Fumus. Jaargang 8
(2010)– [tijdschrift] Fumus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Ingebeelde dingen: Ludolph Gockinga, navolger van Focquenbroch
| |
[pagina 11]
| |
Voorts leren we uit zijn werk enkele goede dichtvrienden kennen. Het zijn de arts Ludolph Smits (een bekende in de Focquenbroch- literatuur, omdat Smits dik bevriend was met Johannes Ulaeus),Ga naar voetnoot5 en de schilder-dichter Ian Sterrenberg. Van deze laatste lijkt geen zelfstandig literair werk ooit te zijn gepubliceerd. De literatuurgeschiedenis kent hem niet. Alleen Weyerman noemt hem als Gronings dichter-schilder. Weyerman heeft niet veel met deze praatvaar op, die zich zo stevig inwurmde aan het Oranjehof. Hij noemt geen geboorte- of sterfjaar. Hij heeft daarentegen veel meer waardering voor diens Groningse kunstbroeder Jakob de Wolf die in 1685 zelfmoord pleegde door zich achterwaarts in een bajonet te storten. Met De Wolf, schreef Campo, had weer Ludolph Smits (die tot 1684 te Groningen woonde) goed contact: hij bezocht De Wolf vaak en schreef gedichten op schilderijen van hem. Het gedicht op een van die schilderijen heeft Weyerman bij zijn levensbericht opgenomen.Ga naar voetnoot6 Over Sterenburg, alias Starrenberg, schreef Weyerman onder meer: ‘Die Jan Starrenberg had een weergalooze welbespraakte tong, en geen mindere vrypostigheyt, waar door hy zich ongevoeliglyk wist te vlyen in de gonst van zyn Vorstelyke Doorluchtigheyt, en van de meeste Hovelingen. De uur en stond dat die welbespraakte tong verdorde zyn ons onbekent’.Ga naar voetnoot7 L. Gockinga: Zegezang An den Grootmachtigsten Koning William III. Groningen, 1699. Exemplaar UB Leiden.
Gockinga, Smits, Sterrenberg, De Wolf: allemaal Groningers. Het kan toeval zijn, maar het lijkt erop dat Focquenbrochs werk in het laatste kwart van de zeventiende eeuw onder Groningse dichters niet alleen bekend, maar ook tamelijk geliefd was. |
|