Gard Sivik. Jaargang 4
(1959-1960)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd[Nummers 17-18] | |
[pagina 2]
| |
Kostuums en rekwisietenDe seinwachter is gekleed in een fantasie-seinwachterspak. De vrouw draagt een rood avondtoilet met lange, tot over de elbogen reikende avondhandschoenen (rood) en eveneens rode pumps. Handschoenen en pumps houdt zij tot het einde toe aan. Het avondtoilet bestaat uit rok en lijfje, die afzonderlijk uitgetrokken kunnen worden; het lijfje met knoopjes (of ritssluiting) van voren. De rok bestaat uit een rechte lap, die opzij over elkaar wordt geslagen, zodat hij later tevens dienst kan doen als cape. Onder de avondjurk draagt zij een zwarte maillot, versierd met aan de techniek ontleende motieven: niet te veel en niet te realistisch (vooral geen ‘nabootsing’ van een lokomotief!). Voor ‘ouwe Piet’ gebruike men geen echt skelet, maar een constructie uit draad en papier maché. Spiritusstel (hoeft niet ‘realistisch’ te zijn), steelpannetje en koekepan: in de laatste is, van karton of ander materiaal, een spiegelei aangebracht, maar de seinwachter houdt de koekepan aanvankelijk zo, dat de toeschouwers de inhoud niet zien: zij krijgen het spiegelei pas te zien, wanneer de seinwachter er een (leeg) eitje in stukslaat. Later doet de koekepan met het spiegelei erin dan dienst als sein van de stationschef. De seinpaal, met rood en groen licht, wordt vanuit het seinhuisje bediend. De ‘oude boeken’ moeten van fors formaat zijn, zodat zij niet wegglijden, wanneer de seinwachter er op zit of staat. Er is niets op tegen wanneer de toeschouwer blijkens het omslag in het bovenste boek bv. een ingebonden jaargang van De Lach herkent. Het toneel is, afgezien van de genoemde rekwisieten, geheel kaal. | |
GeluidDe treingeluiden moeten als zodanig herkenbaar blijven, maar kunnen het karakter van konkrete muziek aannemen.
De versregels, die de seinwachter citeert, zijn uit M. Nijhoff: Het Uur U.
Als het doek opgaat, valt het licht alleen op één hoek van het toneel: men ziet een deur, waarvoor twee flessen melk staan met een krant er tussenin gestoken. De deur gaat open, er verschijnt een arm die de flessen melk en de krant naar binnen haalt. Even later verschijnt de seinwachter; | |
[pagina 3]
| |
hij houdt in zijn ene hand een koekepan en een steelpannetje, in de andere de opgevouwen krant. De lichtvlek breidt zich uit tot voor op het toneel; de rest van de achtergrond blijft nog onduidelijk, maar men ziet vaag een silhouet dat de indruk van een galg maakt en daarvoor op een bankje onderscheidt men eveneens vaag de figuur van een man die een krant zit te lezen (de krant verbergt zijn hoofd). De seinwachter legt de beide pannen achter een stapel dikke, oude boeken, gaat zelf op de boeken zitten en steekt het bij de boeken staande spiritusstel aan; zet vervolgens zijn pet af en haalt er een ei uit. Hij bekijkt het ei, aarzelt, haalt dan een munt uit zijn zak, mompelt:
Seinwachter
Kruis gekookt, munt gebakken. (Werpt de munt op, kijkt, zegt):
Gekookt... jammer.
(Haalt het steelpannetje te voorschijn, doet het ei erin, zet de pan op het vuur. Neemt vervolgens de krant op en leest. Na een poosje, tot de man die achter zijn krant zit weggedoken):
Zeg Piet, moet je horen. Bij Anniston, in de staat Alibaba... nee, A-la-ba-ma.. waar ligt dat? Enfin, ergens in Amerika... Nou, daar is een seinwachter tot tien dollar boete veroordeeld omdat hij zijn seinpaal had versierd met een aanstootgevende pin-up. De treinen op die lijn hadden altijd vertraging omdat de machinisten afremden om meer te zien. (Lacht.)
Nou, als er hier ooit een trein langskwam en ze zagen jouw smoel, zouden ze een uur te vroeg op hun bestemming zijn!... Ja, 't is me wat.
(Geeuwt, staat op, rekt zich uit, doet een beetje ochtendgymnastiek.)
... Kom, ik zal het sein maar weer eens op rood zetten.
(Het licht is intussen helderder geworden en de ‘galg’ heeft zich reeds als een oude, verroeste seinpaal ontpopt; geen van de lichten brandt. De seinwachter gaat de deur van het seinhuisje binnen; de man wiens hoofd achter de krant verborgen is blijft onbeweeglijk zitten. Plotseling gaat het rode seinlicht aan; tegelijk is ook het hele toneel in een lichtrood, maar helder en fel licht gebaad. Op hetzelfde ogenblik dat het rode licht aangaat, hoort men van de andere kant van het toneel - dwz. de andere kant van waar het seinhuisje staat - een vrouwelijk gilletje en gegiechel tegen een achtergrond van feestgedruis en een flard muziek. Dit laatste houdt op zodra De Vrouw op het toneel verschijnt.)
Vrouw
(in rood avondtoilet, komt lacherig, een beetje aangeschoten op, roept achterom):
- Nee Eddie, schei uit, nee, niet doen! (Zij neemt een serpentine, werpt die lachend achter zich; ze is zelf helemaal verstrikt in serpentines, valt op zeker ogenblik voorover, blijft op haar elbogen liggen, roept lacherig:)
Blijf van me af, genieperd! Niet kietelen! Nee, schei uit...
(Ze rolt over de grond, trappelt met haar benen alsof ze gekieteld wordt; dan, als het langzaam tot haar doordringt dat er niemand is, herhaalt ze nog eens, half mechanisch, half ongelovig:)
Niet... niet doen...
(plotseling ongeduldig)
Toe dan!... Waar blijft die idioot nou?
(Ze richt zich op haar elbogen op, ziet de figuur op het bankje achter de krant zitten, giechelt, sluipt erheen, roept: ‘Koekoek!’ en rukt de krant omlaag. Ze ziet: een doodskop, een aangekleed skelet. Ze geeft een snerpende gil en valt flauw.)
Seinwachter
(komt naar buiten):
Hoorde ik een lokomotief fluiten? (Ziet de vrouw op de grond liggen; schudt het hoofd.)
Ach, ach, 't is me wat.
(Komt naderbij, verschuift haar een beetje met de voet om haar beter te bekijken.)
En zo'n goed geconserveerd exemplaar!...
(Loopt naar het skelet toe.)
| |
[pagina 4]
| |
Nou, ik zal hem maar wegzetten; ze kunnen tegenwoordig nergens meer tegen. (Draagt het skelet naar binnen. Even later komt hij terug met een groot slagersmes in de hand, blijft een ogenblik staan - zonder naar de bewusteloze vrouw te kijken - en probeert met zijn vinger de scherpte van het mes; gaat vervolgens weer op de boeken bij het spiritusstel zitten, haalt het eitje uit de pan - mimiek van ‘warm’, blaast op zijn vingers - en slaat er met het mes de kop af; haalt een lepeltje uit zijn zak, spreidt de krant op zijn schoot uit en eet al lezende het eitje.)
Vrouw
(komt bij):
Mijn God, wat was dat?... Eddie! (De seinwachter kijkt niet op, eet en leest rustig door; plotseling ziet zij hem) ... Wie... bent u?
Seinwachter
(met volle mond):
De seinwachter.
Vrouw
De wàt? Niet met volle mond praten.
Seinwachter
Seinwachter, dame. (Legt het lege dopje op zijn handpalm, schiet het met de vinger van de andere hand weg; zet zijn pet af en haalt er een tweede eitje uit, bekijkt het een ogenblik tussen duim en wijsvinger, zegt dan):
Bàkken.
Vrouw
(die hem met een verbijsterde gezichtsuitdrukking heeft gadegeslagen):
Zei u séinwachter?
Seinwachter
(heeft intussen de koekepan gepakt, breekt het eitje op de rand van de pan; knikt afwezig):
Uhum.
Vrouw
Maar wat dóét u hier in 's hemelsnaam?
Seinwachter
Ik bak een eitje.
Vrouw
O. (Ze kijkt hem wat verwezen aan; na een korte stilte.)
Waarom?
Seinwachter
Kijk, dame, het vorige heb ik gekookt en daarom dacht ik zo bij mijzelf: kom, laat ik dit nu eens bakken. Een mens probeert wat variatie in zijn leven te brengen, nietwaar?
Vrouw
(mechanisch):
Ja... ja...
Seinwachter
(kijkt de krant weer in, schudt het hoofd, mompelt):
Tjongejonge...
Vrouw
(begint plotseling te giechelen, schuift in halfzittende houding naderbij):
Zeg eens eerlijk: ben ik èrg teut?
Seinwachter
(met zijn oog op de krant):
Zo-zo... Hebt u gehoord van die treinontsporing gisteravond? Drieëntachtig doden. Drie - en - tachtig! 't Kon niet op!
Vrouw
(door het woord ‘doden’ plotseling weer in paniek, wijst naar het bankje onder de seinpaal):
Wat... wat was dat daar?
Seinwachter
Ouwe Piet. Uw voorganger.
Vrouw
Mijn... vóórganger? Hoe bedoelt u, mijn voorganger?
Seinwachter
De vorige als u wilt. Er komt hier maar zelden iemand, daarom heb ik hem bewaard. (Schudt de koekepan.)
Ja dame, 't is wat zo in je eentje hier!
Vrouw
(springt plotseling op, praat snel, met opgewonden-hoge stem):
En ik loop de deur uit Eddie achter me aan hij wilde me zoenen en zat steeds aan m'n o ja en Frans waar was Frans maar ja al die serpentines en ik draaide me lachend om en slingerde hem een serpentine om zijn nek en ineens hups daar lag ik en hij natuurlijk meteen helemaal verlekkerd en... (Breekt abrupt af.)
Nee...
Seinwachter
(vervolgt zijn opmerkingen van zostraks):
Nee, of 't hier eenzaam is! Geloof me, dame, een gàt is het hier. En als er nog eens een trein langskwam, maar nee... Je hóórt ze wel, maar je ziet ze niet. Alleen af en toe een afgedankt exemplaar als... (Houdt zich plotseling in.)
Ahum. Sorry. Vooral 's nachts hoor je ze, de lieverds. Soms, in een mooie meinacht, is het of er een muur van treinen om je heen staat. Je wordt er héét van. Net of ze in grote cirkels rondrijden. Maar hier komen ze niet. Wat moeten
| |
[pagina 5]
| |
ze hier doen? Er liggen niet eens rails. Bah.
Vrouw
Nee, zo was het niet... Ik... Net hebben we nog een denderend feest, ik... ik loop de deur uit, ik struikel, ik... (Langzaam, intens.)
Mijn God, wat gebeurt hier?
Seinwachter
Niets, dame. Er gebeurt hier nooit iets. Daarom geef ik hem altijd maar een krant in zijn handen. Hoef ik niet tegen zijn dooie smoel aan te kijken en heb ik toch het gevoel of er iemand zit, of ik een aanspraak heb. (Slaat op zijn borst.)
Het gevóél, dame, daar komt het op aan.
Vrouw
(met overslaande stem):
Koekoek riep ik! Koekoek! (Slaat de handen voor haar ogen.)
Seinwachter
(lacht):
Hoe kwam u op het idee! Het zou de schrik van zijn leven geweest zijn als hij nog leefde. Tja, dame, 't is wat. (Als zij nog steeds met de handen voor haar ogen staat.)
U kunt gerust kijken, ik heb hem weggeborgen.
Vrouw
(laat haar handen zakken; zwakjes):
Waar?
Seinwachter
In het seinhuisje. (Wijst.)
Vrouw
In het seinhuisje! (Lacht hysterisch.)
Het séinhuisje! Nee, dit is het gekste feest dat ik ooit meegemaakt heb. Dit is het wáán-zinnigste feest dat ik ooit meegemaakt heb!
Seinwachter
(onverstoorbaar):
Zegt u dat wel, dame. Hoewel, als je eenmaal aan het verzinnen slaat... De feesten die ik hier in mijn dooie eentje al verzonnen heb...
Vrouw
(stopt de vingers in haar oren):
Spreek me niet van dooien! (Loopt radeloos heen en weer, gilt plotseling.)
Frans!... Eddie-ie...
(als echo op de langgerekte ‘ie’ van Eddie hoort men de fluit van een lokomotief in de verte en een vaag gerommel van treinen. Verschrikt):
Wat is dat?
Seinwachter
De Zuidoostexpres. Een nog jonge lokomotief, soepel en snel als een roofdier. Ze noemen haar de Poema. Hier komt-ie natuurlijk niet.
Vrouw
M'n kleine poema... zo noemde Adam me toen ik nog een jong meisje was. M'n eerste liefde.
Seinwachter
Trek het u niet aan. De Poema wordt ook eens afgedankt. ‘We komen en gaan, en de winst is waar?’
Vrouw
Hoe bedoelt u: óók afgedankt?
Seinwachter
Dat wil zeggen de lokomotief, niet de Idee. Ja, op mijn eenzame feesten stel ik me wel eens voor dat ik de rails ben en daar... daar in de verte, daar komt de Poema aan, de èchte! (Hij raakt langzaam in ekstase.)
Ze nadert met het geweld van de lente: dèng-dong-dinge-dang, dèng-dong-dinge-dang! En ik lig daar, ik strek mij uit en het suist en het hamert door mijn glanzende, mijn wachtende spieren, steeds luider en luider: dèng-dong-dinge-dang, dèng-dong-dinge-dang!! Het komt, het komt, het zwarte geweld, het grote feest, de ijzeren zon, het donderend wonder, het... het... de-de-de...
(Hij kan niet verder, kwijlt en stottert van vervoering.)
Vrouw
(verveeld):
Schei uit, masochist. Waar is de deur?
Seinwachter
(nog in zijn roes):
De... deur?
Vrouw
Ja, deur. Zo'n ding waar je door gaat.
Seinwachter
Je gaat hier nergens door. Er zijn op deze vlakte geen deuren... Alleen het seinhuisje heeft een deur.
Vrouw
Vlakte?... Luister eens, beste man. Ik mag dan straalbezopen zijn, maar ik ben hier toch op een of andere manier gekomen. (Duidelijk-gearticuleerd sprekend, als tegen een kind.)
Waar - kom - ik - vandaan?
Seinwachter
(wijst):
Daarvandaan. | |
[pagina 6]
| |
Vrouw
(loopt een paar passen de aangewezen richting in, kijkt, brengt haar hand boven de ogen):
Ik zie niets. Alleen zand, zand. Een eindeloze vlakte met niets dan zand. Wat heeft dat te betekenen?
Seinwachter
Och, dame, zo gaat het altijd in het leven. Je maakt je druk, je denkt dat je heel wat beroering teweegbrengt en wat laat je achter? Zand.
Vrouw
Hoezo zand? Ik ben toch... Ik... (Radeloos.)
Waar moet ik naartoe?
Seinwachter
Tja, dat is de tweede kernvraag. Waar kom ik vandaan, waar ga ik naartoe? De beste filosofen zijn er niet uitgekomen.
Vrouw
Maar... maar... (Loopt plotseling op de seinwachter toe en schudt hem door elkaar.)
Man, praat eens normaal. Waar ben ik?
Seinwachter
(loopt giechelend weg):
Laat dat, schei uit... ik kan niet tegen kietelen!
Vrouw
(loopt achter hem aan, kietelt hem in zijn zij):
Spreek de waarheid, man! Waar ben ik?
Seinwachter
(giechelend):
Bij seinpaal negen, bij seinpaal negen!... Schei uit, mens, ik kan er niet tegen... (Hij krijgt een lachstuip, valt, rolt over de grond terwijl zij voortgaat hem te kietelen.)
Vrouw
(a.v.):
Vooruit, spreek op! Wat doe ik hier?
Seinwachter
(a.v.):
Ik weet het niet, ik weet van niets... Toe liefje, schei uit!
Vrouw
(a.v.):
De waarheid, mannetje! De waarheid, pummeltje! Voor de dag ermee.
Seinwachter
(a.v):
O, o, ik lach me een hoedje!... Laat dat, m'n duifje, m'n egelantier! M'n eitje bakt aan.
Vrouw
(a.v.):
Kom, schaapje, wurmpje, ventje-van-niks, hoe zit het? Hopla! De waarheid!
Seinwachter
(a.v):
M'n rozenhoedje, m'n paardesnoetje, m'n zoet kadaver... laat dat... (Plotseling krachtig.)
Uitscheiden!!
Vrouw
(laat van hem af):
Wil je niet?
Seinwachter
(staat op):
Niet op die manier. Het is te laat.
Vrouw
Laat me er dan zó door.
Seinwachter
(zwijgt, keert zich om, gaat weer op de stapel boeken bij het spiritusstel zitten; kijkt naar zijn eitje):
Bah! Vastgekoekt.
Vrouw
(volgt hem; snel sprekend):
Ik heb een zilveren sigarettenkoker in mijn tasje. Wil je die hebben?
Seinwachter
(kijkt niet op):
Waar is je tasje?
Vrouw
(verward, wijst met een vaag gebaar achter zich):
Daar...
Seinwachter
(verachtelijk):
Zand!
Vrouw
(huilerig, terwijl zij de laatste resten serpentines van haar avondjurk verwijdert):
Wat moet ik doen?
Seinwachter
Wachten.
Vrouw
Waarom? Waarop?
Seinwachter
(op een officiële toon):
Het rode oog ziet u.
Vrouw
Het... Wat betekent dat? Waarom zeg je dat zo plechtig?
Seinwachter
Het is de officiële formule. Het betekent dat het sein op onveilig staat.
Vrouw
Het sein? Dat is een spoorwegsein. Wat heb ik daarmee te maken? (Lacht nerveus.)
Ik ben geen trein.
Seinwachter
Dat zeggen ze allemaal.
Vrouw
Er liggen hier niet eens rails.
Seinwachter
Goed. Alleen maar een lokomotief dan.
Vrouw
(haalt haar schouders op):
Je bent niet goed wijs geloof ik.
Seinwachter
Ik wil niet wijzer zijn dan de dienstregeling, liefje. En aangezien ik de dienstregeling bezit, ben ik wijs genoeg om te weten wat hier voorvalt.
Vrouw
Daarstraks zei je dat je niets wist! | |
[pagina 7]
| |
Seinwachter
Toen bezat ik de dienstregeling niet. Nu bezit ik hem weer. (Tikt tegen de stapel boeken waar hij op zit.)
Vrouw
Kun je me nú vertellen wat dit hier allemaal te betekenen heeft?
Seinwachter
Ja, oelepetoet, de dienstregeling weet alles. (Neemt het bovenste boek op.)
De dienstregeling maakt sterk. De dienstregeling maakt dichters. Dienstregeling, maak dat ik groter word!
(Gaat op de stapel boeken staan; slaat het boek open, leest.)
Vijf juni... juist, dat is vandaag. ‘Vier uur twee-en-dertig in de ochtend... juist: feestelijke aankomst van de lokomotief Eva’. Heet jij Eva?
Vrouw
Ja. Maar...
Seinwachter
Nou dan. Je aankomst was feestelijk genoeg. Zelfs de serpentines hebben ze niet vergeten...
Vrouw
(nerveus lachend):
Daarom ben ik nog geen lokomotief!
Seinwachter
Daar hoef je je niet voor te schamen, lekkertje. Je moest alle lokomotieven de kost geven! De wereld is een broeinest van lokomotieven.
Vrouw
Maar ik bèn geen lokomotief!
Seinwachter
(streng):
Luister, snoepje-van-de-week. Ik mag dan dichter zijn bij de gratie van de dienstregeling, maar ik kan op mijn tijd ook realist zijn. (Stapt van de boeken af.)
Om niet te zeggen naturalist. Ik wéét dat je een lokomotief bent.
Vrouw
Hoe weet je dat?
Seinwachter
Toen je me kietelde. Ik heb onder je rokken gekeken.
Vrouw
Vuilak!... Wat zag je?
Seinwachter
Een trage rivier en een gehoornde maan. Apen die door lianen slingerden. Zwarte mannen met slurven. Rose slurven zonder mannen. Een behaarde fluitketel en een driepoot in een pij van een walm.
Vrouw
(huilt):
Je liegt. (Ze licht haar rok tot de knie op.)
Zeg de waarheid: wat zie je?
Seinwachter
Aiaiai! De benen van een godin.
Vrouw
Juist. Dat zei Frans ook altijd.
Seinwachter
Wie is Frans?
Vrouw
Mijn man. (Maakt haar rok los en laat hem zakken.)
Wat zie je nu?
Seinwachter
(fluit tussen zijn tanden):
De dijen van een diva.
Vrouw
Dat heeft Eddie me ook vaak gezegd.
Seinwachter
De knieën van een binnenhuisarchitecte.
Vrouw
Juist. Zei Kees ook. (Stapt uit de rok die op de grond ligt en maakt daarbij een kokette pirouette).
En nu?
Seinwachter
(klakt met zijn tong):
Een heuplijn als de penseelstreek van een chinees kalligraaf. (Tekent met zijn hand een curve in de lucht.)
Vrouw
Ja, dat vond Kareltje ook altijd. (Knoopt haar lijfje open, toont fier en zelfbewust haar boezem).
Wel, man, wat zie je?
Seinwachter
Aiai! Twee borsten als twee welpen, tweelingen van een ree.
Vrouw
Precies. Zei Salomo ook. (Ontdoet zich van het lijfje, dat zij triomfantelijk omhoog houdt; neemt een bevallige pose aan).
En? Wat zie je nu?
Seinwachter
Een lokomotief. Met de vlag in top.
Vrouw
(laat het lijfje vallen, deinst ontzet terug):
Is het waar?
Seinwachter
Ja. Op je knieën, lokomotief! (Men hoort vage stationsgeruchten; afblazen van stoom, geratel.)
Vrouw
(snikt):
Het kan niet waar zijn! (Zakt langzaam op haar knieën; geluid van botsende bumpers.)
Seinwachter
(grijpt de koekepan die hij als een vertreksein hanteert, blaast op een
| |
[pagina 8]
| |
fluitje):
Rijden! (Als zij nog aarzelt.)
Vooruit: tsjoek, tsjoek, tsjoek...
Vrouw
(kruipt op handen en voeten voort):
Tsjoek, tsjoek, tsjoek, tsjoek, tsjoek, tsjoek... (Men hoort het geluid van een op gang komende trein.)
Seinwachter
(gaat als een dompteur op de stapel boeken staan, terwijl zij er in een cirkel omheen kruipt; hij verwisselt zijn pet voor de rode pet van een stationschef. Als zij éénmaal rond geweest is, springt hij omlaag, gaat met de koekepan als stopsein voor haar staan):
Zo, de eerste omwenteling is voltooid. Halt! We zijn er.
Vrouw
Waar?
Seinwachter
In twee woorden spreken, lokomotiefje!
Vrouw
Waar, chef?
Seinwachter
Bij seinpaal negen.
Vrouw
Nog steeds op dezelfde plaats!
Seinwachter
(spreekt de franse woorden als een Engelsman uit):
On revient toujours à son premier amour, my dear.
Vrouw
What's that?
Seinwachter
Dat is Frans. Oók niet zuiver op de graat, toegegeven, maar als je wettige echtgenoot mag hij het eerst instappen. Stap in, Frans. We vertrekken. (Loopt druk heen en weer, met grote stappen, grote gebaren; luid:)
Allemaal instappen! De trein staat klaar. Instappééén!
(Men hoort het dichtklappen van portieren.)
Aanschouw de lokomotief Eva, zie hoe schoon zij bloeit, zie hoe haar neusvleugels trillen, zie hoe haar flanken bewegen, zie hoe zij kreunt van verwachting, hijgt van reisvaardigheid, bidt om de glanzende kegel der verte...
(Zij ligt voorover in mohammedaanse bidhouding, beweegt het bovenlichaam zachtjes heen en weer terwijl zij een soort oosterse klaagzang laat horen.) ... Hoor, hóór
(declameert):
‘Zij zingt, zij tilt een knie, door stoom omstuwd’...
(Fluit.)
Allemaal instappen! Ruimte genoeg! Frans, Eddie, Kees, Kareltje, Salomo, Jan, Piet, Klaas...
Vrouw
(springt woedend overeind):
Zeg, ik ben geen hoer!
Seinwachter
Knielen, lokomotief! (Zij gehoorzaamt mechanisch.)
Nee, je bent geen hoer. Je wilde wel, je durfde niet. Je bleef in de rails, maar nam mee wat je tussen de wielen kon krijgen. Je bent geen hoer, je bent een lokomokokotte. Komaan, iedereen ingestapt?
Vrouw
(wringt haar hand, jammert):
Ooo, oooo...!
Seinwachter
Hoor! (Declameert:)
Weer roept zij, de lokomotief: voortdurend roept zij, roepend dat het te lang reeds duurt. Haar zuil van zuchten wordt een wolkenkluwen. Maar denkt niet, dat zij zich bekreunt om u...
Vrouw
Dat is gelogen! Ik ben verliefd geweest, ik ben steeds verliefd geweest!
Seinwachter
Op het masker van de stoker? Op het azuur?
Vrouw
(wanhopig):
Nee!!
Seinwachter
Op de stoom, op je statige rookpluim?
Vrouw
(aarzelend):
Nee-ee... (Buigt het hoofd, zwijgt.)
Seinwachter
Genoeg, m'n lokomotroeltje, we vertrekken. Rijden! (Fluit, steekt de koekepan als vertreksein op.)
Vrouw
(gehoorzaam):
Tsjoek, tsjoek, tsjoek, tsjoek...
Seinwachter
Goed zo, lokomokokotte. Laat zien wat je nog kunt.
Vrouw
Tsjoek, tsjoek, tsjoek... (terwijl zij eerst wat apathisch voortsjokte, maakt zij geleidelijk aan een zelfbewuster indruk; haar bewegingen worden
| |
[pagina 9]
| |
vitaler, soepeler, wulpser; plotseling vervangt zij het ‘tsjoek tsjoek’ door:)
Dèng - dong - dinge - dang, dèng - dong- dinge - dang!
Seinwachter
Héla! (Trekt aan imaginaire noodrem: krijsend geluid van trein die plotseling tot stilstand komt; de vrouw schiet door de ‘schok’ voorover, valt languit neer.)
... Wat verbeeld je je wel! Je bent de Poema niet. Voor jou is het gewoon tsjoek.
Vrouw
(zwakjes):
Ik ben ook een kleine poema geweest...
Seinwachter
Een opgezette. En je hoeft ook niet zo parmantig met je billen te draaien alsof je godweet wat voor bijzondere lokomotief bent. Je bent maar een heel klein lokaaltje in het grote spoorwegnet.
Vrouw
(smartelijk):
Je liegt! In de dienstregeling staat: Feestelijke intocht van de lokomotief Eva. Ben ik de lokomotief Eva of ben ik het niet?
Seinwachter
Je bent het.
Vrouw
Nou dan. Komt een gewoon lokaaltje ooit feestelijk aan?
Seinwachter
Ja. Bij haar laatste rit. Als ze uit de dienst genomen wordt.
Vrouw
(deinst terug):
Laatste rit? Word ik... uit de... dienst genomen?
Seinwachter
(koud):
Niemand heeft je diensten nodig.
Vrouw
(vertwijfeld):
Het is niet waar!
Seinwachter
Tastte Eddie toe toen je zo ongegeneerd voor hem lag te spartelen?
Vrouw
(schreeuwt):
Hij kón toch niet! Ik... ik was weg. Ik was hier.
Seinwachter
Hij wilde je niet. Daarom was je weg.
Vrouw
(gilt):
Nee! (Slaat handen voor haar ogen.)
Seinwachter
Daarom werd je uit de dienst genomen. Een jongere generatie van lokomotieven staat aangetreden.
Vrouw
(snikt):
Ik wil een lokomotief zijn! Toe, laat me nog een lokomotief zijn!
Seinwachter
(raapt haar rok op, die nog steeds op de grond ligt, slaat die als een cape om.)
Vrouw
(kijkt op):
Wie ben je?
Seinwachter
Ik ben de stadhouder van het Rode Oog. Ik zie u.
Vrouw
(kruipt op haar knieën naar hem toe):
Rood-oog, vadertje Roodoog, vergeef me...
Seinwachter
Waarom?
Vrouw
Ik ben geen gewone lokomotief. Als kind zag ik een slee met rendieren in de wolken. Het duurde tot mijn zesde jaar voor ik de r kon uitspreken. Ik ben een keer bijna verdronken. Ik heb een hondje gehad dat Toto heette en een pop met één arm. Ik wilde Jeanne d'Arc zijn.
Seinwachter
In een film.
Vrouw
Néé! (Omklemt zijn benen.)
Gelóóf me, vadertje Roodoog, ik ben niet wat je denkt. Ook in mijn hart brandt een vlam. Ik heb mijn moeder willen vermoorden. Ik ben als de dood voor spinnen. Ik heb een sigaret in mijn handpalm uitgedrukt. Ik weet wat liefde is.
Seinwachter
Wat heb je ermee gedaan?
Vrouw
Ik heb gedaan wat ik kon. Er is zo weinig plaats in de wereld.
Seinwachter
Liefde máákt plaats.
Vrouw
Ik... was bang misschien.
Seinwachter
Bang om jezelf te verliezen. Je hebt nooit van iemand gehouden dan van jezelf. Je wilde een mooie lokomotief zijn. Je wilde geen liefde, je wilde kolen. Brandstof. Maar brandstof verteert zichzelf. Kijk, daar strekt zich je leven uit (wijst in de richting vanwaar zij gekomen is)
.... een kale vlakte. Zand.
Vrouw
(krimpt huilend ineen):
Niet enkel zand, niet enkel zand. Sla me niet, boos oog. Er moet... ik heb óók liefgehad. Er móét ergens een heldere bron, zijn, een oase... | |
[pagina 10]
| |
Seinwachter
(doet een paar stappen achteruit, werpt zijn ‘cape’ af):
Een fata morgana. Je hebt nooit werkelijk van me gehouden, Eva.
Vrouw
Ik zweer het je, Adam. Jij bent de enige van wie ik gehouden heb. Dat was echt.
Seinwachter
Waarom liet je me in de steek? Waarom ben je met Frans getrouwd?
Vrouw
Ik weet het niet meer. Het leven is zo verward. We zijn ook maar mensen, Adam. Wat echt is kan niet duren.
Seinwachter
Trouwens, daarvóór al. Die avond in Boslust. Je moest zogenaamd even je neus poederen en toen je wat lang wegbleef en ik je ging zoeken...
Vrouw
Toe Adam, begin nu niet opnieuw. Dit is nakaarten.
Seinwachter
Opnieuw? Er is geen opnieuw. Ik erken geen tijd. Als ik kaart dan kaart ik nú. (Hij haalt een oud, beduimeld kaartspel te voorschijn, neemt plaats op de stapel boeken en deelt uit; zij komt er op de grond bij zitten.)
Vrouw
Wat spelen we?
Seinwachter
Het eerste mensenpaar. Ik open; twee ruiten. Zeg wat je ziet.
Vrouw
Ik... Doe ze nog wat meer open.
Seinwachter
Vier ruiten.
Vrouw
Een boom.
Seinwachter
(draait een paar kaarten om):
Straat negen. Eén kruis.
Vrouw
Een seinpaal.
Seinwachter
Troef aas. (Neemt een slag.)
Ik kom met harten uit. Waarom bloos je?
Vrouw
(giechelt):
Ik moet toch kleur bekennen?
Seinwachter
(werpt kaart op):
Beken.
Vrouw
Ik dacht aan al die paren ná ons...
Seinwachter
(streng):
Geen obscene gedachten hier. Er komt niemand na ons. De lijn is opgeheven. (Manipuleert met kaarten.)
Rood slaat, zwart neemt. Kastje drie.
Vrouw
Eén op.
Seinwachter
Vijf neer.
Vrouw
Vier op.
Seinwachter
Doubleer. Laat kijken wat je hebt.
Vrouw
(drukt de kaarten tegen haar borst, schuift een eindje terug.)
Seinwachter
Ik wacht.
Vrouw
(aarzelend):
Klaver acht.
Seinwachter
(verachtelijk):
Klaver acht!
Vrouw
(snel, terwijl zij de kaarten achtereenvolgens met haar vinger aantikt):
Klaver negen, klaver tien, klaver elf, klaver twaalf...
Seinwachter
Klaver twaalf?
Vrouw
Klaver dertien, klaver veertien, klaver...
Seinwachter
Klaver twáálf?
Vrouw
(buigt het hoofd):
Adam, ik kan dit spel niet spelen. Waarop wacht je? Je zegt dat ik nooit echt van je gehouden heb...
Seinwachter
Zei ik dat?
Vrouw
Ja.
Seinwachter
Is het waar?
Vrouw
Nee. Daarom kan ik dit spel niet spelen. Het i s geen spel.
Seinwachter
Het is een spel, want het ontkent de tijd. Wat echt is, is het enige. Het enige blijft. Het enige is de waarheid.
Vrouw
Maar ook het enige roest. (Wijst op de seinpaal.)
De boom waaronder wij zaten...
Seinwachter
.... roest. Maar roestig blijft hij de waarheid.
Vrouw
In een lege ruimte, zonder bladeren, zonder vogels, zonder rails, zonder | |
[pagina 11]
| |
treinen... De waarheid in een woestijn. Adam, wat wil je? Waar wacht je op? Het leven gaat door...
Seinwachter
Wat heb ik met het leven te maken? Eva, wat echt is móét duren, anders heeft het geen zin. Wat echt is, dat is hard... heet en hard als een wonder. Als een vuist in de tijd. (Balt zijn vuist.)
Nee, een diamant. Hard, helder, stralend. Eva, was onze liefde een diamant?
Vrouw
In het begin...
Seinwachter
Wat zó begint, begint voorgoed. Kool kan in diamant veranderen, maar diamant niet in kool. Daarom wacht ik. De liefde moet sterker zijn dan de dood die leven heet.
Vrouw
Adam, je eist het onmogelijke.
Seinwachter
Ja.
Vrouw
Dit hier, deze woestijn... het is onmenselijk!
Seinwachter
Ja. De liefde is onmenselijk.
Vrouw
Nee!! Het is niet waar! (Laat de kaarten die zij nog steeds in de hand had vallen; na een korte pauze)
... Ik ben een afgedankte lokomotief. Ik wil rust.
Seinwachter
Raap je kaarten op.
Vrouw
Nee! Ik doe niet meer mee. Ik...
Seinwachter
Raap je kaarten op. We spelen verder.
Vrouw
(bukt zich, gebroken, raapt de kaarten op):
Hoe lang?
Seinwachter
Tot... (Zwijgt, haalt zijn schouders op.)
Vrouw
(begint hysterisch te lachen):
Weet je waar ik ineens aan moet denken? Aan... (wijst naar het seinhuisje)
.... aan ouwe Piet!
Seinwachter
(zwijgt, haalt zijn schouders op.)
Vrouw
Adam!!! (Staart hem ontzet aan.)
(Er valt een stilte; dan hoort men in de verte de fluit van een trein.)
Seinwachter
(verrast):
Wat was dat?
Vrouw
(toonloos, ongeïnteresseerd):
Een trein die fluit.
Seinwachter
Ik ken alle fluiten van alle treinen die hier nooit komen. Deze is nieuw. Deze staat niet in de dienstregeling. (Onrustig.)
Eva...
Vrouw
Ik voel iets, een gedreun... het komt dichterbij.
Seinwachter
(langzaam):
Een nieuw geluid. Wat kan dat zijn?
Vrouw
Ik hoor een suizing. Het jeukt onder mijn voetzolen, het kriebelt als mieren. (Wordt ook onrustig.)
Seinwachter
(opgewonden):
Een níéuw geluid! Eva, en als ik eens gelijk heb? Als ik eens niet vergeefs gewacht heb? Als er eens een trein hier langs kwam?
Vrouw
Wat voor trein? Waar zijn de rails?
Seinwachter
De trein zonder wielen. De echte. Het wonder. Eva, mijn poema, het geweld van onze liefde dat terugkeert uit de tijd? Hóór, het nadert, het nadert. Een geluid als een toren! (Men hoort nu duidelijk het naderen van een trein.)
Vrouw
Het nadert. Ik voel het onder mijn voeten. Het grijpt naar mijn knieën. Het heeft handen van koud vuur.
Seinwachter
(terwijl het geluid voortdurend aanzwelt):
Het gonst als een bijenzwerm, het ruist als een waterval, het komt als een wolkbreuk, een sneltrein van levend water. Eva, het levende water! Een nieuwe geboorte!
Vrouw
Het is te veel, het is te groot... Het rukt aan mijn enkels, het kolkt om mijn dijen, het stompt in mijn buik... (Zij staat te zwaaien alsof er inderdaad aan haar getrokken wordt.)
.... Adam, het stijgt, het omstrengelt mijn schouders, het knijpt in mijn keel...
Seinwachter
Geloof en genade: ik heb niet vergeefs gewacht! Het sein moet op veilig, het sein moet op groen! Laat het ons overspóelen, laat het door onze | |
[pagina 12]
| |
lichamen stromen met het geweld van de nieuwe lente! Eva, mijn eeuwige, zal deze woestijn weer bloeien? Groen als het voorjaar? (Hij snelt het seinhuisje binnen.)
Vrouw
(maakt waad- en zwembewegingen als iemand die zich voor een plotseling opkomende vloed tracht te redden):
Adam, ik verdrink! Adam! (Zij bereikt het bankje voor de seinpaal, klimt erop alsof zij zich voor de stijgende vloed in veiligheid brengt.)
Het stijgt, het stijgt...
(Zij rekt zich uit, terwijl zij met haar handen afwerende bewegingen maakt als om het water tegen te houden; het geluid van de naderende trein komt steeds dichterbij; zij strekt zich helemaal tegen de seinpaal uit, licht haar kin op alsof het water al zover gestegen is; op dit ogenblik sluit zich een soort klem of beugel om haar hals, die aan de seinarm van het groene licht vastzit. Ze roept:)
Stop!... Adam!
(Op dat ogenblik schiet de seinarm van het groene licht omhoog; het toneel in groen licht; zij gaat de lucht in, hangt aan de arm van de seinpaal als aan een galg.)
Seinwachter
(komt het seinhuisje uit):
Het nieuwe Jerusalem! (Ziet haar hangen, stort voor haar voeten neer)
Eva!!
(Op dat ogenblik heeft het geraas van de trein zijn hoogtepunt bereikt; het is of de trein passeert; dan sterft het geluid langzaam weg; een laatste speelkaart, die Eva nog steeds in haar hand houdt, valt uit haar vingers. De Seinwachter raapt de kaart op, bekijkt hem)
... De joker...
(Men hoort in de verte het droefgeestige geluid van een treinfluit.)
Doek |
|