| |
| |
| |
Rudi van Vlaenderen
experimenten te brussel
Het Belgisch Centrum voor Toneel, lid van het Internationaal Teater Instituut, organiseerde van 13 mei tot 17 juni 1960 een Festival van Avant-garde Toneel, in het kader van het Internationaal Festival te Brussel.
Om de twee jaar komt het I.T.I. in congres samen. Te Helsinki vorig jaar, waar lonesco zijn beruchte speech hield over het ‘zogezegde avant-garde toneel’ (sic), werd het besluit genomen een festival in te richten waar de verschillende experimentele richtingen van de avant-garde met elkaar zouden kunnen vergeleken worden.
Het was niet de bedoeling van dit festival de bekroning te maken van ‘tien jaar lonesco en Beckett repertorium’, noch een hoogtepunt of overgang of nieuwe start te bevorderen. Van dergelijke zaken is er te Helsinki nooit sprake geweest.
Wanneer lonesco in zijn inleiding verklaarde: ‘het schijnt dat ik een avant-garde schrijver ben’ en als uitgangspunt van het debat zijn persoonlijke visie vooropstelde, antwoordde men terecht dat met ‘avant-garde’ niet alleen het werk van lonesco bedoeld werd.
Nochtans kon geen enkele delegatie de grens trekken tussen konventioneel en experimenteel teater.
Moet avant-garde buitensporig zijn? Moet ze nihilistisch zijn? Moet ze poëtisch zijn?
Aktueel? Vooruitstrevend? Futuristisch? Wordt met avant-garde een bepaald genre (à la lonesco) bedoeld, of is het een verzamelnaam voor de meest recente toneelwerken?
Om op deze vragen te kunnen antwoorden moet men over dokumentatie beschikken en niet alleen de mening van lonesco bijtreden of afwijzen.
Een eerste dokumentatie zou dus het festival verschaffen.
Men stelde zich akkoord dat avant-garde op zijn minst een experiment moest inhouden, om het even welk. Men verwachtte dat het experiment ook een bevrijdend karakter zou dragen. Auteur en vertolker zouden op zoek gaan naar nieuwe motieven, nieuwe vormen, nieuwe ritmen.
‘Avant-garde is niets anders dan toneel, met als inhoud de persoonlijke waarheid van de auteur, vertoond in een vorm die van sterke aanwezigheid zou getuigen van de vrijgevochten akteur’.
(Michel van Vlaenderen - Programma van het Festival)
Aan alle leden van het I.T.I. werd de uitnodiging verstuurd met het verzoek te Brussel jonge auteurs te presenteren.
Zeker, het kommerciëel sukses van het Festival zou in ieder geval groter geweest zijn, moest het Belgisch Centrum het volgende programma aangekondigd hebben:
‘En attendant Godot’ ‘Fin de Partie’ ‘La dernière bande (Beckett)
‘Les Chaises’ ‘La Leçon’ ‘Tueur sans gages’ (lonesco)
‘Les Nègres’ ‘Le Balcon’ ‘Les Bonnes’ (Genêt)
‘Ping-Pong’ ‘Prof. Taranne’ ‘Paolo Paoli’ (Adamov)
‘Le Mal Court’ ‘L'effet Glapion’ ‘Qouat-Quoat’ (Audiberti).
Al deze stukken werden tijdens de afgelopen jaren te Brussel of te Parijs gespeeld, en men kon in 1960 een uitgebreid publiek bereiken, nieuwsgierig naar deze veel besproken doch ‘ongekende’ stukken.
De meeste belangstelling werd immers betoond voor de vertoning van het ‘Théâtre expérimental de la Cambre’ (Brussel) dat met ‘Fin de Partie’ aan het Festival zou deelnemen, maar enkele dagen voor het optreden forfait gaf.
| |
| |
Waarom werd van dergelijk programma afgezien?
Omdat diegenen die sedert jaren belangstellen in avant-garde, of zelf met avant-garde bezig zijn, deze stukken meer dan eens gezien of gespeeld hebben, en dus het festival, dat voor deze mensen bedoeld was, van alle betekenis zou ontbloot zijn.
Bovendien wenste men niet alleen de Parijse stroming, maar de duitse, de skandinaafse, de poolse!
Dus geen volle zalen.
Het komité streefde bovendien naar een zo groot mogelijke variatie.
‘Misschien zal het Festival bewijzen dat er geen avant-garde bestaat. (Zei ik tijdens de maand april 1960 op een spreekbeurt te Amsterdam voor de Nederlandse Vereniging van Toneelkunstenaars) Ik geloof dat het Festival een deuk zal geven aan de kommerciële opvatting van de lonesco en Co-volgelingen, en bijgevolg ook de avant-garde in de ogen van de gewone teaterbezoeker zal diskrediteren. Maar het Festival zal ook bevrijdend werken. Het zal ons genezen van vooroordelen (of anderen doen zweren bij die vooroordelen, tant pis pour eux) en aantonen dat avant-garde, en zeker avant-garde, een levend iets is dat uiteraard voor definitie niet vatbaar is. Wanneer men het in een bepaling kan inrijgen, is het geen avant-garde meer.’
En zo is het ongeveer uitgekomen.
Diegenen die in 1950 reeds dadelijk voor lonesco en Co gewonnen waren, zijn nu enthoesiaste bezoekers geweest. Diegenen die zich nu langzaam voor lonesco en Co gewonnen geven, voelden zich bedrogen.
Het festival op zich zelf werd een gewaagde onderneming. Geen gekende auteurs (tenzij de oude Wedekind) geen gekende stukken, geen gekende toneelgroepen (tenzij het ‘Schauspielhaus Bochum’), en geen enkele regisseur of animator uit het Parijs van 1950, Roger Blin, Jean-Marie Serreau, Michel Vitaly, Jacques Mauclair.
Een teaterpubliek zet zich in beweging om de ‘Old Vic’ of het ‘Berliner ensemble’ te zien, zelfs al kent het geen engels of duits, maar wie zou het ‘Schlosstheater Celle’, het ‘Lilla Teatern’, de groepen uit Gdansk, of ‘Los Juglares’ komen aanmoedigen?
Inderdaad voor de vertoningen van ‘Bochum’ met zijn gekende regisseur Hans Schalla, en van ‘Gdansk’ met de twee filmvedetten Czybulski en Kobiela, werd de grootste opkomst geboekt. Dat zegt genoeg.
Aan deze konfrontatie te Brussel namen dus elf troepen deel. Twee duitse, twee poolse, twee belgische, één nederlandse, één afrikaanse, één finse, één spaanse en één franse.
| |
‘De Gelijkbenigen’ van Piet Sterckx door het ‘Nederlands Kamertoneel’ uit Antwerpen.
We kunnen dit toneelstuk niet beschouwen als het beste van de Driejaarlijkse Staatsprijswinnaar van Toneel.
Ieder stuk van Sterckx steunt op een vondst. We kunnen vaststellen dat de uitwerking van die vondst in ieder nieuw stuk beter, rijker, vaardiger werd. De strakheid van de dialoog, het grillig dramatische stramien, de poëtische stuwkracht, het zuiver nauwkeurig dramatische verloop, maakten Sterckx tot een moeilijk maar belangrijk auteur.
Aan de ‘Gelijkbenigen’ ligt opnieuw een prachtige vondst als basis... maar bij die vondst is het gebleven.
De uitwerking won aan helderheid, maar werd veel te veel uitgesponnen. Zo werd dit het meest begrijpelijke toneelstuk van de auteur, omdat hij het zich al te gemakkelijk heeft gemaakt.
Hetzelfde kunnen wij zeggen van Lode Verstraete, de regisseur, die vroeger door de auteur tot kreatieve arbeid werd geïnspireerd, en deze keer de akteurs op een zeer konventionele manier het stuk liet vertolken, in een zeer konventioneel dekor.
Nochtans blijft Piet Sterckx een van onze origineelste schrijvers, en zagen wij met Denise
| |
| |
Deweerdt een van de beste toneelspeelsters van de jonge generatie.
‘Der Untergang der Stadt Sün’ van Ghirardinl door het ‘Schlosstheater Celle’ uit Duitsland.
Deze jonge Italiaan van Oostenrijkse afkomst studeerde te München en heeft op een of andere manier de invloed ondergaan van Bertolt Brecht.
Zoals bij velen is die invloed slechts merkbaar voor wat de vorm aangaat. Brecht was echter meer dan een vormvernieuwer.
Wij begrijpen zeer goed dat de straattonelen de uiterlijke ondergang van de stad Sün moeten weergeven, en het toneel in het gerechtsgebouw de innerlijke verdorvenheid van de stadsleiding, maar verder dan die bedoeling is de auteur niet geraakt.
Wanneer hij de gerechtscène telkens onderbreekt om enkele, op zich zelf zeer mooie, straattonelen te tonen, wegen die tussentonelen niet op tegen de dramatische uitbouw van het ‘proces’, zodat er van dualiteit geen sprake meer is, en die intermezzo's overbodig lijken. De parallel tussen de chinese legende en het komplot tegen Hitler is al te nadrukkelijk in de détails, zodat een parallel op hogér niveau geremd wordt.
Onevenwichtig wordt het geheel, vooral wanneer de tonelen in het gerechtsgebouw beter vertolkt en ook beter geregisseerd werden. Hannes Razum had deze jonge auteur met zijn moedig toneelstuk wellicht beter kunnen dienen in een simultaandekor.
| |
‘Les Trois Chapeaux Claque’ van Miguel Mihura door het ‘Théâtre de Poche’ uit Brussel.
Bijna ‘hors concours’ verliep deze vertoning in eigen schouwburg; omdat deze première toevallig tijdens het festival plaats greep, moest het daarom nog niet als deelname gezien worden.
Een zeer plezierig spaans toneelstuk van een anti-konformist, plezierig gespeeld door Paul Roland, en even plezierig geregisseerd door Perez-Puig.
Laten we toch even aanstippen dat enkele maanden voordien het ‘Arca-teater’ uit Gent de première in België had gebracht, helaas in de nederlandse taal, zodat de première in de franse taal te Brussel toch ‘création en Belgique’ kon geheten worden! Een bittere pil voor Vlamingen. En het zou niet de enige zijn op het Festival.
| |
‘De eerste dag van de Vrijheid’ van Leon Kruczkowski door de schouwburg van Gdansk uit Polen.
Op terugtocht van het ‘Théâtre des Nations’ te Parijs werd even Brussel aangedaan om ons meer vertrouwd te maken met het neo-realisme, doorheen een zeer homogene, nauwkeurige en bezielde vertolking, gesteund op de stellingen van Stanislawski.
Wij mogen Zygmont Hübner en zijn spelers voor deze demonstratie dankbaar zijn.
Vooral wij, die gewoon zijn de verschillende speelstijlen door elkaar te vlechten, totdat er van stijl of homogeniteit niet veel meer overblijft.
| |
‘Frühlings Erwachen’ van Wedekind door het ‘Schauspielhaus Bochum’ uit Duitsland.
Nog meer indruk verwekte de inscenering van Hans Schalla. Eerst werd dit stuk door het Festival-komité afgewezen, omdat Wedekind geen hedendaags auteur kon genoemd worden. Gelukkig bleef Schalla aandringen. Hij is van mening dat Wedekind helemaal niet verouderd is, dat hij in een nieuwe bewerking en moderne regie de waarde van Wedekind voor het huidige toneelpubliek heeft verhoogd, en dat het tenslotte een toneelfestival was, en geen festival van toneelauteurs.
Al te vlug stelt men zich tevreden met het spelen van een modern auteur om aan avant-garde
| |
| |
te doen, en men vergeet dat de werkelijke avant-garde het werk is van de vertolker. Hans Schalla zorgde voor de zegepraal van het teater op de literatuur. ‘De toekomst van het toneel ligt bij de vertolker en niet bij de dramaturg’.
Alleen daarom reeds blijft deze vertoning een belangrijke avond. Onvergetelijk bovendien is de scène van de leraarsvergadering. De afstand tussen Wedekind en lonesco werd op dat ogenblik herleid tot nul, alleen dankzij regie en vertolking.
Na afloop verklaarde Schalla dat er van ‘Frühlings Erwachen’ een film te maken is die kan wedijveren met de huidige franse ‘nouvelle vague’.
| |
Eenakters van Sybren Polet, Paul Rodenko en Harry Mulisch door ‘Test’ uit Nederland.
Een onvergetelijke avond.
Regisseur Kees van lersel wou eerst met een van zijn beste realisaties naar Brussel komen, n.l. ‘Slachtoffers van de Plicht’ van lonesco. Na de hogervermelde tegenargumenten, stelde hij een nieuw toneelstuk van Remco Campert voor.
Maar de onzekerheid omtrent financiële steun in Nederland deed hem uitzien naar een programma met minder kosten.
Zo werd het tenslotte die beruchte avond met de creatie van drie éénakters.
Sybren Polet en Paul Rodenko kenden te Brussel het wisselend sukses van avant-garde toneel. Er waren goede momenten in deze sterk van elkaar verschillende stukken. De akteurs werden de grote verdienstelijken genoemd. Kees van lersel zorgde voor een zeer adequate regie. Sommigen verkozen Polet, anderen Rodenko. Andere weer vergeleken deze auteurs met Sterckx, Christiaens, Brulin, Claus, enz.... nog anderen wezen op de invloed van lonesco of Beckett...
Na de pauze stond ‘De Knop’ van Mulisch op het programma. In deze zeer harde satire heeft Mulisch met zijn ‘persoonlijke waarheid’ doorheen de ‘vrijgevochten’ akteurs, met behulp van een tweetal onderbroeken en het geluid van een w.c., enkele franstalige puriteinen dermate geschokt dat op enkele minuten tijd de vertolkers op de scène getuige werden van een gevecht tussen voor- en tegenstanders, zodat het hoogtepunt van de vertoning zich voltrok te midden van een schreeuwende en boksende menigte.
Sedert die avond is het onderscheid gemaakt tussen fatsoenlijke en onfatsoenlijke avant-garde.
In hoeverre de taalstrijd te Brussel met het losbranden van die verontwaardiging iets te maken heeft, laat ik hier in het midden.
| |
‘A Kakamas Greek’ van David Herbert door de ‘New Africa Group’.
De uitgeweken zuid-afrikaanse akteurs met de vlaamse regisseur Tone Brulin zorgden met deze creatie voor een aangename verrassing. Velen gewagen van de beste vertoning van het festival.
Het sukses dat hen nadien in Vlaanderen en ook in Nederland te beurt viel, spruit wellicht uit het feit dat zij bewust en toch op zeer persoonlijke wijze aanknopen bij de nu overal gekende Beckett-sfeer.
Auteur en regisseur hebben zich evenwel van het negativisme van een Beckett kunnen losmaken, om in een sfeer van angst en onzekerheid het rauwe probleem van de apartheid in Zuid-Afrika te stellen. In zijn uiterste eenvoud ontroerde de vertoning zeer.
Met een minimum aan middelen en tevens met een serene ‘toneel-zuiverheid’ ontwikkelde zich de intrigue tussen de eenzame, uitgestoten albino (David Herbert) en de halfbloed (Athol Fugard), die zich tevergeefs voor een griek liet doorgaan. De vrees plant zich van de een op de ander over, de vertwijfeling, de dorst...
Een neger - een derde (zwijgend) personage - kan de paniek tussen de twee alleen
| |
| |
verhogen. Vruchteloos wachten zij op regen, op water om hun dorst (naar een menselijk bestaan) te lessen.
Een zeer poëtisch toneelstuk, tegen een achtergrond rijk aan symbolen. Subliem. Nauwkeurig. Indrukwekkend.
| |
‘De Uien’ van Mary Mandelin en ‘Party Burlesque’ van Jaakko Pakkasvirta door het ‘Lilla Teatern’ uit Finland.
Even indrukwekkend was het optreden van deze groep.
Vivica Bandler presenteerde ons eerst ‘De Uien’ om te bewijzen dat in 1950 de sfeer van lonesco's dramatiek niet alleen te Parijs een aanvang kende, maar tevens gelijktijdig in Helsinki, zonder dat Mandelin van lonesco afwist.
Het is een éénakter die zeker dient te worden opgenomen in het repertorium van elk avant-garde teater.
Het stuk werd bovendien uitstekend vertolkt.
Na de pauze volgde Pakkasvirta's toneel- en mimespel, vol poëzie, vol muziek, met ongekende ritmen en onvermoede mogelijkheden.
Dit was nu inderdaad iets nieuws. We kunnen in de komende jaren wellicht meer verwachten van de skandinaafse landen, dan van de jongeren uit Parijs, Londen of Duitsland. Ik geloof dat een vertoning zoals deze, en dan vooral vertolkt zoals deze, heel wat dichter staat bij het ‘totale teater’ dan de pogingen van de Parijzenaar Polieri.
| |
‘Bim-Bom’ en ‘Co-To’ door poolse avant-garde groepen uit Gdansk.
Dezelfde fantasierijke sfeer van Pakkasvirta vonden we 's anderendaags terug bij de Polen. Alhoewel het op sommige ogenblikken veel dichter bij de music-hall stond dan wel bij het toneel, toch was het een enig spektakel. In het eerste gedeelte zorgden Czybulski en Kobiela (tevens filmvedetten en dus te Brussel voortdurend omringd door meisjes van 18 jaar of dames van 50) voor een plezierige opeenvolging van korte scènes vol humor en satire.
Sommige vondsten verraden de echte teaterbezieler.
Tijdens het tweede gedeelte waren wij getuige van een ‘handenspel’. Boven een scherm van twee meter hoogte, ontwikkelde zich een hele reeks van intrigues, alleen maar met behulp van ‘handen’ en enkele voorwerpen.
Soms dansten de handen, dan speelden ze een komedie, dan weer een drama, ‘droegen’ ze een gedicht voor, dan kreëerden ze een sfeer van spanning zoals er in de beste detective story geen te vinden is.
In alle opzichten een merkwaardige prestatie.
| |
‘El delantero centro morio al amanecer’ van Agustin Cuzzani door ‘Los Juglares’ uit Spanje.
Deze groep zorgde voor de ontgoocheling, met een zeer stuntelige vertolking van een interessant toneelstuk.
| |
Eenakters van Faye, Arrabal en Thibaudau door de groep ‘Polieri’ uit Parijs.
Polieri beoogt een zuivere toneelkunst, een toneel om het toneel, los zelfs van tijd en ruimte en woord zoals het in konventioneel verband gesmoord wordt. Dergelijke vertoning wordt een vonk teater. Meer niet. Hetgeen te betreuren is.
Geluid, beweging en kleur scheppen een nieuwe werkelijkheid, buiten de traditionele teatrale werkelijkheid om.
| |
| |
Bouwkunst, beeldhouwkunst, schilderkunst, muziek, dans en poëzie maken in dergelijke voorstelling opnieuw kennis met elkaar. Het komt tot een botsing. En deze botsing geeft de vonk. Maar zij stoten elkaar af. Dan is alles voorbij. Dan begint alles opnieuw. Het is een prestatie die vooral door moderne schilders en beeldhouwers wordt toegejuicht. De auteurs zijn evenwel tot andere scenario's in staat, dat hebben ze trouwens al bewezen. Of de experimenten van Polieri het avant-garde toneel op nieuwe banen kunnen stoten, blijft een zeer betwist punt bij de Festival-bezoekers.
Het Festival was rijk aan experimenten van uiteenlopende aard. Dat het publiek er nog niet bij kan, en vooral dan het Brusselse, moet ons niet verwonderen, zoals evenmin de persartikelen van onze brave journalisten gunstig konden zijn.
Maar dat sommige van de ‘zogezegde avant-gardisten’ zo erg met zich zelf ingenomen zijn, dat zij de andere experimenten zonder meer veroordelen, zal eens noodlottig zijn voor deze behoudsgezinde vernieuwers.
Een festival is evenwel alleen een ontmoeting. Of het een interessante ontmoeting was, hing zowel af van de toneelgroepen als van het peil van het publiek.
En zelfs al zou het Festival er slechts geweest zijn om een roemrijke start te geven aan een nieuw gezelschap zoals de ‘New Africa Group’, dan kunnen wij niet anders dan ons verheugen over dit initiatief van het Belgisch Centrum voor Toneel en hopen dat het voorbeeld zal worden nagevolgd.
| |
| |
foto Maria Austria
Eerste opvoering te Brussel van ‘Het huis’ door Sybren Polet, gespeeld door Test onder regie van Kees van lersel. V.l.n.r. Sheireen Stroksr, Henk van Ulsen.
| |
| |
foto Maria Austria
Eerste opvoering te Brussel van ‘De Seinpaal’ door Paul Rodenko, gespeeld door Test onder regie van Kees van lersel. V.l.n.r. Fie Berghegge, Joop Walhain.
| |
| |
foto Maria Austria
Eerste opvoering te Brussel van ‘De Knop’ door Harry Mulisch, gespeeld door Test onder regie van Kees van lersel. V.l.n.r. Henk van Ulsen, Joop Walhain, Sheireen Stroker.
| |
| |
foto Het Laatste Nieuws
Eerste opvoering te Brussel van ‘A Kakamas Greek’ door David Herbert, gespeeld door The New African Group onder regie van Tone Brulin. V.l.n.r. David Herbert, Clive Farel.
|
|