Fumus. Jaargang 6
(2008)– [tijdschrift] Fumus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||
Labadie, Van Vrijberghe en Van Sypesteyn
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||
aanbreken van een duizendjarig vrederijk op aarde uit te dragen in huisbijeenkomsten. Omgang met niet-wedergeborenen bijvoorbeeld, moest zoveel mogelijk worden gemeden. Eén van de drijvende krachten achter Labadies beroeping naar Middelburg in 1666 was de in Zeeland buitengewoon invloedrijke Willem Lievensz. van Vrijberghe (1624-1679) geweest. Deze was heer van Nieuwland, tevens gedeputeerde ter Staten van Zeeland en gecommitteerde van de Admiraliteit in de periode 1656-1675. Van Vrijberghe was helemaal ‘in’ Labadie. Hij vertrouwde zelfs de zorgen voor de opvoeding van zijn eniggeboren zoon aan hem toe en aan diens kring, waarop de predikant prompt zijn boek La puissance eclesiastique bornée à l'ecriture & par elle aan zijn Zeeuwse mecenas opdroeg. Deze dedicatie dateert van 10 april 1668.Ga naar voetnoot3 De innige betrekkingen tussen Van Vrijberghe en Labadie zijn vermoedelijk noch aan Focquenbroch, noch aan diens uitgever Johannes van den Bergh ontgaan, gezien Willem Lievensz. de twee jaar oudere broer was van de Zeeuwse kolonel Theodorus van Vrijberghe (1626-1679).Ga naar voetnoot4 Deze laatste was toen garnizoenscommandant van Sluis en de man met wie Focquenbrochs grote liefde Maria van Sypesteyn op 1 maart 1668 in het huwelijk was getreden. Opmerkelijk in dit verband is ook dat de broers Van VrijbergheGa naar voetnoot5 in 1668 om persoonlijke redenen evenveel sympathie koesterden voor Willem III als een hekel hadden aan Johan de Witt,Ga naar voetnoot6 terwijl Maria van Sypesteyn toch het nichtje was van de beroemde raadpensionaris. De enige verklaring die ik voor deze schijnbare tegenspraak weet te geven, is dat Maria van Sypesteyn vermoedelijk in die jaren ook onder de invloed was gekomen van Labadie. Deze bevindelijke Waalse predikant - door Campo Weyerman wel eens ‘den Tettentaster Labadie’ genoemd - had namelijk de reputatie een verleider te zijn van devote dames.Ga naar voetnoot7 Zo stonden bijvoorbeeld ook Anna Maria van Schurman, Louise Huygens en de drie dochters van Cornelis van Aerssen, heer van Sommelsdijck (1600-1662) onder diens invloed.Ga naar voetnoot8 De drie dochters waren Anna, Lucia en Maria, tevens zusters van de puissant rijke Cornelis (1637-1688), die in 1683 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||
gouverneur van Suriname zou worden. Constantijn Huygens die het gerucht had opgevangen dat Lucia van Aerssen in het huwelijk was getreden met Labadie, schreef in december 1672 hierover om nadere informatie aan Lady Swann (Utricia Ogle), die met Sir William, haar echtgenoot, toen in Hamburg woonde. Huygens heeft het onder meer over Lucia als ‘the handsomest of the young ladies of Sommelsdijck’. Wat hem in dit verband interesseerde, was vooral nog een ander gerucht, namelijk dat ‘many such marriages are a continuing amongst that holy society upon prealable proofs, whether parties are, or are not, fruitfull and fit for generation’.Ga naar voetnoot9 Titelpagina van een tot nu toe onbekende Van den Berghuitgave uit 1669. Dit is tevens waarschijnlijk zijn oudste labadistische publicatie. Ze gaat over de wederwaardigheden van Labadie te Veere: Exemplaar UB Leiden, signatuur: BIBWAL B 581.
Nadat Labadie eind 1668 eerst was geschorst door de classis Walcheren en vervolgens een preekverbod kreeg, luidde dit zijn afscheid in van de Waalse gemeente aldaar. In 1669 treffen we hem gedurende een korte periode van zes weken aan in Veere. Daar bleek duidelijk dat hij inmiddels een sekteleider was geworden. Labadie vertrok met zijn medestanders naar Amsterdam. Begin augustus 1669 nam hij zijn intrek met drie van zijn voornaamste leerlingen bij koopman Isaac Bernaerts op de Herengracht.Ga naar voetnoot10 Mogelijk heeft hij pas in de Amsterdamse periode contact gehad met uitgever Van den Bergh (of met diens vrouw Johanna Wasteliers). Dit zou ook de datum van Van den Berghs eerste advertentie (10 september 1669) verklaren in de Oprechte Haerlemsche Courant aangaande de Klare ende krachtige wederlegginge. De labadisten waren namelijk door de Staten van Zeeland gedwongen om Veere te verlaten, terwijl de regering van die stad hen wilde behouden. Pas in of na augustus 1669 zal hun apologetische pamflet over de Veerse periode bij Van den Bergh zijn verschenen onder de titel Actes publics tant politiques qu'ecclesiastiques.Ga naar voetnoot11 De grensplaats Sluis in Staats-Vlaanderen was sinds maart 1668 de woonplaats van het echtpaar Theodorus van Vrijberghe en Maria van Sypesteyn. Het was ook sinds 1662 de standplaats van de predikant Jacobus Koelman (1632-1695) die aanvankelijk veel sympathie had voor het optreden van Labadie in Middelburg, maar hij was een van de eersten die inzag dat Labadie een scheurmaker of separatist was.Ga naar voetnoot12 Op de hem kenmerkende wijze zou Koelman zich grondig tegen deze valse profeet keren. In 1683 nam hij uitgebreid stelling door de publicatie van veertig dwalingen van de labadisten, dat aantal was het jaar daarop al aangegroeid tot 144.Ga naar voetnoot13 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||
Evenals Labadie binnen zijn Waalse gemeente was Koelman binnen de publieke kerk een bijzonder succesvol voorvechter van de Nadere Reformatie.Ga naar voetnoot14 Te Sluis keerde hij zich tegen het schenden van de zondagsrust door winkeliers en kooplieden, tegen vloeken en zweren, drankmisbruik, zondige spelen als kaarten, dobbelen en loterijen, tegen aanstootgevende liedjes, tegen de Brugse kermis waar men vanuit Sluis graag heentrok, tegen het orgelspel in de kerk, tegen schuttersfeesten en lommerdhouders, kortom van Koelman mocht er niet veel meer, terwijl al die zaken van overlang gebruikelijk waren. Toen hij een dranklustige burgemeester ernstig berispte, de voorgeschreven gebeden (anders gezegd de Kerkformulieren) niet meer wilde uitspreken en zich keerde tegen (volgens hem paapse) feestdagen als tweede paasdag, tweede pinksterdag en tweede kerstdag was de maat vol voor de stedelijke overheid. Ze rustte niet tot Koelman in 1674 door de Staten-Generaal uit zijn bediening werd ontzet en door de Staten van Zeeland uit hun gebied verbannen. Op 17 juni 1675 werd Koelman uiteindelijk door de sterke arm der wet via de Waterpoort Sluis uitgezet.Ga naar voetnoot15 Koelman moet voor sommigen te Sluis een vrij lastige figuur zijn geweest. Volgens de notulen van de kerkenraad van Sluis van 8 februari 1665 hoorde Koelman in de classis Walcheren een brief voorlezen van de stadsregering van Sluis, die mee ondertekend was door ‘den heer Commandeur van het garnizoen’ (lees: Theodorus van Vrijberghe) met het verzoek om een ‘gesepareerde Waalse gemeente’ op te richten. Kennelijk bestond er al een Waalse gemeente, maar de indieners hadden om onnaspeurlijke redenen blijkbaar behoefte aan een tweede Waalse gemeente. Er werd namelijk ook nog een verzoekschrift van die strekking door de gedeputeerden van de Waalse synode aan de Staten-Generaal gericht.Ga naar voetnoot16 Volgens de notulen van de kerkenraad van Sluis van 12 februari 1665 is er sprake van een partij die te Sluis de publieke kerk (lees: Koelman?) trachtte ‘te onderdrukken en te verscheuren’. Helaas gaat Krull, aan wie ik die gegevens heb ontleend, hier niet nader op in.Ga naar voetnoot17 Wel wordt duidelijk dat Theodorus van Vrijberge in 1665 vermoedelijk lidmaat was van de Waalse gemeente van Sluis. Was hij soms even ontevreden over de praktijken in die kerk als zijn broer Willem dit was in 1666, toen hij Labadie zo graag naar Middelburg zag komen? Daar is dus nog nader onderzoek nodig in die richting. Maar het bevestigt ons vermoeden dat, toen Maria van Sypesteyn in het voorjaar van 1668 naar Sluis ging, ze zeer vroom moet zijn geweest en dat ze vervolgens ook Koelman goed moet hebben leren kennen. Ze wordt namelijk vermeld als lidmaat die aan het 255ste ‘Avondmael’ in de publieke kerk van Sluis heeft deelgemomen, dat werd gehouden op 7 oktober 1668.Ga naar voetnoot18 Ervoor en daarna wordt ze niet vermeld. Misschien is ze naderhand terechtgekomen in het milieu van de plaatselijke Waalse gemeente? Aannemelijk is evenwel dat zowel Maria van Sypesteyn zelf als haar echtgenoot eind jaren zestig voorstanders waren van de Nadere Reformatie. Al met al is er dus voorlopig weinig met zekerheid te melden over de geestesgesteldheid van Maria van Sypesteyn in die jaren, maar toch meer dan ik had gedacht. Het vermoeden lijkt gewettigd dat ze na de komst van Labadie naar de Republiek in 1666 deze persoon en diens Nadere Reformatie een warmer hart was gaan toedragen dan meester Fock en diens Gloria mundi. Ik kan me namelijk niet goed voorstellen dat Maria van Sypesteyn in dezen niet is meegegaan met de denkwereld van haar schoonfamilie. Het lijkt me althans zaak dit voortaan in het achterhoofd te houden bij verder onderzoek. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|