesje bier bij dronk. 't Was een rare tijd. Ik was een beetje alcoholistisch. Ik rookte een beetje. En ik werkte eigenlijk op de benzedrine. Ik werd 's morgens wakker, dronk een flesje yoghurt leeg, ging dan naar de slager en kocht een half pond biefstuk. Bij die half pond biefstuk dronk ik een flesje bier. Ik maakte wat Nescafé aan in een kopje en at daarbij wat opium. Ik had toen een heel grote dosering benzedrine, tot 70 mg aan toe. Een hele rare kombinatie dus. Maar die verdroeg ik gewoon. Ik ging op bed liggen, en had helemaal niet het gevoel dat ik iets bizonders deed. Interviewers: Cornelis Bastiaan Vaandrager Simon Vinkenoog | |||||||||||
‘dreamed about a reefer five feet long’1. ‘Das Leben will sich erhalten, aber das Leben will auch untergehen’ (G. Benn, ‘Urgesicht’)Het individu wil leven. Het tracht zich te ontplooien. Maar het verlangt ook ten onder te gaan. Het wil zich verwoesten. De burgersmoraal, die deze stelling loochent en met afgrijzen verdoemt, voert nogmaals een struisvogelpolitiek, huldigt het zelfbedrog. Wie de ambivalentie niet heeft ondergaan, bevindt zich werkelijk op dat geëffend vlak, dat waarde- en waardenloos plateau, waarheen het Westers individu een eeuwlang reeds wordt gestuwd: de complete nivellering, de onmenselijke neutraliteit van het economisch | |||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||
productief nummer. Het is omwille van het inzicht in de ambivalentie van het fenotype, dat een burger als Goethe bij voorbeeld altijd sympathiek blijft. Harmonie is dosering van krachten. Het streven ernaar is richting geven aan misschien tegenstrijdige mogelijkheden, aan die eigenaardige blinde potentie, die de natuur is. Harmonie is niet alleen ja of neen zeggen, maar eveneens ja en neen. Laat ons niet overdrijven, maar de mens beschikt over apparaten, die hem als regulator van deze blinde krachten dienstbaar kunnen zijn; ik bedoel het besef dat hij van het muskulair en nerveus systeem heeft, ik bedoel zijn kennis en appreciatie van de natuur voor zover hij die zelf is. Het zijn die kennis van het gegeven materiaal en zijn aanvaarden van de gegeven situatie, die hem de horizon van tragiek en geluk kunnen openen. Het is duidelijk, dat ‘kennis’ hier ook zijn Oosterse lading heeft en niet beperkt wordt tot de resultaten van de cortex, een menselijk segment dat in het Westen maniakaal hypertrofisch werd ontwikkeld. Het inzicht in en het richting geven aan de mogelijkheden van de natuur impliceren ook de hybris van de mens, die het moment wil vereeuwigen door de herhaling, de reeks, de kwantiteit. Op deze hybris wreekt zich de natuur: anangkêi. Men begrijpt, dat ik middenin het probleem van de transcendentie, de extase, de roesverwekkende middelen, stimulantia, giften en drugs zit. Nog meer voor de hand liggend is de erotiek, de coïtus, het orgasme, het grenzen vernietigend moment, het ontploffen van de individuele remmingen, de vervloeiing, als het ware het gebied waar leven en dood naast elkaar lopen, elkaar raken, schroeven. Ik verwijs naar de eerste zin van deze beschouwingen. Het labo Freud heeft de centrale rol van de erotiek voldoende belicht. Laat mij hieraan alleen toevoegen, dat er onder de dieren geen erotomanen zijn. Ik bedoel, dat de mens door het besef van zijn vrijheid gevaar loopt de reddeloze gevangene te worden. Sommige verten zijn voor de blik onverdraaglijk. Begrenzing is een van onze sterkste wapens. Spanning én ontspanning, akkoord; maar onmatige ontspanning is opnieuw spanning. Laat ons dus de dosering van de giften bepleiten, evenals het feit, dat men medicamenten moet kunnen afwijzen, opdat zij medicamenten zouden blijven. De wereld omdraaien, omdat het daar ook de wereld is. Goed. Wij zijn in de eindsituatie beland, waar paradoxen geen spel van de geest meer zijn, maar een existentiële voeding. Deze manier hoort bij het laat-kwartair fenotype, maar op een te lang, te opzettelijk, te monotoon omgekeerde wereld krijgt de verstarring ook haar fysionomie, vlugger dan verwacht. Tot daar de interpretatieruimte aan de ‘Umwertung aller Werte’ gegeven. | |||||||||||
2. Zuipers en delinkwenten, pardon: genieën!De kunst is geen spel. Zij schenkt resultaten van blijvende aard, terwijl bij het spel de resultaten met het eindigen van het spel verdwijnen, vervallen, onbestaand worden. Het kunstding is evenmin de uitdrukking van een droom, het is de uitdrukking van de mogelijkheden die in het materiaal aanwezig. Dit zijn bekende Alainse ideeën. Zij sturen aan op de blijvende waarde van het kunstding, dat nutteloos, omwille van de schoonheid alleen de tijden overleeft. Kunstproduct betekent antinatuur, supra-natuur. Het ligt voor de hand, dat de kunstenaar in zijn streven de normale gang van zaken stoort, zelfs verloochent en de artistieke levensvisie in botsing komt met de economische, de burgerlijke. Het bionegativisme van de kunstenaar gaat twee richtingen uit: deze van de mens waarmee hij samenleeft, deze van het door hem gerealiseerd ding dat hem in stilte, in kracht en in vorm, kortom in zijnswaarde overtreft, en als een wapen op hem wordt gericht om zijn betrekkelijkheid te onthullen. Het fenotype wil zich glanzend uitdrukken, het laat de fragmenten schitteren, het kiest partij tegen het anti-artistieke. Maar de gerealiseerde vorm verwekt bevreemding, laat de maker niet toe tot het geheim, en voor het toch natuurgebonden fenotype is de eeuwige opaciteit de bron van vertwijfeling. De artiest beweegt zich tussen de sociale mens en het eenzaam ding, tussen het betrekkelijke en het absolute, hij is uitgestotene en afgewezene. Het is deze situatie, die het verlangen naar de euforie uitlokt. Euforiezucht naar het paradijs van de uitgestotene of de afgewezene. Hier eindigt het duidbare. Vrijheid, totaliteit, verbreken der banden. Scheppen van perspectieven, azuren vergezichten, sferen. Lange-Eichbaum in ‘Genie, Irrsinn, Ruhm’ en Benn in ‘Genie und Gesundheit’ citeren de talrijke ‘erkende’ genieën doorheen duizenden jaren kultuur, reuzen van de moraal, de plastische kunsten, de muziek en de letteren, die zopen, aan opium, absint, ether, hasjisj, alcohol verslaafd waren, dipsomanen, kwartaalzuipers | |||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||
die crepeerden in roes of delirium tremens en zich schuldig maakten aan de ergste excessen. Dit alles kan niet alleen op de bedroevende, uiterlijke omstandigheden geschoven worden (het uitgestoten zijn), het vindt eveneens grond in de innerlijke structuur van het type zelf (het afgewezen worden). Langs de andere kant houdt Kretschmer vol, dat een zekere graad van spitsburgerlijkheid, normale plichtvervulling en huiselijkheid het genie eveneens kan bevorderen, terwijl Benn in een essay ‘Altern als Problem für Künstler’ de hoge leeftijd van vele ‘erkende’ genieën vaststelde. De vraag, of zij de erkenning van hun genialiteit aan het bereiken van die leeftijden danken, dan wel of zij dank zij de scheppende activiteit en de expressie het innerlijk evenwicht behielden, waardoor een weldoende invloed op het lichaam en zijn functies werd uitgeoefend, is hier van secundair belang. Het dient wel opgemerkt, dat de reeks namen der hoogbejaarden grondig verschilt met deze van de toxicomanen. | |||||||||||
3. Demoon Graupner in ‘Dämon Rausch’Ik heb de werking van de roesgiften in de officiële kunstdomeinen nagegaan om de stelling te ontzenuwen, dat de jazz het typisch gebied van de toxicomanen is. Het nihilisme van deze muzikale expressie is voor vele kultuurdragers een afgedane zaak. Laten wij deze kliek in haar geloof, en stellen wij voor haar alleen vast, dat het bionegatieve en het nihilisme vanop het burgerlijke-mercantilistisch standpunt in alle artistieke fenotypen broeit. Gelukkig maar! Erger, indien de woordvoerders van deze kliek in geschriften uitmunten in handige verdraaiingen en door funeste formuleringen de opinie van anderen naar hun wens kneden. Van dat slag is de heer Heinz Graupner in zijn werkje ‘Dämon Rausch’. Pagina 37 bij de behandeling van marihuana gelukt hem de volgende formule: ‘Ich bin überzeugt, daß die Eigenart dieser Musik (jazz nl./WR), die musikalische Raserei und Ekstatik, ihre Hemmunglosigkeit und Erregtheit, sich wesentlich unter dem Einfluß des Haschisch entwickelt hat. Um es vergröbert auszudrücken: was “Tausendundeine Nacht” für das Morgenland ist, das bedeutet der Jazz für das zwanzigste Jahrhundert im amerikanisch-europäischen Raum. Haschisch spielt auf dem Instrument Mensen, das auch im Giftrausch seinen charakteristischen Klang behält’. Graupner maakte geen restricties, het gehele fenomeen jazz valt binnen zijn formule. Laten wij de gedachtengang onderzoeken. 1. Jazz wordt erkend als muziek. 2. Musikalische Raserei is onzin. Razernij is nooit muzikaal. Ofwel razernij, ofwel muziek en ten gevolge van 1 is 2 zinloos. 3. Ekstatik is geen Eigenart van de jazz als muziek. Een musicus in extase speelt niet meer, hij schuimbekt of ligt op de planken. Waar het verschijnsel zich niet getrukeerd voordoet, is het alleen psychologisch waardevol. 4. Hemmunglosigkeit is weeral in contradictie met het begrip muziek. 5. Tegen Erregtheit, opgewektheid heb ik niets. 6 Deze opgewektheid - enig woord tot de Eigenart van deze muziek rekenbaar - was reeds in het oud idioom aanwezig voor de marihuana-epidemie begon. De grenzeloze sensatiezucht van Graupner blijkt vooral uit de laatste zin van het citaat. Antwoord: de sterkste trompetspeler van de jazz, de musicus die een kwarteeuw richtinggevend is geweest, Louis Armstrong, ‘rookte’ niet. De trompetspeler, die de evolutie van hem overnam, John Birks Gillespie, verzorgt zich lichamelijk uitstekend. De jongste generatie werd geleid door een gezond, robuust trompetspeler, die door het fatum op andere wegen werd getroffen: Clifford Brown. Drie sleutelposities, drie Wendepunkte, drie scharnieren die perfect draaien zonder de olie van de drugs. De ideeënontwikkeling bij deze drie musici is niet van die aard, dat men zou kunnen vooropstellen, dat zij elk meesterschap over zichzelf verloren en tijdens hun interpretaties als automaten, als kluwen van zenuwen en spieren, ten prooi zouden zijn gevallen aan de marihuana. Graupners geschiedenisje is zeer goedkoop, te goedkoop om als waardevol drogeermiddel erkend te worden en om zich erdoor te laten beroesen. Ach! De opvattingen van St. Longstreet en A.M. Dauer in ‘Knaurs Jazzlexikon’ onder de rubriek ‘Rauschgift’ benaderen veel meer de realiteit. De auteurs geven toe, dat het gebruik van drogeermiddelen slechts sedert de jaren twintig in jazzkringen doordrong, omdat blanke musici en geëmancipeerde negermusici de natuurlijke neiging tot de hot-inspiratie en de offbeat misten. Innerlijke remmingen werden door het nemen van roesgiften gemakkelijker overwonnen. ‘Rauschgift hat demzufolge nichts mit Jazz als Musikform zu tun, sondern ist lediglich Anregungsmittel für Einzelpersonen, also eine außermusikalische Erscheinung’. Deze conclusie is uitstekend. Zij brengt de marihuana terug op het haar eigen domein. | |||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||
Individuele gevallen van toxigene musici zijn voldoende bekend. De droevige reeks moet ergens in Chicago een aanvang hebben genomen. De blanke klarinetspeler Joseph, Leon Rappollo was wellicht een van de eerste slachtoffers. Nu de marihuana een massale verbreiding in de metropolen van de States kent, is het periodiek ‘roken’ van vele musici onloochenbaar. De eigenaardige vlugge opgang en het snel verval van talrijke bopartiesten der eerste lichting (20 jaar in 1940) houdt met het fenomeen enigszins verband. Bepaalde musici verdwijnen een tijdlang in desintoxicatiehospitalen of gevangenissen, zij worden gewoon onbestaand, nergens wordt hun dood gemeld, en plotseling verschijnen zij opnieuw in een of andere bezetting. Van die aard de carrière van Howard McGhee. Andere musici komen om in eigenaardige, door niet-ingewijden niet de duiden omstandigheden: Twardzik te Parijs en Ernie Henry in New York. Vervolgens zijn er de regelmatige flashes, die ons inlichten over de logisch onverklaarbare gedragingen van een Bud Powell, een Thelonious Monk en anderen. Ten slotte blijven ons die werkelijk sociaal-onmogelijken bij, de radikalen, de provocators die met het compromis weigerden te leven: een Charlie Parker, een Lester Young, een Billie Holiday. Maar hoe ver men deze lijst ook mag doorvoeren, het blijven individuele gevallen, waarmee men het artistiek verschijnsel niet zal vereenzelvigen; en nog duidelijker: de hoogtepunten in de carrière van deze kunstenaars zal men moeilijk op rekening van de marihuana kunnen plaatsen. Het onregelmatig oeuvre van Bud Powell, het stelselmatig verval van Lester Young, dat om welke redenen ook door zijn fans wordt geloochend, de tragische en allesbehalve musische tonelen met Parker in ‘Birdland’ een week voor zijn dood, bewijzen dit. En anderzijds, het oeuvre van Armstrong, Bechet, Gillispie, Clifford Brown, the Modern Jazz Quartet toont aan dat het niet nodig is zich te drogeren om solide jazz te spelen. Het fenotype en de paratypische omstandigheden zijn hier beslissend. Ongelukkig voor een muziekvorm, die de improvisatie als voornaam kenmerk draagt en bijgevolg door de momentele conditie van het fenotype en het subjectief ondergaan van deze conditie wordt bepaald, bevordert de marihuana de waanidee van een zuiverder, een rijker muzikale expressie, omdat zij de scherpte van het gehoor intensiveert. Veel meer dan het streven naar de extase en de massahysterie - eindsituaties van de zogeheten Erregtheit - dwingt het beter zichzelf en de anderen horen tot het ‘roken’. | |||||||||||
4. The righteous bush, hipsters!Milton Mezzrow, die in zijn memoires ‘Really the Blues’, vertaald als ‘La Rage de Vivre’, een beeld ophangt van het grootstadleven in Chicago, Detroit en New York tussen beide wereldoorlogen, is er niet voor teruggeschrikt als twee polen van zijn bestaan Louis Armstrong en de drogeermiddelen te nemen. Het genoemd werk geeft voortdurend de spanning tussen beide polen: Armstrong, de positieve; de marihuana en vooral de opium, de negatieve. Deze memoires werden een sukses, het leven van Mezzrow werd als het type-bestaan van de jazzman beschouwd, hetgeen een moedwillige vervalsing en onrechtvaardigbare veralgemening is, zodat de correlatie jazz en muta voor een deel aan een verkeerde interpretatie van dit werk is te wijten. Mezzrow immers heeft aangetoond, dat het ook zonder opium en zonder marihuana ging, of omgekeerd, dat het met opium in het geheel niet ging. Zijn reacties op marihuana en opium zijn zeer verschillend, zelfs tegengesteld aan elkaar. Viper werd hij in 1924 tijdens een contract in ‘Martinique Inn’ (Chicago), en men initieerde hem dadelijk goed. Muggles roken met de sigaret juist aan de lippen, terwijl de lucht rondom mede-ingeademd wordt. Goed Mezzrow werd viper, vooral omdat de waangedachte van het beter spelen hem obsedeerde. Alles harmonie, paradijs, lachen om alles en niets, buiten de tijd zweven en vooral perfect meesterschap over het instrument, het zich homme-orchestre voelen, scherp horen, uitstekende vibrato, de muziek geamplifieerd en het bewustzijn melodie en begeleiding tegelijk te zijn. Maar niettegenstaande dit alles: weinig vlottende carrière. In New York geen muzikale uitwegen meer, dus handelaar in marihuana. In 1930 is Mezzrow ‘blanke burgemeester van Harlem’, ‘de man die de wereld verbaasde’, ‘l'Homme-au-Buisson-Vertueux’, ‘Le Roi des Reefers’. Zijn ‘mezzroll’, ‘meserole’, ‘the righteous bush’ geniet faam. ‘Mezz’ wordt in het ‘Hipster's Dictionary’ verklaard als ‘al hetgeen kwaliteit heeft, authentiek is’. In het ‘Original Handbook of Harlem Jive’ van Dan Burley wordt hetzelfde woord bepaald als ‘le gratin, la fleur, tout ce qui est vrai’. Deze marihuanahandelaar kan er prat op gaan de Harlemtaal te hebben verrijkt. Pseudo-filosoof met allure wil hij meer, nl. | |||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||
een nieuwe bestaansvorm, een nieuwe kultuur, de kultuur der vipers. Tussen haakjes: de Harrisonwet liet de handel in deze thee nog toe. Tien jaar later zou zij Mezzrow in de nor brengen. Maar stichtelijke coda: Mezz initieerde nooit minderjarigen. De toxicomanen hebben hun reglementen, hun reserves, hun principes. De volwaardige opiumschuiver weigert een bleu de eerste pijp in de hand te stoppen. Mezzrow werd toch opiumschuiver, en dat heeft hem berouwd. Zijn excuses: de stokkende muzikale carrière en het idool, die prachtkerel van een Louis Armstrong die voortdurend op reis was en de arme Mezz ongelukkig achterliet. Gevolg: Mezzrow kon weldra de klarinet niet eens meer in de handen houden, Mezz viel achter de piano in slaap. Maar de pseudo-filosoof dacht verder aan de nieuwe kultuur, aan de hiërarchie in deze kultuur. Want dit is merkwaardig: de marihuanavipers verachten de alcoholisten, de opiumschuivers verachten de fanatici van de heroïne, morfine, cocaïne. In beide gevallen om hygiënische redenen: de opiumschuivers zijn ten minste nette mensen, zij blijven het water liefhebben, zij wassen zich. En wat de vipers betreft, ook dit nog: zij zijn de zachtheid zelf. Wat een evangelie! Maar streep door alles: Mezzrow liet zich desintoxiceren. Hij leerde opnieuw ademen, gaan, spelen met de kinderen, praten en op een klarinet blazen. Boven deze genezing zweeft het moreel voorbeeld van één man: Armstrong; en algemener, het streven naar een muzikale, artistieke expressie van de vrijheid. Op het keerpunt staat de zin: ‘Le jazz m'avait explosé au visage’. Daar heeft de heer Graupner overheen gelezen, als hij gelezen heeft.
Willy Roggeman
Nota's:
| |||||||||||
morele herbewapeningMotto: ‘De derde wereldoorlog is reeds begonnen. Het is een oorlog die niet alleen met bommen gevoerd wordt, het is een strijd tussen ideologieën.’ | |||||||||||
De leer van BuchmanIn de laatste tijd is de beweging der morele herbewapening in een nieuwe verschijningsvorm opgetreden, zonder haar wezen te veranderen. Een kort onderzoekGa naar eind(1) naar de beweging der morele herbewapening maakt ons dit duidelijk. Zij is geworden tot een aktief instrument in de koude oorlog. Wie dit instrument hanteren is niet eksakt te zeggen. Sommige toppersonen die zich simpatiek over de M.H. uitlaten en er warme voorstanders en voorvechters van zijn, laten zich vrij eenvoudig plaatsen. De Adenauers, Schumans, KisjisGa naar eind(2) geven geen moeilijkheden. De funktie van de M.H. is daarom niet moeilijk te achterhalen. De M.H. was oorspronkelijk een religieussociale opwekkingsbeweging. Vanaf de oprichting in 1938 bemoeide ze zich dus met politiek. Voor 1938 was ze er ook al; toen heette ze Oxford groep. Ook de Oxford groep deed aan politiek, in dezelfde zin. De M.H. is zoals gezegd in oorsprong een religieus-sociale opwekkingsbeweging. Daarmee wordt bedoeld dat ze religieuze ideeën heeft en zich bezig houdt met sociale problemen, door die religieuze ideeën hierop toe te passen. Wat zijn haar religieuze ideeën? ‘De groep is gegrondvest op de eenvoudige stelling dat er een goddelijk plan is voor de wereld en dat menselijke wezens met geloof en vroomheid door God gegeven leiding kunnen ontvangen in een ‘rustige tijd van kommunie’, zegt Frank Nathan Daniel Buchman, de oprichter en leider der beweging (iii). Men ziet, dit is een ondogmatisch, simpel religieus gevoel dat voor alle richtingen akseptabel is. Een ‘rustige tijd van kommunie’ volstaat om de ‘door God gegeven leiding’ te ontvangen. Dit is duidelijk. Buchman gaat verder: ‘De meeste aanhangers van de Oxford groep schrijven hun ontvangen leiding op en kontroleren haar met de vier absoluten - absolute eerlijkheid, absolute zuiverheid, absolute onzelfzuchtigheid, absolute liefde.’ (iii) | |||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||
‘De(ze) vier morele maatstaven... maken het mogelijk besluiten te nemen op basis van wat juist is en niet wie er gelijk heeft.’ (i) ‘Morele herbewapening geeft mensen een morele ideologie, een nieuwe drijfveer voor industrie en handel en een nieuwe grondslag voor gezamenlijke aktie.’ (i) Daardoor is het niet nodig de maatschappij te veranderen, slechts de mens moet veranderen. We zijn zo al ongemerkt gekomen op het terrein van toepassing, het sociale leven, zeer in het bizonder de industrie waar de sociale konflikten vaak de scherpste vormen aannemen. Hierop richt zich Buchmans boodschap. ‘Alleen een nieuwe geest in mensen kan een nieuwe geest in het bedrijfsleven brengen. Het bedrijfsleven kan de baanbreker van een nieuwe wereld worden, waarin dienst aan de gemeenschap de plaats inneemt van zelfzucht en waarin de industriële planning gebaseerd wordt op de leiding van God.’ (i) Die nieuwe geest ‘is voor de industrie het alternatief voor de klassenstrijd...’ (i) ‘Het nieuwe tipe mens dat door de morele herbewapening voortgebracht wordt, ziet dat het grondprobleem van de industrie niet van ekonomische maar van morele aard is.’ (i) ‘Wanneer werknemers, werkgevers en kapitaal gaan samenwerken onder Gods leiding, zal de industrie haar ware plaats in het nationale leven innemen.’ (i) ‘Dan zouden in een door God beheerste staat kapitaal en arbeid hun problemen vreedzaam bespreken en tot door God bestuurde oplossingen komen. Ja, de ondernemingen zouden in het bezit van individuen zijn en niet in staatsbezit, maar de eigenaars zouden in de macht van God zijn.’ (iii) Het teoretische model is hiermee voldoende geschetst. Voor de oplossing van de grote sociale konflikten moet de mens veranderen. Dit kan ook, mits hij maar bereid is. Al het andere komt dan vanzelf. Het tautologische karakter van dit recept is niet te miskennen. | |||||||||||
De rekruterings- en propagandametode van BuchmanHet behandelen van de werfmetode is zinvol omdat ze ons een indikatie geeft van het geestelijke klimaat van de M.H. De rekruterings- en propagandametode van Buchman is die van het imponeren. ‘Buchman bouwt zijn beweging niet van beneden op door rekrutering uit de massa.’ (iv) Hij legt beslag op mensen die verondersteld worden een aanhang te hebben. Die aanhang volgt dan vanzelf wel, is de redenering van Buchman. Zolang Buchman zijn aktiviteiten voornamelijk beperkte tot universitaire jeugd, koos hij zijn mensen uit die studenten die uitblonken in sport. Later koos hij zijn sleutelmensen uit politici, industriëlen, vakbondsleiders en ex-kommunisten. Hij tracht altijd invloed te krijgen op een groep door gebruik te maken van haar speciale kenmerken. Hij maakt daarbij handig gebruik van kudde-instinkten. De propaganda metode is ook die van het imponeren. Bizonder treffen het herhaald gebruik van bepaalde of-of slagzinnen, en het gebruik van grote getallen. Uitspraken in de trant van: ‘Het plaatst de moderne wereld onomwonden voor de keuze morele herbewapening of kommunisme’, treden ons in groten getale tegemoet. Deze uit-spraken zijn te vergelijken met ‘Liever dood dan slaaf’ en ‘Mussert of Moskou’. Enkele voorbeelden die de ‘wet der grote getallen’ bevestigen wil ik u niet onthouden: ‘Toen hij stierf, kwamen 300.000 Zwitsers...’ ‘De leider van 38.000 studenten nam de proef...’ ‘Een bestuurder van de Seinendan, een politieke jongerenorganisatie met 4.300.000 leden...’ ‘Dr Azikiwe, de man aan wie 35.000.000 Nigerianen volgens henzelf...’ ‘Leiders van de 40.000.000 frans sprekende Afrikanen...’ ‘Morele herbewapening geeft aan honderden (sic) miljoenen Japanners...’ (ii) Ze hebben net als de slagzinnen het effekt van psichische isolatie van degenen tot wie de M.H. zich richt, zoals de rekruteringsmetoden fisieke isolatie tot effekt hebben. De aanspraken op sukses die de M.H. maakt imponeren eveneens. Overal waar in sociale konflikten of staatkundige troebelen een voor ‘het Westen’ gunstig resultaat behaald wordt, springt de M.H. op en pretendeert de verandering in genoemde zin te hebben geïnspireerd. Een feil aan deze metode is wellicht dat de M.H. zwijgt over nog aan de gang zijnde konflikten of (nog) niet ten gunste van ‘het Westen’ besliste konflikten. Zo zweeg en zwijgt de M.H. over: de anti-Amerikaanse aktie in Japan die uitliep op het aftreden van Kisji en het afgelasten van Eisenhowers bezoek aan Japan; de koloniale oorlog in Algerije; de tegen de kliek van Syngman Rhee | |||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||
gerichte opstand in Zuid-Korea; de anti-Menderes beweging in Turkije; de Kongolese strijd. Een verantwoorde beslissing over het eventuele tekortschieten van dit pralen op sukses valt niet te nemen. Het is wezenlijk aan alle ‘hervormings’ bewegingen, dat ze irrationeel zijn. Daarom valt met logische argumentatie weinig te presteren op dit punt. | |||||||||||
De morele herbewapening en de koude oorlogWij zagen dat de beweging der morele herbewaping door het tautologische van haar heilboodschap - namelijk ‘dat wanneer angst, haat en hebzucht in mensen veranderd worden, de oplossing snel gevonden wordt’ (i) - er geen behoefte aan heeft de sociale struktuur te veranderen. (Niet de sociale struktuur moet veranderen, doch de mens.) Zij aksepteert in feite ook de sociale struktuur die gebaseerd is op het partikuliere bezit van produktiemiddelen. Het is dan nog slechts een stap tot hartgrondige verdediging er van. Door haar stelling dat slechts de mens veranderd moet worden en niet de sociale struktuur, opent zij de mogelijkheid te worden tot een werktuig van de bezittende klasse. Dit is in feite ook gebeurd. Een tweede konklusie is dat de M.H. bereid is elke staatsstruktuur te aanvaarden, mits ze maar niet in strijd komt met zoëven genoemde struktuur van het partikuliere bezit van produktiemiddelen. Deze gevolgtrekking is nog te verscherpen. De morele herbewapening heeft een natuurlijke affiniteit voor autoritaire staatsstrukturen.Ga naar eind(3) Een diktatuur komt voor verwezenlijking van haar gedachten het meest van pas. Slechts één man behoeft dan nog te worden ‘veranderd’ - dit woord gebruikt men om de ‘volledige overgave aan Gods macht’ aan te duiden -; de rest volgt dan automatisch. ‘Maar stel u voor wat het voor de wereld zou betekenen als Hitler zich overgaf in de macht van God. Of Mussolini. Of elke andere diktator. Door zulk een man zou God een volk van vandaag op morgen beheersen en elk laatste, verbijsterende vraagstuk, oplossen’, deelt Buchman openhartig mede. Deze en andere uitspraken die Buchman in 1936 deed in een vraaggesprek met een verslaggever van de New York World Telegram, betreffende Hitler zijn zo gezien geen toevallige uitspraken, doch passen precies bij de geestelijke struktuur van de morele herbewapening. Zij blameren niet slechts Buchman, doch doen ook scherper de gedachtenwereld van de M.H. uitkomen. Haar religieus-sociale ideeën tot verbetering van de wereld leiden haar tot enerzijds in eerste instantie het aksepteren van de sociaal-ekonomische struktuur van de westerse maatschappij en in tweede instantie het volledig verdedigen ervan, en anderzijds het toejuichen van totalitaire sistemen die deze sociaal-ekonomische struktuur onaangetast laten. Daarom is er de grote haat tegen de kommunistische landen en de socialistische ideologie. Beide hebben ze dit gemeen dat ze het stelsel der privaat ekonomie ontkennen. De kommunistische landen hebben een genationaliseerde ekonomie; ze hebben het privaatbezit van produktiemiddelen afgeschaft. De socialistische ideologie verkeert ook in een strijdpositie tegen het kapitalisme. In het interview van 1936 zegt Buchman: ‘Ik dank de hemel voor een man als Adolf Hitler, die een verdedigingslinie bouwde tegen de antichrist van het kommunisme’ en ‘Spanje leerde ons wat het goddeloze kommunisme ons zal brengen. Wie had er gedroomd dat nonnen naakt door de straten zouden rennen?’ Wij hebben zo stap voor stap de denkbeelden van de M.H. en hun konsekwenties gevolgd. Is het een groot probleem dat de beweging der morele herbewapening geworden is tot een aktief instrument in de koude oorlog? Het klopt op verbazingwekkende wijze! ‘Generaal Béthouart, senator en vice-president van de parlementaire konferentie van de NAVO, zei in dit verband te Caux (augustus 1959): ‘Kort geleden zijn een aantal persoonlijkheden uit vijftien landen onder auspiciën van de parlementaire konferentie van de NAVO op een kongres bijeengekomen. Het doel van het kongres was de verdediging van de waarden van de vrije wereld. Met algemene stemmen werd de wens uitgesproken dat zo snel mogelijk een ideologie gevonden diende te worden, om die te stellen tegenover de kommunistische ideologie die het grootste gevaar vormt waar wij op het ogenblik aan bloot staan. Deze ideologie vinden wij hier. Het is de ideologie van de morele herbewapening.’ (i) Laten we ons moreel wapenen tegen deze ‘morele herbewapening’.
Heinz Neudecker | |||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||
Literatuur:
| |||||||||||
antwoord aan een stem genaamd sleutelaarZeker ben jij niet de laatste, H., die ik moet ‘danken voor de verwarring’. Waar je nl., om te beginnen, geen onderscheid maakt tussen tachisme en informele schilderkunst: voor jou allemaal informeel-één-deeg. Door hetgeen ik zegde op iets anders te gaan toepassen dan wat ik bedoelde, kom je gemakkelijk aan een schijn van gelijk, dat er nogal wankel bij staat op zijn valse bazis. Om over te gaan tot de dagorde: Dat ‘van 0 vertrekken’ in de letterlijke zin onmogelijk is weet ik ook wel. Zoiets zou alleen een blindgeborene kunnen die plots het zicht krijgt en dadelijk aan slag gaat met doek en verf - wat niet bestaat natuurlijk. Maar wélke individuele instelling van de schilder ik probeerde duidelijk te maken, bleek toch uit het geheel van mijn betoog: daarvoor hoef ik me niet aan deze éne gewraakte uitdrukking vast te klampen. Dat Pollock en de tachisten zich ‘afzetten tegen de verstarde geometriese abstraksie’ mag waar zijn maar - alweer je foutief uitgangspunt - dat gaat zeker niet op voor de informelen: bestrijden noch verdedigen van doktrienes interesseert hun. Ik schreef, dat hun kunst uitgaat van het niets; ik bedoel: ze ontstaat uit een schok met het niets. Wat wel degelijk een belangrijk onderscheid betekent met de voorafgaande moderne kunst. Enigszins verwant hiermee is wellicht de Zen-tekenkunst, maar deze analogie te ver doortrekken zou zeker gevaarlijk zijn, want de informelen zijn verre van Zen-adepten. De konfrontasie met ‘reeds gekristallizeerde stijlen en modelvormen’ is meer een kunst-historiese dan een pikturale realiteit, en zeker geen uitgangspunt voor de informelen, zoals jij beweert. Waar ik ook absoluut niet kan mee akkoord gaan: dat je de gelijkenissen met schors, steen of wat ook in de ‘matière’ van een informeel schilderij zonder meer als figurasies bestempelt. Van gezichtsbedrog gesproken! Van wat zijn dan bijvoorbeeld de sporen van borstel of paletmes in een vroeger schilderij wel de figurasies? Wat bij de informelen gebeurt is dat ze vaak meer in matière kreëren dan in een georganizeerde vorm: wat ik noemde de ontdekking van ‘de mikrokosmos van een schilderijoppervlak’. De fraze waarin je zegt niet te geloven dat ‘de mate waarin een schilderij onze vizie op de werkelijkheid kan wijzigen omgekeerd evenredig is met de afstand tussen dat schilderij en zijn omwereld’, zou ik aan een vergrijsd muzeumkonservator toeschrijven - maar jouw naam staat er onder. Wat brengt je er trouwens toe, zulke opinie in mijn schoenen te schuiven? Ik heb zoiets noch woordelijk, noch implisiet beweerd. De omwereld van het informeel schilderij is m.i. de wereld van vandaag, met daarin de toeschouwers die wij zijn, en ik zie niet in dat de afstand tussen die twee groot zou (hoeven te) zijn. In hoever een schilderij onze vizie op de werkelijkheid kan wijzigen lijkt me een kwestie om minder lichtvaardig over te spreken dan jij doet. Ik vrees dat je daar bezig bent ‘verwarring te stichten door de romantiek waarmee je woord geladen is’! Maar om nog enkele van je verwarringen te ontwarren: - Je ‘onderschrijft niet de volstrekte toe- | |||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||
valligheid voor een schilderij’. Waar en wanneer heb ik iets dergelijks beweerd? Ik schreef, en onderlijnde zelfs: de schilder neemt zijn toeval in handen. Ik zie ook niet in waarom het begrip toeval tot het techniese zou beperkt blijven. Dat een kunstenaar op een bepaald ogenblik aan een bepaalde konstellasie van gedachteninhouden vorm geeft en aan geen andere, is immers ook een vorm van toeval, zeker wanneer het een improvizerend kunstenaar betreft: improvizasie sluit de mogelijkheid tot voorspelling van de eigen verrichtingen uit. Toeval is een vaag begrip, maar een vrij goed idee van waar het in dit verband op neerkomt levert de letterlijke vertaling van het begrip improvizasie: het onvoorziene. - Met ‘onderwerp’ bedoelde ik niet het literaire begrip, maar het vormgegeven; ‘datgene wat eerst wordt bedacht’, schreef ik; jij noemt het: ‘dat iedere schilder zijn schilderij vóór het ontstond al ontmoet heeft’. Het is presies dit soort van vooropgezetheid, meen ik, dat ontbreekt bij de informele schilder. Waar mijn uiteenzetting op neerkomt is, dat met de informele schilderkunst de schilder als improvizator voorgoed aan bod lijkt te komen. Je kunt niet volhouden dat in de vroegere moderne strekkingen, waaraan jij de informelen absoluut wil verbinden met de melankolieke draadjes van een vergezochte tradisie, het improvizatoriese een werkelijk belangrijke, laat staan een hoofdrol heeft gespeeld. Wanneer je angst hebt voor een breuk tussen de vroegere modernen en de informelen, moet je maar even bedenken welke afstand presies ditzelfde element schept, in de muziek, tussen jazz enerzijds en de overige moderne muziek anderzijds (ondanks sporadiese en m.i. onzinnige overbruggingspogingen, de laatste tijd). De vergelijking met een improvizerend jazzmuzikus gebruikte ik reeds in mijn openingsrede.
Kortom, informele schilderkunst bestaat wel degelijk - alleen leidt jouw repliek tot grotere verwarring i.p.v. tot begrip: Henk Peeters krijgt toch gelijk. Ik beweer n.b. niet dat er geen grondigere, meer verhelderende dingen over de informelen kunnen worden geschreven dan mijn gelegenheidstekst. Maar dat zie ik dan toch niet in de richting van een angstvallig rasionalizeren, allergies voor al wat naar het intuïtieve zweemt - zoals jij tot mijn verbazing doet. Je bent wel een stem uit het publiek, H., maar dan een uit het lezers-, niet het toe-schouwerspubliek. Want je bent blijkbaar meer begaan met het vinden van zwakke plekken in mijn kommentaar op een verschijnsel, dan met het benaderen van dat verschijnsel zelf; geen wonder dat je betoog komt te staan op de losse schroeven van louter teorie en erudisie - en dan heb je er nog van de verkeerde maat gekozen.
Gust Gils | |||||||||||
wordt vervolgd
| |||||||||||
Willem M. Roggeman/De revolte der standbeelden/Ontwikkeling/Antwerpen/1960Une drôle de révolte, cette poésie. Ondanks de verzorgde uitgave, de knappe | |||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||
reprodukties van Maurice Wyckaert's schilderijen, ontvet deze derde bundel van W.M. Roggeman de Vlaamse poëziegaarkeuken waarin, naar Men vertelt, zovele dichters en lieve dichteressen voorbestemd doch miskend pruttelen. Indien Vlaanderen nog steeds zijn zonen uitzendt, betwijfel ik sterk of W.M.R. ooit voorbij grenspaal 50 zal geraken. Ergens dient hij aangehouden, afgetast te worden. de dichter is een beschilderd schaap een zonnebrilslang een brandende limousine en zijn instrument is een gillende stoomfluit Naar aloude gewoonte is ook W.M.R. geen licht in eigen gedicht, kopieert hij anderen zonder enige vorm van geweten. Nogmaals is een gedicht ontstaan. Te Brussel tijdens de maand november 1959. Vermoedelijk 's avonds, tussen negen en kwart nadat. H.C.P. | |||||||||||
Paul De Vree/Grondbeeldlg/Ontwikkeling/Antwerpen/1960Meestal ondersteunt De Vree zijn beeldvorming met een typisch gebruik van schakelwoorden die in een kombinatie ‘onderlinge samenhang en vrije positie’ een toch grondige persoonlijkheid bewijzen. Echter verwijdert hij zijn poëzie van ieder mogelijk enthoesiasme en beklemtoont hij duidelijk een steeds aanwezige indruk van de karakteristieke luiheid waarmede de modernistische bezetenheid haar vaag aangeduide waarden verdedigt. H.C.P. |
|