het onverbeterlijke oostakker
Het zichzelf vrijpostig Veldeke noemend fenomeen, dat, onder voorwendsel katoliek te zijn, in Pallieterke literaire kritiek bedrijft, heeft nu ook, dd. 27.9.56, de hand geslagen aan hugo claus.
Zijn mening heeft natuurlijk niet het minste belang, maar de wijze waarop ze geformuleerd werd is zo revelerend, dat ik tegenover de lezer het risico neem, zijn aandacht er voor te vragen.
‘Of hij (d.i.h. claus) dan geen dichter is? Ach ja, mogelijk. Zelfs waarschijnlijk. Hij kan veel, heel veel met zijn scherp woord en zijn rijk beeld. Ik vind het alleen maar stomdom dat hij zijn poeier verschiet aan dingen die elk deftig mens, (of moeten wij dan gaan geloven dat er bij de literaire linksen geen enkel deftig mens meer zou bestaan?) moeten kwetsen.’
Is V. zelf een deftig mens? Ach ja, mogelijk. Zelfs waarschijnlijk. Wat is overigens een deftig mens: een kleinburger die zo oppervlakkig als de dwaasheid van zijn medeburgers mogelijk maakt aan de gemiddelde eisen van het in zwang zijnde fatsoen beantwoordt, wat zich konkreet uitdrukt in enig bezit of het equivalent ervan, zodat wie de uiterlijke tekenen daarvan vertoont deftig wordt genoemd.
V. is waarschijnlijk ook vlaamsgezind. Hij is immers te middelmatig om het in zijn milieu niet te zijn. Hij droomt misschien (niet teveel natuurlijk) van een wederopstanding van het vlaamse volk of zo. Helaas, de vlaamse huid is te dik. Sommige waarheden dringen er niet door. B.v. dat een jean genêt eerlijk is een een brave lode cantens oneerlijk.
Liefst zou men in ons land zekere waarheden wegdenken. Daarom schrijft V. over claus: ‘Zeker blijft dat hij, hoe dan ook, voorlopig niet meer weg te denken is uit de Vlaamse atonalen’. Of de wens moeder (niet vader) van de gedachte.
Doelend op de talrijke prijzen die claus reeds in de wacht sleepte - want dergelijke officiële erkenning maakt mensen zoals V. onrustig - haalt hij ten slotte aan dat gezelle in 1894 voor de staatsprijs het onderspit moest delven voor virginie loveling.
Wat ons toelaat te vragen dat V. in Pallieterke eens in detail en waarheidsgetrouw zou vertellen hoe gezelle er toe kwam bijna 20 jaar lang niets meer te publiseren, niet lang na zijn verwijdering uit het seminarie van roeselare. Ik geloof dat deftige mensen zeer nauw bij die vuile histories waren betrokken.
r.g.