Gard Sivik. Jaargang 4(1959-1960)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] armando / acht gedichten [I] zoals men mij moest temmen zoals men sloeg zoals men schopte met gebroken flessen het is bier met revolvers het is muziek mijn leren handen zijn wakker van vermoeidheid, maar sterk. snel leven, teer tillen, en vruchten, voordat het woeste glas gaat lachen, van onder tot boven besmeurd, bloed en snaren. zoals men vocht, mijn kracht, mijn snelheid zodat schijven vlees zich vertonen onder luid gejuich mijn voeten en laarzen op zijn hoofd en ogen zodat mijn armen langer, mijn greep vaster , mijn haat witter en mijn verdoving. snel leven, zoals mijn leren handen sloegen met bierslagen. [pagina 44] [p. 44] gedicht met een wet en zonder mond. te voet gaan in vette vieze voeten [pagina 45] [p. 45] gedicht gelukkig nog duizenden slachtoffers [pagina 46] [p. 46] namelijk emotie (leeg zelfportret) zo voor de stemmen, mijn sterke lichaam in de longen van een steen, armando niemand (wie geraden werd te bukken hand te wegen en beramen) overleeft. lenig als de bodem, het bloed zucht in zijn handen , het lieve sluipen went al, zijn geheim ergens aan de aarde , te veel te noemen voorzichtig. blind en nuchter. kleine ogen, de gloed van eeuwen grijpen. harder dan niets. denken zonder iets. [pagina 47] [p. 47] [II] zoals het zegt: hoewel zij komen... de angst gevolgd te worden een gestalte bij een boom die in snelle vaart schieten en schotvaardig leven hun zwangerschap ten spijt de eerste de beste dag verliet men de bodem zij erven het haar de schoenen zij pachten de hand de opengereten lip als banier verbrand wanneer men haar oog zou uitrukken, men zou de grond als heerser te kort doen, daarom is de gelijkenis te frappant. [pagina 48] [p. 48] [III] nog niemand. onthullen, deftig, zijn zonen: een waarschuwing en veroordeling. te laat, met ongezonken armen veel geld , schaduw. met de vlakke hand een keel. de duim één oog, waarschuwing, kil en huiverig uit de natte grot. [pagina 49] [p. 49] [IV] hoe ver de zee leeft hoe midden de grote modder handelt vol zoete emmers broze bloemen midden bloed en krengen van het water hoe ver de zee leeft in zwarte zware modder midden ruzie-zoekend hoestend bloed [pagina 50] [p. 50] [V] het gorgelend meer, gewoonrood was het kind dat brandde. een jongeman met lange baard en wijsheid, steeds schuifelend om oorlog te roepen was zijn stem. men probeert toch, toch. Vorige Volgende