| |
| |
| |
Gust Gils
muizen
Toneelspel in 1 bedrijf
Personages
Jacques Romain, dagbladschrijver: een jonge man in rode trui |
Igor, zijn kat: rol te vertolken door een beeldschone vrouw in witte of lichtgrijze lange broek en zwarte trui |
Serge Vaillant, zijn vriend: een jongeman in (a.u.b. niet hemels-) |
Muis 1: vreesachtige Muis |
Muis 2: snob-Muis |
Muis 3: moedige Muis |
De muizen zijn gekleed in grijze truien en lange grijze broeken. Zij durven zich alleen langs de muren voortbewegen. De rollen worden vertolkt door mannen.
De truien door de personages gedragen hebben lange mouwen en sluitende boorden.
Om op te komen of af te gaan maken de personages gebruik van het donker tijdens de dekorwisselingen of de overgangen van het ene tafereel naar het andere (tenzij anders voorgeschreven).
| |
Tijdstip van handeling
niet te achterhalen
| |
Dekor A
De zolderkamer van Jacques
Kale effen muren. Aan linkermuur een degen, aan rechtermuur een kleine spiegel. In achtermuur: links een deur, in 't midden een venster. Onder het venster hangt een smalle kartonnen plaat van 2 meter lang, waarop een bijna even lange horizontale blauwe pijl die naar links wijst.
Achterplan rechts: schrijfmasjiene op tafeltje met stoel, in profiel.
Voorplan, in het midden, iets naar links: tafel. Links naast deze tafel een houten bureaustoel met armleuningen, naar de zaal gekeerd.
| |
Dekor B
De zolder van de muizen
Verschilt van A in slechts enkele details:
De degen en het spiegeltje ontbreken;
De lange kartonnen plaat vertoont een rode pijl die naar rechts wijst; Schrijfmasjiene met toebehoren zijn in de koelissen geschoven of door een passende belichting aan de aandacht onttrokken;
Op de plaats van de tafel uit A staat een grote kist; zij kan ook dienst doen voor de tafel, door er een lang tafelkleed over te hangen. Open langs de van het publiek afgekeerde kant kan ze dienen voor het opbergen van
| |
| |
rekwizieten die tijdelijk niet op het toneel tuishoren;
De bureaustoel ontbreekt.
| |
Andere rekwizieten
Een onwaarschijnlijk grote houten muizenklem, minstens 1 meter lang; blikjes viskonserven; stukken dik gordijntouw, enz.
Dekor A
(Jacques zit in fond rechts op zijn schrijfmasjiene te tikken. Igor, links vooraan, op de naar het publiek gekeerde stoel met armleuningen, zit dwars, benen tegen het lijf gevouwen, armen om de knieën.)
(snauwt):
Ik vroeg je iets!
(houdt op met tikken, zonder omkijken, gestoord):
Wat is er dan?
Ik vroeg of er nog geslapen wordt vannacht.
Ik weerhoud je niet, Igor.
Je weet dat ik niet kan slapen, als het licht blijft branden.
En jij weet dat i k niet kan werken in het donker.
Waarom kan dat werk niet tot morgen wachten?
Jakkes altijd hetzelfde. Je doet het met opzet.
(draait zich met een boze ruk helemaal om):
Ik ben van kunstpagina morgen. Om 2 uur moet mijn tekst bij de ouwe zijn.
Dat laat je toch nog de hele morgen.
Je weet dat ik me niet kan konsentreren, daar op die verrekte krant!
(draait zich naar voren, laat zijn benen van de stoelzitting glijden):
Nee, dat kun je alleen hier. En voor die konsentrasie moet ik dan mijn nachtrust opofferen. Voor konsentrasie als dit.
(Grinnikt smalend, komt uit zijn stoel recht, loopt naar Jacques, gaat over diens schouder lezen wat in de schrijfmasjiene zit, hardop, met parodiërende intonasies)
.... kan deze tentoonstelling zeker beschouwd worden als een betekenisvolle stap voorwaarts in de evolusie van deze jonge kunstenaar. Het koloriet is opgeklaard, van een haast brandende helderheid geworden; de tekening is nu vaster, het geheel verraadt een grotere trefzekerheid en...
(handen aan de oren):
Hou as-je-blief op!
Zie je wel. Dan begrijp ik niet waarom je er je leven mee vergalt, en wat veel erger is, het mijne.
Zo? Hoef jij die vervloekte besprekingen uit jouw stomme hersens te persen? De opmerkingen van de ouwe slikken op de koop toe, net of hij ergens verstand van had; veranderingen aanbrengen op zijn kommando? Ruzie maken met de andere redakteurs voor de enige fotograaf? Drukproeven verbeteren, opmaak doen, revizie? Savonds nog op pad moeten, voordrachten of toneelvoorstellingen gaan bijwonen, feestelijkheden...
Niet altijd, Jacques. Niet wanneer er te eten valt.
Of je het weet! Dan gaat die rolronde vreetzak van een hoofdredakteur wel zelf voor een keer!
Maar voor alle vuile en schrale karweitjes kan Jacques Romain opdraaien. Wat presteer jij daarbij vergeleken? Presteer jij eigenlijk wel iets?
Nu nog mooier! Waarom zou ik?
Natuurlijk, waarom zou je. Melkje slabberen, zalmpje eten, en voor de
| |
| |
afwisseling weer melkje slabberen.
Mijn maag verdraagt niets dan zalm. Rode zalm
(Hij likkebaardt.)
En melk. Gepasteurizeerde. Ik zou ook wel eens graag wat anders eten. Maar je weet wat de dokter zegt.
Nee, dat weet ik niet, en het laat me koud. Maar weet je wat ik zeg? Dat je mij ruïneert aan melk en zalm en doktersrekeningen. En dat we daarmee uitverteld zijn over je verdiensten.
Jacques, nu vind ik je ondankbaar! En spinnen, daar zwijg je over! Je hebt me genomen omdat ik zo prachtig kon spinnen!
Ja. En spinnen. Een kei van een spinner ben je. Dat astmatieke geknor dat jij spinnen noemt, werkt allang op mijn zenuwen. Als je dat maar onthoudt.
Wie zorgt hier voor een beetje huiselijkheid? Zonder mij, wat zou het hier een dooie boel zijn! Je kent jezelf genoeg, Jacques. Je weet best dat je niet alleen kunt leven. Jij bent er niet tegen bestand, alleen te zitten tussen vier muren, in je eentje te moeten luisteren naar het knarsen en ritselen achter die muren.
Ach, ja, je draagt je deeltje bij. Maar dan ook het strikte minimum, noem dat geen prestasie of ik moet lachen. En van dat ritselen achter de muren gesproken...
Dat doet me er aan denken, dat je in gans je loopbaan...
(onderbreekt hem):
Och kom! Hoe dikwijls moet ik dat nog horen!
.... laat me uitspreken, dat je nog altijd je allereerste muis moet vangen.
Ik kan niet. Ik ben overspannen.
Jij overspannen?
(Lacht.)
Vertel dan niet zulke nonsens!... Overspannen, stel je voor...
(Lacht nog harder.)
(haast huilend):
Ja ik overspannen! Halve nachten hou je me wakker door dat getik op je masjiene, zolang tot ik helemaal geen slaap meer heb, in de veronderstelling dat er nog te slapen viel daarna, met jouw gesnurk. Smorgens wanneer jij weg bent is het zo'n drukte hier in de straat, autoos en trams en rammelende vuilnisbakken, dat ik er wel vijftienmaal wakker van word, en om kwart over twee kom jij met een gezicht als een onweer naar huis en ben ik zalig voor de rest van de dag.
Je vergeet de avonden dat ik weg ben voor de krant. Dan moet je het toch rustig hebben? Waarom maf je dàn niet?
Dan voel ik me te eenzaam.
(wijsvinger over lippen, doet teken dat hij moet luisteren. Zij blijven een poosje roerloos staan, aandachtig luisterend. Igor fluistert):
Heb je het gehoord?
Muizen. Ze laten ons niet met rust. - Heb je je klem gezet?
Nee. Vergeten.
(Hij verdwijnt links, komt terug met een reusachtige muizen-
| |
| |
klem, ruim 1 meter lang, gaat ze rechts in fond in de koelissen opstellen.)
Ik ben benieuwd of er morgen iets zal inzitten.
(Hij komt naar voren, gaat op rand van de tafel zitten, rechterhiel op linkerknie.)
Ik ook. En vooral, wàt voor iets.
Kom, geen pessimisme. Ik ben zeker dat het lukt. Als dit nog geen muizenklem is...
Je hebt nog niet veel meeval gehad.
Het is niet gemakkelijk. De presieze maat van de klem, het juiste lokaas... Elke diersoort beantwoordt aan een zeker, wetenschappelijk nauwkeurig te bepalen formaat van klem; een kleine fout in je berekeningen, en daar heb je de poppen aan 't dansen! Weet je nog die keer toen ik een krokodil ving? Mensenlief, wat een taai monster! Met haar nek in de klem en nog spring-levend!
Nee? En je zegt zelf dat ze zo erg tekeer ging!
Ja; maar brullen deed ze niet. Een krokodil brult niet.
Zoek het op als je twijfelt. Een-krokodil-brult-niet. Nooit.
Maar deze misschien, omdat ze zo erg in de rats zat?
(streng):
Nee, Jacques. Geen uitzonderingen. Voor jou niet en voor niemand.
(dringt niet meer aan):
Ja, je vraagt je af hoe je zon beest in je klem krijgt.
Je had een stuk nijlpaard als lokaas gebruikt, geef toe.
Ik het het nooit weer gedaan nadien.
Maar het was een vergissing.
Die vogelspin was ook een vergissing.
Ik was niet ortodoks in die tijd. Ik hield van eksperimenten. Het werd gevaarlijk op de duur. Maar ik ben er mee opgehouden. Ik werk alleen nog op teoreties en filozofies verantwoorde bazis.
Ik hoop vooral dat je berekeningen kloppen ditmaal.
Ik heb niets aan het toeval overgelaten. Ik plaatste zelfs een valse muur, om hun het spoor bijster te maken. Ik sloot alle deuren en kasten en luiken en gordijnen, en de klem heb ik opgesteld in zulk stikdonker, dat het wel bij intuïsie zal moeten zijn, willen zij ze mislopen.
(Bij het woord ‘stikdonker’ is het donker geworden op het toneel. Enkel nog licht op de twee personages.)
Hebben muizen dan intuïsie?
Met muizen ben je nooit zeker van iets, dat is het. Muizen zijn onaardse dieren. Wanen zij zich onbespied, dan nemen zij terug hun oervorm aan van ronde verschijningen.
(angstig):
Ontzettend! Zijn muizen ronde verschijningen?
Ik heb mij eens tegen hun aanvallen moeten verschansen temidden een sirkel van klemmen, in een kooi van gevlochten draad. Zij waren te weten gekomen dat ik alleen tuis was. Van alle kanten kwamen zij op mij af. Plots ging alle licht uit. Ik raakte in paniek. Ik wilde schreeuwen, maar verslikte
| |
| |
mij omdat ik een droge keel had.
(Hij verslikt zich inderdaad en begint onbedaarlijk te hoesten. Het licht dat stilaan op zijn hoofd gekonsentreerd werd, en niet meer op Igor, die zich intussen heeft teruggetrokken, gaat plots helemaal uit. Woorden van Jacques onderbroken door hoestbuien.)
Ik wist niet meer wat beginnen... Ik hoorde hen vlak bij mij! Gelukkig kwam mijn vriend Serge...
(Het licht floept terug aan, volle licht: een stikdonkere kamer waar plots de lamp wordt aangestoken. In de koelissen geluid van wegrennende voeten. Bij de deur staat Serge, hand nog aan de schakelaar, en kijkt stomverbaasd naar Jacques, die met van angst vertrokken gezicht bij de tafel staat, zich vasthoudend, halfdubbelgevouwen, hoestend.)
Jacques! Wat is hier gaande?
Waar heb je het over? Op tijd voor wat?
(Jacques krijgt een nieuwe hoestbui, Serge gaat hem op de rug kloppen, maar het baat niet. Hij roept in de koelissen):
Regisseur!
(komt op, pijp in mond, skript in hand):
Is er iets, mijnheer.....?
(Hij noemt de werkelijke naam van de akteur.)
Een glas water, alstublief.
Dadelijk.
(Hij is onmiddellijk terug met glas water. Jacques krijgt te drinken en bedaart.)
Een zware rol!
(Af met leeg glas.)
Jacques! Wat is je overkomen?
(heeft zich in stoel van Igor laten neervallen):
Ik werd aangevallen.
Hoe kan dat! Aangevallen, door wie? Ik heb niemand gezien, ze konden mij niet ontlopen, er is maar één trap en het is hier de hoogste verdieping.
Werkelijk Serge, ik verzeker je...
En het venster is niet open, dus ook langs daar niet.
Mijn beste, je hebt gedroomd. Aangevallen door muizen? Wie wordt er nu aangevallen door muizen?
Serge, het was verschrikkelijk, je hebt er geen idee van.
Jacques, hou op, je bent wakker nu. Er zijn geen muizen. Niemand heeft je aangevallen. Je had een kwade droom, je hebt geslapen met open mond, daar heb je een droge keel van gekregen en daardoor een hoestbui waarvan je bent wakker geworden. Dat is al.
Serge! Twijfel je dan aan wat ik zeg?
Aan wat je droomt, bedoel je? Natuurlijk.
Je bent mijn vriend, je moet me geloven.
Schei nu uit Jacques, ik zeg dat je gedroomd hebt.
(wanhopig):
Nee! Het is niet waar! Ik ben niet krankzinnig! Als ik het gedroomd heb, dan droom ik dit nu ook!
Geen kwestie van. Wij zijn echt, wij dromen niet.
Dat probeer ik je aan je verstand te brengen! Ik sliep niet, dus ik ben niet wakker geworden, hoe kan ik dan gedroomd hebben! Het was echt, Serge, en ze zijn voor jou op de vlucht geslagen. Serge
(overstoorbaar):
Jacques, hou je kalm. Je hebt gedroomd.
(Jacques maakt een moedeloos gebaar en laat zich languit achterover in de stoel zakken. Serge gaat naar hem toe en neemt zijn arm.)
(herhaalt enkele malen halfluid, hoofdschuddend):
Ik ben niet gek, ik ben niet gek...
(schudt de arm van Jacques als om hem wakker te maken, en herhaalt
| |
| |
in een monotone melopee met langgerekte oo-klank steeds maar):
Je hebt gedroomd, Jacques... je hebt gedroomd... Je hebt gedroomd, Jacques...
(Het licht wordt zwakker en zwakker, daarna ook de stem van Serge; wanneer het helemaal donker is geworden, hoort men de melopee nog een paar maal, als van heel ver. Dan blijft het stil. Na enkele sekonden terug licht, en weer het toneel met Igor en Jacques, zelfde belichting en houding van vóór de verduistering.)
(niet het minst onder de indruk):
En had je het werkelijk gedroomd?
(ook nuchter):
Ik heb het nooit geweten.
Je moest het Serge vragen.
Ja.
(Bedenkt zich.)
Ja? Waarom dan?
Als hij van niets weet, dan heb je dat allemaal gedroomd, zonder enige twijfel.
Maar als hij het wel weet, zal hij zeggen: o ja, dat was die keer toen je droomde.
Dus in elk geval, je hebt het gedroomd.
Dus ik hoef hem niets te vragen.
Hoe zou hij het weten, ten andere?
Of jij van hem hebt gedroomd.
Ja goed, ik vraag het hem niet, dat zei ik toch al.
Trouwens, je ziet hem haast nooit.
Dat is waar. Ik heb hem niet meer teruggezien, sindsdien.
Hoe lang is dat nu geleden?
Jij was hier nog niet. Koe lang ben je nu bij mij?
Verschrikkelijk. Het lijkt me al jaren.
De tijd wil maar niet vooruitgaan, laat staan vliegen! Straks valt hij helemaal stil, ik mag er niet aan denken, jou dan voorgoed bij mij te hebben,
(plots woedend)
smerige kat, ik heb een hekel aan katten en je weet het!
(onaangedaan):
Laat mijer niet aan denken, voorgoed hier op die kouwe zolder bij jou, (plots nijdig)
vunzig dagbladventje! O, ik haat joernalisten!
(Zonder overgang weer normale gesprektoon.)
Hoe lang was dat dan geleden dat je Serge had gezien?
(ook zonder nog een spoor van zijn uitbarsting):
Zoals ik zei, langer geleden dan eergisteren.
(het begint hem te vervelen):
Moet ik dan alles onthouden! Hoeveel langer geleden, en eergisteren is al jaren voorbij! Misschien was het verleden week.
(Zijn aandacht verslapt zienderogen, hij steekt een sigaret op.)
Het was een droom, wat doet het er dan toe.
(Hij slentert in de richting van de schrijfmasjiene.)
(verstrooid):
Ja? Waarom?
Vanwege de muizen die in die droom voorkwamen.
Luister je wel eigenlijk?
Ik zei, die muizen intrigeren me.
| |
| |
Waar zijn er muizen?
(Hij heeft zich met tegenzin langzaam terug omgekeerd.)
In je droom. De droom die je vertelde.
Dat is het precies. Als het nu géén droom was, dan...
Jacques, geloof jij dat er muizen bestaan?
Met een diersoort als muizen is dat moeilijk om te weten, heb ik je al uitgelegd. Bestaan, wat is bestaan ten andere?
Schei uit met dat boven mijn petje gaan. Ik word ziek van metafiziek.
Wat mankeert je zeg, met dat gezanik over die muizen?
(à bout portant):
Heb jij ooit een muis gezien?
Welnee. Hoe kom je erbij.
En die keer, toen Serge... toen je droomde... enfin, je weet wel...?
Weet je dan niet eens hoe ze er eigenlijk uitzien?
Jacques, verrek! Bestaan ze nu, ja of nee?
Hoe kan ik dat in vredesnaam weten?
(teleurgesteld):
Je hebt geheimen voor me.
Jij bent een achterdochtige belachelijke aap van een kat, en je kunt mij gestolen worden.
(Trapt sigarettenpeuk uit, draait zich resoluut om en gaat achter zijn schrijfmasjiene zitten.)
En jij bent een gemene HOND. Die mij geen uurtje slaap gunt
(Terug houding van aanvang, Jacques begint te tikken, het wordt langzaam geheel donker, de schrijfmasjiene vertraagt en valt stil.)
Dekor B
(in het donker, beginnend van heel zwak fluisterend langzaam duidelijker en luider, herneemt de melopee van daareven):
... gedroomd... Je hebt gedroomd, Jacques,... je hebt gedroomd...
(Het wordt stilaan licht. Serge zit in het midden op de kist, of leunt er tegen aan. De drie Muizen zitten op de grond, tegen de muur, luisterend naar Serge.)
... je hebt gedroomd, Jacques! zei ik. En verdwaasd dat hij me bekeek, goeie genade! Of hij mij voor de eerste keer zag.
En had hij werkelijk gedroomd?
Volgens mij heeft hij alles gedroomd, ook dat jij binnenkwam en hem door elkaar schudde.
(verbluft):
Maar ik ben daar werkelijk geweest. Dat herinner ik me duidelijk.
Doordat hij jou gedroomd heeft.
(steeds meer in de war):
Hoe kan i k weten wanneer iemand anders mij droomt?
| |
| |
(beslist):
Dat gebeurt. Je ziet het wel.
Ik snap er niets meer van.
Laat je niet van de wijs brengen, Serge. Stoor je niet aan die huisvlijt-psicholoog. Ga verder.
Je vertelde immers over je vriend Jacques.
(opgelucht):
O ja. Over mijn vriend Jacques. Het is nu zo ver met hem gekomen dat hij op een zolderverdieping is gaan wonen. Daar waant hij zich veiliger. Daar kan hij maar vanuit één richting tegelijk aangevallen worden, denkt hij: van beneden. Maar ook zo werd het hem nog te machtig, in zijn eentje. Vooral na die droom van hem die ik zoëven vertelde. Hij heeft zich voor 25 frank gezelschap gekocht. Zijn vertrouweling is een kat.
Nee, dat denk ik niet. Het arme beest! Zij zorgt alleen voor wat huiselijkheid en gezelligheid. Zij spint voor Jacques als hij tijd heeft om er naar te luisteren, en zit op zijn schoot terwijl hij zijn avondpijpje rookt. Aandoenlijk om te zien hoe erg ze haar best doet. Het heeft niet mogen baten; ze heeft het al minstens zo erg te pakken als hij.
(belangstellend):
Aha! De fobie?
Verdomde snob. Maak je niet zo interessant.
(ijzig):
Ik interesseer me voor alles, zolang het geen snertmuis is als jij aan wie ik helemaal niks gevraagd heb. Ik sprak met Serge.
(Tot Serge.
Dat is merkwaardig! Het geval Jacques kennen we stilaan. Maar van een kat, dat heb ik nooit gehoord. Die heeft belangstelling voor iets, als ik goed begrijp, of ze is er onverschillig voor; laat iets over zich heengaan of reageert er bliksemsnel op. Maar een fobie?
Dat gaat zo met huisdieren. Je kent toch het belachelijke verschijnsel dat een hond na jaren op zijn baas gaat lijken? Met Igor is het iets in die aard: leven op een zolderkamer met een halve waanzinnge als Jacques, die haar - de hele tijd door vertelt over zijn hallusinasies, en de geluiden die hij denkt te horen achter de muren, en de dromen die hij denkt gedroomd te hebben - het beest moet nu wel haast kapot zijn van angst, voor...
Dus niet bepaald voor muizen?
Ze heeft nooit een muis gezien. Heeft geen idee hoe een muis er uitziet. Muizen zijn voor haar legendariese wezens, die Jacques probeert te vangen in gevaarlijke, bijtende mekanieken die hij muizenklemmen noemt.
En waar hij het meest ongerijmde gedierte mee verschalkt, maar nooit een muis.
(Piepende lach.)
Toch waant Jacques zich een groot muizenbestrijder.
Hij heeft interessante ideeën over muizenbestrijding.
Noem jij zoiets interessant!
(smalend):
Hij is iemand met ideeën, hoor je dat niet.
En ideeën die hij op papier zet! Halve nachten achter zijn schrijfmasjiene, poes die uit haar slaap wordt gehouden, hooglopende ruzies.
Ken je die teorieën van je vriend Jacques? Heeft hij ze laten lezen?
Nee, maar hij heeft er vaak over verteld, ik weet dus wel waarop ze
| |
| |
O.K. Hier komt Jacques Romain, muizenbestrijder.
(Akteert een voordracht, gaat achter de kist staan als achter een spreekgestoelte.)
Hedenavond, dames en heren, zal ik uw aandacht vragen voor een van de meest brandende problemen van al die waar de mensheid haar vingers aan brandt: dat van de muizenbestrijding. De muizenbestrijding moet in nieuwe banen worden geleid! Een noodlottig konservatisme op dit gebied dreigt het mensdom af te takelen, en knaagt nu reeds, letterlijk en figuurlijk dames en heren, aan zijn grondvesten. De bestaande metoden zijn verouderd! Muizenklemmen volstaan allang niet meer!
(roepend, als vanuit een zaal):
Bravo Jacques! Werd tijd dat je het merkte!
Ik geef toe dat ik in de praktijk niet altijd een schitterend figuur sla. Maar in teorie moet u me horen! Let niet op mijn daden; luister naar mijn woorden, geachte luisteraars! Wist u dat de evolusie van de muizenintelligensie vandaag de onze heeft ingehaald tot aan het stadium van de gewone muizenklem? Het sinjaal staat op onveilig! Het mensdom moet worden wakkergeschud! Moet zich losmaken uit deze primitieve faze van zijn ontwikkeling, en verder oprukken, nieuwe horizonten van muizenbestrijding gaan eksploreren! Gebruik zal worden gemaakt van die wetenschap en kennis waarin wij de muizen tot nog toe zijn voorgebleven; en als die wetenschap nog niet bestaat, dan zullen wij ze ontdekken! Het voortbestaan van de mens als soort staat op het spel! Een kwestie van leven of dood! Ik dank u voor de aandacht.
(Herneemt zijn vroegere plaats.)
(na korte pauze):
Untergang des Abendlandes.
Doe niet of je dat gelezen hebt, aansteller.
(negeert hem, tot Serge):
Het blijft wel erg teoreties.
Onderschat hem niet, de muizenbestrijder. Geloof niet dat hij volkomen in het luchtledige filozofeert. Hij stelt niet alleen de diagnoze, hij denkt ook aan de remedies.
Hij ontwierp een nieuwe techniek van ontmuizen. Met lachgas. Een door muizen geplaagd huis wordt ontruimd, alle reten worden dichtgestopt, en door het sleutelgat blaast men het gebouw vol lachgas. Wanneer het laatste homeriese lachsalvo daarbinnen verstomd is, wanneer de laatste muis onder de grootste hilariteit aan haar eind is gekomen, opent men de deuren, en heeft enkel de stofferige overblijfselen bij elkaar en buiten te vegen. Dan doet men hetzelfde in een volgend gebouw, in alle gebouwen van de stad. Daarna in alle steden. In alle steden van alle landen. Zie je? Een lachsukses.
(De Muizen zijn diep onder de indruk; even stilte.)
Muizenlief, daar valt niet mee te lachen.
(opspringend en gejaagd langs de wand sluipend):
Dat heeft hij uitgevonden? Gebrevetteerd? Wordt dat toegepast? Waar? Sinds wanneer?
Zo'n vaart loopt het nog niet. Nee, dat gebeurt allemaal op papier, bij Jacques. Hij heeft trouwens dadelijk aan zichzelf bewezen, waarom die lachgasmetode niet deugde.
Niet deugde, hoezo? Nog niet erg genoeg?
Je weet wat gebeurd is met de antibiotika?
(geduldig):
Ik zie dat je nooit vulgarizerend-mediese literatuur leest. Heb je er wel eens van gehoord dat de mensen geteisterd worden door
| |
| |
mikroskopies kleine wezentjes? Ziek worden noemen ze dat.
Ach ja, in een krant heb ik wel eens zoiets zien staan. Hoe noemen ze die ook weer, ba... ba...
Basillen. Ziektekiemen. Daarom heeft de mens produkten uitgevonden, waarmee hij de kiemen vernietigt, zoals Jacques de muizen met lachgas. Penicilline, sulfamieden...
Die giftige goedjes! Ik heb er een oom van dood.
Maar voor mensen zijn ze onschadelijk, in de juiste dosis genomen. Dan sterven alleen de ziektekiemen ervan: dat heet dan de geneeskracht van het produkt. Maar, luister goed! Soms zien ze gebeuren dat de geneeskracht van die wonderlijke goedjes verdwijnt of erg vermindert. Wat is er aan de hand? Het antibiotikum valt niets te verwijten, dat is aan zichzelf gelijk gebleven; het zijn de ziektekiemen die zich hebben aangepast, weerstand tegen het gif hebben ontwikkeld. Iets dergelijks voorzag Jacques bij de muizen: op tijd van enkele generasies zouden ze zich aangepast hebben aan het lachgas. Het zou hun geen schade meer doen, hoogstens nog wat opvrolijken.
En, wat zouden wij dan doen, eenmaal aangepast aan het lachgas?
Jullie? Dat weet ik niet. Jacques dacht er enkel aan wat hij zelf in dat geval zou doen, hij als muizenbestrijder.
De toekomst ligt in de muizenklemmen, meent hij.
Dat begrijp ik minder. Daarmee spreekt hij zichzelf toch tegen.
(minachtend):
Welke onnozele muis laat zich nog vangen aan een muizenklem!
Dat weet Jacques ook. Toch wist hij een totale vernieuwing door te voeren op dit schijnbaar afgegraasde gebied.
Nu ja. Bedacht heeft hij ze in elk geval. Ik zag zijn tekeningen en beschrijvingen.
Merkwaardig, zoals ik zei. Jacques is...
Hoe werkten die klemmen bedoel ik! Mekanisme enzovoort?
Oh. Laat even kijken. Onder andere... ingebouwde vallen waren erbij, herinner ik me.
Wat is een ingebouwde val?
Volledig gekamoefleerd. Deel uitmakend van het interieur, een stuk van een plankenvloer, een hoek van een kast, een plint. Daar komt een muis aan. Geen onraad te bespeuren. Maar FLOEP! daar heeft de klem haar te pakken.
(Bij Floep springen de Muizen eventjes op.)
Wat was er nog... o ja. Een pracht van een val, heel geraffineerd. Met als lokaas een vastgebonden muizenvrouwtje.
De schoft! En dat vond jij mooi?
Ik heb geen verstand van muizenvrouwtjes.
Vond jij dat geen gemene metode?
Het vrouwtje was kunstmatig, vergat ik te zeggen.
Ach ja, en wij zouden dat dan niet merken!
Dat is helemaal niet zeker. Jacques is wel knap als het op details aankomt. Maar als jullie me niet geloven...
Hebben we niet gezegd, vertel verder.
Dat muizenvrouwtje ligt dus vastgebonden. Piepen en jammeren van je
| |
| |
welste. Een ridderlijke muis komt voorbij, begint haar touwen door te knagen, maar FLOEP...
(Reaksie van de Muizen, als voren.)
(geërgerd):
Doe ons niet telkens zo schrikken.
.... daar slaat de val toe, en de dappere muis bengelt tussen hemel en aarde, in een toegesnoerd net van fijn staaldraad. - Zo had Jacques nog vele ontwerpen, te veel om te melden of te onthouden... Er was ook een val, dat is waar, voor het vangen van muizen in serie. De eerste muis die wordt gevangen komt door een soort van toerniket in een kleine afgesloten ruimte, en laat daardoor de toegang van de val weer vrij. Bij het vangen van de tweede muis slaat een luikje onder de eerste muis weg, en langs een afvoerpijp wordt ze weggespoeld naar het riool. De tweede muis heeft intussen haar plaats ingenomen in het kleine hokje, wordt bij het vangen van de derde muis op haar beurt weggespoeld, enzovoort, enzovoort, tot er...
We hebben je al begrepen.
Een water-val, noemt hij dat. En verder...
Laat maar, we hebben al een idee.
Je vriend is vindingrijk, maar het wordt eentonig.
Eentonig? Nee jullie worden bang! Waar blijft jullie instinkt tot zelfbehoud, wat zeg ik, tot vrijwaring van jullie soort?
Zo'n vaart zal het niet lopen.
O nee? En het sterkste heb je nog niet gehoord, ik sprak je niet eens over de duizendenéénmuizenklem!
Zenklem?
(Zeer vlug achter elkaar. Staren angstig naar Serge.)
(na effektvolle pauze):
Ja, de duizend en één-muizenklem. Een indrukwekkend instrument, dat onbeperkt muizen kan vangen. In alle hoeken van alle gebouwen van de stad heeft het vertakkingen. Elektroniese ogen sporen de muizen op, ook in het donker; radar legt hun bewegingen vast op een scherm; kleine geleide projektielen achtervolgen hen... en dan...
(hebben zich langzamerhand ontzet teruggetrokken, wijken uit elkaar langs de muur):
... En dan...?
(onverwacht, hard):
FLOEP!!
(De Muizen schrikken zich een ongeluk. Serge lacht onbedaarlijk.)
Jaja!
(Hij bedaart toch.)
En zeggen dat daar helemaal niet mee te lachen valt! De duizendenéénmuizenklem is de fatale ondergang van het muizenras, neem dat aan van mij!
Welnee, men is er niet eens aan begonnen. Met de bouw van zulk een klem zouden jaren gemoeid zijn, dat is één. En dan, Jacques laat niemand zijn plannen zien.
Hoe weet jij er dan van? Ben jij de enige die hij vertrouwt, aan wie hij zulke dingen toont?
O nee, die ben ik niet, en zo iemand bestaat niet. Hij vertrouwt zichzelf amper, laat staan mij! Hij heeft me wel eens gesproken over het idee. Heel vaag. Maar ik heb er zelf voor moeten zorgen dat ik de plannen onder ogen kreeg.
Hoe heb je dat dan klaargespeeld?
Vijfde kolonne, mijn beste!
Nee maar! Hoe heb je dan... en wie...?
| |
| |
Luister maar. Zo moeilijk was het niet. Ik had gewacht tot Jacques de straat uit was, op weg naar de krant. Toen liep ik vlug de trap op, niemand had me gezien. Het was een wintermorgen vroeg, het was nog donker.
(Het licht is verminderd tot alleen het hoofd van Serge zichtbaar blijft.
Er brandde geen licht in de kamer.
(Hij loopt naar hoek van kamer, op zoek naar de lichtschakelaar.)
(vanuit het donker):
Andere hoek, Serge.
Oh.
(Hij vindt de schakelaar, maakt licht.)
Dekor A
(Igor in zijn gewone houding op zijn stoel. Knipoogt tegen licht.)
(geeuwt):
Je hebt me wakker gemaakt Daareven Jacques, een heidens lawaai van wassen, tandenpoetsen en radio, ik sliep pas weer, en nu jij.
Je hebt een lichte slaap.
(grinnikt):
Ik wel. Jacques niet, lieve hemel!
Absoluut niets. Even heb ik angst uitgestaan. Ik stootte tegen het tafeltje.
Jij wordt nochtans verondersteld, goed te zien in het donker.
De bel van de schrijfmasjiene rinkelde. Mijn haar kwam recht op mijn rug! Maar nee, hij snurkte wel door.
Niet presies wat je kunt noemen...
Verdomd, Igor, je had het beloofd! We hadden afgesproken, voor deze morgen!
Bedaar, mijn beste, laat me uitspreken. Ben je vergeten hoe wantrouwig Jacques is? Overdag draagt hij de plans overal met zich mee, snachts slaapt hij ermee onder zijn hoofdkussen.
Kan me niet schelen! Had dan slaapmiddel in zijn tee gedaan!
Jij moest minder polisieromans lezen en me meer laten uitspreken. Bovendien drinkt Jacques geen tee maar koffie, die niet ik opschenk maar hijzelf! De plans liggen daar, in die map.
(neemt de map van tafel en opent ze):
Ik zie niets.
Oh nee? Kun je zelfs niet meer uit je ogen kijken?
(haalt een blad karbonpapier uit de map, bekijkt het langs weerszijden, bestudeert aandachtig en van dichtbij de glanzende kant. Er gaat hem een licht op. Verrast):
Nee maar!
(nonsjalant):
Jacques mag niets te kort komen, weet je. Ik zou voor niets ter wereld op mijn geweten willen dat hij met versleten karbonpapier moest werken. Daarom...
(handelsreizigerstoon)
deze zijn één keer gebruikt, maar misschien bent u niet zo veeleisend en mogelijk geïnteresseerd in overname...
(speelt mee):
Ja, natuurlijk, voor mijn gebruik zullen deze wel volstaan, ik heb niet zoveel doorslagen nodig, en mijn middelen laten mij helaas niet het aanschaffen van eerstehands karbonpapier toe...
(weer gewoon):
Mij interesseert enkel of je middelen tegen het aanschaffen van dit tweedehandse opgewassen zijn.
(bladert in de map):
A propos Igor, kompleet? Je bent niet van plan me te bedonderen, hoop ik.
Maar Serge toch, wat pijnlijke verdachtmakingen! Ik garandeer je alles van A tot Z, of van 0 tot 1001, zoals je het noemen wilt.
| |
| |
Fijn!
(Gejaagd.)
Is hier een spiegel?
Lees jij geen Spiegelschrift? Dat kan de eerste de beste drukkersloopjongen.
Nu niet, ik ben te nerveus.
(Igor wijst hem een spiegel. Hij rent er heen, houdt de bladen er een na een voor.)
Ongelofelijk!
(Stijgend entoeziasme naarmate hij verder kijkt.)
Wat een fantasties projekt! En de komplete plannen, ha...
(Legt de map op tafel, schikt de bladen, sluit de map.
Ik ga dit tuis rustig lezen.
Ja, Jacques kan trouwens gaan terugkomen.
Dat is waar. Maar geen reden om onze kondisies te vergeten.
Ach, je hebt gelijk. Een andere keer, Igor?
Het spijt me wel, Serge. Vis bij de boter, asjeblief.
(Mokkend zoekt Serge in zijn rechterbroekzak en diept er een blikje zalm uit op; legt dit op tafel vóór Igor, die niet reageert. Idem linkerbroekzak, blikje sardienen. Igor schudt met het hoofd en raakt niets aan.)
(wrevelig):
Wel, waarop wacht je?
De kondisies, Serge. Of geen plans.
(ongeduldig):
Gaat dit dan niet als voorschot? Vertrouw je me niet eens zover?
Verdomde rotkater!
(Hij rent buiten.)
(Igor, alleen, neuriet ‘Lullaby of Birdland’, beweegt zich terwijl ritmies en zeer katachtig sluipend door de kamer, rond de tafel, raakt dingen aan, slaat in de maat enkele toetsen aan op de schrijfmasjiene, eindigt bij de twee blikken, neemt ze op, tikt ze ritmies tegen elkaar. Hoort op het allerlaatste ogenblik het gerucht aan de deur, zit met één sprong op zijn stoel en doet alsof hij slaapt. Jacques komt binnen.)
Poes?
(Igor reageert niet. Jacques geeft hem een por.)
Igor!
(bromt, maar weigert ogen te openen.)
Hee zeg! Ik dacht dat katten een lichte slaap hadden! Waarom doe je altijd alsof je slaapt?
(trekt zijn ogen open, valt door de mand):
Ik kan het niet laten. Dat weet je toch.
Ik weet dat je een geboren hipokriet bent. Maar dan moet je het toch wat geloofwaardiger maken dan je nu doet. Je klaagt zelf altijd, dat je niet met licht kunt slapen. Heb jij het aangestoken?
(Igor antwoordt niet.)
En wat was dat tikken, dat ik hoorde van op de trap?
Ik heb je schrijfmasjiene niet aangeraakt.
(krijgt de blikken in 't oog, neemt ze op en tikt ze zachtjes tegen elkaar, ritmies, terwijl hij ‘Lullaby of Birdland’ neuriet.)
Jij gunt iemand zijn zwakheidjes niet eens.
Wie stak het licht aan? Serge?
Natuurlijk. Jij laat me ook nooit aan het woord komen.
En? Heeft hij het geslikt?
En of. Als rode zalm. Als kreeftsla.
De idiote lummel!
(Schatert.)
Een duizendenéénmuizenklem, stel je voor! De sprookjesnaam alleen al!
(Lacht mee.)
| |
| |
Dat hij er zó gemakkelijk zou invliegen... Dat is eigenlijk meer dan ik verwachtte.
Je hield hem toch niet voor zó schrander?
Nee dat niet; alleen wat achterdochtiger, had ik gemeend. Hoewel, daar is hij dan weer te jaloers voor.
Hij is enorm jaloers op je, Jacques. Je moest hem bezig horen over jou. O geen woord kwaad. Maar zo toegeeflijk waarderend. Dat je lang niet dom bent, dat je dit en dat en zus en zo.
En de stroop dan die hij mij om mijn baard smeert! Maar ik weet wel waarom. Ik heb hem allang door, ik weet wel dat hij alleen maar een van mijn uitvindingen wil ontvreemden zodra hij de kans krijgt. Daarom heb ik die duizendenéénmuizenklem verzonnen.
(Tijdens het gesprek is Jacques in de stoel gaan zitten; Igor vlijt zich op zijn schoot, Jacques streelt hem verstrooid over hoofd en rug.)
Het was een fantasties idee.
Ja, wie haalt het in zijn hoofd zoiets te geloven!
Geen levend wezen behalve Serge.
Doe niet gek, Igor. Zoiets is onuitvoerbaar. De beschrijving raakt kant noch wal, bovendien.
Dat bedoel ik ook niet. Maar het was zo'n prachtig verhaal; ik geloof in verhalen. Een verhaal dat ik mooi heb gevonden wordt iets echts voor mij.
O, je bedoelt het zo. Ja, als verhaal is het misschien wel mooi. Ik heb het gedroomd.
Ik was helemaal onder de indruk toen je het de eerste maal vertelde.
En jij probeert wel een kouwe technoloog te zijn, maar het lukt je niet eens, want je kunt het niet laten te dromen van onbestaanbare duizendenéénmuizenklemmen. En met een entoeziasme dat je me die droom verteld hebt! Geef toe dat ook jij het een pracht van een idee vondt, misschien vond je het zelfs wat jammer dat het nooit uit te voeren was.
Mogelijk. Waarom zou iemand als ik geen gevoels- en dromenleven hebben? Mannen uit één stuk bestaan niet. Iedereen droomt. Elke nacht.
Je hebt me anders in lang geen dromen meer verteld.
(zet zijn gedachtengang voort, schijnt Igor niet gehoord te hebben):
Elke nacht. En wie weet ook elke dag. Ik heb nooit het gevoel of ik droom, maar altijd of ik echte dingen beleef.
Vertel dan echte dingen. Als je ze maar gedroomd hebt.
Dat is het presies, Igor: wat zijn de echte dingen? Zijn wij, nu, echt, wij beiden hier en op dit ogenblik, of worden wij door iemand anders gedroomd?
Jacques! Wees wat begrijpelijker, ik ben maar een eenvoudige volkskater.
Heb je nooit gehoord van die Sjinees, die...
Deze is allang dood. Het was een sjinese wijsgeer, of dichter, weet ik veel. Hij droomde dat hij een vlinder was.
Wel, dat is een beest... Ken je een vlinderdas?
Natuurlijk. Die draag jij als je tentoonstellingen moet gaan openen voor de krant.
Daar lijkt het op. Maar het kan vliegen.
| |
| |
Van de ene bloem naar de andere.
Een klein kleurig wiel zonder velg. Het staat op een steel en is een soort van groente.
Volkomen absurd, maar goed, ik stel het me allemaal voor. Een Sjinees die droomde dat hij een vliegende vlinderdas was, van de ene gekleurde groente naar de andere.
Na gedroomd te hebben werd hij wakker. Maar daarmee was het niet afgelopen. Hoe zit dat nu? zei de Sjinees. Wat ben ik nu?
Hij was een Sjinees, wist hij dat niet?
(geduldig):
Hij vroeg zich af: ben ik nu een vlinder die droomt dat hij een mens is, of ben ik een mens die gedroomd heeft dat hij een vlinder was?
Dat is sjinees voor mij, Jacques.
Zie je, zulke dingen gebeuren met mij, alleen erger. Heb jij nooit gedroomd dat je droomde?
Ach nee, je weet toch dat ik nooit droom. Helaas niet.
Eerst droom je dat je droomt. Daarna droom je dat je wakker wordt, maar je merkt niet dat je nog altijd droomt, je denkt: daareven droomde ik, nu ben ik wakker. Dat alles droom je. Daarna word je wakker. Wat nu? denk je, word ik nu echt wakker, of ben ik in slaap gevallen en droom ik dat ik wakker word? Het is erg verwarrend.
Ik probeer het me voor te stellen.
Soms is het nog ingewikkelder. Ik zal je een voorbeeld geven. Eens droomde ik dat ik een zolderkamer was.
Ik was een zolderkamer die droomde dat zij een mens was, een dagbladschrijver, zoals ik. Hij heette zeifs Jacques Romain. Die dagbladschrijver beleefde een drukke dag op de krant...
Het was dus zeker jouw krant niet...
... ging savonds nog naar een korvee toneelvoorstelling, schreef zelfs het verslag voor de krant nadat hij was tuisgekomen...
... had ruzie met zijn kat Igor omdat het licht zo laat bleef branden...
... en was natuurlijk doodmoe toen hij eindelijk in bed stapte. Maar hij sliep onrustig. Hij droomde dat hij een muis was.
Wacht even! Jij... een zolderkamer, die... dagbladschrijver, ... dat hij een muis... O.K., ik ben er. Ga verder.
En die muis werd nagezeten door de kat Igor.
Het was een onwaarschijnlijke droom, dat weet ik. In die droom was jij de bloeddorstigste muizenschrik van alle zolders uit de omgeving. Bijna had je, ik bedoel had die kat uit de droom van de dagbladschrijver die muis te pakken, toen deze piepend wakker werd en tot haar opluchting merkte dat zij een grote sterke joernalist was, voor geen kat ter wereld bevreesd.
En dat was jij niet, maar de joernalist uit de droom van de zolderkamer,
als ik goed volg.
Presies. In de droom van de zolderkamer was dus de dagbladschrijver wakker geworden uit zijn nachtmerrie van opgejaagde muis. Het was morgen en hij ging naar de krant. Hij stak de straat over zonder uitkijken, hoorde vlakbij een verschrikkelijk getoet en knarsen van remmen - eer hij iets besefte had een auto in volle vaart hem ondersteboven gereden. Gillend werd
| |
| |
hij wakker, en merkte dat hij gelukkig maar een zolderkamer was, die nooit hoefde te vrezen dat zij onder een auto zou terechtkomen. Maar nu moet je weten dat in die zolderkamer een dagbladschrijver woonde... hoe die man heette wist de kamer niet, en in elk geval, hij was die morgen pas door een auto overreden. Dat was minder erg; maar die dagbladschrijver zat zonder elektriese stroom (hij was traag met het betalen van zijn rekeningen), en zo kwam het dat hij die bewuste morgen een brandende kaars op de rand van zijn tafel was vergeten. Toen die kaars helemaal was opgebrand, druppelden de vlammende resten gesmolten kaarsvet op de droge plankenvloer, en tot haar ontzetting merkte de zolderkamer dat zij in brand raakte... Zij kon niets doen, en de massaas papieren van de dagbladschrijver en alle andere droge stoffige rommel stonden direkt in lichtelaaie, en...
(bezorgd):
En de kat dan?
De kat? Dat is waar, die man had een kat, hoe het beest heette wist de zolderkamer niet. Bij het zien van de vlammen raakte de kat in paniek, en sprong pardoes dwars door een ruit naar buiten.
(ademloos):
En wist zij zich te redden?
Geen idee van. Ik weet alleen dat door die kapotte ruit een tocht ontstond, waardoor ik - de zolderkamer - nog harder begon te branden. Krakend en knarsend werd de zolderkamer eindelijk wakker, toen het dak al op instorten stond. Gelukkig was ik het maar, Jacques Romain, dagbladschrijver, en was er helemaal geen brand.
(zucht van opluchting):
Ja, gelukkig maar. Welkom tuis.
Dat dacht ik ook eerst. Maar zo eenvoudig was het toch niet, bij nader toezien. Welke dagbladschrijver Jacques Romain was ik nu? Diegene die van een zolderkamer, of die andere die van een muis gedroomd had?
Die van de zolderkamer, volgens mij. Jij dus.
Ja? Maar die andere Jacques Romain, die waarvan de zolderkamer droomde, kon die op zijn beurt niet gedroomd hebben dat hij een zolderkamer was?
Dat kan niet, hij werd overreden.
Niet noodzakelijk! Dat kon hij ook gedroomd hebben! Luister maar: Ten eerste: hij droomde dat hij die muis was. Ten tweede: hij droomde dat dat maar een droom was, en dat hij uit die droom wakker werd, opstond enzovoort, je kent het verhaal, tot en met het overrijden. Toen - let nu op - ten derde: droomde hij dat hij dat alles gedroomd had, en dat hij ontwaakte als zolderkamer.
Zie je dat niet? Maar in die veronderstelling is het een andere zolderkamer! Een zolderkamer die gedroomd wordt niet door mij, maar door Jacques Romain de tweede, de droom-Jacques!
Zie je, in dat geval zou ik nog uit een paar dromen achter elkaar moeten ontwaken, vooraleer te zijn wie ik ben. Maar hoe moet ik ergens mijn weg vinden waar ik op een zijspoor kan raken zonder het te merken? Daar weet ik geen middel op. Hoe zal ik dan weten welke Jacques Romain ik ben? Als er tenminste zo iemand bestaat, en als ik in werkelijkheid geen zolderkamer ben, of een muis?
Heb je al geprobeerd jezelf te knijpen? Dan word je misschien echt wakker. Maar voorzichtig, zorg dat ik er blijf bijhoren.
Onbegonnen werk. Ik heb al eens gedroomd dat ik mezelf kneep om
| |
| |
wakker te worden. Ik werd niet wakker. Het is dus echt! zei ik, ik word niet wakker omdat ik al wakker ben. Later werd ik toch wakker; ik liet me niet vangen en zei: Ik droom maar dat ik wakker word, dus nu is het zeker dat ik droom. Ik kneep mezelf om me te overtuigen...
Die heb je me nooit verteld.
Krijg je daar dan nooit genoeg van?
Dagen zou ik er kunnen naar luisteren. Ik ben dol op droomverhalen.
Goed.
(Korte pauze.)
Ik was bezig te tikken. Een stuk voor de krant.
(Licht lager; hij gaat tot bij de schrijfmasjiene, licht konsentreert zich op hem, hij zet zich neer.)
Terwijl ik zat te werken ging langzaam de deur open en enkele muizen slopen binnen. Ze dachten... dat ik het niet gemerkt had.
(Hij begint te tikken; men ziet de deur voorzichtig halfopen gaan; drie Muizen glippen geruisloos binnen, dicht langs de muur sluipend. Jacques houdt niet op met tikken, maar een lichte aarzeling en een beweging van zijn hoofd verraden dat hij de aanwezigheid heeft opgemerkt. Plots rent hij naar de deur, gooit ze toe, draait de sleutel om, haakt de degen van de muur. De Muizen zijn als versteend blijven staan. Pantomime: Jacques jaagt de Muizen de kamer rond. Ze lopen steeds vlak tegen de muren aan gedrukt, ook tegen de denkbeeldige vierde muur vooraan op het toneel. Als Jacques zich plots omdraait doen zij hetzelfde, en wordt de achtervolging hernomen in omgekeerde richting. Dan probeert Jacques voordeel te trekken uit zijn grotere bewegingsvrijheid: hij doorkruist de kamer om de Muizen de weg af te snijden, maar slaagt er voorlopig niet in een van hen te verrassen. Herneemt dan zijn eerste taktiek, herhaaldelijk en kort achter elkaar de richting van de achtervolging omkerend, met als gevolg, tenslotte, verwarde reaksies van de Muizen.)
(blijft staan, lachend):
Opgepast, niet tegen elkaar aanbotsen jongens! En goed uitkijken aan de hoeken. Ik zag niet graag dat jullie je bezeerden.
(Hij lacht.)
Ach zo, lijden jullie aan klaustrofobie, wat een pech!
(terwijl zij aan een plotse uitval van de degen ontsnapt):
Agorafobie, idioot.
Ach ja. Ekskuseer. Agora. Grieks voor plein. De vrees om grote pleinen over te steken. Ruimtevrees. Goed zo? En hoe vinden jullie mijn muren, als remedie tegen die agorafobie? Mooi papiertje, niet? En niet duur. Zelf gekozen. Jullie maken er wel geen vuile vegen op? Ik heb een hekel aan vuile vegen op mijn behang.
(Doet een nieuwe uitval met zijn degen naar de dichtstbije Muis, die verschrikt wegspringt. Jacques lacht.)
Je hoeft niet zo bête te lachen. Alle muizen hebben agorafobie. Zoals alle mensen hoogtevrees hebben.
Wat weet jij daarvan! Hoogtevrees is een vooroordeel. Er zijn massaas mensen die er geen last van hebben. Bouwarbeiders. Koorddansers. Akrobaten.
Dat bewijst niets. Er bestaan muizenakrobaten ook, die een lege kamer dwars durven oversteken. Maar dat iemand een bepaald soort van aangeboren vrees weet te overwinnen bewijst nog niet dat hij er niet aan onderhevig is.
Onzin, ik weet waarover ik spreek! Ik heb zelf geen hoogtevrees, nooit gehad. Ik woon helemaal vier hoog, en dikwijls zit ik op de vensterbank met mijn benen naar buiten, of ik wandel in de dakgoot, zomaar voor mijn plezier.
| |
| |
Voor mijn part heb je geen hoogtevrees. Maar wat je zeker wél hebt, dat is ook ruimtevrees, al is het van een andere soort dan de onze.
Ga verder, stoor je vooral niet aan mij. Je zult niet lang meer de gelegenheid hebben om geleerd te doen.
Wat jij hebt, dat is angst om alleen te zijn. Jij hebt angst voor een ruimte, al is het maar de ruimte van één huis, de ruimte van één kamer: daar voel jij je in je eentje niet tegen opgewassen. Daarom houd je altijd die degen binnen je bereik, en in een lade links of rechts zul je nog wel een pistool hebben liggen ook.
Jij hebt het goed voor. Ik ben bang alleen tuis, en daarom ben ik zo blij dat jullie me zijn komen opzoeken.
(Nieuwe uitval met de degen, die de inzet vormt van een nieuwe achtervolgingspantomime. Jacques verandert van taktiek: hij gaat de tafel dwars zetten tegen de rechtermuur, vult de barrikade aan met de aanwezige stoelen, slaagt er zo in - de Muizen durven niet om de barrikade heen - ze in de rechtervoorhoek van het toneel te dringen, waar hij ze in bedwang houdt met zijn degen.)
Ha ha! Mooi staaltje van taktiek! Hm?
Misschien kunnen we nu eventjes rustig praten. Waaraan dank ik de eer van het bezoek, zo laat?
(Pauze.)
Jullie hadden toch werkelijk iets kunnen laten weten. Nu heb ik niet eens wat in huis om jullie aan te bieden.
(Stilte. Hij laat de ironie varen.)
Wel? Nog altijd dezelfde bedoelingen? Dat idee is niet uit jullie koppen te krijgen?
Je weet dat wij deze zolder willen.
Onredelijke obstinate schepsels! Jullie hebben de zolder hiernaast, die veel groter is. Heb je daar niet genoeg aan? Voldoet die niet?
Nog geen reden om mij uit de weg te willen ruimen.
Hoef je me daarom te besluipen?
Een eerbiedwaardige muizentaktiek.
Ik hou het liever bij een gevecht met open vizier.
Geluk ermee. Wij gaan niet gebukt onder een middeleeuws verleden, zoals jij. Wij weten van geen ridderlijke beeldspraak, van geen vizier, dus van geen vechten met open vizier. Het rezultaat telt.
Van middeleeuwen gesproken, dat doet me eraan denken dat ik nog meer pijlen op mijn psichopatologiese boog heb.
(In het bizonder tot Muis 2.)
Ik lijd niet alleen aan fobies, maar ook aan perversiteiten, mijnheer de zwaarwichtige Muis. Zo ben ik bijvoorbeeld een sadist. Uit onze onvolprezen middeleeuwen en ook uit veel resentere perioden heb ik pareltjes van martelmetodes onthouden, al kan mijn vindingrijkheid het ook zonder die inspirasiebronnen stellen. Wat de eksperimenten op levende muizen betreft, ben ik niet aan mijn proefstuk. Ah, heerlijke jeugdherinneringen!
Dat hoeft je ons niet te vertellen. Wij hebben een zwart dossier over jouw geval, zó dik, en daar is meer in te lezen dan jij je ooit zelf zult kunnen herinneren.
Nee maar!
(Hij nadert met gestrekte degen, grijnzend - zogenaamd duivelse grijns - en geeft Muis 3 een prik.)
Dat dossier moet je me beslist eens lenen!
(Prikt Muis 2.)
| |
| |
Ik houd het niet langer dan een week, dat is beloofd.
(Prikt Muis 1.)
Niet? Dan zal ik uit geheugen moeten werken. Laat ik met de elementaire dingen beginnen. Kijk, dit noemden ze in de middeleeuwen ‘een speldenkussentje maken’.
(Een reeks prikken snel achter elkaar, elk van de Muizen om beurt.)
(wanhopig):
Piep, piep, piep!
(prikt voort):
Hoe vind je dit? En dit? Hm? Niet alle drie tegelijk spreken; dan versta ik niemand.
(Prikt steeds sneller, tot hij de degen laat zakken om even op adem te komen. Hij gooit het hoofd in de nek om luidkeels te lachen. Dadelijk, op een teken van Muis 3, springen de Muizen op hem toe, nemen hem zijn degen af, hebben hem in een oogwenk op de grond.)
Wij zijn onze ju-jitsu niet verleerd!
(Zij binden Jacques aan handen en voeten met stevig gordijntouw. Muis 3 haalt de muizenklem uit haar hoek. Spant ze op, rechts in fond. Muizen 1 en 2 dragen Jacques naar de klem. Muis 3 loopt er naast, houdt hem in bedwang met de degen.)
(krijgt de muizenklem in 't oog. Gilt):
Nee! Nee! Ik wil blijven leven! Ik ben nog te jong! NEEEEEEEEEEEEEE!!
(Het wordt donker. Men hoort nog het gestommel van de Muizen, die de spartelende Jacques naar de klem slepen. Hij gilt aan één stuk door:)
Help! Hèèèèèlp!!!
(Het lawaai sterft weg, het geroep klinkt nog even van heel ver. Stilte. Dan plots volle licht. Igor, blijkbaar wakker geschrokken, springt uit zijn stoel en loopt op Jacques toe die met dichtgeknepen ogen op de grond ligt te spartelen, zijn mond opensperrend in het geroep van ‘Help! Help!’ zonder geluid te geven. Van de touwen geen spoor meer, van de Muizen evenmin.)
(wordt wakker, komt recht zitten, opent ogen en kijkt erg verdwaasd):
Hu?
Hij moet nog eens gedroomd hebben. Zeker weer een van je ‘echte’ dromen?
Ja. Ik kneep mezelf maar ik werd niet wakker.
Dan droom je misschien nog altijd? Probeer nog eens.
(knijpt zichzelf in de arm):
Zie je? Er gebeurt niets. Ik word niet wakker. Dus droom ik nog.
Dus je ben al wakker bedoel je.
Zou je denken?... Nu, liever wakker voor mijn part: die droom was erger dan echt! Stel je voor Igor, er kwamen drie...
(verveeld):
Nee zeg, spaar me dat alsjeblief. Ik kan goed met je opschieten Jacques, maar vertel me geen van je dromen meer of ik krijg de vibrerende hondsdolheid.
Mij goed. Maar je vroeg wat er aan de hand was.
(wijst op de achtergebleven muizenklem):
Wat doet die val hier?
Heb ik daar gezet verleden nacht. Vergeten op te ruimen.
(gaat ze van dichtbij bekijken):
Zeg eens, en ze staat nog opgespannen! Ik hield je voor een goedaardige maniak, Jacques, maar nu wordt je toch gevaarlijk voor je omgeving! Geef toe, is dat een plaats, hier zo?
Ik doe ze wel even weg, als jij je er zo door bedreigd voelt.
Tussen haakjes, blijf dan maar even uit het strijdperk. Ik verwacht Serge elk ogenblik terug.
| |
| |
(wijst naar de tafel, waar nog steeds de 2 blikjes en de map liggen):
Hij komt de rest van de koopsom brengen. Voor de plans, weet je wel.
O ja. Tot straks dan.
(Jacques af met klem. Igor gaat voorzichtig tot bij de tafel, kijkt nog even in de richting waar Jacques verdwenen is, neemt de blikken op, tikt ze zo stil mogelijk tegen elkaar en neuriet bijna onhoorbaar de eerste maten van ‘Lullaby of Birdland’. Maar dan gaat reeds de deur open, haastig legt Igor de doosjes neer. Serge op, zeulend met een groot langwerpig pak, in krantenpapier gewikkeld. Gooit het op tafel.)
Oef! Een kabeljauw van 6 kilo, ik hoop dat je nu tevreden bent!
(Hijgt.)
(besnuffelt het pak):
Heerlijk!
Ik wacht. Ik ben mijn deel van de afspraak nagekomen.
(trekt zijn kop niet weg van het pak, gaat voort met snuffelen en ekstatiese zuchten slaken; zoekt met één hand op de tast de map, en reikt ze aan in een richting waar Serge niet staat):
Asjeblief! Mmm! Heerlijke verse vis!
(grist map uit Igor's hand):
Hier!
(Bladert haastig in map; terwijl wordt het toneel donker, met uitzondering van een lichtbundel die op hem gekonsentreerd wordt; hij laat de map zakken, het licht konsentreert op zijn hoofd.)
Mooi.
(Korte pauze.)
Dekor B
Mooi, zei ik.
(Het wordt licht; de 3 Muizen zitten zoals in hun vorige toneel met Serge.)
Dag Igor, en welbedankt! Maar die veelvraat hoorde me niet eens. Die had het te druk met zijn visje.
Geen slechte ruil me dunkt, de plans van de duizendenéénmuizenklem voor een beetje vis.
Het mooiste komt nog! Igor heeft later tóch de hand weten te leggen op het origineel.
(zucht van verlichting):
Dat lijkt me veruit het veiligst.
Het heeft me een boel vis gekost, maar die had ik er graag voor over. Het origineel en een doorslag, de twee enige eksemplaren van de beschrijving die Jacques zelf bezat!
En heeft hij niets vermoed van het komplot?
Dan ken je Igor niet! Die heeft het wat netjes geënseneerd. Het brandkoffertje kapotgevallen van de kast; koffertje opengebarsten, en de plans stuk, opgevreten, nog enkel waardeloze snippers over. Wiens werk? Van de muizen natuurlijk, Jacques. Niets is veilig voor hen.
(Muizen 1, 2 en 3 lachen hoog, kort, gillerig.)
Onbetaalbaar! En hoe heeft Jacques het opgenomen?
Zoals je kunt denken. De wanhoop nabij. Wekenlang in de put. Wat denk je wel! Na zulke onderneming als het uitvinden van een duizendenéénmuizenklem eindelijk tot goed einde te hebben gebracht... Jaren van onversaagde inspirasie en hard werken... En dan alles te moeten herbeginnen? Dat was te veel. Hij kon niet, hij vond de veerkracht niet meer om er zich overheen te zetten; en toen hij besefte dat het hem niet zou lukken de plans opnieuw te tekenen, de beschrijvingen opnieuw samen te stellen, is hij voorgoed in elkaar gestort. Hij is de slag niet te boven geraakt, in één woord.
Serge, we moeten je felisiteren. Dit is een zeer belangrijke zet in wat men noemt de psichologiese oorlogsvoering.
(gevleid):
Ik weet het wel. Zonder dat zou hij met al zijn warhoofdigheid
| |
| |
niet ongevaarlijk zijn, beseffen jullie dat?
Wij hebben nooit anders beweerd.
Zeg, ik stel voor dat we er dan nu werk gaan van maken. Eer hij zich misschien toch nog hervat.
Ja, dat lijkt me ook, nu of nooit.
Als je het mij vraagt, je kunt geen gunstiger moment kiezen. Hij is behoorlijk afgetakeld. Heeft allerlei hallusinasies. Denkt soms dat hij een zolderkamer is. Of dat hij omsingeld wordt door muizen, als hij alleen tuis is. Muizen die trachten hem met zijn hoofd in een van zijn eigen klemmen te steken. Igor heeft het me allemaal verteld.
We zullen hem een handje helpen.
Hem een hallusinasie bezorgen die echt is, voor een keer.
Goed idee. Hijzelf zal het verschil niet eens merken.
(Het wordt donker, uitgenomen het licht op de Muizen, die zich langs de muren verspreiden. Langzaam terug lichter, halfduister).
Dekor A
Jacques zit aan zijn schrijfmasjiene. Tijdens een van de korte pauzen van het tikken hoort men de muziek beginnen, piano. Een obsederende melopee. Alsof ook hij ze hoort houdt Jacques op met tikken, luistert even, staat dan met een ruk recht en draait zich om, staat roerloos, als gebiologeerd, naar de Muizen te staren. Pantomime. Zij naderen langzaam, onhoorbaar sluipend, steeds langs een muur blijvend. Muziek geleidelijk crescendo. Ze sluiten hem in, drijven hem naar het venster, tot hij er met zijn rug tegenstaat. De Muizen blijven komen, steeds langzamer maar onverbiddelijk. De muziek begint iets te versnellen en blijft dat doen tot het einde toe; wordt ook luider en schriller. Zonder zich om te draaien maakt Jacques het venster los, klimt in de vensteropening. De Muizen naderen, tot Jacques in de klimaks van de angstkramp die hem samentrekt, ruggelings naar buiten stort in het donker; samen met zijn langgerekte kreet - een kreet van vier verdiepingen - eindigt de muziek. De 3 Muizen leunen naar buiten en turen omlaag.)
Die is op zijn bestemming.
Hij was een uitzonderlijk man.
Iemand die geen hoogtevrees kende.
Zijn heengaan laat een leegte na.
Zoals de bedoeling was.
(Zij zetten het bord rechtop, zodat de rode pijl naar beneden wijst; sluipen dan terug langs de muren, het wordt donker en zij verdwijnen ongemerkt. Dan wordt het licht in de rechterhoek fond, waar iemand achter de schrijfmasjiene zit. Het is Serge. Hij tikt. Als het nog lichter wordt in de kamer ziet men Igor op zijn gewone plaats.)
Ik heet Serge. Serge Vaillant, dagbladschrijver.
O zo, Serge. Ik houd jullie mensen nooit uit elkaar.
Ik katten evenmin. Maar Jacques, waar haal je de naam! Ken je zo iemand?
Niet dat ik weet. Ergens gehoord, waarschijnlijk.
(draait zich om):
Jij bent toch Igor?
Zo word ik genoemd. Dat heeft zijn voordelen; daaraan weet ik, dat ik
| |
| |
Igor is een mooie naam. Ik zou me een heel ander mens voelen, moest ik ook Igor kunnen heten. Het heeft niet mogen wezen.
Beklaag je niet. Ook Serge klinkt indrukwekkend.
(gelaten):
Misschien wel, ja.
Heb je nog dromen gehad? Je hebt beloofd ze te vertellen.
Ik heb een heel merkwaardige droom gehad.
Ik hou van andermans dromen. Ik kan er uren naar luisteren.
Ik heb zo duidelijk gedroomd dat het haast echt leek. Nee; het was echt. Ik ben er haast zeker van, dat hetgeen ik droom ook echt gebeurt, op een of andere manier. Zou dat kunnen? Geloof jij dat?
(gaat er niet op in):
Wat gebeurde in die droom?
De dagbladschrijver Jacques Romain zat op zijn zolderkamertje, en tikte op zijn schrijfmasjiene.
Ik was zijn vriend Serge. Absurd; ik ken helemaal geen Jacques Romain.
Geeft niet. Ga verder; ik luister.
De dagbladschrijver Jacques Romain en de kat genaamd Igor, samen leefden zij op die zolderkamer. En halve nachten werkte Jacques Romain, en Igor die niet slapen kon vanwege het licht dat branden bleef... Zeg Jacques! zei Igor op een avond, zeg wordt hier nog geslapen vannacht?
En er werd nog geslapen.
Igor doofde de lichten,
En Jacques sliep lang en gelukkig.
(Het licht is geleidelijk weggebloed; samengetrokken tot een vale gele vlek op Serge, een grijze op Igor, bij het slot.)
Doek
|
|