Gard Sivik. Jaargang 5(1960-1961)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende georges van vrekhem / vier gedichten slaapwel Hoevelen heb ik opgebaard, wit zand gestrooid aan hun verminkte voeten? Dit huis - een stolp vol stuifsneeuw over de doorwinterende, laag gehurkte dood. IJsman met de houten bochel, knaap, verlekkerd op de appels uit mijn hand, gij, murwe minnaar, gewraakte kever in de tandenmolen van de draak: slaapwel. De nachten zijn al kouder. Gevouwen in de lakens van mijn lichaam wordt gij nooit ouder. Gij vreet mij aan. Ik sta in de melaatse straat, en ratel. [pagina 26] [p. 26] tussen de regels Wind likt aan de gerokken ogen van de bomen. Kinderen (gebrek aan beenderkalk) strijken mismoedig de regen over hun huid. Het uur nadert. Moeizaam hijst zich naar mijn mond de gouden kever. Ik zal sprakeloos worden. Mijn tong zal, gepeld van haar gonzende oesters, als een dor vlies aan mijn verhemelte bladeren. De dagelijkse doodsstrijd van de dichters bleef mij nooit bespaard. Eerlijk, zeggen zij. Huis als een slang onder de leisteen van uw eerlijkheid. Maar bloedend mijn alle parels rijd ik de nacht achter mijn hoofd te pletter. [pagina 27] [p. 27] kort leerdicht Dit was de herfst: een druppende koker vol koperen vruchten, hoorn en hert getand. Een jager floot zijn honden uit de mist. Zij likten aan zijn handen, bloed en suiker. Hoorn en hert worden thans zeldzaam. Schep een nieuw dier, balsturig voor de hagel van een nieuwe adel. Verstrikt reeds rukt de mens met zijn gehoornd gewei de struiken uit. Zon plast in zijn bloed. Eten en vergeten. (Tot volgend schot, mijn tere schaamte.) landschap Dan begint de wind te vreten aan hun glimlach zij spannen hun pezen en wandelen weer schokkend als automatisch pluimvee dan de wind valt en schudden zij hun vocht af hun vel af schudden afmattend verkruimelen en dan begint de wind weer te vreten - zij ligt gedolven in mijn plooien wanneer avond avond wordt en zijn blauwzuur over de velden ademt nacht wordt nacht: diepgang tot boven de ruggegraat en aan dezelfde stam verkankeren tot het voelbaar bloed in de aderkousen marmert ‘ik vermoord je’ (ik heb je lief) en mijn handen wurgen haar borst zoeken een gat tussen haar ronde ribben naar het hart toe dat zit te luisteren en als een diepzeevis zijn zelf- verdediging spuwt Vorige Volgende