rené gijsen / het verhaal van de bootsjongen
het verhaal van de bootsjongen is zeer klaar hij wilde varen
hij wilde varen omdat de aarde hem een onaanzienlijke molshoop leek waarop geen benen te winnen waren wat meer is hij had een uitgesproken afkeer tegen het wandelen wil dit nu zeggen dat hij niet kon wandelen toch niet wandelen kon hij ook
er bleef hem dus niet anders over dan het ruime sop te kiezen dit was des te meer bevreemdend en zelfs verontrustend daar in zijn land een stevige traditie van wandelaars bestond men verkoos er nu éénmaal met een vaste voet op het land te staan het tellen van zijn stappen stond er in hoog aanzien
men had er ook geen vliegeniers sinds mensenheugenis had men er geen vliegenier zien geboren worden het vliegen behoorde niet tot het kultuurpatrimonium van deze natie ook het varen niet dat was daar zo de gewoonte niet
wat er op neerkomt dat onze bootsjongen een uitzonderlijk mens was hij hield er immers aan te doen wat niemand deed het verdriet van zijn ouders het verwijt van zijn landgenoten ja zelfs de beledigingen van enigen die reeds op de tweede sport van de maatschappelijke ladder stonden het aantal sporten echter zeer groot niets kon hem van zijn voornemen afbrengen zelfs niet de vaderlijke en vriendelijke raadgevingen van een priester bij wie hij toen hij een heel klein ventje was nog op de knie had gezeten
eigenlijk was de moeilijkheid dat als onze bootsjongen nu eens werkelijk zijn plannen uitvoerde er in slaagde van werkelijk te varen en het er levend af te brengen de ganse natie verplicht was de zaak ik bedoel het varen als gans normaal te beschouwen zodat er regelmatig door landgenoten zou dienen gevaren te worden alhoewel niemand lust had daar zijn hachje aan te wagen zelfs werd er gefluisterd dat het toch niet opging dat zo'n onbetekenende bootsjongen het ooit tot admiraal zou brengen