De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas Français. Jaargang 2010
(2010)– [tijdschrift] Franse Nederlanden, De / Les Pays-Bas Français–
Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Oude saamhorigheid of politieke constructie
| |
[Frans]Cohésion séculaire ou construction politique
| |
[pagina 58]
| |
[Nederlands]ten gebeuren om aan alle aspecten die het samenleven van mensen hebben vorm gegeven duizend jaar geleden, maar ook vijfhonderd, of vijftig, enige aandacht te besteden. Mijn vraag is of de Eurometropool de emanatie is van een oud samenhorigheidsgevoel. En of dat door de veroveringspolitiek van de Franse koningen in de zeventiende eeuw werd gefnuikt toen delen van Vlaanderen en Henegouwen werden geannexeerd. Of heeft het gevoel nooit echt bestaan en wordt het, romantisch en verheerlijkt, als evidentie aangenomen? | |
De territoriale evolutieDe territoriale evolutie van gebieden hangt vanzelfsprekend samen met veranderingen van politieke aard, en voor het verleden betekent dat vooral dynastieke verschuivingen en militaire resultaten. Vormde dus het gebied waartoe Rijsel, Kortrijk en Doornik behoorden, ooit één geheel of waren ze verweven in de lappendeken die zo kenmerkend was voor de feodaliteit? De Schelde was een belangrijke actor in dit gebied want ze was in de negende en tiende eeuw, bij het uiteenvallen van het Karolingische rijk, de grens geworden tussen de deelrijken die de naam Frankrijk en Duitsland zouden gaan dragen. Het centrale gezag was echter zo zwak dat in de periferie van die beide rijken lokale | |
[Frans]En tant qu'historien, je voudrais réfléchir à la question de savoir dans quelle mesure l'Eurométropole plonge ses racines dans le passé. Il faudra se contenter d'un rapide survol du sujet si l'on veut examiner un tant soit peu tous les aspects qui ont façonné la cohabitation des gens, il y a mille ans, cinq cents ans ou seulement cinquante ans. La question qui m'intéresse est de savoir si l'Eurométropole est l'émanation d'un sentiment de cohésion séculaire. Celui-ci a-t-il été miné par la politique de conquête menée par les rois de France au XVIIe siècle et finalisée par l'annexion de certaines parties de la Flandre et du Hainaut? Ou ce sentiment, romantique et exalté, a-t-il été perçu comme une évidence alors qu'en réalité il n'a jamais existé? | |
L'évolution territorialeL'évolution territoriale des régions est évidemment conditionnée par des changements de nature politique, concrètement, s'agissant du passé, par des changements dynastiques ou par des issues de conflits militaires. Le territoire dont Lille, Courtrai et Tournai faisaient partie, formait-il à un moment donné un tout ou ces villes étaient-elles intégrées dans le patchwork si caractéristique de la féodalité? L'Escaut était un acteur important dans cette région puisqu'il était devenu, aux IXe et | |
[pagina 59]
| |
[Nederlands]heersers eigen gebieden - graafschappen - konden vormen. Zo kwam Vlaanderen binnen de grenzen van Frankrijk tot ontwikkeling en Henegouwen binnen het Duitse rijk, met dus de Schelde als grens. Vlaanderen kon zich daarna zuidwaarts uitbreiden, tot aan Amiens, nadien ook oostwaarts, maar zag vanaf de late twaalfde tot de vroege veertiende eeuw belangrijk gebied verloren gaan toen de Franse koningen gestaag aan macht en middelen wonnen. Wat Artesië (met Atrecht (Arras)) en Waals-Vlaanderen (met Rijsel, Dowaai (Douai) en Orchies) werd, kwam toen tijdelijk onder Frans gezag. Henegouwen bleef tot in de vroege zestiende eeuw onderdeel van het Duitse rijk, maar in de realiteit had dat weinig om het lijf. Dynastieën zagen trouwens heel wat in territoriaal gegoochel: de graven van Henegouwen werden in sommige periodes ook graven van Vlaanderen en in de late middeleeuwen regeerden ze ook over Holland en Zeeland. Onder de Bourgondiërs en later de Habsburgers werden al die gebiedjes samengevoegd tot het ‘patchwork’ dat de naam Nederlanden kreeg. Het had uit kunnen monden in een gecentraliseerde staat, zoals dat in Frankrijk gebeurde, maar de Opstand tegen Spanje, de godsdiensttroebelen, de onafhankelijkheid van de noordelijke Provinciën, en de veroveringen van de Bourbons beslisten daar anders over. Vlaanderen en Henegouwen werden immers | |
[Frans]Xe siècles, lors de la dislocation de l'Empire carolingien, la frontière entre deux entités qui s'appelleraient dorénavant la France et l'Allemagne. Cependant, le pouvoir central était si faible que dans les zones périphériques de ces deux royaumes nouvellement formés, des seigneurs locaux allaient réussir à constituer des territoires propres, les comtés. C'est ainsi qu'à l'intérieur de la France la Flandre allait se développer tandis qu'au sein de l'Empire germanique naissait le Hainaut, les deux territoires ayant l'Escaut comme frontière. La Flandre pouvait ensuite s'étendre en direction du sud jusqu'à Amiens, puis vers l'est, mais à partir de la fin du XIIe siècle jusqu'au début du XIVe, elle perdit une part importante de son territoire au moment où le pouvoir et la richesse des rois de France ne cessaient de s'accroître. Ce qui devint l'Artois (avec Arras) et la Flandre gallicante (avec Lille, Douai et Orchies) passa temporairement sous domination française. Jusqu'au début du XVIe siècle, le Hainaut continua à faire partie de l'Empire germanique, mais en réalité cela ne signifiait pas grand-chose. Les dynasties voyaient d'ailleurs d'un bon oeil cette valse des territoires: au cours de certaines périodes, les comtes du Hainaut devenaient également des comtes de Flandre et au bas Moyen Âge ils régnaient même sur la Hollande et la Zélande. Sous la domination des Bourguignons et, plus tard, des Habsbourg, | |
[pagina 60]
| |
[Nederlands]in de zeventiende eeuw geamputeerd van belangrijke gebiedsdelen. De rest bleef onder Spanje, zoals Kortrijk en Doornik (dat in de middeleeuwen onder rechtstreeks gezag van de Franse koning had gestaan.) Rijsel en zijn periferie gingen in Franse handen over. Er waren dus verschillende bazen over de drie steden en hun ommeland. En alle machtsverschuivingen hier vermeld, vormen maar een keuze uit een nog ingewikkelder verloop. Zeker is dat naarmate het absolutisme in Frankrijk groeide, de grens die door Vlaanderen en Henegouwen was komen te lopen, in toenemende mate voelbaar werd. De versterkingslinie die de Franse militaire ingenieur Vauban bouwde - de ‘Pré carré’ - zorgde in het landschap en langzaamaan ook in het gedrag voor een duidelijke barrière. Alle staatsnationalisme - met zijn militaire trauma's, symbolische ‘lieux de mémoire’, economisch protectionisme, opgelegde cultuurpolitiek, enz. - maakte van de grens een ingebeelde muur die vaak alleen maar met hindernissen te overschrijden was. In het verdere verleden waren de grenzen veeleer fluïde geweest, maar als gevolg van minder ontwikkelde communicatiemiddelen toch ook reëel. | |
[Frans]tous ces petits territoires furent réunis dans le ‘patchwork’ nommé ‘Pays-Bas’. Ces derniers auraient pu devenir un État centralisé comme ce fut le cas pour la France, mais le soulèvement contre l'Espagne, les troubles religieux, l'indépendance des Provinces du Nord et les conquêtes des Bourbons en décidèrent autrement. Et, de fait, au XVIIe siècle, la Flandre et le Hainaut se verraient amputés d'importantes portions de territoire. Le reste demeura sous domination espagnole, comme Courtrai et Tournai (au Moyen Âge cette dernière ville avait relevé directement de la couronne de France). Lille et sa périphérie passèrent aux mains des Français. Les trois villes et leurs territoires environnants étaient donc placés sous l'autorité de maîtres différents. Tous les glissements de pouvoir qu'on vient de mentionner ici ne sont qu'un choix parmi bien d'autres encore plus complexes. Il est certain qu'à mesure que l'absolutisme se renforçait en France, la présence de la frontière qui traversait la Flandre et le Hainaut devenait de plus en plus palpable. La ligne de fortifications construites par l'ingénieur militaire français Vauban - le ‘Pré carré’- créa dans le paysage et petit à petit aussi dans le comportement des gens une barrière nettement visible. Le nationalisme d'État - avec ses traumatismes militaires, ses ‘lieux de mémoire’ symboliques, son protectionnisme économique, sa poli- | |
[pagina 61]
| |
[Nederlands]Economie: van primitieve landbouw tot technologisch gestuurde industrie.Wie vroegmiddeleeuwse economie zegt, zegt landbouw. De primitieve bedrijfsvoering stond geen overschotten toe en dus nauwelijks het bestaan van stedelijke activiteiten van meer dan lokaal belang. De feodaliteit overheerste als sociaal en juridisch ‘framework’. Pas de zogenaamde ‘Twaalfde-eeuwse Renaissance’ bracht verandering. Oplossingen in de landbouw zorgden voor hogere opbrengsten en aansluitend volgde een demografische groei. Steden bloeiden open met een bevolking die gericht was op textielverwerking en -handel. Brugge, Gent en leper stonden voorop, maar er waren ook nieuwkomers als Kortrijk en Rijsel. Doornik, in oorsprong een Romeinse stad en zetel van een bisdom, profiteerde mee van de veralgemeende stedelijke groei. Stedelingen - in den beginne een hoop weggelopen horigen op zoek naar beters - streefden naar emancipatie, naar vrijheid en recht. Binnen de steden zou eeuwenlang een antagonisme bestaan tussen gegoede burgers en arm proletariaat, op de spits gedreven door crisissen en epidemieën. Wie er aan de macht was, kreeg het gegarandeerd aan de stok met de traditionele feodale top: vorsten en lokale adel. Allen laveerden tussen de klippen van de machtsstrijd door, gebruikten en misbruikten andere | |
[Frans]tique culturelle imposée, etc. - faisait de la frontière un mur imaginaire que, souvent, on ne pouvait franchir qu'en venant à bout d'un certain nombre d'obstacles. Dans un passé plus reculé, les frontières avaient été plutôt fluides mais, en raison des moyens de communication moins développés, tout de même réelles. | |
Économie: de l'agriculture primitive à l'industrie technologiquement assistéeL'économie du haut Moyen Âge était essentiellement basée sur l'agriculture. L'activité industrielle primitive excluait la production d'excédents et, par conséquent, l'existence d'activités citadines dépassant le cadre local. La féodalité prédominait en tant que structure sociale et juridique. Cette situation n'allait se modifier qu'à partir de ce qu'on appelle ‘la Renaissance du XIIe siècle’. Les progrès réalisés dans le domaine de l'agriculture généraient des rendements plus importants, ce qui stimulait la croissance démographique. On voyait s'épanouir des villes dont la population était surtout active dans la fabrication et le commerce de produits textiles. Bruges, Gand et Ypres tenaient le haut du pavé, mais d'autres villes, telles Courtrai et Lille, venaient grossir les rangs. Tournai, à l'origine une ville romaine, siège épiscopal, pro- | |
[pagina 62]
| |
[Nederlands]partijen, en raakten bijwijlen zelf in de knel. Maar het is opvallend hoe heel de geschiedenis door, de verwerking van wol en vlas voor werk en rijkdom zorgde. Ook voor armoede en werkloosheid trouwens. Hoge prijzen en strakke reglementering van arbeid en productie leidden al in de late middeleeuwen tot ‘outsourcing’ van grote naar kleine steden als bijvoorbeeld Wervik of Hondschote. Weglopen naar lageloongebieden is dus duidelijk niet enkel een actueel fenomeen. In de tijd van het absolutisme gingen de grenzen waar altijd al tol werd geheven, voor de export dicht als gevolg van de mercantilistische politiek. De Franse annexatie van de Oostenrijkse Nederlanden in 1794 brak ze tijdelijk weer open; na 1814 ging het opnieuw moeilijk met accijnzen allerhande. De industriële revolutie zorgde niettemin voor een exponentiële groei van kapitalistische rijkdom. Uit het arme Belgische Vlaanderen vertrokken tienduizenden families naar Rijsel en omgeving om in de textielsector hun brood (en niet veel meer dan hun brood) te verdienen, of ze trokken naar de industriebekkens van Wallonië, het meest nog naar de kolenmijnen van Henegouwen. De grens verdampte enigermate, ondermeer door intensieve smokkel via de honderden oude paadjes die haar overschreden. Een snelle assimilatie maakte de geïmmigreerde Vlamingen, ondanks de vele uitingen van racisme waar | |
[Frans]fitait elle aussi de la croissance urbaine généralisée. Les citadins - à l'origine une bande de serfs fugitifs à la recherche de lendemains meilleurs - cherchaient à s'émanciper, à obtenir des droits et la liberté. Au sein des villes, il existerait pendant des siècles un antagonisme entre bourgeoisie fortunée et prolétariat démuni, antagonisme porté au paroxysme par une succession de crises et d'épidémies. Ceux qui y détenaient les rênes du pouvoir étaient sûrs d'entrer en conflit avec ceux qui se trouvaient traditionnellement au sommet de la pyramide féodale: les suzerains et la noblesse locale. Tous louvoyaient entre les écueils de la lutte pour le pouvoir, usaient et abusaient d'autres partis, quitte à se trouver de temps à autre coincés eux-mêmes. Mais il est frappant de constater comment, tout au long de l'histoire, la transformation de la laine et du lin a généré des emplois et des richesses. Tout comme elle a été à certaines époques cause de chômage et de pauvreté. Des prix élevés et la réglementation tatillonne du travail et de la production menaient, déjà au bas Moyen Âge, à l'externalisation de la production des grandes villes vers des plus petites, telles que, par exemple, Wervik et Hondschoote. Délocaliser vers des régions à bas salaires n'est donc pas seulement un phénomène actuel. À l'époque de l'absolutisme, les frontières, depuis toujours soumises au | |
[pagina 63]
| |
[Nederlands]ze het slachtoffer van waren, al na een generatie tot volleerde Fransen. | |
De infrastructuurContact of gemis aan contact hangen natuurlijk samen met verkeersinfrastructuur. Men kan het een historische wetmatigheid noemen en het doet er dus niet toe of we met een ver verleden of met actuele situaties te maken hebben. Het was het waterwegennet dat, opgedrongen door de natuur, het eerst de communicatie stuurde. Van waterlopen weten we dat ze zowel scheiding als samenhang kunnen bevorderen. Het voorbeeld van de Schelde kwam al eerder ter sprake en in het recente boek van Luc Devoldere wordt dat mooi geïllustreerd.Ga naar eind3 De rivieren die door de Eurometropool stromen waren met de boten uit het verleden gemakkelijk bevaarbaar: Leie en Deûle voor het westelijke, Schelde en Scarpe voor het oostelijke deel van wat nu de Eurometropool is. Al dat water komt trouwens in de Schelde terecht en zorgde zo voor transport stroomafwaarts naar Gent, Antwerpen en de zee. Vanaf het moment dat het technisch haalbaar was, werden kanalen gegraven. Zo werd de ‘Nieuwe Gracht’ of ‘Neuffossé’ als verbinding tussen | |
[Frans]péage, avaient été fermées aux exportations à la suite de la mise en oeuvre de la politique mercantiliste. L'annexion par la France des Pays-Bas autrichiens en 1794 permit de les rouvrir temporairement. Après 1814, le passage des frontières se compliqua à nouveau avec l'instauration de toutes sortes de droits d'accises. Il n'empêche que la révolution industrielle engendra une croissance exponentielle des richesses capitalistiques. Des dizaines de milliers de familles quittèrent la Flandre, les unes ayant choisi de s'installer à Lille et dans ses environs pour y gagner (chichement) leur vie, les autres préférant se fixer dans les bassins industriels wallons, le plus souvent dans le Hainaut pour y travailler dans les charbonnages. La frontière s'estompait quelque peu, notamment en raison de l'intense contrebande pratiquée via les centaines de petits sentiers qui la franchissaient. En l'espace d'une seule génération, une assimilation rapide allait faire des immigrants flamands, en dépit des nombreuses manifestations de racisme dont ils étaient victimes, des Français à part entière. | |
L'infrastructureLes contacts ou le manque de contacts dépendent évidemment des infrastructures de transport. On peut parler à ce propos d'une constante | |
[pagina 64]
| |
[Nederlands]de Leie en de Aa (en de zee) al in de elfde eeuw aangelegd op initiatief van de graven van Vlaanderen, dat meteen als een vroeg voorbeeld van economisch overheidsinitiatief geldt. De aanleg van kanalen kreeg vanaf de zeventiende eeuw een grote impuls met de realisatie van het kanaal Veurne-Duinkerke door Wenzel Cobergher die ook de Moeren drooglegde. In de negentiende eeuw werd de Deûle grensoverschrijdend verbonden met de Schelde ten behoeve van de steenkool- en textielnijverheid (Roubaix-Spiere), terwijl het kanaal Kortrijk-Bossuit tussen Leie en Schelde de staatsgrens vermeed. Na heel wat touwgetrekken kwam er in 1961 het ‘Canal du Nord’ dat het Scheldebekken met de Oise verbond. Vertragingsmanoeuvres van dezelfde aard lijken het lot te worden van de grensoverschrijdende verbinding Noordzee - Seine die bestaande stukken moet uitdiepen en nieuwe graven om grotere schepen toe te laten en trucks van de weg te houden. Er is een strijd aan de gang die te vaak en nogal kortzichtig beperkt wordt tot bomenrijen langsheen het Schipdonkkanaal, tussen Gent en de zee. Het wegennet van zijn kant was in de Romeinse tijd voorbeeldig uitgebouwd en het stervormige patroon ervan is nog duidelijk te zien: Boulogne, Kassel (Cassel), Atrecht, Bavay, Kamerijk (Cambrai) zijn de sprekende voorbeelden. Die wegen takelden af maar bleven de hele | |
[Frans]historique, que nous ayons affaire à un lointain passé ou à des situations actuelles. Le réseau fluvial, conditionné par la nature, fut le premier à orienter les communications. Nous savons que les cours d'eau peuvent être des facteurs de scission tout autant que de cohésion. L'exemple de l'Escaut a déjà été évoqué plus haut et se trouve magnifiquement illustré dans le livre publié il y a peu par Luc Devoldere.Ga naar eind3 Avec les bateaux de l'époque, la navigation était parfaitement possible sur les rivières qui traversent l'Eurométropole: la Lys et la Deûle dans la partie ouest, l'Escaut et la Scarpe dans la partie est de ce qui constitue maintenant l'Eurométropole. Toutes ces eaux se déversent d'ailleurs dans l'Escaut et permettaient le transport en aval vers Gand, Anvers et la mer. Dès que ce fut techniquement faisable, des canaux furent creusés. Ainsi, au XIe siècle déjà, à l'initiative des comtes de Flandre, le ‘Nieuwe Gracht’ ou ‘Neuffossé’ fut construit, établissant la jonction entre la Lys et l'Aa (et la mer). Il s'agit là d'un des premiers exemples d'initiatives lancées par les pouvoirs publics dans le domaine économique. À partir du XVIIe siècle, l'aménagement de canaux reçut une forte impulsion à la suite de la construction du canal Furnes-Dunkerque par Wenzel Cobergher qui assécha également les Moëres. | |
[pagina 65]
| |
[Nederlands]middeleeuwen door toch zowat de enige die voor streekoverschrijdende contacten zorgden. Zo bestond er in de zeventiende eeuw nog geen adequate verbinding tussen Kortrijk en Rijsel. In de tweede helft ervan, de tijd waarin Frankrijk stukken Vlaanderen en Henegouwen annexeert, werkten militaire overwegingen de wegenbouw in de hand. Het gevolg was bijvoorbeeld dat de weg Rijsel-Duinkerke nog in de eeuw nadien bleef passeren via Ieper (dat door Frankrijk intussen opnieuw aan de Habsburgers was afgestaan), ondanks al het Franse protectionisme. Weer eens gezegd, smokkel was het gevolg van al het territoriaal geknok en bescherming van de eigen markt. Pas met de uitbouw van het autowegennet - amper veertig jaar geleden - is Rijsel erin geslaagd zijn functie als draaischijf van internationaal verkeer waar te maken. De vlotte bereikbaarheid van Parijs, Brussel, Antwerpen, Duinkerke en de Kanaaltunnel zetten de stad en de ruime agglomeratie centraal op de Europese kaart. Intussen nam het verkeer zo toe dat het adjectief ‘vlot’ nog nauwelijks van toepassing is en nieuwe plannen weer eens op weerstand botsen. Kijken we naar het spoor, dan vallen minstens twee zaken op. De aanleg in de negentiende eeuw stond vooral in het teken van de industrie: afvoer van nijverheidsproducten (steenkool, textiel), zowel uit | |
[Frans]Au XIXe siècle, la Deûle fut, par-delà la frontière, reliée à l'Escaut au profit des industries du charbon et du textile (Roubaix-Espierres) tandis que le canal Bossuit-Courtrai entre la Lys et l'Escaut évita la frontière d'État. En 1961, après bien des tiraillements, fut réalisé le ‘canal du Nord’ qui reliait le bassin de l'Escaut à l'Oise. Des manoeuvres de retardement du même genre semblent devoir être le lot de la liaison transfrontalière mer du Nord - Seine dont il faut approfondir certaines parties existantes et creuser de nouvelles afin de la rendre accessible à des bateaux de plus fort tonnage et de réduire ainsi la circulation routière des poids lourds. À l'heure actuelle se déroule une lutte qui témoigne trop souvent d'un manque de vision et dont l'enjeu se limite à quelques rangées d'arbres bordant le canal de Schipdonk entre Gand et la mer. Le réseau routier, lui, avait été développé de manière exemplaire à l'époque romaine et sa forme étoilée est toujours visible à l'heure actuelle: Boulogne, Cassel, Bavay, Cambrai en sont des exemples éloquents. Ces routes se détériorèrent mais restèrent, tout au long du Moyen Âge, à peu près les seuls moyens de communication permettant les contacts transfrontaliers. Ainsi, au XVIIe siècle, il n'existait pas encore de liaison adéquate entre Courtrai et Lille. Dans la seconde moitié de ce même siècle, au moment où la France annexait des parties de la Flandre et | |
[pagina 66]
| |
[Nederlands]Henegouwen als de zone Rijsel-Tourcoing-Roubaix. Het spoor was in handen van privéondernemingen en aan beide zijden van de grens valt daarbij de naam van de familie Rothschild. Meer naar het westen toe werd Hazebroek een draaischijf, maar tekenend was dat de verbinding met België van ondergeschikt belang bleek. De grens tekende er zich dus duidelijk af, meer dan op andere terreinen, en dat gold telkens wanneer meer landelijk gebied - financieel minder interessant - erbij betrokken was. Intussen flitsen de hogesnelheidstreinen voorbij. Parijs, Brussel en Londen liggen nu op een boogscheut van elkaar en de stations van Rijsel zijn essentieel in die verbinding. Op grensoverschrijdend regionaal vlak blijft het armoe troef, zeker met Vlaanderen, iets minder met Wallonië. Tussen Duinkerke en De Panne rijden al lang geen treinen meer en opnieuw opstarten lijkt een onoverkomelijke opdracht. Gelukkig komen Duinkerkenaars nu toch al met de ‘DK'bus’ tot aan Plopsaland. Hoe dicht bij elkaar al die plaatsen ook liggen, de communicatie is en blijft moeizaam. Het lijkt alsof alles in het werk wordt gesteld om contact zo ongebruiksvriendelijk mogelijk te houden. | |
[Frans]du Hainaut, des considérations militaires eurent un impact sur la construction de routes. Il s'ensuivit, par exemple, qu'au siècle suivant, la route Lille-Dunkerque passait toujours par Ypres (entre-temps recédée par la France aux Habsbourg) en dépit du protectionnisme français. Répétons une fois encore que toutes ces bagarres et revendications territoriales, de même que la protection du marché propre ne manquèrent pas de stimuler la contrebande. Ce n'est qu'à la faveur du développement du réseau autoroutier - il y a à peine quarante ans - que Lille a réussi à s'imposer comme plaque tournante du transport international. La possibilité, au départ de Lille, de rejoindre rapidement Paris, Bruxelles, Anvers, Dunkerque et le tunnel sous la Manche, a situé la métropole lilloise et sa vaste agglomération au centre de la carte européenne. Entre-temps, le trafic s'est tellement intensifié que l'adjectif ‘fluide’ n'est plus guère de mise et que de nouveaux projets rencontrent une fois de plus des résistances. Si nous observons le rail, deux choses au moins nous frappent d'emblée. La construction de chemins de fer, au XIXe siècle, se faisait essentiellement au service de l'industrie: le transport de produits industriels (charbon, textile), provenant du Hainaut ou de la zone Lille-Tourcoing-Roubaix. Le rail était aux mains d'entreprises privées et, de | |
[pagina 67]
| |
[Nederlands]Cultuur, religie, mentaliteitDe kerstening in het grote gebied dat Noord-Gallië heette, hing nauw samen met de administratieve organisatie van het laat-Romeinse rijk. Langer dan een millennium, tot halfweg de zestiende eeuw, bleven de grenzen van de bisdommen geënt op zijn oude indelingen, de ‘civitates’. Hun hoofdplaatsen werden de zetel van een bisschop: Doornik, Atrecht, Kamerijk en Terwanen (Thérouanne), voor het gebied dat ons hier interesseert. Het valt op dat deze grenzen die zo lang bleven bestaan, in de middeleeuwen nooit samenvielen met politieke grenzen, ondanks de pogingen van bijvoorbeeld de graven van Vlaanderen om invloed te krijgen in Doornik of Kamerijk. Het wachten was op Filips II. Hij joeg er een ingrijpende wijziging door om ‘zijn’ Nederlanden ook kerkelijk te unificeren. De Reformatie zou het implementeren daarvan danig in de war sturen. De situatie bleef in wat de Zuidelijke Nederlanden werden onveranderd tot aan het Concordaat van 1801. Rijsel was tot dan, ook na de Franse annexatie dus, onderdeel van het bisdom Doornik, net als Kortrijk. Na 1801 ging Kamerijk heel het ‘département du Nord’ bestrijken, tot Rijsel in 1913 de zetel van een eigen bisdom werd. | |
[Frans]part et d'autre de la frontière, surgit le nom de la famille Rothschild. Plus vers l'ouest, Hazebrouck devint une plaque tournante, mais il est significatif que la liaison avec la Belgique ne semblait revêtir qu'une importance secondaire. La frontière s'y dessinait donc clairement, plus que sur d'autres terrains, et ceci se vérifiait chaque fois qu'un territoire de caractère plus rural - donc financièrement moins intéressant- y était impliqué. À présent, les trains à grande vitesse filent comme l'éclair. Grâce à eux, les villes de Paris, Bruxelles et Londres sont toutes proches les unes des autres et dans cette interconnexion les gares lilloises occupent une position-clé. Sur le plan régional transfrontalier, la situation demeure affligeante, certainement pour ce qui concerne les liaisons avec la Flandre, un peu moins avec la Wallonie. Entre Dunkerque et La Panne les trains ne circulent plus depuis belle lurette et rétablir la liaison semble relever du parcours du combattant. Heureusement, les Dunkerquois ont maintenant la chance de pouvoir se rendre en ‘DK'bus’ au parc de loisirs Plopsaland. Si proches que soient ces localités l'une de l'autre, la communication est et demeure difficile. On dirait qu'on s'ingénie à compliquer à l'envi les contacts. | |
[pagina 68]
| |
[Nederlands]De uitingen van religie en devotie zijn duidelijk niet of maar ten dele door allerlei grenzen gedetermineerd. De rol van grote abdijen in de vroege middeleeuwen, de opkomst van bedelorden, broederschappen en begijnhoven in de late middeleeuwen en de opkomst van het protestantisme: alles was ongeveer identiek in het hele Noordwesten van ons continent. In Steenvoorde ontplofte in 1566 het kruitvat van de Beeldenstorm. Het door Spanje herwonnen Zuiden werd door de Contrareformatie weer in het katholieke gareel gedwongen. Zo bleven devoties ook na de annexatie grensoverschrijdend levendig. Nog altijd gaan Belgische Vlamingen in Arneke Sint-Gowaert ‘dienen’. Een diepgeworteld geloof is zich in het gebied dat intussen Oost- en West-Vlaanderen was geworden, tot rond 1960 blijven manifesteren. Priesters en religieuzen in overvloed, 's zondags de kerken vol, iedereen (of toch ongeveer) passeerde op de grote momenten des levens de kerk. Henegouwen vertoonde een afwijkend patroon. De industrialisatie, de verstedelijking met zijn immigratie en ontworteling en de ontvoogdingsstrijd van de arbeiders zorgden voor ontkerkelijking en soms voor virulent antiklerikalisme. Zo was het ook in het ‘département du Nord’ natuurlijk, vooral daar waar de industrie overheerste. Het platteland bleef vroom en keek met afschuw naar Parijs - de hoofdstad waar | |
[Frans]Culture, religion, mentalitéDans la vaste région dénommée la Gaule du Nord, la christianisation était étroitement liée à l'organisation administrative du Bas-Empire romain. Pendant plus de mille ans, jusqu'au milieu du XVIe siècle, les frontières des évêchés restaient calquées sur celles des anciennes ‘civitates’. Les chefs-lieux de celles-ci devinrent des sièges d'évêché: Tournai, Arras, Cambrai et Thérouanne pour la région qui nous intéresse ici. Il est remarquable que ces frontières, maintenues si longtemps, n'aient jamais coïncidé avec des frontières politiques, en dépit des tentatives faites entre autres par les comtes de Flandre pour étendre leur influence par exemple à Tournai ou à Cambrai. Il a fallu attendre l'arrivée au pouvoir de Philippe II. Ce dernier imposa une modification profonde afin d'unifier ‘ses’ Pays-Bas également sur le plan ecclésiastique. Toutefois, la Réforme allait en contrecarrer sérieusement la mise en application. Dans ce qui devint les Pays-Bas méridionaux, la situation demeura inchangée jusqu'au Concordat de 1801. Jusqu'à cette date, donc également après son annexion par la France, Lille faisait partie du diocèse de Tournai, tout comme Courtrai. Après 1801, le diocèse de Cambrai devait englober l'ensemble du ‘département du Nord’, jusqu'à ce que fût créé, en 1913, le diocèse de Lille. | |
[pagina 69]
| |
[Nederlands]alles beslist en geregeld werd - als oord van zonde en verderf. Het verklaart de oprichting van de ‘Facultés catholiques’ in Rijsel (1877) in de beginjaren van de Derde Republiek. De antiklerikale omzwaai van dit regime met haar ‘séparation’, de scheiding van kerk en staat (1905), leidde plaatselijk tot rellen. Zola en zijn Germinal (1885) beschreven de groezelige levensomstandigheden en de syndicale ingesteldheid van het arbeidersproletariaat. Vanuit Gent - de Vlaamse industriestad bij uitstek en minder verankerd in het geloof - inspireerde ‘Vader’ Anseele met zijn socialistische coöperatieve ‘Vooruit’ de Rijselse ‘banlieue’. Opvallend was dat hij daarbij het Vlaamse karakter - niet het Belgische - van zijn socialistisch internationalisme kwam promoten.Ga naar eind4 Daarnaast, of liever daartegenover, stond ‘L'OEuvre des Flamands’ te Rijsel dat al eerder (en ook vanuit Gent) de traditionele, christelijke waarden onder de immigranten levend moest houden. | |
Taal, taalgebruik en onderwijsTwee talen, aan de ene kant het Frans (met zijn varianten het Picardisch en het Waals), aan de andere kant het Nederlands (met zijn Vlaamse variant), beperken een vlot contact. Vanaf het ontstaan van de twee- | |
[Frans]Les manifestations de religiosité et de dévotion ne sont nullement ou en partie seulement déterminées par des frontières de toutes sortes. Le rôle joué par les grandes abbayes durant le haut Moyen Âge, la naissance des ordres mendiants et des confréries, la création des béguinages au bas Moyen Âge, l'avènement du protestantisme: tout s'était fait de façon à peu près identique dans tout le nord-ouest de notre continent. En 1566, à Steenvoorde, explosa la poudrière iconoclaste. Les Pays-Bas du Sud, reconquis par l'Espagne, furent ramenés de force au catholicisme à la faveur de la Contre-Réforme. Ainsi, même après l'annexion, les dévotions allaient perdurer de part et d'autre de la frontière. Aujourd'hui, des Flamands belges se rendent toujours à Arnèke pour y vénérer saint Gohard. Dans la région devenue entre-temps la Flandre-Occidentale et la Flandre-Orientale, une foi chrétienne profondément enracinée a continué à se manifester jusqu'aux alentours de 1960. Des prêtres et des religieux à foison, des églises bondées le dimanche, les gens qui tous (à de rares exceptions près) passaient par l'église lors des moments forts de la vie. Cette situation ne se rencontrait pas dans le Hainaut. L'industrialisation, l'urbanisation, corollaire d'immigration et de déracinement, la lutte d'émancipation menée par la classe ouvrière, entraînaient dans leur sil- | |
[pagina 70]
| |
[Nederlands]taligheid en de taalgrens in de vroege middeleeuwen zijn er sporen in overvloed van problemen, vooral als gevolg van taaldominantie die zelf gekoppeld is aan vormen van sociale dominantie. Kaartjes van de historische taalgrens maken duidelijk dat langs de Kanaalkust die grens zich ongeveer honderd kilometers noordwaarts verplaatste, terwijl ze meer het binnenland in nauwelijks verschoof. We hoeven hier niet dieper op de redenen in te gaan. Laten we gewoon stellen dat in het gebied dat nu de Eurometropool vormt, een grote stabiliteit te merken valt. Het bestaan van enkele ‘faciliteitengemeenten’ in West-Vlaanderen en Henegouwen is het gevolg van historische fenomenen zoals migratie en mentale fenomenen zoals gebrek aan assimilatie(bereidheid). Het vlotte verfransen in de negentiende eeuw van ingeweken Vlamingen in het Rijselse kwam al eerder ter sprake. De taalgrens viel in het verleden ook nooit samen met om het even welke territoriale indeling en werd ook nooit als een argument gebruikt bij verdelingen die volgden op veroveringen. Zo bestreek het graafschap Henegouwen, zolang het bestond, uitgebreide stukken Nederlandstalig gebied. We hoeven evenwel de contactbeperking die een verschillend taalgebruik inhoudt, niet te overdrijven, in die zin dat vanaf de middeleeu- | |
[Frans]lage la déchristianisation et parfois un anticléricalisme virulent. Il en était de même évidemment dans le ‘département du Nord’, là surtout où prédominait l'industrie. Dans les campagnes on demeurait pieux et on percevait avec effroi Paris- la capitale où tout se décidait et se réglait - comme un lieu de péché et de dépravation. Ceci explique la création des ‘Facultés catholiques’ à Lille (1887) dans les premières années de la Troisième République. Le revirement anticlérical de ce régime, ayant entraîné la séparation de l'Église et de l'État (1905), conduisit localement à des échauffourées. Dans son roman Germinal (1885), Zola décrivait les conditions de vie dégradantes et l'esprit syndicaliste du prolétariat ouvrier. Depuis Gand - la ville industrielle flamande par excellence et moins ancrée dans la foi - le ‘père’ Anseele inspirait avec sa coopérative socialiste ‘Vooruit’ la ‘banlieue’ lilloise. Il est à noter que ce dernier vint y promouvoir le caractère flamand - et non belge - de son internationalisme socialiste.Ga naar eind4 À côté de cette coopérative ou plutôt opposée à celle-ci, il y avait ‘L'OEuvre des Flamands’ de Lille, plus ancienne, chargée de garder vivantes (également depuis Gand) les valeurs traditionnelles, chrétiennes, parmi les immigrés. | |
[pagina 71]
| |
[Nederlands]wen hogere klassen in het Nederlandstalige deel van het graafschap Vlaanderen zich van het Frans bedienden en de Franse cultuur aanhingen. Dat gold niet enkel voor de adel, maar ook voor de burgerij. Als het patricisch bestuur van Ieper in de dertiende eeuw het Latijn laat varen in de administratie, wordt dat vervangen door het Frans. Na 1302, als de ambachten aan de macht komen, wordt dat het Nederlands. Het gebruik van het Frans door de Vlaamse (en zeker de Kortrijkse) burgerij is pas rond 1960 teruggelopen toen Vlaanderen rijker werd en een bewuste intelligentsia op het voorplan trad die het traditionele België - la ‘Belgique de papa’ - hielp omvormen. Toch is enerzijds het ‘Franskiljonisme’ niet uitgestorven en anderzijds worden steeds vaker de wenkbrauwen gefronst bij het horen van de uitdrukking ‘Vlaamse cultuur’. Franstaligen in België hebben zich eigenlijk nooit op het nabije Rijsel georiënteerd. Het imago als grauwe stad met beluiken en misère was daarvoor te negatief. Parijs en Brussel konden de verwachting van cultuur en luxe wél invullen. Het valt ook op dat Franstalige auteurs uit Vlaanderen, zoals E. Verhaeren en M. Maeterlinck, of recenter Fr. Mallet-Joris, vertegenwoordigers waren van een dubbele cultuur. Eigenlijk legden ze getuigenis af van een open uitwisseling die in de literatuur ook al eeuwen voordien bestond: op elkaar lijkende literaire genoot- | |
[Frans]Langue, emploi des langues et enseignementLa présence de deux langues, le français (avec ses variantes, le picard et le wallon) d'une part, et le néerlandais (avec sa variante flamande) de l'autre, réduit la facilité de contact. Dès la naissance du bilinguisme et de la frontière linguistique à l'époque du haut Moyen Âge, on découvre de très nombreux indices révélateurs de problèmes découlant surtout d'une domination linguistique, celle-ci étant à son tour liée à des formes de domination sociale. Certaines cartes reproduisant la frontière linguistique historique montrent clairement que, le long de la côte de la Manche, cette frontière se déplaça une centaine de kilomètres vers le nord, alors qu'à l'intérieur du territoire elle bougea à peine. Pas besoin de se pencher ici davantage sur les raisons de ce phénomène. Remarquons simplement qu'on peut constater une grande stabilité dans la région qui constitue à présent l'Eurométropole. L'existence de quelques ‘communes à facilités’ en Flandre-Occidentale et dans la province de Hainaut est due à des phénomènes historiques, telle la migration, et à des phénomènes mentaux comme le manque de volonté d'assimilation. La francisation rapide des immigrés flamands dans la région lilloise au XIXe siècle a déjà été évoquée plus haut. Dans le passé, la frontière linguistique ne s'est jamais alignée sur tel ou | |
[pagina 72]
| |
[Nederlands]schappen als de ‘puys’ in Doornik en Atrecht en de rederijkerskamers in Nederlandstalig gebied. Vertalingen van teksten en ontleningen van repertoires waren al eeuwenlang legio. De omvorming van de Belgische unitaire staat tot een federale staat - hoe onafgewerkt ook op dit moment - is een zegen geweest. In de grensoverschrijdende contacten is het gevolg wel geweest dat Noord-Franse media (‘Fr3’ en ‘La Voix du Nord’ als voorbeelden) duidelijk minder belangstelling opbrengen voor wat in West-Vlaanderen gebeurt dan in Henegouwen. En dat Vlaanderen en Henegouwen ‘un détour par la France’ nodig hebben om samen te werken is ook al een pertinente vaststelling.Ga naar eind5 Wie taal zegt, zegt onderwijs. In het ruime kader van de ‘multiculturele’ samenleving die de Nederlanden waren, was de kennis van verschillende talen een bonus. Als gebied waar ondernemen en handel van primordiaal belang waren, waar landroutes van Engeland naar Italië en zeeroutes van de Baltische naar de Middellandse Zee passeerden, was meertaligheid een troef. De internationale positie van het Frans domineerde. De kennis van die taal was voor Vlamingen die hogerop wilden in bestuur en zakenleven een ‘must’ want hoe meer de overheid gecentraliseerd werd, vanaf de middeleeuwen al, des te meer was | |
[Frans]tel découpage territorial et n'a jamais été invoquée comme argument lors des partitions à l'issue de conquêtes. Ainsi, durant toute son existence, le comté du Hainaut incluait de larges pans de territoire néerlandophone. Il ne faut toutefois pas exagérer le déficit de communication occasionné par l'emploi de langues différentes. Il faut savoir en effet que dès le Moyen Âge, les classes sociales supérieures vivant dans la partie néerlandophone du comté de Flandre, se servaient du français et étaient immergées dans la culture française. Ceci valait tant pour la noblesse que pour la bourgeoisie. Quand, au XIIIe siècle, les patriciens au pouvoir à Ypres abandonnent l'usage du latin dans l'administration, ils le font au profit du français. Après 1302, lorsque les corporations accèdent au pouvoir, le néerlandais se substitue au français. L'utilisation du français par la bourgeoisie flamande (et sûrement par la bourgeoisie courtraisienne) n'a régressé qu'à partir de 1960, lorsque la Flandre devint plus riche et qu'une intelligentsia consciente d'elle-même fit irruption sur la scène publique, apportant son soutien à la réforme de la Belgique traditionnelle, la Belgique de papa. Il n'empêche que le ‘fransquillonnisme’ n'est pas mort et que l'expression ‘culture flamande’ fait de plus en plus souvent froncer les sourcils. | |
[pagina 73]
| |
[Nederlands]het Frans de gebruikte taal. Vlaamse studenten trokken daarvoor naar Parijs, maar vanaf 1562 vooral naar Dowaai, in eigen land dus. In de negentiende eeuw moest die verplaatsing zelfs niet meer gemaakt worden want alle onderwijs van enig niveau verloopt dan in België in het Frans. Als studenten toch naar het buitenland trokken dan bleef dat Parijs, niet Rijsel. Henegouwse colleges zoals dat van Kain trokken tot voor kort Vlamingen aan en ook jonge ‘Nordisten’ schreven zich in. De vernederlandsing van het onderwijs (met Gent als eerste universiteit in 1930) heeft de kennis van het Frans in Vlaanderen sterk teruggedrongen. Ook jongeren uit Kortrijk, op een steenworp van Rijsel, spreken doorgaans steeds minder Frans, en van een jonge Rijselnaar hoeft in omgekeerde richting zelfs niet één woord verwacht te worden. Uitwisselingen in het kader van Erasmus, zoals die tussen het Kulak in Kortrijk en de ‘Catho’ in Rijsel, kunnen voor een (lichte, heel lichte) trendbreuk zorgen. | |
Een saamhorigheidsgevoel?We hebben een aantal aspecten onder de loep genomen die de betrekkingen in wat nu de Eurometropool heet, karakteriseerden. Dat heeft vluchtig moeten gebeuren, en zelfs oppervlakkig, maar het werd hope- | |
[Frans]En réalité, les francophones belges ne se sont jamais tournés vers Lille, pourtant toute proche. L'image d'une ville triste et grise avec ses culs-de-sac et sa misère était par trop négative. En revanche, Paris et Bruxelles étaient parfaitement à même de répondre aux attentes en matière de luxe et de culture. À noter aussi que des auteurs francophones de Flandre, tels Émile Verhaeren et Maurice Maeterlinck, étaient porteurs d'une double culture, comme l'est aussi, plus près de nous, Françoise Mallet-Joris. Ils témoignaient en fait de l'esprit d'ouverture et d'échange qui avait déjà marqué la littérature au cours des siècles précédents. On pense notamment à des sociétés littéraires qui se ressemblaient, telles que les ‘puys’ à Tournai et Arras et les chambres de rhétorique en région néerlandophone. Des traductions de textes et des emprunts de répertoire étaient légion depuis des siècles. La transformation de l'État unitaire belge en État fédéral - si inachevée qu'elle soit à l'heure actuelle - a été une bénédiction. Mais force est de constater que, dans les contacts transfrontaliers, les médias du nord de la France (par exemple ‘FR3’ et ‘La Voix du Nord’) portent leur attention moins sur la Flandre-Occidentale que sur la province de Hainaut. Et que la Flandre et le Hainaut aient besoin d' ‘un détour par la France’ pour coopérer, est à coup sûr une constatation pertinente.Ga naar eind5 | |
[pagina 74]
| |
[Nederlands]lijk toch duidelijk dat die betrekkingen zeer wisselend waren van aard en intensiteit. Nu eens concordeerden ze, dan weer zorgden ze voor vervreemding. De vraag is dan of de Eurometropool zich kan beroepen (of beroemen?) op een oud en ingeworteld saamhorigheidsgevoel. De belforten van Rijsel, Doornik en Kortrijk staan op de werelderfgoedlijst van de Unesco, maar is dat voldoende als bewijs? Is het genoeg dat er overeenstemming is in de historische bouwstijlen, in de meer recente ruimtelijke (wan)ordening, in (ook al beschermde) begijnhoven? Bewijzen de kasseistroken van Parijs-Roubaix en de Ronde van Vlaanderen die saamhorigheid misschien? Het antwoord is heel genuanceerd. De veertiende-eeuwse abt uit Doornik, Gilles li Muisis, voelde zich een ‘farouche’ Fransman, de zeventiende-eeuwse ambachtsman uit Rijsel, Chavatte, voelde zich een volbloed aanhanger van de Spaanse Nederlanden. Grenzen bepalen gevoelens van saamhorigheid als ze maar lang genoeg bestaan en vooral als ze door gemeenschappelijke belevenissen (trauma's zoals oorlogen) worden uitgebeiteld. Per definitie werken grenzen beperkend en het zijn dan de communicatiemiddelen en de -frequentie die dat moeten corrigeren om bindend te werken. | |
[Frans]Qui dit langue dit enseignement. Dans le cadre élargi de la société ‘multiculturelle’ qu'étaient les anciens Pays-Bas, la connaissance de plusieurs langues constituait un plus. Dans une région où l'entrepreneuriat et le commerce étaient d'importance capitale, une région traversée par les routes terrestres menant d'Angleterre en Italie et que longeaient les routes maritimes reliant la mer Baltique à la Méditerranée, le multilinguisme était un atout. La position internationale du français prédominait. Pour les Flamands qui voulaient monter en grade dans l'administration ou réussir dans les affaires, la maîtrise de cette langue était une nécessité absolue. En effet, plus la centralisation du pouvoir, amorcée dès le Moyen Âge, s'amplifiait, plus l'emploi du français se généralisait. Afin de s'approprier cette langue, nombre d'étudiants flamands allaient séjourner à Paris mais, dès 1562, aussi à Douai, dans leur propre pays donc. Au XIXe siècle, il ne fallait même plus faire le déplacement parce qu'en Belgique tous les enseignements, à partir d'un certain niveau, se dispensaient en français. S'ils se rendaient quand même à l'étranger, les étudiants continuaient à choisir Paris au détriment de Lille. Jusqu'à récemment, certains établissements d'enseignement secondaire hennuyers, celui de Kain entre autres, at- | |
[pagina 75]
| |
[Nederlands]Historisch gezien is er niet zoiets als een voorloper van de Eurometropool. Ze moet zich daar dus niet op beroepen en er moet ook geen moeite gedaan worden om die samenhang uit te vergroten. Natuurlijk is het wel zo dat Rijsel, Kortrijk en Doornik, samen met hun ‘ommelanden’, geografisch zo aan elkaar kleven dat zij elkaars pad vaak hebben gekruist in de loop van de geschiedenis en dus bepaalde aspecten van het verleden als een gemeenschappelijke erfenis kunnen ervaren en ook hebben ervaren. De Eurometropool hoeft zich trouwens niet op vroeger te beroepen. Het project is zinvol genoeg om op eigen houtje tot belangrijke resultaten te komen en als voorbeeld van grensoverschrijdende samenwerking te dienen. Haar succes is dan ondersteund door vormen van gemeenschappelijkheid, in verleden en heden, om - misschien - na heel lange tijd tot samenhorigheid en niet alleen tot een ‘mariage de raison’ te voeren. | |
[Frans]tiraient des Flamands alors que de jeunes ‘Nordistes’ s'y inscrivaient également. La néerlandisation de l'enseignement (Gand étant la première université à l'avoir réalisée en 1930) a entraîné une forte régression de la connaissance du français en Flandre. Ainsi, les jeunes Courtraisiens vivant à quelques encablures de Lille, parlent de moins en moins français et, inversement, on attendra en vain le moindre mot de néerlandais sortant de la bouche d'un jeune Lillois. Des échanges dans le cadre du programme Erasmus, comme ceux organisés entre la Kulak (Katholieke Universiteit Leuven Campus Kortrijk) et la ‘Catho’ de Lille, pourront peut-être renverser (légèrement, très légèrement) la tendance. | |
Un sentiment de cohésion?Nous avons examiné un certain nombre d'aspects, caractérisant les relations au sein de ce qui s'appelle à présent l'Eurométropole. Nous avons dû nous contenter d'un survol rapide, voire quelque peu superficiel. Celui-ci aura toutefois permis au lecteur - nous osons l'espérer - de voir que ces relations furent très variées aussi bien quant à leur nature qu'en ce qui concerne leur degré d'intensité. Tantôt elles générèrent des concordances, tantôt elles provoquèrent des aliénations. | |
[pagina 76]
| |
[Frans]La question est donc de savoir si l'Eurométropole peut se prévaloir (ou se targuer?) d'un sentiment de cohésion ancien solidement enraciné. Les beffrois de Lille, de Tournai et de Courtrai sont inscrits au patrimoine mondial de l'Unesco, mais est-ce là une preuve suffisante? Suffit-il qu'il y ait des concordances pour ce qui est des styles architecturaux, de l'aménagement (chaotique) du territoire, plus récent celui-là, des béguinages (eux aussi déjà classés)? Les pavés de la course cycliste Paris-Roubaix et du Tour des Flandres prouvent-ils cette cohésion? La réponse ne peut être que très nuancée. Gilles li Muisis, abbé de Saint-Martin de Tournai au XIVe siècle, se sentait ‘farouche’ français, alors qu'au XVIIe siècle l'artisan lillois Chavatte clamait haut et fort son attachement viscéral aux Pays-Bas espagnols. Les frontières déterminent les sentiments de cohésion à condition qu'elles existent suffisamment longtemps et qu'elles soient marquées par des événements vécus en commun (notamment des traumatismes comme, par exemple, des guerres). Par définition, les frontières freinent les échanges et il incombe aux moyens de communication et à leur fréquence d'utilisation d'y remédier afin de nouer des liens. Vu sous l'angle historique, il n'existe pas à proprement parler de précurseur de l'Eurométropole. Celle-ci ne doit donc pas s'en prévaloir. | |
[pagina 77]
| |
[Nederlands]Il est clair cependant que Lille, Courtrai et Tournai, avec leurs arrièrepays respectifs, sont géographiquement si proches les unes des autres que leurs chemins se sont souvent croisés au cours de l'histoire et qu'elles peuvent percevoir - et ont effectivement perçu - certains aspects du passé comme un héritage commun. L'Eurométropole ne doit d'ailleurs pas se référer au passé. Le projet est suffisamment riche de potentialités pour qu'il puisse, sans le secours de quoi que ce soit, déboucher sur des résultats importants et servir de modèle à la coopération transfrontalière. Dans ce cas, son succès s'appuie sur des formes de communauté de destin, tant dans le passé qu'à l'heure actuelle, pour - peut-être - aboutir, au terme d'un long cheminement, non seulement à un simple ‘mariage de raison’, mais à une vraie cohésion. (Traduit du néerlandais par Urbain Dewaele) |
|