Fumus. Jaargang 13
(2015)– [tijdschrift] Fumus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| ||||||||||
Een stand van zaken: Johannes van den Bergh (1640-1690), leven en werk.
| ||||||||||
Het leven van Johannes en JohannaJohannes van den Bergh werd op 28 februari 1636 gedoopt in de Oude Kerk te Amsterdam onder de doopnaam Jan.Ga naar voetnoot1 Hij ondertrouwde op 27 november 1659 met de negentienjarige Johanna Wasteliers.Ga naar voetnoot2 Hij stierf in december 1690. Johannes was het tweede kind van metselaar Jan Jansz. (van den Bergh) en Trijntje Pieters. Jan en Trijntje waren op 29 april 1634 ondertrouwd.Ga naar voetnoot3 Jan leefde van ca. 1602 tot ca. 1659; zijn sterfdatum blijft (voorlopig nog) onbekend. Trijntje is omstreeks 1604 geboren. Zij kwam van buiten Amsterdam. Zij stierf in 1661 en werd op 8 september van dat jaar vanuit haar huis op het Singel bij de Spiegelstraat begraven op het kerkhof van de Nieuwezijdskapel.Ga naar voetnoot4 Het gezin telde acht kinderen: vijf meisjes en drie jongens. Maritje of Maria was de oudste (doop 3 december 1634 NK)Ga naar voetnoot5 en Pieter Jansz de jongste (doop 31 oktober 1652 in de Oude Kerk).Ga naar voetnoot6 Johanna Wasteliers werd op 19 juni 1641 als Jenne Wattelier gedoopt in de Oude Waalse Kerk te Amsterdam.Ga naar voetnoot7 Zij was de dochter van Louis Watteliers en Barbe Moene (= Barbara Moonen).Ga naar voetnoot8 Haar ouders waren welgesteld. De familie Watteliers woonde op de Nieuwe Zijds Achterburgwal. Louis Watteliers was eerder getrouwd geweest met Maria Harel van de Harels, de invloedrijke regenten van de Waalse Kerk. Barbara Moonen was een tante van de dichter Arnoldus Moonen (1644-1711). Hun familierelatie wordt bevestigd in het geboortedicht dat Moonen in 1667 schreef: ‘De zeventigste verjaerdagh myner moeje [= tante] Barbara Moonen, aen haere dochter, joffrou Joanna Wastelier’. Johanna's huwelijk met Johannes van den Bergh werd een drama. Zij stierf in oktober 1680. | ||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||
Johannes van den Bergh en Johanna Wasteliers namen rond de jaarwisseling 1659/1660 hun intrek in het pand dat hij bewoonde op de Warmoesgracht.Ga naar voetnoot9 Het pand werd aangeduid als ‘By 't Blaue-huys’. Daar dreef hij zijn boekhandel en drukkerij. Dat hij in 1660 al over een eigen drukpers beschikte - vrijwel zeker betaald door Johanna - blijkt uit de onderstaande advertentie in de Oprechte Haerlemse Courant.Ga naar voetnoot10 #6600525,1 t'Amsterdam, by Johannis vanden Bergh, Boeckverkooper op de Warmoes Gracht, by 't Blaeu-Huys, is ghedruckt en wordt uytgegeven, den Grooten, Algemeynen en Schrickelijcken Dagh des Oordeels: noodigh voor alle Christenen die haere Zielen een Salighe behoudenis wenschen: Sijnde een verklaeringhe over Matth: 12. Vers 26. ** Item, Tophet zijnde een beschrijvinghe van de Helle, ende de grouwelijcke, ysselijcke, en schrickelijcke Rampsalig-heden der verdoemde: machtig om d'alder versteenste en hartste Harten te vermorwen, en te verbrieselen: beyde in't Enghels beschreven, door den voortreffelijcken Godtsgeleerden Henri Grenewood, Meester in de vrije Konsten, Dienaer des Goddelijcken Woordts; om zijn treffelijckheydt, in't Engels tienmael ghedruckt, en vertaelt door Jacob van Oort. In 12. Op de Warmoesgracht gaf hij vijf werken uit. Een mooi begin. Tussen februari en juni verhuisde het echtpaar naar een A-locatie aan de Dam. Daar werd het fraaie pand betrokken dat de naam ‘In de Boeck-winckel’ voerde en gelegen was op de hoek Kalverstraat-Gasthuis-steeg (nu de Paleisstraat). Ongetwijfeld gerealiseerd met financiele steun van Johanna. In de periode juni-augustus 1661 werkte Van den Bergh nauw samen met Jan Neuye. Neuye schreef een treurspel in twee delen: De rampsalige min. Treurspel voor Kupido. Hij ging schuil achter de initialen M.S.D. en M.S.N. Van den Bergh drukte het werk onder het pseudoniem Jan Pietersz. Van Dam. In augustus 1661 schreef Neuye op verzoek van Van den Bergh het gedicht bij de zinneprent Tribunal injuriae & Amoris.Ga naar voetnoot11 In de periode 1661-1663 duidde Van den Bergh zijn boekhandel aan met de naam ‘In de Boeckwinckel’. Daarna en daarnaast gebruikte hij ook de zaaknaam ‘In altijt wat nieus’.Ga naar voetnoot12 Die namen waren een erfenis van de boekverkoper Joost Hartgers die het pand bewoonde van 1638-1653. In het impressum van 't Amsteldams minne-beeckje dat in 1649 bij Hartgers verscheen, gebruikte deze als zaaknaam ‘In de Boeck-winckel’ en als motto ‘Altijd wat nieuws’.Ga naar voetnoot13 Op de titelpagina van enkele werken uit 1661 en 1662 staat een prent die het interieur toont van een boekwinkel waarin een klant en een boekhandelaar te zien zijn.Ga naar voetnoot14 De laatste houdt in zijn rechterhand een vel papier of perkament waarop het motto ‘Altyt wat nieus’ te zien is, in zijn linkerhand lijkt hij een boekje of los katern te houden. De gravure zou best eens Van den Bergh in zijn eigen zaak kunnen voorstellen. | ||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||
Gravure op de titelpagina van L. van Zantens Spiegel der gedenckweerdighste wonderen (UBA OK 62-7609)
Kleerkooper en Van Stockum maken in hun Boekhandel te Amsterdam melding van een zakelijk conflict tussen Johannes van den Bergh en een zekere Cornelis van Houten over de levering van een partij op tin gedrukte almanakken en prenten.Ga naar voetnoot15 De kwestie speelde rond de jaarwisseling 1658/1659. De partijen compareerden voor de Amsterdamse notaris Cornelis de Grijp, die in vier akten gedateerd op 10, 11, 16 en 17 januari 1659 het conflict afhandelde. Kleerkooper en Van Stockum zijn er ten onrechte van uitgegaan dat onze Johannes van den Bergh de opponerende partij was en niet een naamgenoot van hem. In de akten worden geen adressen of zaaknamen genoemd. Wel wordt er in de akten van 11 en 16 januari gerept van een samenwerkingscontract tussen beide heren van 9 november 1658. Dat contract zou mogelijk tot identificatie van de partijen kunnen leiden. Ik trof het contract noch de naam Cornelis van Houten elders in de archieven van het SAA aan. Uit de akte van 11 januari 1659 | ||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||
kan wel de (voorlopige) conclusie worden getrokken dat de opponerende Johannes van den Bergh een naamgenoot is. Ik citeer: [...] waar op des voorsseide van den Berghs huijsvrouwe tot antwoordt ghaf ik sal het mijn man segghen. Ende heeft sij de voorsseide 18 almenakken, een parthij jaarbriefjes ende de rekeningh ofte factuur ontfangen.Ga naar voetnoot16 Deze situatie deed zich voor ten huize van Johannes van den Bergh wiens echtgenote in bovenstaand citaat aan het woord is. Echter, Johannes en Johanna waren toen nog niet getrouwd. Samenwonen voor het huwelijk was in die tijd niet gebruikelijk en je verloofde je man noemen in een zakelijke kwestie ten overstaan van een notaris lijkt me eveneens ongebruikelijk. Voldoende argumenten om te veronderstellen dat het hier om een naamgenoot van onze Johannes van den Bergh gaat. | ||||||||||
De fondsen van Johannes en JohannaRecentelijk nog zijn alle werken die Johannes van den Bergh en Johanna Wasteliers hebben uitgegeven door mijn handen gegaan, op één na: Jean Labadies Points fondamentaux de la vie vraiment Chré-tien-ne (1670), de uitgave die genoemd wordt in de advertentie in de ‘Oprechte Haerlemse Courant’ (OHC) van 29 juli 1670: #6700729,3 t'Amsterdam, by Iohannes vanden Bergh, Boeckverkooper bezuyden het Stadthuys, is gedruckt en werdt uytgegeven: Points fondamenteaux de la vie vraimant Christiene, necessaires premieremant a mediter & en suite a practiquer a toute fortes de Persones apelles de Dieu a suivre Iesus Christ notre Seigneur, a vivre selon l'Esprit & les lois de L'Euangelie, recueillis de l'Escriture & mis en ordre, par Iean de la Badie, Pasteur. In 8. [...]. Deze uitgave van Van den Bergh heb ik niet kunnen traceren, wel die van Jacob van Velsen, die onder andere voorkomt in de collectie van de universiteitsbibliotheek van Leiden (Thysia 62) en Rostock (Fm-3343).Ga naar voetnoot17 | ||||||||||
Het fonds van Johannes van den BerghDe verschillen tussen mijn lijst en die van de STCN en Jan HelwigGa naar voetnoot18 heb ik aangegeven met respecttievelijk een schuine streep en een asterisk. De grootste verschillen doen zich voor in 1661. De daarin met */ gemarkeerde zes werken hebben alle betrekking op het enorme schandaal dat zich in mei-augustus 1661 in Amsterdam heeft afgespeeld rond Gabriel de Lalande en Elisabeth Lestevenon. In mijn dissertatie De affaire De Lalande-Lestevenon (2010) heb ik betoogd en bewezen dat deze gemarkeerde werken door Van den Bergh zijn uitgegeven.Ga naar voetnoot19 Tegenbewijs werd nooit geleverd. De zes werken zijn anoniem of onder pseudoniem verschenen. Vijf ervan zijn van de hand van de dichter Jan Neuye (1640-1706). Van den Bergh kende hem uit zijn jeugd en was gecharmeerd van diens dichterlijke kwaliteiten. In 1662 en 1663 levert Jan Neuye bijdragen aan Cupidoos lusthof en Apolloos minne-sangen. In 1664 verschijnt zijn treurspel Eneas (lange versie) dat in 1667 wordt gevolgd door de korte versie, die al vanaf 1664 bij Van den Bergh op het schap lag te wachten | ||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||
om te worden uitgegeven. In 1669 verschijnt Neuyes De gewroke Lucretia, het laatste werk dat hij bij Van den Bergh heeft laten drukken en uitgeven. In 1663 liet Arnoldus Moonen zijn Kerszangh bij Johannes drukken en uitgeven. In 1670 week hij uit naar Herman Aeltsz.; waarschijnlijk was hij helemaal klaar met zijn aangetrouwde neef, die toen al aan de drank was en het leven van nicht Johanna tot een hel maakte. In 1676 was hij meteen weer present om als enige aanbieder zijn nicht Johanna Wasteliers bij de start van haar boekhandel te steunen (zie bijl. 2). Helwig beschouwt Van den Bergh als de belangrijkste uitgever van Focquenbrochs werk.Ga naar voetnoot20 Dat was hij onmiskenbaar, maar dat was hij ook van Neuyes werk. Er mag een persoonlijke band worden verondersteld tussen de beide auteurs en Van den Bergh. Ze kenden elkaar vanaf hun kindertijd. Dat verleden was voor Focquenbroch echter niet sterk genoeg om hem ertoe te bewegen zijn eerste vier werken uit de periode 1661-1665 bij van den Bergh onder te brengen. Pas na aanhoudend en sterk aandringen van Van den Bergh ging hij daar eind 1665 toe over. Vanaf dat moment tot juli/augustus 1668 bleef Focquenbroch hem trouw. Maar niet uit sympathie voor Johannes of geimponeerd door diens gedram. Zijn warme gevoelens voor en medelijden met Johanna Wasteliers gaven de doorslag. Uit de gedurfde verzen 35-44 in het ‘Verjaarveers aan mejuffrou N.N. juffrou J.W.’ dat hij haar stuurde op haar 24ste verjaardag blijkt hoe vertrouwd hij met haar was. Focquenbroch koos voor Johanna. De zakelijke relatie met Johannes bood hem de gelegenheid haar regelmatig thuis te ontmoeten en alleen met haar te zijn als Van den Bergh weer eens op pad was naar tuin of kroeg. |35| Ik wensch voorts, dat uw goe Mameere [= moeder]
U noch het ambacht eens mag leeren,
Van vrucht te teelen uit een land,
Dat licht genoegzaam word bepland,
Maar 't geen noch echter van zyn leven
|40| Geen zaad, noch spruiten heeft gegeven;
Op dat gy van haar weten meugt,
Hoe zy 't geklaart heeft in haar jeugt,
Toe zy de braafste vrouw der vrouwen,
Eerst op de weereld aan dee schouwen [...].Ga naar voetnoot21
Jan Neuye toonde zich meer solidair met Van den Bergh. Hij bracht in de periode 1661-1669 al zijn werken bij hem onder, op één uitzondering na. In 1666 verscheen zijn berijmde chorografie Beschrij-vingh van BatavienGa naar voetnoot22 bij Willem van Beaumont. Dat hij dit werk bij Van Beaumont heeft ondergebracht zou als reden kunnen hebben dat het beter paste in diens fonds waarin geschiedkundige werken voorkwamen zoals het Jaer-boek, der gedenk-waerdige geschiedenissenGa naar voetnoot23 en de Batavise Romeyn.Ga naar voetnoot24 Neuye had ook veel te danken aan Van den Bergh. Deze liet hem een literaire rol spelen in de affaire rond Gabriel de Lalande en Elisabeth Lestevenon en zorgde ervoor dat Neuye met zijn gedichten in 1662 en 1663 ruim vertegenwoordigd was in Cupidoos lusthof en in Apolloos minne-sangen. Toch kwam er na 1669 een einde aan hun samenwerking. Van den Berghs drankzucht en agressie jegens zijn vrouw werden mogelijk ook Neuye te veel. | ||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||
Begraafbriefje van Catharina Kruys. Het vignet is ondertekend met ‘Gedruckt by Johannes van den Bergh’. (SAA 928 Collectie begraafbriefjes, map K).
Het is onbekend hoeveel geld Van den Bergh voor het drukken en uitgeven van een werk ontving, welke marges hij maakte en of hij elk jaar wel minimaal break-even draaide. Doordat niet te weten is het onmogelijk te bepalen welke jaren financieel negatief en positief zijn uitgepakt. Met het drukken en uitgeven van begraafbriefjes kwam er zo nu en dan wat contant geld binnen, maar dat was marginaal. Om zijn drankzucht te bevredigen moet hij regelmatig een greep uit de kassa hebben gedaan. Als daaruit niets meer te halen viel, zette hij Johanna onder druk. Vanaf 1669-1670 ging het mis met Van den Bergh. Hij joeg het kunstgenootschap Nil volentibus arduum, waarvoor hij in eerste instantie tot tevredenheid werkte, tegen zich in het harnas toen hij enkele pamfletten uitgaf van labadistische signatuur en op de titelpagina van de Astrate (1670) van Dirk Buysero hetzelfde Nil-vignet gebruikte als op de titelpagina van de eerder bij hem verschenen De gelyke tweelingen. Buysero was geen lid van Nil volentibus arduum, terwijl het gebruik van het Nil-vignet, dat als kwaliteitsmerk van Nil dienst deed, dat wel suggereerde.Ga naar voetnoot25 Zijn druk- en uitgeverswerk kwam stil te liggen. De literaire markt wilde hem niet meer. Hij was een onbetrouwbare factor geworden door alcoholverslaving en schulden. Op maandag 20 april 1671 trad Van den Bergh voor de laatste maal als boekverkoper op toen hij ‘In de Boeck-winckel’ een boekenveiling hield van ‘een partye uytsteeckende nieuwe gebonden en ongebonden boecken, in verscheyde faculteyten [=disciplines] en talen, doch meest Nederduytsche boecken, alles wel geconditioneert.’Ga naar voetnoot26 | ||||||||||
Het fonds van Johanna WasteliersJohanna nam na haar scheiding in 1676 haar intrek in het winkelpand met het uithangbord ‘In de Kerck-Postil’ in de Kalverstraat bij de Sint Luciënsteeg en begon daar haar boekhandel.Ga naar voetnoot27 Haar fonds telt 16 titels die zij binnen vijf jaar wist uit te geven. Veertien titels daaruit zijn van kerkelijk-religieuze aard. Haar neef Arnoldus Moonen reikte haar als eerste de hand. Sterk vertegenwoordigd zijn Jacobus Koelman (4x) en Franciscus Rous (3x). Jean de Labadie is eveneens met 2 werken aanwezig. Blijkbaar had Johanna er geen problemen mee het werk | ||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||
van deze separatist en protestantse fundamentalistGa naar voetnoot28 uit te geven, terwijl dominee Koelman, met zijn vier werken toch haar beste klant, een fel tegenstander van Labadie was. | ||||||||||
De neergang van Johannes en de lijdensweg van JohannaJohanna's liefde voor Johannes moet oprecht zijn geweest, zij trouwde immers financieel en sociaal ver beneden haar stand. Of Johannes haar berekenend heeft ingepalmd of werkelijk van haar heeft gehouden, blijft ongewis. Vaststaat dat hij van haar heeft geprofiteerd en haar jarenlang geestelijk en lichamelijk heeft gemolesteerd. Dankzij haar kon hij over een drukpers beschikken, op een dure A-locatie aan de Dam zijn boekhandel drijven en.... zich jarenlang dagelijks bezatten. Focquenbroch getuigt, ofschoon nogal terughoudend, over de botsingen tussen de echtelieden in zijn ‘Verjaarveers’:Ga naar voetnoot29 |25| Voor eerst, zo wensch ik, dat de min
Steets huisvest in u huisgezin;
En dat het knorren, met het kyven,
Voor eeuwig daar mag buiten blyven:
Zijn wens kwam niet uit. Het dagelijks leven in huize Van den Bergh werd een hel voor Johanna. Op 27 juni 1674 verschijnen Johannes en Johanna voor notaris Abraham van den Ende te Amsterdam. Zij wilde een einde maken aan het kwaadaardige en liederlijke gedrag van Johannes waarmee hij haar al jaren geestelijk en lichamelijk kwelde. Jarenlang kwam hij immers dagelijks bij nacht en ontij ladderzat thuis. Dan tierde en raasde hij tegen haar, molesteerde haar en bedreigde haar regelmatig met de dood. Zijn overmatig drankgebruik zorgde voor grote schulden. Johanna wil hem niet kwijt, zij wil via de notaris bereiken dat hij zijn leven gaat beteren. Zij is niet haatdragend, wil met een schone lei beginnen. Beiden beloven alles te vergeten en te vergeven. Johannes belooft Johanna haar weer te respecteren en in harmonie en deugdzaamheid met haar te leven, zich als een fatsoenlijk man te gedragen en te trachten werk te vinden om in hun onderhoud te kunnen voorzien. Ze komen overeen dat alle gelden en goederen die Johanna van haar in 1671 overleden moeder Barbara Moonen heeft geërfd, uitsluitend door haar zullen worden beheerd en aangewend.Ga naar voetnoot30 Maar Johannes volhardt in zijn beestachtig gedrag. Johanna kan het geestelijk en lichamelijk niet meer aan; ook slaat de armoede toe. Op haar verzoek verklaart op 28 januari 1676 een twaalftal volwassen getuigen, onder ede, in drie opeenvolgende sessies ten overstaan van notaris Adriaen Lock te Amsterdam, hoe Johannes van den Bergh zich jarenlang zeer ernstig heeft misdragen. Ze verklaren: [...] dat de voornoemde Joannes vanden Berch eenige jaeren herwaerts hem tot een quaet ongeregelt en goddeloos leven begeven heeft, loopende dagelijcs in herbergen drincken en klincken, comende bij avont en ontijden thuijs, makende alsdan vele moeyten woorden en questien tegens de requestrante sijne huijsvrouw, dreijgende haer te slaen en het leven te benemen [...], dat oock deselve Joannes vanden Berch hem soodanich gecomporteert [= gedragen] heeft dat hij al sijn neeringe en welvaert verlooren heeft, en in veele schulden is vervallen [...].Ga naar voetnoot31 Uit de getuigenis van Femmetge Barents, dienstmeisje van de heer Abraham van Swieten, blijkt dat Johannes en Johanna uit armoede in 1674 hebben gewoond in het achterhuis van het huis van de heer Van Swieten op de hoek Keizersgracht-Berenstraat. Dat Johannes zich daar zodanig misdroeg dat Johanna uit angst regelmatig de heer Van Swieten te hulp riep. Dat de herbergiers Johanna dagelijks kwamen manen Johannes' schulden te voldoen. Dat de heer | ||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||
Van Swieten, alleen om van de dagelijkse overlast verlost te zijn, het echtpaar had verzocht zijn huis te verlaten met de conditie dat hij hun dan de achterstallige huurcenten zou kwijtschelden.Ga naar voetnoot32 In de laatste sessie van 28 januari 1676 verklaren Geertruijd Maijers en Barentje Cremerts dat zij sedert het overlijden van Barbara Moonen in februari 1671 als dienstmeisjes bij Johanna hebben gewoond en gediend en daar hebben meegemaakt hoe Johannes van den Bergh dagelijks zijn huis en winkel - het echtpaar woonde toen nog aan de Dam - verliet, zich in diverse herbergen bezatte, bij nacht en ontij stomdronken thuiskwam en dan tegen Johanna begon te tieren en te razen, waarbij hij haar zeer kwalijk en onchristelijk bejegende. Verder verklaarde Geertruijd Maijers dat in april 1674 de crediteuren Johannes dringend hebben gemaand zijn schulden te betalen, daar zij anders beslag zouden leggen op zijn bezittingen. Toen Johannes daarop dreigde Johanna te vermoorden als zij hem geen geld gaf om de crediteuren te betalen, ontvluchtte zij doodsbang haar huis en nam haar intrek bij een van haar vrienden.Ga naar voetnoot33 Op 1 februari 1676 verklaren de drie ongehuwde gezusters De Kruijf dat Johannes en Johanna in mei 1675 in het achterhuis van hun huis in de Hartenstraat zijn komen wonen. Dat Johannes het achterhuis slecht onderhield, elke dag op sjouw was, bij nacht en ontij thuiskwam en met zijn geraas en getier tegen Johanna veel overlast veroorzaakte. Dat Johanna op zekere morgen Magdalena de Kruijf had uitgenodigd om haar haar gescheurde kleren te tonen en de ravage die Johannes de nacht ervoor met zijn zatte kop had aangericht.Ga naar voetnoot34 Op 13 maart 1676 verklaren Johannes en Johanna voor notaris Theodorus Rohart, dat ze zijn overeengekomen voorlopig te scheiden van tafel, bed, woning en goederen. Dat in de toekomst de een geen schulden mag maken ten laste van de ander. Dat Johanna alle goederen, effecten en aandelen die ze gezamenlijk hebben en de middelen die zij dankzij de erfenis van haar moeder Barbara Moonen heeft verkregen, mag behouden zonder dat Johannes daar in de toekomst aanspraak op kan maken. Dat Johanna alle schulden tot het notarieel bepaalde bedrag van fl. 7097,- zal dragen en betalen. Dat alle overige niet gespecificeerde schulden en de schulden die Johanna onbekend zijn, ten laste van Johannes komen.Ga naar voetnoot35 Op 7 oktober 1680 compareerde Johanna Wasteliers voor notaris Adriaen Lock om haar finale testament op te laten maken. Zij wordt daarin aangeduid als ‘gesepareerde huijsvrouw van Joannes van den Berch’. Zij was ziek maar helder van geest en tot spreken in staat. Alle voorgaande testamentaire akten ter zake worden ongeldig verklaard. Zij vermaakt haar bezittingen aan haar broer en zus en hun kinderen. Voor Johannes van den Bergh reserveert zij een bedrag van fl. 150,- De executeurs moeten daar een kleed en mantel voor Johannes van kopen en wat hij verder nog nodig heeft om netjes gekleed te gaan op haar begrafenis, waarvoor hij zal worden uitgenodigd. Hij wordt verplicht om als eerste achter haar lijk te volgen.Ga naar voetnoot36 Of Johannes aan haar wens heeft voldaan, is onbekend. Johanna overleed kinderloos; zij werd op 30 oktober 1680 begraven in de Westerkerk.Ga naar voetnoot37 Het lijkt een vreemde actie van Johanna om Johannes als eerste van de stoet achter zich aan te krijgen om haar naar het kerkhof te begeleiden. Ik ben ervan overtuigd dat zij te oprecht en gelovig was om hem een streek te leveren. Zij wilde mogelijk het decorum bewaren en zich verzekeren van zijn aanwezigheid op haar begrafenis, of ze wilde hem - ondanks alles - toch graag vlak bij zich op haar laatste tocht. Of wilde zij hem nog eenmaal in het gareel dwingen? | ||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||
Ondanks de onhoudbare toestand thuis bleven Johannes en Johanna tot 13 maart 1676 samenwonen, niet in hun pand aan de Dam, dat ze al vóór 1674 hadden verlaten, maar in verschillende achterafruimtes. Johannes werd, waarschijnlijk na nog jarenlange omzwervingen, door zijn oudste zus Maria liefdevol opgenomen in het ouderlijk huis op het Singel bij de Oude Spiegelstraat. Daar stierf hij en van daaruit werd hij op 28 december 1690 begraven op het Heiligeweg Leidse Kerkhof, dat sinds 1664 in gebruik was.Ga naar voetnoot38 Wat ertoe heeft geleid dat Johannes van den Bergh zo is ontspoord, blijft ongewis. Voelde hij zich minderwaardig tegenover de bemiddelde en beschaafde Johanna van wie hij financieel volledig afhankelijk was? Was hij gefrustreerd door het uitblijven van een zwangerschap en de niet aflatende toespelingen op zijn impotentie? Of was hij gewoon een zwakke broeder zonder ruggengraat, die verslaafd raakte aan de alcohol? We zullen zijn gevoelens en de werkelijke oorzaak van zijn neergang nooit leren kennen.Ga naar voetnoot39 De Dam. Detail burgerwijkkaart wijk XXIII. Datering 1775 (UBL P 59 5410-11).
Legenda: 1. Gravenstraat. 2. De Boeyen, de gevangenis aan de noordzijde van het stadhuis. 3. De Gasthuissteeg. 4. Hoek Gasthuissteeg-Kalverstraat, de plek waar Johannes van den Begh zijn drukkerij/boekhandel had met de naam ‘In de Boeckwinckel’ | ||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||
Bijlage 1 Het fonds van Johannes van den Bergh (1660-1679)* niet bij HelwigGa naar voetnoot40 / niet in de STCN (situatie 21 oktober 2015) of door STCN niet gerelateerd aan Van den Bergh | ||||||||||
1660
| ||||||||||
1661
| ||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||
| ||||||||||
1662
| ||||||||||
1663
| ||||||||||
1664
| ||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||
| ||||||||||
1665
| ||||||||||
1666
| ||||||||||
1667
| ||||||||||
1668
| ||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||
| ||||||||||
1669
| ||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||
| ||||||||||
1670
| ||||||||||
1679
| ||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||
Bijlage 2 Het fonds van Johanna Wasteliers (1676-1680)
| ||||||||||
1676
| ||||||||||
1677
| ||||||||||
1678
| ||||||||||
1679
| ||||||||||
1680
| ||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||
| ||||||||||
Bronnen en LiteratuurArchivalia Stadsarchief van Amsterdam5004 Archief van de weeskamers; begraafregisters. 5020 Archief van burgemeesters; privilegeboeken en keurboeken. □Inv.nr. 17 Theodorus Rohart akte van 13/16 maart 1676, fol. 150v. 5075 Archief van de notarissen ter standplaats Amsterdam. □Inv.nr. 2575 Cornelis de Grijp akte van 10 januari 1659, 19-21. □Inv.nr. 2575 Cornelis de Grijp akte van 11 januari 1659, 23-25. □Inv.nr. 2575 Cornelis de Grijp akte van 16 januari 1659, 35-37. □Inv.nr. 2575 Cornelis de Grijp akte van 17 januari 1659, 39-41. □Inv.nr. 2238 Adriaen Lock akte van 15 januari 1672, 132-134. □Inv.nr. 2238 Adriaen Lock akte van 11 maart 1672, 524-525. □Inv.nr. 3669 Abraham van den Ende akte d.d. 27 juni 1674, 248r/v. □Inv.nr. 2249 Adriaen Lock akte van 28 januari 1676, 219-220. □Inv.nr. 2249 Adriaen Lock akte van 28 januari 1676, 221-222. □Inv.nr. 2249 Adriaen Lock akte van 28 januari 1676, 223-224. □Inv.nr. 2249 Adriaen Lock akte van 1 februari 1676, 250-251. □Inv.nr. 2249 Adriaen Lock akte van 24 maart 1676, 697. □Inv.nr. 2185 Adriaen Lock akte van 7 oktober 1680, 153-156. | ||||||||||
Literatuur
| ||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||
| ||||||||||
Internetbronnen
|
|