Fumus. Jaargang 14
(2016)– [tijdschrift] Fumus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Nooyt vond ick ligt so Beminden Vriend, Een bijdrage aan het album amicorum van Clement van Sorgen
| |
Album amicorum: vroege LinkedInEen van de weinige overgeleverde handgeschreven gedichten van Focquenbroch is dat voor Clement van Sorgen uit 1667. In zijn doctoraalscriptie uit 1982 gaf Kroone de correcte codering waaronder het te vinden is in de handschriftenkamer van de Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam.Ga naar voetnoot2 Tel er de gedichten bij van zijn hand voor het album van Jacob Heyblocq en de teksten die hij opdroeg aan Maria van Sypesteyn en je hebt het weinige dat in handschrift van Focquenbroch is overgeleverd bij elkaar.
De Koninklijke Bibliotheek heeft circa 770 (restanten van) alba amicorum, ofwel poëziealbums, vanaf 1556 geïnventariseerd. Een album amicorum was in de 17de eeuw geen liefhebberij van meisjes, maar een serieuze LinkedIn voor studenten en mannen uit de wereld van kunst en cultuur.Ga naar voetnoot3 Het was populair onder studenten om handgeschreven bijdragen van vrienden, kennissen of beroemde tijdgenoten te vragen. Naast namen en verzen bevatten de boekjes unieke illustraties. Een bijzonder voorbeeld van zo'n bewaard gebleven boekje is het album amicorum van Jacob Heyblocq, waarin bijdragen staan van bijna alle belangrijke figuren uit de Gouden Eeuw, van Rembrandt tot Vondel. De bewaard gebleven werken geven ons een mooie indruk van het sociale leven van de eigenaar van het album.
Ook Van Sorgen moet een album amicorum hebben aangelegd want in de KB wordt melding gemaakt van het gedicht van Jeremias de Decker voor Van Sorgen als onderdeel daarvan.Ga naar voetnoot4 Tot nu toe maakt het KB melding van één gedicht in dit album. Het gedicht van Focquenbroch wordt niet genoemd, mogelijk omdat het handschrift niet in de KB maar in de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam wordt bewaard.Ga naar voetnoot5 Uit de aanhef van latere, gedrukte, versies mogen we aannemen dat zijn bijdrage bedoeld was voor het album van Van Sorgen. | |
[pagina 22]
| |
Aangezien de twee enige tot nu toe overgeleverde bijdragen in dit album geschreven zijn in dezelfde periode, vermoeden we dat Van Sorgen pas op latere leeftijd begonnen is bijdragen te verzamelen. Hier komen wij later nog op terug. | |
Van Focquenbroch voor Van SorgenHet gedicht van Focquenbroch bestaat uit twee kwatrijnen en is gedateerd 28 juni 1667. Het is geschreven op een los blaadje van 14,5 x 9,5 cm en als albumblad bedoeld. De tekst luidt: t' Is bijster Sorglijck, in dees Sorggelijcken tijt,
Hoe nauwe Sorgh men draegt, een trouwe Vrind te vinden,
Nochtans dees brave Reij van al van Sorgens Vrinden,
Beneemt mij deese Sorgh in mijn Sorgvuldigheijt.
Want, schoon mijn ijver sogt, van d'Avond tot den Morgen,
Nooyt vond ick, spijt mijn Sorg, ligt so Beminden Vriend,
Als dees, die wijl hij elck sijn Vriendschap heeft verdiend.
Mij eeuwigh meê, met Vreugt, doet Vrind sijn, van Van Sorgen.
Daaronder staat: Doctissimo Generossimoque
Viro Do, Clem. Van Sorgen
Math. Proff. Silv. Duc.
Amico suo integerr. Posuit
28 junii 1667 W.V.Focquenb:
M.D.
Fumus Gloria Mundi.Ga naar voetnoot6
| |
[pagina 23]
| |
In de verschillende uitgaven van het verzameld werk van Focquenbroch is dit gedicht opgenomen. Behalve kleine (spelling)variaties komt het gedicht overeen met de handgeschreven tekst, wat doet vermoeden dat Focquenbroch een kopie van het gedicht zelf bewaarde. | |
Context van het gedichtIn de eerste regel van het gedicht spreekt Focquenbroch over ‘dees Sorggelijcken tijt’. Gaat het hier slechts om een zinspeling op de naam van Van Sorgen of was er daadwerkelijk sprake van een zorgelijke tijd? De precieze datering van het gedicht kan ons daarbij helpen. De Republiek was verwikkeld in de Tweede Engelse oorlog en de zaken stonden er niet bepaald goed voor. Johan de Witt, de raadspensionaris, zat al jaren in een moeilijke positie. Twee grootmachten, Engeland en Frankrijk, trokken om beurten, soms zelfs tegelijk, boze dan wel vriendelijke gezichten naar de Republiek, terwijl het voor de Republiek beter was beide partijen tot vriend te houden. Helaas. In 1665 startte de Tweede Engelse oorlog met de bedoeling de handelsmacht van de Staten te doorbreken. Onderwijl steunden die allerlei intriges die De Witt ten val moesten brengen, waardoor Willem III, onder voogdij van zijn oom, de Engelse koning Karel II, de macht zou krijgen en er een einde zou komen aan het stadhouderloze tijdperk.
Gedurende de Tweede Engelse oorlog was Frankrijk zowel bondgenoot als gevaar. Het land hielp de Republiek bij de verdediging van haar oostelijke grenzen, maar mikte tegelijk op het in bezit nemen van de Zuidelijke Nederlanden, die nog altijd bij het Spaanse rijk behoorden. De Republiek had Frankrijk liever niet als directe buurman, waardoor zij zich ook tot Spanje moest richten om de wilde plannen van Frankrijk te voorkomen. Sinds het uitbreken van de oorlog in 1665 hadden de Staten grote verliezen in het strijdperk geleden. Nadat zij in augustus 1666 de tweede zeeslag hadden verloren, moesten zij toezien hoe de Engelse vloot een Nederlandse koopvaardijvloot in het Vlie vernielde en Terschelling plunderde. In september van datzelfde jaar zeilde de Staatse vloot opnieuw uit, door de ziekte van De Ruyter dit keer onder het bewind van Johan de Witt zelf. Maar door de herfststormen en de naderende winter werd er geen slag meer geleverd met de Engelsen. In mei 1667 legden de Engelse onderhandelaars harde eisen neer, alvorens zij vrede wilden sluiten met het Staatse bewind. De situatie werd voor de Staatse bewindhebbers nog hachelijker toen men ontdekte dat er geheime onderhandelingen gaande waren tussen Karel II van Engeland en Lodewijk XIV van Frankrijk. Als zij tot een akkoord zouden komen dan was de Republiek haar enige bondgenoot, Frankrijk, kwijt. De tocht naar Chatham deed het tij keren. De Ruyter voer samen met Cornelis de Witt de Theemsmond op en vernielde de daar in reparatie liggende Engelse vloot en alles wat men aan de kant kon vernietigen. Deze zware slag leidde in juli 1667 tot de vrede.Ga naar voetnoot7 De tocht naar Chatham was van 17 tot 25 juni. Merkwaardig genoeg is niet precies te achterhalen wanneer het nieuws van de overwinning van Chatham de Republiek bereikte. In de Vroedschap van Amsterdam werd op de 30e juni een missive van Cornelis de Witt besproken waarin hij verslag doet van het succes. Deze missive is gedateerd op 28 juni.Ga naar voetnoot8
In deze situatie moet Focquenbroch een uitgelezen kans hebben gezien om, zoals vaker in zijn werk, met weinig woorden veel te zeggen. Het gedicht is te lezen als een (vier)dubbel woordspel: de daadwerkelijk zorgelijke tijd in de Republiek, als ‘lautmalerei’ op de naam van Van Sorgen, mogelijk ook een zinspeling op de onvrede met zijn eigen maatschappelijke situatie alsook een | |
[pagina 24]
| |
uiting van bezorgdheid over het morele verval van Amsterdam, analoog aan het gedicht ‘Op Amsterdam’.Ga naar voetnoot9 Van Sorgen is dan iemand die niet is meegegaan in dit verval; voor Focquenbroch reden om Van Sorgen te prijzen. | |
Wie was Clement Van Sorgen?Clement van Sorgen werd op 16 mei 1600 te Amsterdam geboren. Zijn vader was de koopman Leonard (Lenaert) van Sorgen, wonende aan de Korenmarkt te Delft.Ga naar voetnoot10 Van Sorgen huwde op 30 augustus 1622 Cornelia van Heemskerck in Amsterdam.Ga naar voetnoot11 Zij was de dochter van Paulus van Beest van Heemskerck en Anna Clant. Op dit huwelijk is een gelegenheidsgedicht geschreven door Jacob Luyt, advocaat te Middelburg. Het is opgenomen in de eerste uitgave van ‘Zeeuwse Nachtegael’ in 1623.Ga naar voetnoot12 Clement en Cornelia kregen drie kinderen: Anna, Leenert en Paulus. De laatste overleed op driejarige leeftijd in 1636.Ga naar voetnoot13 Drie jaar later overleed Cornelia.Ga naar voetnoot14 Zij werd op 2l mei 1639 begraven, waarvan Van Sorgen op 31 juli 1640 aangifte deed bij de Weeskamer.Ga naar voetnoot15 Bij deze gelegenheid verklaarde hij dat Anna 16 en Leenert 10 jaren oud waren en dat elk van hen uit de erfenis van hun moeder 2000 gulden kreeg, die belegd werden. In 1640 trouwde Clement van Sorgen met de Delftse Machteld Dirksz van der Dussen, weduwe van Maerten Michyelsz Bogaert.Ga naar voetnoot16 Volgens Montias was zij een afstammeling van een van de belangrijkste families in Delft.Ga naar voetnoot17 Op 25 oktober 1659 trouwde Van Sorgen opnieuw, nu met de weduwe Joanna Bisschop.Ga naar voetnoot18 Van Sorgen overleed op 25 juli 1671 in Amsterdam, waar hij enkele dagen later in de Nieuwe Kerk werd begraven.Ga naar voetnoot19
Uit enkele notariële akten blijkt dat Clement van Sorgen koopman was en aannemelijk is dat hij, net als zijn vader, handelde in stoffen en zijde. Hoogstwaarschijnlijk behoorde hij tot die grote groep van kleine en middelgrote handelaars, die met betrekkelijk weinig geld internationale handel dreven met de daaraan verbonden onvermijdelijke risico's. Dat het hem voor de wind moet zijn gegaan kunnen we opmaken uit het feit dat Van Sorgen, volgens een notariële akte uit 1645 ‘op den Oude Schans uijthangende de Blaeuwen Haen’ woonde,Ga naar voetnoot20 al is niet aan te tonen dat hij het huis ooit gekocht of verkocht heeft. Ook het feit dat zijn twee kinderen in 1640 ieder 2000 gulden erfden, onderstreept de veronderstelling dat zijn zaken goed verliepen. De Oude Schans was deels onderdeel van Wijk XIII, niet ver van de Jodenbreestraat waar de familie Focquenbroch, maar bijvoorbeeld ook Rembrandt woonde. | |
[pagina 25]
| |
Het Compagnie van kapitein Roelof BickerUit die tijd dateert ook het schilderij van Bartholomeus van der Helst ‘Het Compagnie van kapitein Roelof Bicker en luitenant Jan Michielsz Blaeuw 1639’ dat naast de Nachtwacht als een van de belangrijkste schuttersstukken wordt beschouwd, te zien in de Nachtwachtzaal van het Rijksmuseum, rechts van De Nachtwacht.Ga naar voetnoot21 Het schilderij portretteert de groep bij de brouwerij ‘De Haan’ op de hoek van de Lastage (hoek Geldersekade en Boomsloot) te Amsterdam, Wijk VIII.Ga naar voetnoot22 Aan de onderkant van het schilderij bevindt zich een koperen plaatje met daarop de namen van de geportretteerden. Voor een deel zijn de namen aan mannen te koppelen, voornamelijk dankzij attributen die bij functies behoorden. Maar de meeste personen zijn niet te identificeren. Volgens het plaatje maakt ook Clement van Sorgen deel uit van het gezelschap, maar wie van de figuren op het schilderij is hij? Ook Johannes Rombouts, directe familie van de Focquenbrochs, staat afgebeeld, maar ook hij is niet nader te identificeren. Dat Van Sorgen op dit schuttersstuk staat, doet vermoeden dat hij tot de gegoede burgers van deze wijk behoorde.
In haar proefschrift over Bartholomeus van der Helst gaat Judith van Gent in het biografische deel in op het huwelijk van Van der Helst met Anna du Pire. Zij legt verder geen relatie naar Focquenbroch, maar Anna is een volle nicht van de moeder van Focquenbroch, Catharijne Sweers. Haar vader en moeder, Willem Sweers en Jannetje du Pire, waren enige tijd voogd van Anna toen Jan du Pire, de jongere broer van Jannetje overleed. Zij waren ook de getuigen bij het huwelijk van Anna met Bartholomeus van der Helst.Ga naar voetnoot23 Door het huwelijk met Anna werd Bartholomeus van der Helst opgenomen in het netwerk van toonaangevende Zuid-Nederlandse immigranten, in het bijzonder de Waalse gemeenschap waar ook de families Sweers, Rombouts en Focquenbroch toe behoorden. Dat juist hij de opdracht kreeg deze schutters te portretteren is mogelijk te verklaren uit het feit dat Van der Helst in deze wijk woonde en werkte en dus vele geportretteerden mogelijk kende. | |
[pagina 26]
| |
Zakelijke beslommeringenUit archiefstukken blijkt dat Clement van Sorgen onder meer in Hamburg was,Ga naar voetnoot24 mogelijkerwijs in verband met de handelsbelangen van Lenaert Claesz. de Jonge, neef van zijn vader, die daar woonde en met de gebroeders Trip een handelscompagnie leidde.Ga naar voetnoot25 Net als de vader van Focquenbroch is het Van Sorgen niet altijd voor de wind gegaan. Al in 1644 werd voor de eerste keer de inboedel van zijn huis aan de Oude Schans opgemaakt door notaris Frans Bruyning.Ga naar voetnoot26 Op 21 september 1646 trof hij met zijn schuldeisers een overeenkomst tot uitstel van betaling.Ga naar voetnoot27 Hij verklaarde zich akkoord zijn schuld in acht jaar terug te betalen. Hij moet daarop besloten hebben om zijn ervaring anders in te zetten want in 1647 werd hij in Amsterdam ingeschreven als ‘makelaar’.Ga naar voetnoot28 In 1653 ging hij voor de tweede keer een overeenkomst aan. Hij kreeg een jaar uitstel. In 1654 moest hij opnieuw een akkoord overeenkomen met zijn schuldeisers, maar nu stonden de zoon van zijn broer (zelf al overleden) en diens moeder borg.Ga naar voetnoot29 Hij moest dit doen omdat hij in 1653 een financieel debacle geleden. Namens Van Sorgen had Robbert Manning voor 1800 gulden het casco verzekerd van het schip ‘De Hoop’, waar Laurens Mout schipper van was. Het schip zou van Amsterdam naar de Engelse kolonie Barbados zeilen en terug. Weliswaar verbood de Engelse regering in 1652 haar koloniën per decreet zaken te doen met vervoerders en handelaren van de Republiek, maar de kolonisten gaven niet direct gehoor aan dit decreet. De handel was voor hen te belangrijk. Daarom stuurde de Engelse regering in 1653 een oorlogsvloot naar de koloniën om het handelsembargo te controleren.Ga naar voetnoot30 Met resultaat. Uit een afrekeningsakte in het notariële archief blijkt dat ‘De Hoop’ door de Engelsen veroverd was en ‘in totale schade vervallen’. Van zijn geïnvesteerde geld kreeg Van Sorgen 300 gulden terug.Ga naar voetnoot31
Ook in 1660 leende Van Sorgen geld, dit keer van de rijke koopman Van der Bilt uit Delft. Van Sorgen en Van der Bilt moeten meer dan alleen een zakelijke relatie gehad hebben gezien het feit dat Van Sorgen en zijn zuster Catharijna getuigen waren bij de doop van de dochter van Van der Bilt op 14 november 1656.Ga naar voetnoot32 Niemand minder dan Johannes Vermeer stond garant voor deze lening. Welke relatie Vermeer met Van Sorgen had, is nog niet duidelijk geworden. Maar dat het opmerkelijk is, wordt ook door Mondigs onderstreept in zijn studie: Vermeer and his milieu. Gelukkig voor Vermeer kon Van Sorgen een maand later de schuld al aflossen.Ga naar voetnoot33
Hoe hij steeds weer uit zijn schulden is gekomen hebben we niet kunnen achterhalen. Misschien verdiende hij als makelaar een goed basisinkomen, mogelijk aangevuld met winsten uit activiteiten als handelaar. Wij zijn geen andere faillissementen dan die van 1644 tegengekomen. | |
[pagina 27]
| |
Van makelaar tot schrijver en professorOp 24 juli 1660 schreef Van Sorgen zich uit als makelaar, vermoedelijk om zich toe te leggen op studie en schrijven, want in 1661 publiceerde hij bij de Delftse uitgever Pieter Oosterhout ‘Klokken-spel of voorspel van den uer-slagh’,Ga naar voetnoot34 een stichtelijk werk, opgedragen aan zijn kinderen. Het heeft voor zover ik kon nagaan alleen in de bibliografische beschrijving in ‘Een schatkamer van gereformeerde poëzie’ aandacht gekregen.Ga naar voetnoot35 Wel liet Jeremias de Decker met het gedicht: ‘Op 't Etmael en Klocken-spel Van den E. Clement van Sorgen’ zijn waardering voor het werk blijken.Ga naar voetnoot36
Een jaar later, op 29 december 1662, studeerde Clement van Sorgen af in Leiden als Mathematicus.Ga naar voetnoot37 Hoogstwaarschijnlijk studeerde hij bij professor Petrus van Schooten, die in de voetsporen van zijn vader en zijn in 1660 overleden beroemde halfbroer Frans, Nederduitse Mathematiek en Wiskunde doceerde. Hij werd aangesteld aan de Illustre School in Den Bosch als ‘Professor in de Mathesis’.Ga naar voetnoot38
Sinds 1636, na de verovering van Frederik Hendrik in 1629, had Den Bosch een Illustre School.Ga naar voetnoot39 De Staten van Holland wilden daarmee de Paapse invloed op het onderwijs verminderen c.q. teniet doen. Een echte stimulans ging er van de Staten evenwel niet uit. Het gebied van de Meijerij, een groot deel van Brabant, dat door de verovering van Den Bosch ook onder het Staatse bewind kwam, werd na de verovering niet als een zelfstandige provincie beschouwd, maar eerder als buffer tegen het Spaanse Zuid-Nederland gebruikt. Na veel strijd en diplomatie gingen de Staten Generaal akkoord met de uitbreiding van de Hooge School - een uitbreiding die bedoeld was om meer respect te krijgen binnen de Republiek. Begin jaren 1660 kwam er extra ruimte voor theologie en medicijnen. Binnen deze expansie valt ook de benoeming van Clement van Sorgen als professor in de Geometrie en Mathesis te verklaren.
Van Sorgen ‘had zichzelf aangeboden en de magistraat had het aanbod dankbaar aanvaard’, aldus De Haas.Ga naar voetnoot40 Waarom Van Sorgen dat deed valt niet te achterhalen. Volgens Van Sassen werd de aanstelling van een hoogleraar meer als onderscheiding voor een belangrijk persoon gezien dan als stimulans voor onderwijs en wetenschap ter plaatse. Hij werd voor zijn lessen niet betaald. Af en toe ontving hij van de stad een klein bedrag en nadat hij enkele maanden in functie was, werd aan hem, net als aan andere voorname personen een okshoofd wijn verstrekt om, zoals Velingius schrijft: ‘zich tusschen beider door wiskunstige betooningen vermoeit, door vervrolijkend druivenvogt te verkwikken’.Ga naar voetnoot41 Ook Van Sassen weet in zijn boek over de hoogleraren van de Bossche Illustre School niet erg veel meer over Van Sorgen te vertellen.Ga naar voetnoot42 | |
[pagina 28]
| |
Neerduytsch in plaats van LatijnHet is zeer goed denkbaar dat Van Sorgen deze functie vervulde vanuit zijn woonplaats Amsterdam. Uit alle stukken blijkt dat Van Sorgen veel reisde en dat hij ook geregeld tussen Delft en Amsterdam moet hebben gependeld gezien zijn goede connecties aldaar. Waar hij in die jaren zijn geld mee verdiende is niet duidelijk. Dat hij zijn vak als mathematicus serieus moet hebben genomen, maken wij op uit een ander gedicht van Jeremias de Decker. In ‘Schild Tegens den Schimpschicht uytgeschoten op de neerduytsche professie Der Wiskunst van den E. Clement van Sorgen’,Ga naar voetnoot43 verdedigt De Decker Van Sorgen tegen een aanval van ‘puristen’ die er niet van waren gediend dat Van Sorgen zijn mathematische lessen in het Nederduyts gaf in plaats van in het Latijn of Frans. Logisch is deze uitleg niet, want er werd al jaren op vele illustere scholen in het Nederduyts les gegeven. Eerder moet het gedicht dan gelezen worden als een verwijzing naar een in het Nederduyts uitgegeven boek met mathematische lessen van Van Sorgen waar de tegenstanders een probleem mee hadden. Noch het boek, noch de ‘schimpschriften’ hebben wij kunnen achterhalen. | |
Het album amicorum van Van SorgenOmdat Van Sorgen nog op hoge leeftijd is gaan studeren, en een album amicorum vooral onder studenten populair was, mogen wij aannemen dat hij toen pas begonnen is met zijn album. De gedichten die tot nu toe zijn overgeleverd dateren uit de periode dat hij doceerde aan de Illustre School. Uit het gedicht van Jeremias de Decker, gedateerd 29 november 1665, en het feit dat hij al twee andere gedichten aan Van Sorgen had opgedragen, kunnen wij opmaken dat De Decker en Van Sorgen een meer persoonlijke relatie moeten hebben gehad dan Focquenbroch en Van Sorgen. Certo numero, mensurâ, pondere Deus omnia disposuit.Ga naar voetnoot44
DIe grooten handel drijft, of veel ter handen slaet,
En in sijn rekenen niet vast of seker gaet,
Licht 's nachts van sorgen dik gemat tot aen den morgen:
Dies wenscht 'er iemand fix sijn Telkunst te verstaen
De lessen van Clement heeft hy slechs toe te gaen:
Van Sorgen legt den grond om hem t'ontslaen van sorgen.Ga naar voetnoot45
Kort samengevat komt het lofdicht van De Decker hier op neer: hij die moeilijkheden heeft met rekenen terwijl hij grote handel drijft, die kan het rekenen leren door naar de lessen van Van Sorgen te gaan: ‘Van Sorgen legt den grond om hem t'ontslaen van sorgen.’ Het gedicht van De Decker zegt, als we het zo mogen uitdrukken, meer over Van Sorgen dan dat van Focquenbroch. Spelend met de achternaam drukt Focquenbroch zijn erkentelijkheid uit een vriend van Van Sorgen te mogen zijn. Alleen in de eerste regel brengt hij nog iets anders ter sprake: ‘dees Sorggelijcken tijt’. De Tweede Engelse oorlog? Maar dan wel vlak na de glorieuze tocht van De Ruyter en De Witt naar Chatham. Een verwijzing naar het morele verval van Amsterdam? Zie zijn tirade tegen het geldzuchtig Amsterdam.
Gezien zijn vele relaties met belangrijke personen mogen we veronderstellen dat het album amicorum van Van Sorgen nog vele andere gedichten en mogelijk tekeningen heeft bevat. Van | |
[pagina 29]
| |
enige directe relatie met Focquenbroch of met de familie van Focquenbroch is niets gebleken, behalve dat hij vele jaren in dezelfde wijk woonde. De bijdrage van Focquenbroch aan dit album mag dan ook bestempeld worden als een gelegenheidsgedicht, een kennissen-dienst, zoals er door Focquenbroch meer zijn geschreven. | |
VervolgonderzoekAl met al blijkt Clement van Sorgen een opmerkelijke figuur te zijn, die als koopman in stoffen en zijde zijn carrière in Amsterdam in 1622 begon en overleed als professor in de mathesis in 1671. Hij biedt ons een inkijkje in de sociale structuren van de ‘middenklasse’ van de 17de eeuw. Het roept de vraag op wat er nog meer te ontdekken en te leren valt over die tijd, bijvoorbeeld via een interdisciplinaire benadering die een wijk minutieus in kaart brengt met alle bewoners, huizen en activiteiten. Het schuttersstuk van Van der Helst, met de 28 bij naam genoemde personen, vormt daarvoor een mooi uitgangspunt. Misschien komen wij dan ook iets meer te weten over het reilen en zeilen van de familie Focquenbroch. |
|