| |
| |
| |
gust gils / berichten om bestwil
Een diep inzicht in de dingen: luchtfoto van een kerkhof, genomen met röntgenbelichting.
De Ieidende plaatsen zijn al zo lang leeg. Maar zovele bundels van zoeklichten kruisen elkaar op het podium, dat de dooreengeweven lichtstralen een schijn van tastbaarheid gaan aannemen, en door de menigte (zij vraagt niet beter dan maar iets te kunnen herkennen) intens worden toegejuicht.
Je bent iemand met een kode, niet zomaar een speler die kost wat kost wil winnen. Maar er zijn geen spelregels. En het veld is onnoemelijk groot. En de tegenpartij speelt vals, zonder dat je dat kunt bewijzen, want zij laten zich niet zien, je tegenstrevers, zij zijn onvoorstelbaar klein en schuilen achter de kortgeknipte grashalmen, of zij zijn 15 mijl hiervandaan misschien, ook best mogelijk, of zij hebben zich tussen het publiek gemengd, het publiek dat hier is en werkelijk, dat overal op het terrein rondloopt want niemand verbiedt het hun, dat lacht en schreeuwt en je uitjouwt terwijl het de anderen toejuicht.
Soms meen je een glimp op te vangen, soms zie je ergens het gras omgewoeld worden en een witte slagtand die boven de grond komt - vlakbij - maar dan is de spelfaze al in je nadeel beslist, terwijl je nog altijd de spelregels niet kent - daar duikt van godweetwaar de scheidsrechter op en komt woedend op je afrennen, gebarend en tierend alsof je hem had tegengesproken of zelfs bedreigd, zodat je ook hem niets durft vragen, trouwens eer je ooit de kans daartoe zou krijgen is hij alweer verdwenen, er valt geen tijd te verliezen, het spel moet verdergaan, het publiek wordt ongeduldig, het publiek is oppermachtig.
| |
Een aangetekend schrijven ook aangetekend lezen.
Waarom steeds maar sentralizeren, administrators, regeerders? Ge hebt alles tegen, tot en met, ja vooral, de natuurwetten. Immers de niet te stuiten entropie in het heelal, weet u, streeft naar en zal uiteindelijk leiden tot een toestand van ultieme en perfekte desentralizasie waarbij alle energie en massa gelijkelijk over de bestaande ruimte zullen verdeeld zijn, lees: waarbij alles overal zijn zal: het kleinste stofpartikeltje is identiek met noem maar op, met het Eeuwige Rijk, maar ook met het sigarettenwinkeltje op de hoek, waar om het even wie in het heelal (en dat zonder zich te verplaatsen, want iedereen is overal) nu zijn dagblad kan gaan kopen - dagblad dat ook een motorfiets is, de leer van Plato, het geheimzinnige Atlantis, een stroopwafel op de kermis, een zonnevlek, de eerste uitgaaf van de bijbel, alle vertalingen van Spillane, een halfontplofte uraniumbom, het nirwana, een soldado-mier, een Marsbewoner, een prmtknk, en de verzamelde werken van uw dienaar (zoals schrijvers zichzelf vroeger heetten).
| |
De vrienden van je vrienden zijn al even erg.
Een man, aangenomen dat hij van niets dan sprinkhanen zou leven, en na jaren een buitengewone behendigheid in het met de hand vangen van die insekten zou ontwikkeld hebben; en die dan, in het zenit van de zelfbewustheid van zijn kunnen, zonder eigenlijke aanleiding maar geprikkeld door dat op de duur overdreven zelfvertrouwen, op zeker ogenblik, in de overtuiging dat hij eindelijk de kleine finishing touch door had die nog nodig was om zijn techniek tot haar laatste perfeksie op te voeren, een onbeduidende wijziging zou aanbrengen in de snelheid waarmee hij toesloeg, of in het berekenen van de richting waarin de opgeschrikte sprinkhaan waarschijnlijk (en te laat) zou wegspringen; of de kromme die zijn vangende hand door de lucht beschreef iets zou inkorten of langer maken, of zijn grijpende vingers hetzij dieper in het gras zou laten toeslaan, hetzij meer aan
| |
| |
de oppervlakte, aan de toppen van de halmen - maar in tegenstelling tot zijn verwachtingen zou die éne subtiele wijziging helemaal geen verbetering betekenen, integendeel, hij zou ondervinden dat het getal van zijn vangst sterk ging dalen, en dat zonder dat hij er zich rekenschap wilde van geven wat de eigenlijke oorzaak was; en weldra zou hij, die zijn grepen steeds maar zag mislukken, zich onzeker gaan voelen, niet meer vertrouwen op de scherpte van zijn blik om zijn prooi in het gras te ontdekken, en inderdaad er weldra zichzelf op betrappen dat hij een verdroogde bloemknop voor een sprinkhaan aanzag, en omgekeerd; tenslotte, wanneer hij op een zonnige plek, waar een tsjirpkoor al van ver op de aanwezigheid van een rijke buit wees, twee of meer sprinkhanen tegelijkertijd en in verschillende richtingen voor zijn voeten zag wegspringen, zou hij geen snelle keuze weten te maken maar in verwarring raken, en zelfs tegen alle regels van de kunst met twee handen tegelijk trachten te vangen, zonder ander rezultaat natuurlijk dan dat hij helemaal niets ving en bovendien alle overige sprinkhanen van die
plek verdreef - in één woord, die virtuoze van niets dan sprinkhanen levende man zou weldra verhongeren en uitgedroogd worden teruggevonden, diep tussen de dode grijze grashalmen weggezakt.
Zo ook religies.
Zoals door het ontdubbelen van maten in muziek deze als met veel grotere stappen gaat lopen, en haar gang overzichtelijker wordt in de tijd, zo kunnen wij er ook toe komen, wanneer we dat proses ver genoeg doordrijven, desennia van ons leven in één oogopslag te doorlopen en te overzien. In 5, 6 stappen lopen we het leven binnen en er weer buiten, dichtslaande klapdeuren wiegend achter ons zoals die van de beroemde saloon in de Wild-Westfilms.
| |
De kogel zag er afzichtelijk uit, nadat hij door de kerk was gegaan.
De man die gelooft in het bestaan van god leeft in een andere taal, hij ziet zijn argumenten - nee zekerheden zijn het - overal en in alles: zo zegt hij bijvoorbeeld, bij het horen van uitgelaten muziek: hoe zou deze zang mogelijkerwijs kunnen hebben wat wij ervaren als zijn gejubel, als er daarboven - boven de hoogste toppen van die bergketen melodie - geen god was tot wie dit alles, hoe onrechtstreeks ook, gericht is?
De man die niet gelooft meent die gedachtengang even te kunnen vatten - zou het zo eenvoudig zijn? Hoopvol trekt hij zijn ogen open in bed, in het midden van de nacht.
Er is geen god; alleen de grijnzende demonenkop van een boomkruin voor het raam. Onweer. Donder die rammelt, ver weg. Het lange applaus van de regen.
| |
De druppel die de rivier gaat blijmaken.
Horloge met spesiale lichtgevende wijzerplaat, waarop men kan zien hoe laat het is met ogen toe.
- Hoe sterk is hier de elektriese stroom, zegt u?
- 220 volt, bediening inbegrepen.
Altijd moest het meisje Lutgard, maar wat een naam ook, bij het paardjerijden op het speelplein voor het paard spelen.
Zo heeft zij nooit de kans gekregen om te groeien, om ouder te worden dan zes jaar, en zij ziet er nu, na al die jaren en nog altijd het eerste leerjaar van de lagere school niet doorgesparteld, niet weinig verhakkeld en vervallen uit en vergaan, haar ouders zijn lang gestorven, de leerkrachten van vroeger die haar kenden en begrepen zijn lang gepensioneerd, en zelfs het paardjerijden op het speelplein, haar enige reden van bestaan, raakt langzaam
| |
| |
maar zeker in onbruik.
Ik gebruikte de negerin als negatief en kreeg wonderlijke vergrotingen: prachtig groenblauwe, lichtharige meisjes, die ik jammer genoeg niet kon fikseren.
De Hoengnan zangers, levend in een brokkelig, volkomen van de buitenwereld afgesloten gebergte. Zij zijn ongeëvenaard. Hun wijze van zingen: korte woeste eksplorasies op bergpaden: zingen is leven. Maar al hun merkwaardige liederen gaan met de zanger verloren, want ze plegen zichzelf levend te verbranden. Het gebeurt wel niet met volle overtuiging - ergens, voelen ze, is er iets dat wringt - maar ze doen het toch maar. Overgieten zich met petroleum en strijken zelf de lusifer af.
De Hoengnan zangers zijn verwoede kattenliefhebbers, ze voeden hun poezen met niets dan zalm uit blik. Daar gaat hun ganse fortuin aan. Zodra ze zichzelf geruïneerd hebben is het, dat ze er op de daareven verhaalde wijze een eind aan maken; liever dan hun katten ellende te zien lijden.
Dromen bestaan. Met open ogen wandelt men tot aan een rand. Daar wordt een mes opzijgetrokken. (dit snijdt latere herinnering aan deze epizode bij voorbaat door) Over een gewone plankenvloer stapt men de droom binnen als een gewone kamer. En is meteen de weg vergeten. Men is vergeten, om volledig te zijn, dat er een weg is, en ook het feit dat men hierheen is gekomen. Want hier is men altijd geweest, hier is men almachtig. Maar zich zo weinig bewust van zijn almacht dat men vlug de dupe wordt van zichzelf (van zijn angsten) (van zijn krampen) (.)
... De droom is ver weg. Honderden, duizenden jaren en millioenen mijlen. (per sekonde) Er is geen weg terug. Daarom komt men terug (zonder weg) valt terug (een bodem die losraakt uit een kist) in de werkelijkheid. Dit is louter veronderstelling. Misschien keert nooit iemand terug uit een droom. Wat na de droom komt is iets anders, een ander iemand in een nieuwe werkelijkheid. Millioenen jaren verwijderd in de tijd. En ver weg in de ruimte - of nee misschien niet zo ver. Een meter. Een halve millimeter. Een onmerkbare millimikron.
|
|