| |
| |
| |
kleine disparate kosmogonie
gust gils
1
In het begin der tijden waren er nog geen huizen, was de aarde geheel bedekt met gladde makadambestrating; een mooie en glanzende planeet om te bekijken, vanuit de ruimte. Het autorijden was toen nog niet onderhevig aan verkeersreglementen, maar volledig vrij, en werd bedreven zonder praktiese bijbedoelingen, om het autorijden zelf; als kunstvorm. Men had de sierlijke wijze moeten gadeslaan, waarop twee autoos elkaar benaderden, omsirkelden, en weer uit elkaar fladderden: echte prachtstaaltjes van ongerepte, spontane choreografie! Om een klein denkbeeld te geven van het verschil tussen toen en nu: de kerken - die onderaards gehouden werden, kwestie de perfekte sferoïedevorm van de planeet niet te schenden - waren uitgerust met grote klaksons van verschillende toonhoogte in plaats van klokken. Dat gaf een bizonder plechtig effekt wanneer savonds de vespers getoet werden. En dan spreek ik niet eens van de beiaardkonserten.
Helaas was de oorspronkelijke bestrating niet duurzaam, of werd zij onvoldoende onderhouden. De steeds diepere putten maakten het rijden gevaarlijk; het werden ware ravijnen, waarin de wrakstukken van te pletter gestorte wagens zich ophoopten. Oorsprong van onze ijzerertsen. Uiteindelijk bleven tussen de kuilen slechts hoogopstaande randen van het vroegere wegdek over: onze bergketens. En toen is het beginnen regenen. Het water stroomde naar de diepste putten en bleef daarin staan: zo kwamen er de oseanen. De vochtige gebieden tussen bergen en kusten beschimmelden tot wouden en andere plantengroei. Het huidige mensdom stamt van een parasiet, op die broeierige vegetasie tot leven gekomen. Met de oorspronkelijke automobilistenbevolking van onze planeet heeft de mens van vandaag niets, niets gemeen.
| |
2
Deze aarde is moeilijk en onherbergzaam geweest voor de mensen die haar bewonen. Zij zijn er hun intrek komen nemen als in een volslagen leeg en kaal appartement. Elk klein beetje komfort hebben zij met hand en tand op de onvrijgevige natuur moeten veroveren.
| |
| |
Dan zijn er andere planeten! Om als voorbeeld slechts te nemen deze in het sterrenbeeld De Waaghals, waarvan de oppervlakte gans bedekt is - van nature uit - met schenkborden, op elk waarvan men theepot, melk, suiker, kom en lepeltje en alle andere benodigdheden aantreft. Hoe ver men ook verdwaalt in die wereld, steeds is men zeker, zich om het even waar doodvermoeid te kunnen neerlaten voor het genieten van een kop heerlijke, verkwikkende tee.
Er zijn ook planeten, die uit niets dan zwaartekracht bestaan, en geen materie. Voorwerpen - zoals lege konserveblikken, meteoren, glasscherven, sigarenstompjes - die door zulk een bol van louter zwaartekracht worden aangetrokken, vallen door tot het middelpunt daarvan, waar zij blijven rondtollen. Als in een onzichtbare draaikolk.
Deze materieloze planeten kunnen echte wervelstormen van zwaartekracht ontketenen, die alle hemellichamen in de omtrek in de war brengen; namelijk wanneer het ongelukkig toeval wil, dat twee ervan met elkaar in botsing komen.
Op planeet Zoveel is het wandelen taboe. Want daar heerst hoegenaamd géén zwaartekracht. Het kleinste zetje, een wat krachtig genomen stap zijn voldoende om de onvoorzichtige wandelaar als een weggeblazen pluimpje de ruimte in te doen vliegen.
Het geluid wordt, op nog een andere wereld, enkel voortgeplant door de middelpuntvliedende kracht. Maar de omwenteling van de planeet om haar as is zo traag, en de middelpuntvliedende kracht bijgevolg zo gering, dat het in een niet te grote kamer een half uur duurt, eer iemand anders hoort wat ge gezegd hebt. Heeft hij u niet van de eerste maal verstaan, dan zijn er twee uur met het antwoord gemoeid. Hardhorigen zijn daar een sosiale plaag. Er bestaat maar één middel om een vlugger kontakt tot stand te brengen: zijn eigen middelpuntvliedende kracht ontwikkelen en zich daartoe, bij het spreken, snel op één hiel ronddraaien. Balletdansers nemen er op gebied van de gesproken taal een bevoorrechte pozisie in.
| |
3
Kometen zijn geen langs natuurlijke weg ontstane hemellichamen. Zij werden geschapen en in hun banen gezet door een talloze eeuwen geleden uitgestorven superieur ras, en waren bedoeld voor de funksie van heelalpostbode.
Aan de hedendaagse mens, er in die zin gebruik van te maken.
| |
| |
| |
4
Het bestaan van de vakuumbron laat sommige geleerden vermoeden, dat de aarde ooit een wereld zonder dampkring is geweest, van welk stadium deze bron dan een overblijfsel; deze bron waaruit regelmatig bellen opborrelen van een zo perfekt luchtledig, dat geen vakuumpomp bekwaam is het te verwezenlijken. De bellen eigenlijk zijn zij niet zichtbaar, maar veroorzaken toch een waar te nemen trilling in de lucht rondom de bronopening - stijgen snel omhoog, maar nooit meer dan enkele tientallen meter. Dan begeven zij plots voor de brutale overdruk van de buitenlucht, en verdwijnen onder het voortbrengen van evenzoveel knallen, die elk op zichzelf nauwelijks zachter klinken dan een geweerschot maar, door hun groot aantal, in elkaar vloeien tot het doorlopend, ietwat hortend, feestelijk salvo van een partij vuurwerk bij avond.
| |
5
Elke dag, om vijf minuten vóór halfvier stipt, kan men een kanon horen afschieten in het gebergte. De bedoeling van deze eerbiedwaardige gewoonte is echter niet - zoals soms wordt verondersteld - te verkondigen dat het weeral zo laat is. Wie geeft er wat om, te weten dat het vijf vóór halfvier is?
Nee, dat kanonschot dient om de echo te proberen. Want het gebergte is al zeer oud, en het mekanisme van de echo is zo ingewikkeld - beluister maar eens de ontelbare weerkaatsingen die het geluid moet ondergaan, geen enkele kloof, geen enkele rotswand mag daarbij vergeten worden! - dat een dagelijks nazicht geen overbodige voorzorg betekent. Immers, wat heeft de ondervinding geleerd, een ondervinding die terugreikt tot de meest grijze oudheid, en ook nu nog haar ernstig woordje meepraat? Dat een echo niet met zich spotten laat, zeker geen bergecho, en een verwaarloosde bergecho minst van al. De gevolgen van een onklaar geraakte echo kunnen variëren van een teloorgegane auditieve toeristiese aantrekkelijkheid tot en met valleien, die met lawienes worden bedacht.
| |
6
Een schat van keien lag aan de middellandse zee, bestemd om, zoals elke verborgen schat, de armen der aarde eens en voorgoed uit hun nood te helpen.
Door een misverstand - niet enig in zijn soort - blijft hij echter ongebruikt, en eeuwen nadat de kei als betaalmiddel heeft afge- | |
| |
daan, ligt de subtropiese kust nog steeds vol keien. Dan komt er een doelloze lanterfanter van een voorbijganger, en knoopt alle keien met een lang dun touw aan elkaar; aan het uiteinde van het lange snoer bindt hij, de verkeerskode indachtig, een vuurrode kei. Nog later vindt iemand deze rode kei. Minder dan ooit vermoedt hij de ware toedracht. Hij bindt de sliert keien aan de staart van zijn vliegmasjiene, en wil per se weten hoe hoog hij moet opstijgen eer de keien niet meer over de grond slepen. Hij is nooit weer neergedaald.
Maar uiteindelijk neemt een vrek uit het binnenland zijn kans waar, krijgt één kei te pakken en haalt, door het op een groot spoel te winden, alles naar zich toe. Zo verdwijnt spoorloos, op een pracht van een zomerdag, de keienschat aan de middellandse zee. Duizenden verdwaasde verlofgangers blijven staren op de barre rotskust die blootgekomen is, en waarop een door de wind opgejaagde branding met vernieuwde woede toeslaat.
Wat is eigenlijk een kei? Een polshorloge, lang geleden in zee gevallen en daar, door de voortdurende afzetting van mineralen en zouten, zwaar en afgerond van vorm geworden. Het raderwerk is tot een kompakte massa in elkaar gekorrodeerd; aan de oppervlakte van sommige keien, wanneer zij nog glanzend zijn van het zeewater, ziet men de sporen van wieltjes of spiraalveren.
De keien, op hun beurt, zullen aan elkaar kitten tot klippen, de klippen tot gebergten; zo wordt, stuk voor stuk, de aarde opnieuw samengesteld uit de bestanddelen, die er vele eeuwen tevoren aan ontfutseld werden.
Op de natuur vallen enkel schijnoverwinningen te behalen.
Vanzelfsprekend gaat het voorgaande alleen op voor zeekeien. Het is niet gemakshalve of enkel uit ordelievende overwegingen. dat het onderscheid wordt gemaakt tussen zoutwater - en zoetwaterkeien: deze laatste zijn van een totaal verschillende, nog niet vaststaande, maar in elk geval van lang vóór het polshorloge daterende oorsprong. De prehistorikus Jaap Janssen wil er de eerste probeersels in zien van de steentijdperkmens, vóór die erin slaagde de vuursteen, pijler van onze beschaving, uit te vinden.
Als straks de zee plots leeg blijkt, dan is de brandingman - hij die de branding van de zee verklaart en toelicht - eraan voor zijn moeite; en voor ons blijft alleen over het droge weerkaatsen, van kust tot kust, van het geratel van de wind in de keien.
Omstandigheden slijten, maar de branding, de nooitbegrepen branding zullen wij missen.
| |
| |
| |
7
Het heeft generasies geduurd, eer de ogen van de oermens aan het felle licht van de zon gewend waren. Tot zolang liep hij de ganse dag met ogen toe, zich richtend naar het meer of min intense schijnsel dat door zijn gesloten oogleden drong.
Dat op die wijze zijn ontwikkeling er ook maar een bleef op de tast, hoeft geen betoog.
| |
8
De aarde draait om de zon, en tegelijkertijd om haar eigen as; maar ook elk van de werelddelen draait op zichzelf, en daarin dan weer wentelen de slechts schijnbaar vaste kernen van steden, met een hogere snelheid naarmate zijzelf kleiner zijn. Nóg sneller draaien wijzelf, in die steden, om onze lengteas, en in ons, tenslotte, tollen met duizelingwekkende vaart de rode en anderskleurige bloedlichaampjes. Onderwijl evolueert in grote spiralen (men spreekt inderdaad van ‘spiraalnevel’) ons sterrenstelsel doorheen de ruimte, en poogt ergens een zonderling, in rode inkt, de uiterst ingewikkelde banen te tekenen, die de bloedlichaampjes beschrijven. Lichtjaren blijft hij ten achter.
Hebt u al opgemerkt hoe onze autoos, zelfs op de meest soliede autostrade, rijden als op drijfzand? Vooral is dit voelbaar op het einde van een vermoeiende dag van rijden, rijden. Want ook een auto, tesamen met zijn inzittenden, houdt nooit op als een tol te draaien, en terzelfdertijd draait de aarde voortdurend onder hem weg.
Hoe hoger boven de zeespiegel men komt, hoe hoger de natuurlijke draaisnelheid van de mensen. Bergbewoners kunnen zich niet keren van angst, worden misselijk wanneer zij door het laagland moeten, waar zij niet aan hun gebruikelijk aantal omwentelingen per minuut komen.
Ook ikzelf draai onophoudelijk in het rond, in het ijle; zo snel dat ik mijn niet zo massieve bestanddelen onmogelijk bij elkaar kan houden, dat ik mijzelf voortzet in stukken die zich spiraalvormig om mij heenleggen, maar op hun beurt begeven voor de steeds snellere omwentelingen, zodat uit hen weer nieuwe spiraalvormige
| |
| |
delen ontstaan, enzovoort - maar in de buitenste, steeds ijlere wendingen van de spiraal voel ik mijzelf niet meer, voel ik niet langer dat ik om mijzelf, dat ik om een geheel leeggehaald sentrum heendraai.
De enige uitzondering op het algemene draaiverschijnsel vormen de hotelkamers met twee bedden, begrijpelijk: twee zo overtuigd rechthoekige vormen, samengebracht in één kleine, ook al rechthoekige ruimte, zijn zelfs een natuurwet te machtig.
Zulke hotelkamers tarten elk begrip van ruimte of tijd; in zulke hotelkamers heerst pas het echte vakuum, het vakuum in de overdrachtelijke, dus werkelijke betekenis van het woord.
De nimmer opgeloste kontroverse tussen de middelpuntvliedende en de middelpuntzoekende kracht houdt alles bij elkaar. Wij zijn wel verplicht dit als een voordeel te beschouwen. Maar over het onverklaarbare en onbestaanbare verschijnsel dat zwaartekracht heet, zwijg ik liever. Nooit zal het er bij mij ingaan, dat de middelpuntvliedende kracht zich tot zulk lamentabel, tot zulk vernederend kompromis heeft laten overhalen.
| |
9
Een konsekwent doorgedreven sistematiese zon, d.w.z. een zon die beantwoordt aan alle dogmas van de sistematiek, de wetenschap die zoals bekend bakjes en vakjes aan de hand doet om alles in te leggen, en daar ook alles inlegt, de wetenschap bij uitstek om alles op rijtjes en stapeltjes te schikken... zulke zon zou perfekt vierkant zijn, en niet eivormig of rond - om voor de hand liggende redenen: ronde zonnen kan men niet sistematies stapelen zonder dat er veel ruimte verloren gaat - een vierkante zon dus, omgeven door even vierkante planeten, die vierkante of rechthoekige banen volgen.
Het is nog niet zo lang geleden, dat de eerste konsekwent doorgedreven sistematiese zon ontdekt werd. Zodat het zeker voorbarig is, nu reeds vergelijkingen te maken tussen deze nieuwe zon en een gewone, in het nadeel van deze laatste. Laten wij niet te vlug vergeten, welke uitstekende diensten zij ons in het verleden bewezen hebben, de doodgewone ronde zonnen, en bedenken dat zij, in hun soort, ook konsekwent doorgedreven zijn: konsekwent onsistematies.
| |
| |
| |
10
Een massa voorwerpen zal op onze aarde afgestuurd worden, om de deugdelijkheid van (o.m.) haar zwaartekracht te beproeven. Er zullen er bij zijn in lood, en in massalood, of zware steensoorten; andere zullen zeer licht zijn, nog andere bestaan uit ons onbekende stoffen. Ook levende organismen zijn erbij, lange slierten van een soort algen die geen zee- maar natuurlijk ruimteplanten zijn; zwermen veelkleurige en fantastiese dieren, en zelfs menselijke wezens, verkenners ongetwijfeld, die men soms even zien kan boven een drukke winkelstraat, op het laagste punt van hun duikvlucht. Zij verdwijnen vlug weer in de hoogte, te vlug, want eer ooit de luchtartillerie gealarmeerd is en in werking, is de ganse patroelje van meteoren, lood, massalood, onbekende stoffen, planten, dieren en ruimtemensen reeds mijlenver buiten de aardse dampkring, op haar hiperboliese weg naar een volgende spiraalnevel. Terwijl op aarde de offisiële logenstraffingen en berichten over massahisterie hun gang gaan.
| |
11
De mens zal van kleur veranderen met de jaargetijden. Blauw in de herfst, zwart in de zomer, paars in de lente, rood in de winter. Dan zal hij niet meer van zijn omgeving te onderscheiden zijn, en ook de voorheen duidelijke overgang tussen de ene mens en de andere zal men niet meer kunnen merken. Op dat ogenblik is de mens er in geslaagd, te hebben opgehouden met bestaan. Alleen de seizoenen in hun kleurige opeenvolging zullen blijven.
|
|