| |
| |
| |
Quelques poèmes de Guill. Godschalcus à Focquenbourg
Wim van Trigt
Op woensdag 30 maart 1661 disputeerde student theologie Guill. Godschalcus à Focquenbourg in een publiek debat met medestudenten over de Promissis V.T. van de Leidse hoogleraar Johannes Hoornbeek. Focquenbroch dus, maar dan in het Latijn - de taal waarin ook de discussie werd gevoerd. Hij studeerde theologie op het Collège Wallon, waar de voertaal Frans was. Dat hij thuis was in deze taal blijkt uit de tientallen Franse gedichten die hij schreef. Gedichten die vragen om een hertaling, beter: een her-creatie.
Alle kans dat Focquenbroch in zijn studieperiode kennis maakte met het werk van Molière en Scarron. In het eerste deel van zijn Thalia spreekt hij na de Nederlandstalige inleiding in een tweede intro ‘les lecteurs de Typhon, c'Est a dire, Pour ceux qui ont veu celuy De Monsr. SCARRON’ toe.Ga naar voetnoot1 Zijn voorkeur mag duidelijk zijn. Waar andere studenten hun verworven kennis van het Frans etaleerden in geestelijke geschriften, daar koos Focquenbroch voor deze taal om enkele tientallen gedichten te schrijven. Om precies te zijn: in het eerste deel van zijn Thalia staan 34 Franstalige gedichten op een totaal van 109: een paar bruiloftsdichten, voor de rest liefdesgedichten, petrarkistisch zowel als anti-petrarkistisch. In deel 2 van Thalia (1668) staan nog eens zes Franstalige gedichten, in de Afrikaense Thalia (1678) opmerkelijk genoeg niet een. En dat terwijl juist in dit derde deel de roem gezongen wordt van de tweetaligheid van de dichter.
De anonieme inleider van de Afrikaense Thalia beklaagt de trouwe lezers van Focquenbroch. De gevierde auteur is niet meer. Als hij had geleefd, dan had hij ons ongetwijfeld nog veel moois te lezen gegeven:
In 't endt, wat sach men al gesangen
Hem uyt sijn Fulpen Py-rock prangen,
Ook in de erop volgende intro, terecht getiteld ‘Op het Selfde’, betreurt een eveneens anonieme auteur het gemis. Aan het einde van zijn tekst heet het:
Hoe had Thaly tans mogen Proncken
Daer sy nu rouwich in de kleeren
Versoeckt vol druck, en ongedult,
Dat ghy u slechs sult Contenteren,
Met 't geen ghy hier nu vinden sult,
Tot dat sy eens (als 't haer mach beuren)
Focks werck, in een volkomen swier,
| |
| |
Met al sijn Frans', en Duytsche geuren,
Beide inleiders prijzen in één adem Fockenbrochs talent om zowel in het Duyts als in het Frans zijn gedachten en gevoelens onder woorden te brengen. Zoals gezegd: opmerkelijk. Kennelijk maakte zijn Franse gedichten minstens zoveel indruk als zijn Nederlandse - zelfs jaren later nog. Terecht, zoals we verderop zullen zien. Dat ze qua aantal in de loop der tijd veruit in de minderheid raakten, speelde zo te zien voor de erkenning geen rol.
Zijn vertrouwdheid met de taal blijkt ook uit het feit dat hij Nederlandse (Duytsche) teksten regelmatig doorspekte met Franse woorden. Zie de Proclamatie vol Entrelardatie: een bruiloftsdicht met versregels die monomaan rijmen op -atie.Ga naar voetnoot5 Of het ‘Sententiael Sonnet’, dat begint:
Volmaeckte Juffrouw N.N. met licentie;
Om dat ghy het woortjen scheel, hebt qualijck g'emplojeert
So word ghy Arbitrael van mij gecondemneert,
Om vaerdigh te voldoen het recht, en dees Sententie;
Of zie het speelse mengelmoes van beide talen in ‘Courage de Fille.’:
Sal onse Jan my koomen doen la guerre;
Mais je ne crains sa lance, noch sijn kraght:
| |
Het Frans van Focquenbroch
Wie enigszins vertrouwd is met het ancien françals van Focquenbroch ervaart het niet als vanuit het Nederlands vertaald Frans, maar als het Frans van iemand die in het Frans denkt. Wie niet weet dat de dichter een Nederlander is, die twijfelt er geen moment aan of het wel een Fransman is. Focquenbroch beschikt over een rijke woordenschat waar hij naar hartenlust uit put, met name ook wat betreft rijmwoorden. Die doen nergens geforceerd aan. Eerder kenmerken ze zich door een soort ‘automatisme agréable’. Wellicht zou hij qua zinsstructuren wat meer variatie aan de dag kunnen leggen, maar gelijkvormigheid in dit opzicht zal mede bepaald zijn door gebondenheid aan de regels van het gedicht. Duidelijk herkenbaar zijn de tijdgeest en de vaste patronen. In ‘Sur une Absence’ valt grammaticaal nog op dat Focquenbroch volop de verschillende tijden respecteert. Met het gebruik van vormen als ‘publia’ en ‘souffris’ demonstreert hij zijn perfecte beheersing van de passé simple, juist voor anderstaligen vaak een probleem.
Kortom: een ‘locuteur natif cultivé’ ervaart de poëzie van Focquenbroch als die van een Fransman.
| |
| |
| |
Mogelijke bronnen
Jan van Klink heeft al eens onderzoek gedaan naar de Franse bronnen voor Focquenbroch.Ga naar voetnoot8 Hij komt aan een totaal van 21 gedichten (grotendeels door hem opgespoord), die Fock in het Nederlands vertaalde. Daarvan zijn er 9 van de hand van zijn grote inspiratiebron Paul Scarron, 5 van Philippe Desportes, 2 van Honoré d'Urfé, idem van M. le Marq. De Maulevrier, idem van Marc-Antoine de Girard, sieur de Saint-Amant, en 1 van M. de Bouillon. Er zitten bekende tussen, zoals ‘Op een seer hooghen bergh’ (naar Scarron) en ‘Spes mea fumus est’ (naar ‘Assis sur un fagot’ van Marc-Antoine de Girard, sieur de Saint-Amant).
De verzameling telt twee gedichten die Focquenbroch niet in het Nederlands heeft bewerkt, maar in het Frans: ‘Amour, oyant tant renommer’, bewerking van een gedicht van laatstgenoemde en ‘Serenade’, een bewerking van Air de Mr le Camus van M. le Marq. De Maulevrier. Het laatste gedicht volgt hieronder: links de originele Frans tekst, rechts de bewerking door Focquenbroch.
Air de Mr le Camus |
Serenade. |
|
Voix: Courante Monsieur nouvelle |
Allez, allez, tendres soûpirs, |
Allez, tendrez soupirs! |
Allez declarer mes desirs |
Declarer mes desirs, |
A la Beauté qu i'aime; |
A la Beauté, qui m'a ravy le Coeur, |
|
Et dont j'adore mesme la rigeur: |
Faites-luy si bien vostre cour, |
Faitez luy si bien vostre Cour, |
Qu'elle connoisse mon amoir |
Qu elle puisse cognoistre mon Amour; |
Sans luy dire moy-méme. |
Allez jusqu'au fond de son coeur, |
Allez montrer à sa rigueur |
Vostre pouvoir extréme, |
Souvent telle y veut resister, |
Quand elle aime à vous écouter, |
Qui soûpire elle-méme.Ga naar voetnoot9 |
|
Ne graignez rien à la lómbre de la nuict, |
|
Courrez, volez, car l'Amour vous conduit. |
|
|
Ditez luy, en pleignant, |
|
Que je meurs languissant; |
|
Et que le feu, qui consume mon Coeur, |
|
De ses beaux yeux a tirè son ardeur. |
|
Qu'apres avoir tout endurè, |
|
Qu'apres avoir en vain tout esperè, |
|
L'Amour me va bientost priver du jour, |
|
Si elle n'en brule pas à son tour.Ga naar voetnoot10 |
In beide gedichten is sprake van een intermediair, die voor de minnaar de weg moet effenen naar de (ge)liefde. Tegenover het speelse origineel staat een wijdlopige bewerking. Ook de strekking
| |
| |
verschilt. Zit hem de verrassing bij het origineel in de slotzin (zij lijdt evenzeer, ‘dus’ zou zij moeten weten van zijn lijden om tot elkaar te komen), Focquenbroch stelt een soort ultimatum. Haar enig mogelijke reactie is voor hem in vlam te raken, anders sterft hij.
Voor het verschil tussen beide teksten kan misschien hetzelfde gelden als wat hij zegt over de wijze waarop hij Scarrons burleske teksten in het Nederlands heeft vertaald. Hij verantwoordt zich daarvoor in de inleiding van het eerste deel van Thalia. Hij meldt (in het Frans) dat hij de vrijheid heeft genomen op een paar plaatsen iets te veranderen aan de omstandigheden of iets van eigen makelij toe te voegen. Misschien dat men hem in dit opzicht iets kan verwijten als vertaler, maar als ‘Travesteur’ staat hij zichzelf enige vrijheden toe.
| |
Van hertalen naar hercreëren
Ik ben zo vrij geweest hetzelfde min of meer te doen met de Franse gedichten. Vertalen dus, met de nodige vrijheid. In dichtvorm en op rijm, in het Nederlands, en wel dusdanig dat er voor de hedendaagse lezer een aantrekkelijke tekst zou ontstaan. Ik kwam al gauw tot de conclusie dat het omzetten van een Frans gedicht in het Nederlands met handhaving van dichtvorm en rijm geen vertaling genoemd kan worden als je daaronder verstaat: zo nauwkeurig mogelijk in de ene taal weergeven wat er in de andere staat. Als met name het rijm gehandhaafd moet blijven, krijg je dat nooit voor elkaar.
Een hertaling dan? Als dat betekent in de ene taal omzetten wat er in de andere staat met vrijheid ten aanzien van zinsbouw, woordkeus, stijl, metrum en rijm, kom je met die term een eind in de richting. Echter, al bezig zijnde deed ik best wat dingen die een beetje verder gingen, bijvoorbeeld, vanwege het rijm een tautologisch zinnetje toevoegen onderwijl mijzelf toesussend: ‘Dat zal toch geen kwaad kunnen?’ En dat kon het ook niet - wat de dichter te zeggen heeft, bleef volledig tot zijn recht komen - alleen diende zich ten aanzien van mijn werkwijze langzaamaan een andere term aan en daarmee was ik het meest gelukkig: een hercreatie.
Hoe zo'n hercreatie er uiteindelijk uitziet, is vaak een kwestie van toeval. Als de eerste regel van een gedicht bijvoorbeeld eindigt op ‘... que je vous aime’, dan kun je de eerste regel in het Nederlands laten eindigen op ‘...dat ik u bemin’ en op ‘ ... dat ik u liefheb’. Doordat het rijmschema gehandhaafd moet blijven - althans dat wilde ik en ik ben daar op een enkele uitzondering na ook in geslaagd - bepaalt die beginkeuze hoe de regels moeten eindigen en dus hoe de hercreatie er qua vorm uit gaat zien. Was je met de andere mogelijkheid begonnen en was je er daarmee ook uitgekomen, dan had dezelfde inhoud een andere vorm gekregen. Een kwestie van toeval dus.
En dan nu Willem van Focquenbroch zelf. Wat had ik het met hem kunnen vinden! Ik heb sowieso altijd een click met blueszangers en dát is Willem voor mij in de eerste plaats: il avait un coup de blues. In het Frans, jawel. Wat te denken van die twee slotregels van ‘Sur une Volage’, door mij vertaald met ‘Op een vlinder’:
Je ne scaurois vivre avec elle,
Et sans elle aussy je ne puis.
Oftewel:
(Hoe ellendig is toch mijn lot!
Het is altijd harmonie of strijd.)
Ik zou niet kunnen leven met die meid,
maar ook zonder haar ga ik kapot.
| |
| |
Waren de laatste twee regels alleen al voldoende om het gedicht in mijn selectie van negen gedichten op te nemen, het geheel - waarin een vertaling als ‘kickend’ voor ‘fier’ mij om zijn actualiteit zelf deed kicken (het gebruik van dergelijke eigentijdsheden gaf mij veel voldoening) - is zó'n voorbeeld van ‘hopeless devotion’ dat het niet achterwege mocht blijven.
| |
De selectie
In het algemeen heb ik als selectiecriteria voor het opnemen van de negen gedichten gehanteerd of er sprake was van een mooie hercreatie die toch zo dicht mogelijk bij de tekst bleef en of het gedicht een voor Focquenbroch kenmerkend thema of typerende expressiewijze kende. Welnu, ‘Sur une Volage’ kent duidelijk ook als gegeven ‘ontrouw van de geliefde’ en dat element loopt als een rode draad door zijn gedichten; bij welke blueszanger is dat niet het geval! Daarom heb ik nog twee varianten op dat thema opgenomen. Ook in ‘Sur l'Inconstance de Phillis’ (Op de ontrouw van Phillis) en in ‘Sur le changement’ (Op de verandering) dezelfde trouweloosheid, lichtzinnigheid met, beginnend bij ‘Sur une Volage’, een opklimmende graad van luchtigheid: van louter misery via een rationele benadering tot frivole participatie.
Over een rationele benadering gesproken: zeer afstandelijk, bijna filosofisch is deze in het korte ‘à Madame’ (Aan mevrouw), dat in het Frans formeel uit twee, maar in feite slechts uit één zin bestaat.
Een prachtig voorbeeld van wat ik maar noem, personificatie van zielenroerselen (een frequent voorkomende beeldspraakvorm bij Focquenbroch) is het gedicht ‘Sur une Absence’ (Op een afwezigheid), waarin liefde en verdriet met hun adviezen ten tonele verschijnen.
Een specifiek bluesthema, het zich in gevangenschap gehouden voelen door de geliefde, wordt weergegeven in ‘RECHEUTE; á Phillis’ (Regressie; aan Phillis), waarin uiteindelijk wordt gewenst de gevangenschap te wensen, zoals een tuinman dat de dood zou doen.
Via ‘Sur un Coeur de Diamant, Plac, sur la poitrine de CLORIS.’ (Over een hart van diamant bevestigd op de borst van Cloris), voorbeeld van lekker leesbare, bouquetreeksachtige poëzie, die Focquenbroch ook niet schuwt, komen wij bij twee speciale gevallen. Allereerst het sublieme ‘A UNE DAME sortant de son lit’ (Aan een dame die haar bed uit komt), met dat blozend uit de verf komende, onbewust als contradictie met de liefdesdaad ervaren nieuwe leven, ook letterlijk poésie pur sang.
Tot slot, omdat ik uitkwam op de term ‘hercreatie’, kon ik dus ook iets aan met het gedicht ‘ELVIERE qui me nomma confondu au lieu de confus.’ (voor het Nederlands: zie daar). ‘Verward’ noemt ze hem, ‘verlegen’, maar Focquenbroch gaat met het woordje ‘con’ aan de slag, die weliswaar fondu is, maar zeker niet confus. Prachtig, maar niet te vertalen. Echter, we gingen voor een hercreatie en door Fock de sexuele weg opgestuurd, kwamen we uit op een mannelijke variant met hopelijk equivalentie op woordgrapniveau. ‘Hopelijk’, vooral omdat ik hoop dat Willem van Focquenbroch zijn welwillende goedkeuring aan deze variant zou hebben gegeven, hem wellicht zelfs had kunnen waarderen, zoals ik ook hem, via zijn Franse gedichten, heb leren waarderen.
| |
| |
69. Sur une Volage |
Op een vlinder |
Voix: Wallis. |
|
1. |
AH dieux! que la flame est Cruelle! |
Oh God, hoe wreed is toch het vuur |
Dont Amour, pour une Infidelle, |
dat ik om haar ontrouw steeds verduur |
Me lentement fait consumer. |
en waarmee de liefde mij verteert! |
Et quoy qu'elle est plus inconstante, |
Ofschoon wisselvalliger nog dan de wind |
Que tous les Vens, & plus changeante, |
is zij het die ik de liefste vind |
Je nu puis cesser de l'aymer. |
en blijft zij alles wat mijn hart begeert. |
|
2. |
Pensant que j'ay tout seul sa grace; |
Zo gauw ik denk: zij is van mij, |
Un autre aussy tost prend ma place, |
is er een volgende in de rij |
Qui se forge un bonheur constant. |
die bouwt aan een stabiel geluk. |
Mais luy, si fier de mon dommage, |
Kickend op mijn rampzaligheid |
Aussy tost se trouve en naufrage, |
is ook hij er een die schipbreuk lijdt. |
Et me voit au port, tot contant. |
Ik blij aan de haven, hij gaat stuk. |
|
3. |
J'Ay fait par art, & par nature, |
En al wat ik ook mocht proberen |
Á Fin d'arrester ce Mercure, |
om het tij voorgoed te keren, |
Tout ce qu'un Amant peut penser. |
ja, wat een minnaar ook mag beginnen, |
Mais elle m'est tousjours contraire; |
van eensgezindheid is nooit sprake. |
Et je nu m'en puis pas distraire, |
Ik kan mij er niet los van maken |
Ni cesser de la plus aymer. |
noch ophouden met haar te beminnen. |
|
2. [sic] |
Lors que je veux passer la porte, |
Als ik haar deur voorbij wil gaan, |
Mon pied, malgrè moy, m'y rapporte: |
dwingen mijn voeten mij te blijven staan. |
O miserable que je suis! |
Hoe ellendig is toch mijn lot! |
c'Est tousjours accord ou querelle; |
Het is altijd harmonie of strijd. |
Je ne scaurois vivre avec alle, |
Ik zou niet kunnen leven met die meid, |
Et sans elle aussy je ne puis. |
maar ook zonder haar ga ik kapot. |
|
Fin |
|
| |
| |
92. Sur l'Inconstance de PHILLIS. |
Op de ontrouw van Phillis |
Voix: La Gaillarde. |
|
1. |
L'Amour, je croy, seroit bien doux, |
De liefde die men voor u mocht voelen, |
Phillis! que l'on pourroit avoir pour vous, |
zou, denk ik, Phillis, nooit bekoelen, |
Si parmy tous voz doux appas |
als tussen uw charmes die het oog verblinden |
l'Inconstance ne se trouvois pas. |
zich geen ontrouw zou bevinden. |
|
2. |
Vous vous changez á tous moments? |
Waarom steeds weer andere kleren? |
Vous n'aymez rien que les nouveaux Amans; |
Uw liefde geldt slechts nieuwe heren! |
Vous changez bien souvent d'habits; |
Van kleding wisselen doet u vaak, |
Mais plus souvant encor d'Amis. |
maar vaker nog is het weer raak. |
|
3. |
Il na faudrait plus esperer, |
Uw hart komt nimmer tot bedaren; |
Que vostre Coeur ne pourroit arrester: |
die hoop moeten we laten varen. |
Puis que l'on voit qu'un Favory |
We zien immers dat een geliefde man |
Devient dans un jour, vostre ennemy. |
In 'n dag uw vijand worden kan. |
|
4. |
Il est vray, les plaisirs sont doux, |
Natuurlijk zijn de genoegens zacht |
Que l'on recoit estant aym, de vous |
waarmee uw minnaars worden bedacht, |
Mais voz faveurs, & voz amours, |
maar uw gunsten en uw liefdeblijken |
n'Ont dur, jamais plus que deux jours. |
zullen nooit verder dan twee dagen reiken. |
|
5. |
Las! qu'il auroit du bonheur, |
Jammer, want hoe gelukzalig fijn |
De posseder pour tousjours vostre Coeur! |
voor altijd de bezitter van uw hart te zijn! |
Mais cet espoir seroit trop vain; |
We zullen daar echter tevergeefs op hopen, |
Car vous n'aymez jamais á demain. |
want morgen is uw liefde afgelopen. |
|
6. |
Malgr, donc tous voz doux appas, |
Ondanks uw zoete bekoorlijkheden |
Phillis! mon Coeur vous abandonnera. |
wenst mijn hart dus terug te treden, |
Car puis que vous changez ainsi, |
want als u zó veranderen kan, |
Quel sot, qui pour vous ne changez aussy? |
Was ik gek, bleef ik voor u dezelfde man. |
|
FIN. |
|
| |
| |
78. Sur le changement. |
Op de verandering |
Voix: Phillis vostre indifference, &c. |
|
1. |
VIve la Nouvelle Mode, |
Lang leve de nieuwe mode |
De changer incessament. |
om steeds weer te veranderen. |
Ma Phillis s'y accommode, |
Mijn Phillis onderhoudt die code |
Et j'en suis pas moins constant; |
en ook ik wil vaak een andere. |
Car j'ayme tant, tant, tant, |
Want ik vind het zó fijn, fijn, fijn |
A changer sans cesse, |
steeds weer te veranderen, |
Que je veux estre constant, |
dat ik graag constant wil zijn |
Au changement. |
met telkens weer een andere. |
|
2. |
Ma Phillis en est plus belle, |
Mijn Phillis is een mooie vrouw, |
Elle en fait plus des Amans; |
zij verandert vele keren. |
J'ay plus d'estime pour elle |
En dat ik haar meer in ere hou, |
Pour ce noble changement: |
komt door die wisseling van heren. |
Car j'ayme tant, tant, tant, |
Want ik vind het zó fijn, fijn, fijn |
A changer sans cesse, |
steeds weer te veranderen, |
Que je veux estre constant, |
dat ik graag constant wil zijn |
Au changement. |
met telkens weer een andere. |
|
3. |
Phillis! Puis que donc nos Ames |
Phillis! Laat ons, daar wij diep van binnen |
Toutes deux, si cherement |
allebei zo zeer |
Ayment la changeante flame, |
de wisselende vlam beminnen |
Entr'aymons nous en changeant; |
al wisselend elkaar beminnen, keer op keer. |
Car j'ayme tant, tant, tant, |
Want ik vind het zó fijn, fijn, fijn |
A changer sans cesse, |
steeds weer te veranderen, |
Que je veux estre constant, |
dat ik graag constant wil zijn |
Au changement. |
met telkens weer een andere. |
|
4. |
Changeons donc, sans fin, sans cesse; |
Verandering dus, altijd door, |
Mais parmy ce changement, |
maar tussen al die anderen |
Soyez moy douce Maistresse, |
blijven wij voortdurend smoor |
Ie vous seray brave Amant. |
en laat dat niet veranderen. |
Car j'ayme tant, tant, tant, |
Want ik vind het zó fijn, fijn, fijn |
A changer sans cesse, |
steeds weer te veranderen, |
Que je veux estre constant, |
dat ik graag constant wil zijn |
Au changement. |
met telkens weer een andere. |
| |
| |
74. á Madame. |
Aan mevrouw |
|
Madame! Si j'avois ceste preomption, |
Mevrouw, mocht ik van de arrogantie getuigen |
De vous pouvoir flechir par une passion; |
u door de hartstocht te kunnen doen buigen |
Dont je me vois saisy, par vos yeux pleins de charmes; |
die mij bevangt door uw betoverende ogen |
Et qui excite en moy des funestes allarmes; |
en in mij tot fatale stress wordt omgebogen, |
Je dirois que je meurs. Mais, puis que mon orgueil |
dan zou ik zeggen: ik ga dood, maar omdat mijn hovaardij |
Ne me fait esperer, qu'un si divin Soleil |
mij niet doet hopen dat een goddelijke zon als gij |
Porroit estre brulé, par une humaine flamme; |
zich door een menselijke vlam ooit laat verbranden, |
En me taisant plustost, je veux mourir sans blame. |
zwijg ik liever: ik wil sterven zonder schande. |
|
FIN. |
|
91. Sur une Absence. |
Op een afwezigheid |
Vois: La Suedoise. |
|
1. |
MAlgré la rigeur de l'absence, |
Hoe wreed ook haar afwezigheid |
Et de mes ennuys, |
en mijn kwellingen kunnen zijn, |
l'Amour, & la Constance, |
liefde en trouw zijn tegelijkertijd |
Ont peu charmer ous mes soucis. |
heel vriendelijk voor mijn pijn. |
Car l'un& l'autre, dans mon coeur, |
Beiden bespraken in mijn hart |
Ont debattu le point de ma souffrance, |
de situatie rond mijn smart |
Et de ma douleur; |
en wáárom ik zo lijd, |
Mais á la fin ils m'ont fait vainqueur. |
en daarbij kwam ikzelf als winnaar uit de strijd. |
|
2. |
Car hier ils me sont venus dire, |
Want gisteren nog kwamen zij |
En propos galant: |
en hebben galant gezegd: |
O Tyrcis! tu soupires, |
O Thyrcis, waarom zucht jij |
Et tu te plains, injustement: |
en klaag jij - onterecht? |
Vis en repos, heureux Amant! |
Gelukkige minnaar, leef tevree! |
Car ta Phillis partage ton Martyre, |
Ook Phillis maakt ellende mee. |
Et si ton tourment |
Jouw pijn is hevig, dat is waar, |
Est excessif, le sien est bien plus grand. |
maar zij heeft het nog eens zo zwaar. |
| |
| |
3. |
Si tu te plaisn de ceste absence, |
Waar jij klaagt over afwezigheid, |
L Espoir de Phillis |
is Phillis hoop erop gericht |
Ne tend qu'á ta presence: |
dat jij bij háár komt mettertijd: |
Enfin egauxsont voz soucis. |
jullie pijnen zijn in evenwicht. |
Si tu te plains, elle gemit, |
Zij zucht, waar jij gaat klagen |
Si tu l'accuses des ceste souffrance, |
en als je haar de schuld laat dragen |
Ta Phillis te dit, |
voor jouw leed, zegt zij: |
Que ton Amour a troubl, son esprit. |
weet jij wel wat jouw liefde heeft gedaan met mij! |
|
4. |
Apres ceste douce Nouvelle, |
Na het horen van dit zoet bericht |
Je n'ay plus senty |
was ik vrij van al dat zeer |
Le mal, qui me bourelle; |
dat mijn hart steeds zo ontwricht. |
Mais mon tourment est tout banny. |
Kwellingen waren er niet meer. |
Je n'espere qu'á voir ce jour, |
k hoop nu alleen nog op de dag |
Auquel je pourray revoir ceste Belle; |
dat ik het beleven mag |
Et qu'á mon retour, |
haar hart te kunnen stelen |
Comme les maux, nous partagions l'Amour. |
en wij in plaats van al dat leed de liefde mogen delen. |
|
FIN. |
|
70. RECHEUTE; á PHILLIS. |
Regressie: aan Phillis |
Voix: La Petite Altesse |
|
1. |
PHillis! J'avois desia quitt, mes chaines, |
Phillis, van mijn ketenen had ik mij reeds ontdaan |
Et les avois maudit cent mille fois; |
en ze vervloekt, wel honderdduizend keren. |
j'Estois desja delivr, de mes peines, |
Van verdriet bevrijd was mijn bestaan. |
Et j'abhorrois desia voz dures loix: |
uw verfoeid gezag, dat kon mij niet meer deren. |
Mon coeur desia, plain allegresse, |
Mijn hart, vol vreugd, |
Chantoit sans cesse, |
dat was verheugd |
A pleine voix |
en zong, niet te kalmeren: |
Adieu Phillis! Adieu Captivit,! |
Dag Phillis! Dag gevang! |
Nous vous fuyons en pleine Libert,. |
Ruim baan nu voor mijn vrijheidsdrang. |
| |
| |
2. |
Mais ah, Phillis! Ma Deesse adorable! |
Maar ach, Phillis, mijn lieftallige godin, |
Las! Que mon coeur se trompoit solement! |
mijn hart hield zichzelf slechts voor de gek |
Ah, mon bonheur que fut il peu durable! |
en mijn geluk kende enkel een begin. |
En mon plaisir que fut il peu constant? |
Mijn wankele vreugde toonde het gebrek |
Trop foible estoit ceste Victoire, |
van een zege zonder kracht. |
Quand, plein de Gloire, |
En ik maar zingen, uit alle macht |
j'Allois chantant, |
(het was toen al een echec): |
Adieu Phillis! Adieu Captivit,! |
Dag Phillis! Dag gevang! |
Nous vous fuyons en pleine Libert,. |
Ruim baan nu voor mijn vrijheidsdrang. |
|
3. |
Le Traistre Amour, qui forge tous les Armes, |
Liefde, de verrader, die alle wapens smeedt, |
Et tous ses traits, des eclairs de vos yeux; |
met al haar sluwe streken, zoals uw ogenglans |
Me reblessa, en augmentant vos charmes, |
verwondde mij opnieuw, door wat méér charme deed. |
Et regaigna la victoire par eux. |
Zij greep de volle winst en thans |
Enfin, Phillis! il vous rameine, |
heeft zij u teruggebracht. |
Chargé des chaisnes, |
U houdt uw ketenen gereed |
Un malheureux, |
en een pechvogel die dacht: |
Qui de nouveau voit la Captivitè, |
ruim baan nu voor mijn vrijheidsdrang, |
Pour l'avour fuyt en pleine libertè. |
zit geboeid weer in het gevang. |
|
4. |
Le voice donc, Phillis! Ce miserable, |
Phillis, hier is die ongeluksvogel dan, |
Se prosternant devant vos pieds divins: |
neerknielend voor uw goddelijke voeten. |
Voycy mon Coeur, que le malheur accable, |
Hier is mijn hart, dat haast niet meer kan. |
Douce Phillis! il revient en vos mains: |
Het keert terug in uw handen, Phillis, o zoete. |
Ah, traittez donc en pitoyable, |
Ach, onthaal als te beklagen |
Ce miserable, |
hem, die zo veel leed moet dragen |
Cui est en fin. |
en die tot slot en o zo moede |
De nouveau mis en la Captivitè, |
weer bij u terugkeert in het gevang |
Pour l'avoir fuyt en pleyne liberte. |
ten koste van zijn vrijheidsdrang. |
|
5. |
Cessez enfin mes maux, & mes allarmes; |
Stop nu mijn noodkreten en kwalen, |
Vous qui pouvez tarir mes tristes pleurs: |
u die mijn tranen drogen kunt, |
Vous qui pouvez tout faire par voz charmes, |
u, die met uw charmes alles kunt bepalen, |
Ah, arrestez le cours de mes malheurs. |
stop de loop van mijn leed op dit punt. |
Rendez Phillis! mes destinèes |
Geef mij, Phillis, een nieuw bestaan |
Du tout changèes; |
en laat mijn oude lot vergaan, |
Et que je meurs, |
zodat mij een sterven wordt vergund |
En benissant ceste Captivitè, |
waarbij ik de zegen geef aan het gevang, |
Qui par deux foix ravit ma libertè. |
dat mij tweemaal beroofde van mijn vrijheidsdrang. |
|
FIN. |
|
| |
| |
83. Sur un Coeur de Diamant, Plac, sur la poitrine de CLORIS. |
Over een hart van diamant bevestigd op de borst van Cloris |
Voix: le grand Bour,. |
|
1. |
CLoris! Qui brillez á la Cour, |
Gij, Cloris, die schittert aan het hof |
En rayons si puissans, |
in stralen van zó'n felle kracht |
Que l'on croyt que l'Astre du jour |
dat men als het de zon betrof, |
n'En a des plus brillans: |
minder schittering verwacht, |
á Quoy vous servent tant d'esclats? |
waartoe dient u zoveel glans, |
á Quoy ces doux appas? |
waartoe die zoete élégance |
et ce regard brulant? |
en die blik die vurig brandt |
Si vous avez le Coeur de Diamant. |
bij zulk een hart van diamant? |
|
2. |
Ma foy, il n'est pas bien ceant |
Geloof me, het is niet gepast |
d'Aller ainsi arm,: |
aldus gewapend rond te lopen. |
Vous n'en gardrez un seul Amant, |
Geen minnaar blijft zo enthousiast, |
j'En suis tres assur,. |
daar zult u tevergeefs op hopen. |
Car ceux qui verront vostre Coeur, |
Want wie uw hart zullen ontwaren, |
En fremiront de peur |
kunnen slechts huivering ervaren. |
Pour moy, j'en fis autant, |
Ook ik was verre van bestand |
Quand je vis vostre Coeur de Diamant. |
tegen uw hart van diamant. |
|
3. |
Quoi que donc voz Charmans appas |
Hoewel dus uw bekoorlijkheden |
Font naistre mon amour; |
mijn liefde voor u doen ontstaan, |
Ce Coeur ne me conseille pas, |
werkt dat hart er niet aan mede |
De vous aymer tousjour. |
daar voor altijd voor te gaan. |
Car mon Amour c'est arrest,, |
Die hardheid, dat is niets voor mij; |
Voyant si duret,: |
dan is mijn liefde gauw voorbij. |
Mais je seray constant, |
Welaan dus, houd mijn trouw in stand: |
Si vous quittez le Coeur de Diamant. |
verzacht dat hart van diamant. |
| |
| |
31. A UNE DAME |
Aan een dame |
Sortant de son lict. |
die haar bed uit komt |
|
Come la rougissante Flore, |
Zoals de blozende Flora |
Ou come la vermeille aurore, |
of de vuurrode Aurora |
Lors qu'elle vient sortir des flots, |
ons uit de golven komt groeten |
Pour redonner je jour au monde; |
om ons de dag weer terug te geven, |
Tout ainsi je vous vis tantost, |
zo mocht ik u zojuist ontmoeten |
Non pas sortant de dessous l'onde |
toen u, niet uit de golven verheven, |
Mais bien de dessus vostre lict: |
eenvoudigweg uw bed verliet, |
Ou par le yeu que l'on y joüe, |
waar door het spel van verlangen |
Le feu d'en bas monte à la yoüe, |
het vuur omhoog kwam naar de wangen, |
Par les secousses d'un petit.Ga naar voetnoot11 |
daar een kind zich voelen liet. |
|
FINIS. |
|
20. A ELVIERE |
Aan Elviere |
Qui me nomma confondu au lieu de confus. |
Die mij een klootzak noemde in plaats van een zak |
|
IL est vray, que j'estois confus |
Het is waar dat ik een zak was |
Quand je vous vis, charmante Elvire. |
toen ik u tegenkwam, Elvire. |
Une ardeur, que vostr oeuil inspire, |
Uw gloedvolle oogopslag en uw manieren |
Fit, que tout rouge au nez j'en fus. |
maakten mij rood tot aan mijn das. |
Vous fistes fort bien de vous rire, |
Terecht, dat u begon te gieren |
d'un grand garcon si malotru; |
om deze onbeholpen aap, |
Mais à regret j'ay entendu |
maar niet terecht, vond deze knaap, |
(O beauté que si fort j'admire!) |
(o, vrouw, wier schoonheid ik wil vieren) |
Que vous me nommez confondu: |
dat u mij toen een klootzak noemde, |
Car confondu ne veut pas dire |
want zak wil nog geen klootzak zeggen. |
La mesme chose que confus: |
Ik zal dat trachten uit te leggen: |
Demande le à vostre cul, |
waar ik mijzelf niet om roemde |
Dont le feu peut fondre la cire, |
en wat ook u toen heeft verdroten, |
Et rendre vostre con fondu, |
was dat mij mannelijke moed ontbrak, |
Qui pourtant n'en est pas confus. |
een zak derhalve zonder kloten. |
|
FINIS. |
|
| |
| |
***
De Bibliotheca Thysiana, op de hoek van het Rapenburg (voorzijde) en de Groenhazengracht. De bibliotheek werd in Focquebrochs tijd onder meer gebruikt door het College Wallon dat aan de Groenhazengracht lag.
Bibliotheca Thysiana in Leiden getekend door Jacob Timmermans, 1788.
http://www.leidenarchief.nl/home/collecties/beeldmateriaal
|
-
voetnoot1
- W.G.V.F.: Thalia, of geurige sang-goddin, Amsterdam, Johannes van den Bergh, 1665. Diplomatische uitgave Editiewerkgroep Stichting W.G. van Focquenbroch (verder aangehaald als Thalia 1), 3
-
voetnoot2
- Van een konijn gezegd, dat hard wegloopt en omduikelt. Hals over kop zouden wij zeggen.
-
voetnoot3
- Willem Godschalck van Focquenbroch: Afrikaense Thalia, of het derde deel van de geurige zang-godin. Amsterdam, Jan ten Hoorn, 1678. Diplomatische uitgave Editiewerkgroep Stichting W.G. van Focquenbroch (verder aangehaald als Thalia 3), 6
-
voetnoot8
- J. van Klink: Bronnen van bewerkingen van Van Focquenbroch (ongepubliceerd)
-
voetnoot9
- M. le Marq. De Maulevrier: Receuil des plus beaux vers, Qui ont esté mis en chant, Avec le Nom des Atheurs tant des Airs que des paroles. Paris 1661, 21
-
voetnoot11
- Zie ook Le nouveau Petit Robert (Paris, 1993): (Région. Fam.) Petite secousse, grande secousse: programme proposé par une prostituée, à des prix différents.
|