Gard Sivik. Jaargang 1(1955)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] [Gedichten] 1 wij zandkerkgangers overleefd door alle traangaslampen der bezochte steden wij leven op zicht bewaakt door deze klauwgevangen hemel wachtend op het kiemen van de sneeuw gezaaid op een prille vacantiedag 2 wie het ijs zal vagen van de ruiten zal de open tunnel kennen naar zijn rug hij zal meedraaien met de aarde zijn schilferlichaam zal hij warmen aan de houten zon en zijn stappen zullen geenszins bloeien 3 de warme glazen huid gebogen uit het zonnenvenster strelen wij je vingers in mijn hals de hersendaken van de overmorgenstraat waar de mensen bloemen dragen in het aarden hoofd (je glimlach is een kalme kelk) karel du bois [pagina 22] [p. 22] waar is uw hand in dit ijzer gij die de rode ogen ziet der dingen ik zie het licht gesplitst op deze muur van elke avond walter zij hebben ons bedrogen zij spraken van de appel o zij zwegen zo ontroerend over wat gedragen wordt harttafelberg uw schip dat werd gebroken en gij die allen zijn wij nu verhuisd haar voeten waden door het zeewier van mijn vingers geopend naar de cel der dode kreten de beschaamde rook van mijn geheugen heeft zich lachend uit de schouw gewerkt of zal ik nergens nog de hemel met dit rauwgevezeld vlees betasten karel du bois Vorige Volgende