Frederik III en Karel de Stoute te Trier 1473. Naar het Berlijnsche handschrift en een fragment van: Die enighe sprake ende vereneghinge die sunte Augustinus hadde mit God
(1890)–Anoniem Frederik III en Karel de Stoute– Auteursrecht onbekend
[pagina 37]
| |
II. Die enighe sprake ende vereneghinge die sunte Augustinus hadde mit God.
| |
[pagina 39]
| |
[Inleiding]De oorspronkelijke text van deze ‘eneghe sprake’ is te vinden in het zesde deel, tweede stuk, van de S. Aurelii Augustini Hipponensis Episcopi Opera Omnia, post Lovaniensium theologorum recensionem castigata denuo ad manuscriptos codices Gallicanos, Vaticanos, Belgicos etc. necnon ad editiones antiquiores et castigatiores, opera et studio Monachorum Ordinis Sancti Benedicti e congregatione S. Mauri, bladz. 1261 en vlgg.Ga naar voetnoot1), in de Appendix, onder den titel: Soliloquiorum animae ad Deum liber unus. Dit boek, dat op naam van Augustinus gaat, is evenwel niet van hem: zonder meer meen ik te kunnen volstaan met de woorden aan te halen van de admonitio, waarmede het daar wordt ingeleid: ‘Caeterum libri subsequentis, cui si non inepte, minime tamen eamdem ob causam (als aan andere stukken) inditum Soliloquiorum nomen, nullus veterum ante annos forte quingentos, nedum ipse Augustinus, meminisse usquam potuit. Quippe recentius ab incerto auctore collectus est, non modo ex Augustino, libris praesertim Confessionum ipsius, sed etiam ex Hugone Victorino, libro de Arrha animae, habetque in trigesimo secundo capite insertum caput primum Concilii Laterensis quarti circiter anno 1198 habiti, paucis praetermissis verbis. Magnam porro consensionem et affinitatem in eo reperies cum plerisque collectaneis opusculis huiusce Appendicis; scilicet cum libris de Spiritu et Anima et de Diligendo Deo, cum Manuali, etc. Prae caeteris vero ad excitandum Dei amorem comparatus, ac piis erga ipsum affectibus refertus est.’ Met de laatste woorden worden ook de hier volgende negentien hoofdstukken gekenschetst, die ik heb gevonden in een handschriftje, mij geschonken door mijn overleden vriend Mr. C.C.N. Krom, in leven Rijks-Archivaris in N.-Brabant; een keurig handschriftje, duodecimo formaat, fraai perkament, duidelijke letter, fijn bewerkte initialen, en waarvan het zeer jammer is, dat er ongeveer de helft aan ontbreekt. Doch de andere helft behoudt hare waarde, en daarom geef ik hier het fragment der mnl. vertaling van het Soliloquiorum liber, die wij ongetwijfeld in haar geheel hebben gehad, en waarvan mij geen andere mnl. vertolking bekend is. | |
[pagina 40]
| |
In eene waardeering van hare verdiensten trede ik niet; ik wil hier alleen bijvoegen, dat zij te huis behoort in de eeuw, die door Willem Moll zoo uitnemend is beschreven, de eeuw van Brugman, en het duitsche waas, dat er over gespreid ligt, geen twijfel overlaat aangaande de plaats van herkomst. Voorts is de latijnsche text getrouwelijk overgezet: een enkele uitbreiding, verkorting, verplaatsing of weglating doet aan het geheel volstrekt geen schade. Ook heeft de schrijver, of liever de afschrijver zich goed van zijne taak gekweten: zijne zeer weinige schrijffoutjes heb ik verbeterd, evenwel niet zonder van elke, ook de allergeringste, verandering, zelfs van spelling, in de aanteekeningen behoorlijk rekenschap te geven. |
|