Fumus. Jaargang 4
(2006)– [tijdschrift] Fumus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |||||||||||||
Liefde maakt jaloers
| |||||||||||||
Wat vermelden de handboeken over De verwarde jalousy?Gerard Knuvelder staat niet lang stil bij de blijspelen van Focquenbroch.Ga naar voetnoot6 In één bijzin raffelt hij het succes van Focquenbrochs (toneel)werken af, die zeer in de smaak vielen bij ‘het toenmalige publiek, dat klaarblijkelijk ook zijn andere navolgingen (naar Molière, Lucianus en Ovidius) waardeerde’. Met die navolging van Molière moet hij wel De verwarde jalousy bedoelen. Aan het spel zelf en aan Sganarelle besteedt hij geen enkel woord! Gerrit Kalff beperkte zich in zijn handboek tot één opmerking over Focquenbrochs toneel-werk, namelijk dat hij daarmee zijn schrijverscarrière was begonnen. Waarschijnlijk ergerde hij zich zo aan de zinnelijkheid van Meester Fock dat hij diens literaire producten hartgrondig afwees en hem plastisch beschreef als een auteur die ‘zich behagelijk wentelt in zinnelijkheid en vuilheid als het zwijn in de modder’.Ga naar voetnoot7 | |||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||
Willem Jonckbloet wilde al helemaal ‘niet veel woorden verspillen over den burlesken poëet’ W.G. van Focquenbroch, toch vermeldde hij een paar blijspelen zoals De Verwarde Jalouzy (sic) en De Min in 't Lazarushuis (sic).Ga naar voetnoot8 Bovendien voegde hij hieraan toe dat het laatste een bewerking was van Lope de Vega's Los Locos de Valencia en - het kan niet op - verwees hij ook nog in een voetnoot naar zijn bron: een artikel van Worp uit 1884. De ‘vieze aardigheden’ uit de klucht van de Duitse kwakzalver waren volgens Jonckbloet zeker niet geestig en het stuk had gerust onvoltooid op de plank mogen blijven liggen. Het is duidelijk dat de criticus hier op de Klucht van Hans Keyenvresser doelde. Je kunt wanhopig worden over de geringe informatie die de handboeken over Focquenbrochs toneelwerken verstrekken. Is er dan niemand onder de hooggeleerde samenstellers van literatuurgeschiedenissen die een goed woord of een aantal alinea's over heeft voor de toneelschrijver Focquenbroch? Ja hoor, Jan te Winkel weet ons aangenaam te verrassen met zijn mededelingen over de kluchten en blijspelen van de Amsterdamse medicus-dramaturg.Ga naar voetnoot9 Laten we even Te Winkel citeren: ‘Als tooneeldichter was hij, behalve met een paar onbeduidende kluchten en eene verdienstelijke berijming van Lucianus' Tymon, tooneelsche-wys uytgebeelt met zestien uytkomsten, reeds in 1663 opgetreden met een blijspel ‘De verwarde Jalousy’, dat eene getrouwe vertaling is van ‘Le cocu imaginaire’ (van 1660), het eerste blijspel van Molière, dat op ons tooneel te zien is geweest. Eerst sedert 1670 begonnen er bij ons meer stukken van Molière vertaald te worden.’ Een getrouwe vertaling? Daar komen we op terug! | |||||||||||||
Van Helten en Feller over De verwarde jalousyW.L. van Helten komt de eer toe als eerste dit spel van Focquenbroch te hebben uitgegeven met verklarende noten.Ga naar voetnoot10 Zoals blijkt uit de titelpagina - bij Van Helten p.61 - gebruikte hij daarvoor de editie gedrukt T'Amsteldam, by de Wed. van Gysbert de Groot, op den Nieuwendyk, in de groote Bybel, 1696, Met Privilegie. Jan Helwig geeft in zijn Bibliografie Focquenbroch een editie onder het BF-nummer 30, die hierop lijkt.Ga naar voetnoot11 Maar er zijn nogal wat verschillen. Bij BF-nummer 30 staat de plaatsnaam Amsterdam en ontbreekt een jaartal (z.j.) en is de Wed. van Gysbert de Groot, boekverkoopster op de Nieuwen-dijk tusschen de twee Haarlemmer Sluizen. Dat lijken details, het grootste verschil is dat bij Van Helten de naam van de auteur op de titelpagina prijkt: W.V. Focquenbrochs Verwarde Jalouzy. Quasi facsimile titelpagina in Van Helten
In 1871 gaf Van Helten het blijspel van Focquenbroch samen met twee toneelstukken van Pieter Bernagie uit onder de titel Drie kluchtspelen der 17e eeuw. In zijn inleiding schetst hij kort het leven van beide geneesheren en dichters. Over De verwarde jalouzy (sic) merkt hij op dat het geen zeden- of karakterschildering is maar een van de vele | |||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||
‘zoogenaamde verwarrings-comediën’, die eeuwenlang geschreven zijn met bijna geen ander doel dan om de lezers en kijkers te doen lachen. In dit toneelstuk waardeert hij Focquenbrochs poëtische gaven, die blijken uit zijn ‘met losheid gepaarde vrij zuivere versificatie’.Ga naar voetnoot12 Over een Frans voorbeeld rept hij met geen woord. Zou hij Sganarelle ou le cocu imaginaire niet gekend hebben? Blijkbaar niet, anders zouden hem de overeenkomsten wel zijn opgevallen. In 1877 wist Justus van Maurik Junior, die Van Heltens uitgave gelezen had, als eerste(?) te melden dat Focquenbroch de tekst van Molière vertaald had en dat die vertaling ‘de grenzen van het middelmatige’ niet overschreed. Hij constateerde dat De verwarde jaloezij (sic) niets anders is dan ‘eene bijna letterlijke vertaling’ van Le cocu imaginaire.Ga naar voetnoot13 Bijna een eeuw later verscheen een door J.C. Feller geannoteerde uitgave van De verwarde jalousy - waarvoor we hem dankbaar moeten zijn - en die beleefde in 1978 een herdruk. Helaas zijn de fouten uit de eerste druk bij de herdruk niet gecorrigeerd. Maar daarover straks meer. Nu gaan we eerst in Fellers inleiding op zoek naar infomatie over de relatie tussen De verwarde jalousy en Molières Sganarelle. Volgens Feller is De verwarde jalousy een typisch voorbeeld van wat Worp ‘den letterkundigen diefstal onzer voorvaderen’ noemde. Het blijkt namelijk ‘een bewerking te zijn van Molières Sganarelle, ou le cocu imaginaire, terwijl Focquenbroch nergens zijn voorbeeld noemt’.Ga naar voetnoot14 Terecht merkt Feller op dat het in de zeventiende eeuw vrij normaal was om bij een bewerking niet eens te vermelden waar de stof gevonden was. Hij heeft groot gelijk als hij constateert dat Focquenbrochs bewerking het nauwe contact bewijst tussen Nederland en Frankrijk. Zoals ik al eerder opmerkte, vond de eerste opvoering van Molières spel plaats in 1660 en rolde drie jaar later al De verwarde jalousy van de drukpers. Met Fellers constatering dat Focquenbroch een van de eerste Nederlanders was die het toneel van deze Fransman bekendheid gaven, heb ik nogal wat moeite. Hoe kan Mr. Fock aan het werk van Molière bekendheid geven zonder de naam van die Fransman te vermelden? | |||||||||||||
Is De verwarde jalousy een bewerking (Feller) of een getrouwe vertaling (Te Winkel)?Om een antwoord te kunnen geven op die vraag moet ik de komedie van Molière naast het Nederlandse blijspel leggen. Dus terug naar de bronnen! Het eerste wat de lezer opvalt, is de titel en die heeft Focquenbroch beslist niet vertaald. Bij de Fransman staat Sganarelle, de ingebeelde hoorndrager en held op sokken, centraal, maar voor de Nederlander draait alles om de verwarring en jaloezie. Zou de volgende pagina onze eerste indruk dat het geen vertaling is, kunnen bevestigen? Wat blijkt? De Acteurs heten bij Focquenbroch Vertoonders. Correct vertaald. En ook in de volgorde van de spelers lijkt de Nederlander de Fransman te volgen.Ga naar voetnoot15 Zetten we de spelers even keurig naast elkaar, dan springen de verschillen echter meteen in het oog.
| |||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||
Het is duidelijk: Focquenbroch heeft geen enkele Franse naam gehandhaafd. Het lijkt mij trouwens een hele toer om Sganarelle en Gorgibus te vertalen. Zijn dat wel echt Franse namen? Ook de volgorde wijkt af. Lélie moet zijn derde plaats afstaan aan de dienstmeid Katrijn. Die laatste heeft van Focquenbroch een voornaam gekregen evenals de echtgenote van de ingebeelde hoorndrager. Illustratie bij Molières Sganarelle
Molière had negen acteurs in zijn toneelstuk nodig, daar hoorde de ‘swijgende’ buurman niet bij. Focquenbroch koos voor tien personages. Minder opvallend dan die toevoeging van een tiende speler is zijn wijziging (en niet de vertaling) van un parent de Sganarelle in Bertrant, een oom van Margriet. Het zal niemand ontgaan zijn dat Focquenbroch het spel van Parijs naar Amsterdam verplaatst heeft. Rogier en Iasper (de hoofdletters I en J stonden zowel voor een ‘I’ als voor een ‘J’ en in sommige edities en in mijn artikel verschijnt dit personage als Jasper) zijn Amsterdammers. Molière noteerde onder de lijst van spelers: ‘La scène est à Paris.’ Ook nu is zijn Nederlandse collega wat uitvoeriger, want bij hem lezen we: ‘Het Tooneel is op straet, voor de deur van Rogier en Iasper.’ Nog even terug naar Fellers uitgave van De verwarde jalousy. Op zijn spelerslijst staan de namen niet cursief, ontbreken komma's en punten. Daarmee spreekt Feller tegen wat hij in zijn Woord vooraf beweerde, namelijk dat de tekst nauwkeurig is afgedrukt naar de eerste uitgave. In de druk van 1663 stond niet Leonora [spatie] Sijn dochter maar Leonora, sijn Dochter. Inderdaad met een punt! Het lijkt alsof ik nu het spelletje Zoek de zeven verschillen speel, maar wanneer iemand de pretentie heeft een uitgave te bezorgen die ook gebruikt kan worden voor verdere studie dan moet hij zeer zorgvuldig de tekst van zijn bron weergeven en aangebrachte wijzigingen verantwoorden. Ook kleine fouten kunnen storen, zoals et (r. 412) i.p.v. te; miji (r. 422) i.p.v. mijn; verdaeder (r. 461) i.p.v. verraeder. In regel 452 had het zetduiveltje vrij spel: ‘Wa maeckt u dus ontsint? en was voor beestig klagen......’ Er had volgens de editie van 1663 moeten staan: ‘Wat maekt u dus ontsint? en wat voor beestig klagen...’. Nog één voorbeeld: Leander prijkt op de spelerslijst als Minnaer van Leonore en niet van Leonora. Hier ging waarschijnlijk de zetter in de fout, maar ook editeur Feller. Nu onze twijfel omtrent een nauwkeurige vertaling nog sterker gegroeid is, nemen we de eerste scène onder de loep. Op het toneel verschijnt Célie, tranen met tuiten huilend, gevolgd door haar vader Gorgibus. Célie snikt: Ah! n'espérez jamais que mon coeur y consente.
Gorgibus:
Que marmottez-vous là, petite impertinente?
| |||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||
En hier volgt het eerste TOONEEL van De verwarde jalousy, waarin Katrijn de dialoog opent: HOe Iuffrouw! wijgert ghy met soo veel straffigheyt,
't Geen al de werelt acht soo vol van soetigheyt?
Zelfs zonder al te grote kennis van het Frans kan men vaststellen dat Focquenbroch hier geen vertaling van Molière levert. Bij de een staan trouwens vader en huilende dochter tegenover elkaar, bij de ander de dochter en haar meid. Onze twijfel verandert in de stellige zekerheid dat van een nauwgezette vertaling geen sprake is. Wel een vrije bewerking? De tweede scène van Sganarelle ou le cocu imaginaire is voor ons een prettige verrassing, want nu staan Célie et Sa suivante op het toneel (vader Gorgibus is al dat gebazel beu en loopt boos weg) en we herkennen ogenblikkelijk de tekst waarmee de dienstbode vraagt: Quoi refuser Madame, avec cette rigueur
Ce que tant d'autres gens voudraient de tout leur coeur,
Focquenbroch heeft dus Molières eerste scène weggelaten en begint met nogal vrij de tweede te vertalen. De verwarde jalousy (567 verzen) telt 90 versregels minder dan Sganarelle ( 657 vs.). Dat is logisch, maar dan is het vreemd dat het aantal scènes (24) bij beide stukken gelijk blijft. Hoe kan dat? | |||||||||||||
Vergelijking van Sganarelle met De verwarde jalousyLaten we eerst maar eens naar de inhoudelijke kant van beide stukken kijken. Wat gebeurt er allemaal in Sganarelle ou le cocu imaginaire? Gorgibus heeft besloten om zijn dochter Célie niet meer uit te huwelijken aan Lélie, maar aan de rijke Valère. Overweldigd door verdriet en smart valt Célie in zwijm en laat het portret van de mooie Lélie uit haar handen glippen. Op het hulpgeroep komt buurman Sganarelle af en neemt haar in zijn armen om haar te reanimeren. Zijn vrouw wordt stikjaloers als ze buiten dat tafereeltje ziet zonder echter de echte reden te kennen. Wanneer ze op straat komt, raapt ze het portretje van Lélie op. Sganarelle ziet haar met dat schilderijtje, voelt zich op zijn beurt bedrogen, en pakt haar het portretje af. Dan komt Lélie daar voorbij en ziet hem met dat portret. Hij trekt daaruit de verkeerde conclusie dat Célie met Sganarelle getrouwd is. Door wanhoop overmand en vermoeid van de dagenlange reis valt hij flauw. Sganarelles vrouw vangt hem op, waardoor ze zich uiterst verdacht maakt in de ogen van haar jaloerse echtgenoot. Zijn verdenkingen worden nu zekerheid. Sganarelle durft zich niet krachtig te wreken en verkondigt luidkeels zijn ongeluk. Daardoor overtuigt hij Célie van de ontrouw van haar geliefde. De verwarring is compleet! De dienstbode slaagt erin de verwarde situatie te ontwarren. En wanneer blijkt dat Valère, de beoogde rijke huwelijkskandidaat, al een tijd getrouwd is, staat niets meer een huwelijk tussen Lélie en Célie in de weg. De inhoud van De verwarde jalousy komt hiermee in grote trekken overeen. Ook in dit spel is de intrige gebaseerd op een serie misverstanden. Leonore wil niet met de lompe, rijke Crispijn trouwen, ofschoon Katrijn, de dienstmeid, haar alle genoegens van een huwelijk voorspiegelt. Zij wil geen afstand doen van Leander ondanks de dreigementen van haar vader en het advies van Katrijn. Nu horen we de echo van de discussie die er tussen vader en dochter heeft plaatsgevonden (vers 35-46). De auteur weet daar handig de eerste scène van Molière - weliswaar in verkorte vorm - tussen de verdediging van Leonora's standpunt in te vlechten. Daarna volgt de vertaler-bewerker vrij trouw zijn voorbeeld Molière: Leonora's flauwvallen en de eerste hulp door Jasper; de jaloezie van Margriet, zijn vrouw; de terugkeer van Leander en de opvang door Margriet; de wederzijdse beschuldigingen van ontrouw tussen de beide ‘paren’ en de ontwarring van de verwarde situatie door de dienstbode Katrijn. Eind goed al goed: het huwelijk tussen Leonora en Leander zal worden gesloten en de vrede tussen Jasper en Margriet is getekend. Focquenbroch heeft niet alleen in de eerste scène een verandering in vergelijking met het origineel aangebracht door een groot deel weg te laten, maar hij doet dit ook in het ‘Seventiende Tooneel’. Hij brengt Molières verzen 407-474 in de Nederlandse versie terug tot de regels 367 t/m 380. Dat is een behoorlijke ingreep in Sganarelles overpeinzing. Molière liet het publiek de | |||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||
tweestrijd van Sganarelle meebeleven. Moest hij zich wreken en kans lopen op een flink pak slaag, of erger nog de dood? Of moest hij het gevecht vermijden en de belediging maar slikken? Kennelijk vond Focquenbroch die monoloog te lang en de tweestrijd overbodig, en gooide hij tientallen Franse verzen in de prullenbak. Voor hem is het voldoende dat Jasper een besluit heeft genomen: En tot begin hier van,
Gae ick so daedelijck my steecken in het waepen,
En roepen ooveral, hy heeft mijn wijf beslaepen.
In de Franse versie kondigt Sganarelle in scène 17 alleen aan dat hij zich zal wreken en hoe hij daarmee zal beginnen. Déjà pour commencer dans l'ardeur qui m'enflamme,
Je vais dire partout qu'il couche avec ma femme.
Plotseling verschijnt hij vier scènes later armé in beeld en schreeuwt: ‘Guerre, guerre mortelle à ce larron [=dief] d'honneur.’
Tenslotte nog een wijziging in de tonelen. Molière dichtte een lange zestiende scène waarin Sganarelle nadenkt over een opmerking die Lélie gemaakt heeft over zijn vrouw:‘Oh! trop heureux d'avoir une si belle femme.’ Ondertussen nadert hem van terzijde Célie, die hij niet opmerkt zo diep is hij in gedachten verzonken. Focquenbroch knipt deze scène in tweeën en zo krijgen we een vijftiende toneel waarin Jasper in z'n eentje zit te peinzen over de woorden van Leander, die hij in de verte ziet verdwijnen. In het volgende tafereel (Sestiende Tooneel) komt Leonora op. De regie-aanwijzing luidt: Leonora hebbende Leander sien wegh gaen. Iasper. Zodoende ontstond er een scène extra en dat verklaart het gelijke aantal scènes in de beide toneelstukken.
Over de regie-aanwijzingen wil ik nog iets opmerken. In de Franse versie staan die in cursief achter de naam van de speler, bijvoorbeeld SGANARELLE, en lui passant la main sur le sein(scène 4). Het equivalent in De verwarde jalousy van 1663 luidt Iasper haer de handt over de boesem strijckende. Tussen twee haakjes, Fellers uitgave wijkt in dit opzicht af van de oorspronkelijke editie: Iasper (haer de handt over de boesem strijckende) Soms laat Focquenbroch een regie-aanwijzing achterwege die het Franse origineel wel gaf. Bijvoorbeeld in de zesde scène Elle lui arrache le portrait et s'enfuit. SGANARELLE courant après elle. Focquenbroch geeft slechts één aanwijzing Sy ontneemt hem het schildery, en loopt wegh. Jasper moet kennelijk zelf beslissen of hij haar achterna rent. Een andere keer splitst hij de aanwijzing voor de speler in tweeën, bijvoorbeeld in de scène dat Sganarelles vrouw het portretje opraapt: ‘En ramassant le portrait que Célie avait laissé tomber.’ Bij Focquenbroch staat als aanwijzing bij vers 99 dat Margriet het schilderijtje ziet liggen en drie regels verder Sy raept het op. Ook bij de vertaling van die drie regels gaat de ‘vertaler’ erg vrij te werk: Mais quel est ce bijou que le sort me présente,
L'émail en est fort beau, la gravure charmante,
Ouvrons.
Over het geëmailleerde miniatuurtje zelf vernemen we bij Focquenbroch minder details, over het openen ervan horen we niets: Maer wat voor een juweel sie ick hier voor mijn voeten?
Het werck dat schijnt seer fraey: 'k moet hier mijn lust eens boeten,
En sien eens wat het is.
Sy raept het op.
Tot slot ga ik nog even in op de scheldwoorden die de diverse spelers elkaar naar het hoofd slingeren. Kampioen schelden is overduidelijk Jasper, die zijn kuysche vrouw uitmaakt voor een varcken (r.111,150, 294 en 310), ritse varcken (125), gulsigh swijn (131), teef (156), beest (225), | |||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||
karoonje (120) en Caronje [=kreng] (475). Het lijkt wel of Focquenbroch de scheldwoorden van Molière nog versterkt heeft. Leander, aangeduid als die schijtvalk van het hof (333), weet Jasper juist te kwalificeren als het puyck der beestigheyt (254). Dan is Sganarelle toch minder beestachtig bezig met zijn Madame la carogne (r. 190), mâtine [=kleine heks] (r. 158), truande [=boef] (r. 265). De vele scheldwoorden typeren Jasper en zijn vrouw Margriet als mensen van een lager niveau. Daartegenover staan Leander en Leonora, die in hun boosheid wel eens een hard woord in de mond nemen, maar Verraeder (347) en Bedrieger, valschen drogh, ontrouwen Eedenbreecker kinken minder bot en onbeschoft. Is na die lange scheldpartij wel echt een lange vrede tussen de ‘verliefde’ paren aangebroken? Margriet heeft nog steeds haar twijfels en Jasper lijkt mij ook niet helemaal overtuigd. Jaspers en Sganarelles woorden kunnen daarop wijzen en zijn een wijze les ook voor de huidige kijker en lezer. Et quand vous verriez tout, ne croyez jamais rien.
En schoon ghy 't alles siet, gelooft vry nietmetal.
|
|