gust gils / wittebroodsweken
Wij zijn pas getrouwd, reeds heeft zij zich naast mij uitgestrekt en zo dadelijk zal ik bezit van haar nemen.
Maar plots zijn wij bij een vijver in een park van een grote stad, er is een meisje, een jong meisje met stijve kortgeknipte blonde haren te water geraakt, en ik ga haar redden. Als ik met haar in het midden van de donkere vijver ben, blijkt dat wij beiden naakt zijn en wij raken verstrengeld, in de koelte van het water glijd ik haar bijna ongewild binnen, het is de eerste maal dat ik paar in het water en het is goed, geen zwaartekracht te voelen op zulk moment. Dit met het meisje is slechts een, en dan nog een willekeurig voorbeeld uit vele. Want er is ook een vriend gekomen per tramrijtuig dat hij klaarblijkelijk met geweld heeft buitgemaakt: gans het voorgedeelte is weggebrand. Samen met die vriend ben ik over problemen gaan zitten nadenken. - Een meisje, dat niet lijkt op degene die ik uit het water redde, is om autogrammen komen bedelen, en urenlang heb ik in haar boekje alle handtekeningen geplaatst waar zij, met stijgend entoeziasme, maar bleef om vragen: van hugo claus, van picasso, van nietzsche, van zatopek, van marilyn monroe. - Daarna weer moet ik formaliteiten vervullen, eksamens afleggen...
Soms ben ik mijn vrouw uit het oog verloren en moet ik haar gaan ontdekken in een van wind doorzeefd gammel tuinhuisje, waarvan de wit en rood geschilderde latten als los weefwerk door elkaar zitten.
Dat duurt nu al 14 dagen en nog altijd is zij maagd, maar wij geven de hoop niet op.