|
| |
| |
| |
150 JAAR Comité flamand de France
Michiel Nuyttens
In 2003 viert het Comité flamand de France zijn 150e verjaardag en is daarmee de oudste regionalistische vereniging in de Franse Nederlanden. Zijn statuten werden opgesteld te Duinkerke op 10 april 1853. Onder impuls van de gedachtewereld van Verlichting en Romantiek was in de eerste helft van de 19de eeuw in verscheidene landen een heropleving van het nationaal gevoel merkbaar. Ook in Frankrijk verzetten regionalisten zich in de jaren 1849-1851 tegen het strakke staatscentralisme. In de Franse Nederlanden ontstond in 1853 in het kielzog van de Commission Historique du département du Nord en van het historisch genootschap te Duinkerke het Comité flamand de France. De regionalistische beweging in de Franse Nederlanden werd gedragen door vertegenwoordigers van de conservatieve, legitimistische burgerij die voorstander was van een administratieve decentralisatie, het behoud van de volkstaal genegen was en de steun van de clerus genoot. Deze was, om het katholieke karakter van de streek te behouden, een uitgesproken voorstander van het onderwijs van de volkstaal in het lager onderwijs. Een besluit van de Academische Raad van het Noorderdepartement van 27 januari 1853 zou daaraan gedeeltelijk tegemoet komen omdat hierin de toelating werd gegeven om de volkstaal te gebruiken voor het catechese-onderricht.
| |
Les 150 ans du Comité flamand de France
Michiel Nuyttens
En 2003, le Comité flamand de France fêtera son 150e anniversaire, ce qui en fait la plus ancienne association régionaliste des Pays-Bas français. Ses statuts ont été rédigés à Dunkerque le 10 avril 1853. Sous l'impulsion des idées des Lumières et du Romantisme, la première moitié du XIXe siècle connaissait un renouveau du sentiment national. En France aussi, dans les années 1849-1851, des régionalistes s'opposaient aux rigidités du centralisme. Aux Pays-Bas français, dans le sillage de la Commission historique du département du Nord et de la société d'histoire de Dunkerque, naquit en 1853 le Comité flamand de France. Aux Pays-Bas français, le mouvement régionaliste était porté par des représentants de la bourgeoisie conservatrice et légitimiste qui prônait une décentralisation administrative, était favorable au maintien de la langue populaire et bénéficiait du soutien du clergé. En vue de maintenir le caractère catholique de la région, ce dernier était un chaud partisan de l'enseignement de la langue populaire dans le primaire. Un arrêté du Conseil académique du département du Nord, en date du 27 janvier 1853, lui donnerait partiellement satisfaction en permettant l'emploi de la langue populaire pour le catéchisme.
C'est donc une erreur de voir dans la création du Comité flamand une réaction à cet arrêté. Les membres fondateurs y ont sans doute plutôt vu la réa-
| |
| |
| |
[Nederlands]
Het is dus een misvatting de oprichting van het Comité flamand te zien als een reactie tegen dit besluit. De stichtende leden moeten hierin veeleer een vervulling van hun wens hebben gezien dat de volkstaal niet verloren ging. Niet zozeer het voeren van een actieve taalstrijd, wel de studie van de lokale geschiedenis, taal en literatuur waren hierbij prioritair en de liefde voor de eigen regio, het kleine vaderland, spoorde volkomen met hun gehechtheid aan het grote Franse vaderland. De vereniging werd in haar beginperiode duidelijk overheerst door twee hoofdpersonages: Edmond de Coussemaker en Lodewijk de Baecker. Ze correspondeerden met voormannen van de ontluikende Vlaamse Beweging in België, hadden culturele contacten op Europees niveau en leverden verdienstelijk wetenschappelijk werk. Dat het Comité geen echte taalbeweging tot stand kon brengen bewijst het debacle van enkele publicaties in de volkstaal. De Baecker verliet na enkele jaren de vereniging, allicht uit onvrede met een te gematigde houding op taalgebied. De Frans-Duitse oorlog van 1870 heeft het Comité
Comité flamand de France, gesticht in 1853.
Comité flamand de France, fondé en 1853.
| |
[Frans]
lisation de leur voeu de sauvegarde de la langue populaire. La priorité n'était pas tant la lutte linguistique active que l'étude de l'histoire, de la langue et de la littérature locales, et l'amour de la région propre, la petite patrie, s'inscrivait parfaitement dans l'attachement à la grande patrie française. Dans ses débuts, l'association fut clairement dominée par deux grands personnages: Edmond De Coussemaker et Louis De Baecker. Ils correspondaient avec des meneurs du tout jeune Mouvement flamand de Belgique, avaient des contacts culturels au niveau européen et produisaient une oeuvre scientifique méritoire. Le Comité échoua à lancer un véritable mouvement linguistique: en témoigne la débâcle de quelques publications en langue populaire. Après quelques années, De Baecker quitta l'association, sans doute déçu par son attitude trop mitigée en matière linguistique. La guerre franco-allemande de 1870 contribua encore à pousser le Comité flamand à souligner son patriotisme français: l'aversion instinctive pour tout ce qui pouvait rappeler le ‘pangermanisme’ allait croissant. L'associa-
| |
| |
| |
[Nederlands]
flamand er nog extra toe aangezet haar Frans patriottisme te benadrukken; er groeide een instinctieve afkeer voor alles wat ook maar zweemde naar ‘pan-Germanisme’. De vereniging ging een crisisperiode tegemoet, ook voor haar wetenschappelijke activiteiten. Goedbedoelde toenaderingspogingen vanuit Vlaanderen, o.a. van priester-dichter Guido Gezelle, bleken tot mislukken gedoemd.
Een nieuw elan zou er komen vanaf 1890, toen de jonge priester Camille Looten (1855-1941) tot ondervoorzitter werd verkozen. Hij promoveerde met een studie over Vondel en werd hoogleraar aan de Facultés catholiques te Rijsel. Vanuit een decentralistische visie was hij een vurig pleitbezorger voor het behoud van de volkstaal. Volkomen in de traditie van de stichters verwoordde hij daarmee het standpunt van alle politiek-katholieke strekkingen in zijn land die verdedigers waren van een plaatselijke en gewestelijke autonomie, tegen de centralisatie van de Franse Revolutie. Lootens voornaamste betrachting bestond er evenwel in om de vereniging op een hoger wetenschappelijk peil te brengen. Het Comité kwam niet actief tussen toen het catechese-onderricht in de volkstaal bedreigd was en Looten stond ook erg huiverig tegenover de Gentse historicus en liberale flamingant Paul Fredericq die in 1897 met een plan tot ‘opbeuring’ van de moedertaal in Frans-Vlaanderen kwam aanzetten; buitenlandse inmenging was niet wenselijk.
Toen Camille Looten in 1900 voorzitter van het Comité flamand werd, zou de politiek van de vereniging niet wezenlijk veranderen. Het profiel van de
| |
[Frans]
tion s'enfonça dans une période de crise qui n'épargna même pas ses activités scientifiques. Bien que partant d'un bon sentiment, les tentatives de rapprochement provenant de Flandre belge, notamment du prêtre et poète Guido Gezelle, étaient condamnées à l'échec.
A compter de 1890, avec l'élection du jeune prêtre Camille Looten (1855-1941) à la vice-présidence, le Comité connaîtrait un nouvel élan. Après une thèse de doctorat consacrée à Vondel, Looten obtint une chaire aux Facultés catholiques de Lille et, dans une optique décentralisatrice, devint un fougueux défenseur de la sauvegarde de la langue populaire. Parfaitement dans la tradition des fondateurs, il exprimait ainsi le point de vue de toutes les tendances politiques catholiques du pays, attachées à la défense de l'autonomie locale et régionale contre la centralisation instaurée par la Révolution française. Toutefois Looten faisait porter l'essentiel de son effort sur l'amélioration du niveau scientifique de l'association. Le Comité n'intervint pas activement lors des menaces sur l'enseignement du catéchisme en langue populaire et Looten était plein d'appréhensions face à l'historien et flamingant libéral Paul Fredericq qui vint en 1897 lui proposer un plan de réhabilitation de la langue maternelle en Flandre française: toute ingérence étrangère était indésirable.
L'accession en 1900 de Camille Looten à la présidence du Comité flamand ne modifierait pas fondamentalement la politique de l'association. Le profil des trois à quatre cents membres ne présentait pas de différence par rapport à la période précédente. La langue populaire trouva un tiède défenseur en la
| |
| |
| |
[Nederlands]
300 à 400 leden vertoonde geen verschilpunten met de voorgaande periode. De volkstaal vond een lauwe verdediger in priester-volksvertegenwoordiger Jules Lemire, een goede vriend van voorzitter Looten. Het Comité uitte wel een aantal intentieverklaringen ten gunste van de volkstaal, maar groeide niet uit tot een soort drukkingsgroep in de strijd om de Vlaamse catechismus die intussen een hoogtepunt had bereikt. De liefde voor het Franse vaderland stond buiten kijf en toenaderingspogingen uit Vlaanderen hadden geen schijn van kans. De groep Pro Westlandia, waarvan de latere activist August Borms een van de drijvende krachten was, zou dit vanaf 1912 aan
Edmond de Coussemaker (1806-1876), stichter van het Comité flamand de France.
Edmond de Coussemaker (1805-1876), fondateur du Comité flamand de France.
| |
[Frans]
personne du prêtre-député Jules Lemire, très lié d'amitié au président Looten. Certes, le Comité fit bien un certain nombre de déclarations d'intention en faveur de la langue populaire, mais jamais il ne devint une sorte de groupe de pression dans la lutte pour le catéchisme en flamand, qui avait peu à peu atteint son paroxysme. L'amour de la patrie française était intangible et les tentatives de rapprochement émanant de Flandre belge n'avaient aucune chance d'aboutir. Le groupe Pro Westlandia, dont le futur activiste August Borms était un des meneurs, l'apprendrait à ses dépens dès 1912; la Flandre française n'avait que faire de sauveurs originaires du heimat fla-
| |
| |
| |
[Nederlands]
den lijve ondervinden: Frans-Vlaanderen had geen boodschap aan redders uit de Vlaamse heimat. Het Comité zou in zijn argwaan worden bevestigd door de gebeurtenissen van de Eerste Wereldoorlog. De groep ‘Jong Vlaanderen’ beschouwde Frans-Vlaanderen inderdaad als een terra irredenta, wat meer kwaad dan goed aanrichtte.
Na de oorlog was een gunstig psychologisch klimaat geschapen voor de ontplooiing van regionalistische bewegingen. In Frans-Vlaanderen ontstonden allerhande initiatieven, met als meest bekende de Union des Cercles flamands de France, waaruit later het Vlaams Verbond van Frankrijk zou ontstaan o.l.v. Jean-Marie Gantois. Ook het Comité flamand profiteerde mee van dit gunstig klimaat. Badend in een sfeer van Frans patriottisme kende de vereniging een enorme opbloei. Door een succesvolle rekruteringspolitiek steeg het aantal leden tot boven de 900. De aandacht werd nu haast exclusief op de wetenschappelijke activiteiten gericht, omdat realiteitszin deed inzien dat de kennis van de volkstaal alsmaar achteruit ging. De activiteiten van het Vlaams Verbond werden eerst met enige belangstelling, later met groeiende argwaan gevolgd. Belgische flaminganten werden meestal gemeden als de pest.
Tot aan zijn dood in 1941 bleef Looten een van de steunpilaren van het Comité flamand. In 1942 werd hij als voorzitter opgevolgd door kanunnik Auguste Leman. Terwijl Gantois en de zijnen in de collaboratie terecht kwamen en de regionalistische beweging kwaad deden, doorstond het Comité ook de storm van de Tweede Wereldoorlog. Tot op de huidige dag
| |
[Frans]
mand. Le Comité serait conforté dans sa méfiance par les événements de la Première Guerre mondiale. Le groupe ‘Jong Vlaanderen’ (Jeune Flandre) considérait en effet la Flandre française comme une terra irredenta, ce qui fit plus de tort que de bien.
Après la guerre, régnait un climat psychologique favorable au développement des mouvements régionalistes. En Flandre française naquirent toutes sortes d'initiatives dont la plus connue est L'union des Cercles Flamands de France qui générerait plus tard le ‘Vlaams Verbond van Frankrijk’ sous la direction de Jean-Marie Gantois. Le Comité flamand profita lui aussi de ce climat favorable; baignant dans une atmosphère de patriotisme français, l'association connut un énorme essor. Une efficace politique de recrutement amena le nombre de membres au-dessus des 900. L'attention portait maintenant quasi exclusivement sur les activités scientifiques, le réalisme forçant à reconnaître le recul continu de la langue populaire. Les activités du ‘Vlaams Verbond’ suscitèrent d'abord quelque intérêt puis une méfiance croissante. Les flamingants belges, on les fuyait généralement comme la peste.
Jusqu'à sa mort en 1941, Looten demeura un des piliers du Comité Flamand. En 1942, le chanoine Auguste Leman lui succéda à la présidence. Alors que Gantois et les siens s'engageaient dans la collaboration et donnaient un contenu négatif au mouvement régionaliste, le Comité soutint également la tempête de la Seconde Guerre mondiale. Jusqu'à nos jours, il garde le cap traditionnel, avec des hauts et des bas il est vrai, sous les prési-
| |
| |
| |
[Nederlands]
werd de traditionele koers, weliswaar met vallen en opstaan, verder gevaren onder de voorzitters P. Verschave, L. Détrez, Ph. Jessu, J. Verhasselt en J.-P. Verschave. De liefde voor het kleine vaderland ging niet verloren, wat blijkt uit de ondertekening in 1981, samen met andere Frans-Vlaamse Verenigingen, van het Manifeste des flamands de France. De publicaties van het Comité (Annales en Bulletin du Comité flamand de France) verschenen een tijd niet, maar hebben nu een nieuw elan gevonden en de bibliotheek van de vereniging, gevestigd te Hazebroek, is uitgegroeid tot een belangrijk studie- en documentatiecentrum van de regionalistische beweging. De traditionele pijlers van de vereniging zijn na 150 jaar rechtop gebleven.
| |
[Frans]
dences de P. Verschave, L. Détrez, Ph. Jessu, J. Verhasselt et J.P. Verschave. Il n'a pas renoncé à l'amour de la petite patrie, témoin la signature en 1981, avec d'autres Associations flamandes du Manifeste des Flamands de France. Ses publications, les Annales et le Bulletin du Comité Flamand de France ont cessé un temps de paraître, mais elles ont maintenant retrouvé un nouvel élan et la bibliothèque de l'association, fixée à Hazebrouck, est devenue un important centre d'étude et de documentation du mouvement régionaliste. Après 150 années, les piliers traditionnels de l'association sont toujours debout.
(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut)
|
|
Auteursrechtelijk beschermd