|
| |
| |
| |
De ‘tuinen van de herinnering’ van Michel Quint
Vic Nachtergaele
Sedert twintig jaar publiceert Michel Quint jaarlijks minstens een werk, dat verschijnt in 500 à 700 exemplaren. En plots is er een bestseller, een roman van amper 67 bladzijden, waar de lezers storm voor lopen: drie maanden na zijn verschijning in september 2000 gingen reeds meer dan 70.000 exemplaren over de toonbank.
Over de persoon achter de schrijver weten we weinig: geboren eind 1949 in de Pas-de-Calais, degelijke middelbare studies, een licentie in de klassieke letteren, die hem vreemd genoeg naar de wereld van het toneel voert. Na het behalen van een universitair diploma in toneelwetenschap, onderwijst hij toneel aan een lyceum voor meisjes in Rijsel. Hij is gehuwd en heeft een zoon en een dochter.
De auteur publiceerde reeds een twaalftal politieromans. Eén ervan, Billard à l'étage (1989) werd bekroond met de Grand prix de Littérature policière. Verder enkele ‘gothic novels’, veel novellen, enkele toneelwerkjes, radiofeuilletons voor France Culture - Le loup perdu behaalt de Prix Radio 1986 van de Société des Auteurs - en enkele scenario's voor tv. In 1998 schenkt de stad Rijsel hem de prijs Jean-Lévy, voor zijn gehele oeuvre.
Toch is het maar in 2000 dat Michel Quint, met Effroyables Jardins, plots doorbreekt. Het publiek gaat uit de bol, de critici kijken verbaasd toe. Op
| |
‘Effroyables jardins’ de Michel Quint
‘Un diamant qui réchauffe le coeur’
Vic Nachtergaele
Le nom ne vous dit rien? Vous avez une excuse: depuis treize ans, les nombreux ouvrages de cet auteur n'étaient publiés qu'à 700 exemplaires. Mais voilà que son dernier ‘roman’ suscite l'enthousiasme des lecteurs et des critiques: trois mois après sa parution en septembre 2000, l'heureux éditeur, Joëlle Losfeld, en avait vendu plus de 70.000 exemplaires!
Sur l'homme, on ne sait pas grand-chose. Il est né fin 1949 dans le Pas-de-Calais. Il fait des études correctes, décroche une licence de lettres classiques, puis bifurque vers le monde du théâtre: après l'obtention d'une maîtrise d'études théâtrales, il devient professeur de théâtre dans un lycée de jeunes filles à Lille. Marié, un fils, une fille.
L'auteur a publié jusqu'ici une vingtaine d'ouvrages: une douzaine de romans policiers, dont Billard à l'étage (1989), Grand Prix de littérature policière, quelques romans ‘noirs’, des nouvelles, sans compter quelques pièces de théâtre, des feuilletons radiophoniques diffusés par France Culture - Le loup perdu obtiendra le Prix Radio 1986 de la Société des auteurs - et quelques scénarios de télévision. La ville de Lille lui octroie en 1998 le prix Jean-Lévy, pour l'ensemble de son oeuvre.
Et pourtant, les trompettes de la renommée n'ont sonné qu'en l'an 2000, et
| |
| |
| |
[Nederlands]
6 oktober 2000 heeft de criticus van Le Monde het over ‘een hartverwarmende diamant’! Vijftien buitenlandse uitgeverijen vechten om de vertaalrechten; de Nederlandse vertaling verschijnt eind 2001 bij De Bezige Bij. In maart 2001 wordt het verhaal bekroond met de Prix Ciné-Roman Carte Noire voor een roman die zich leent tot verfilming. Een Franse maatschappij, UGC Images, koopt de rechten op en zet regisseur Jean Becker aan het werk... Zou ‘le Nord’ in Michel Quint een waardige opvolger krijgen voor Daniel Boulanger, die grote auteur van romans, novellen, toneel en filmscenario's?
Waarover gaat deze blitz-roman? Nog maar eens over de Duitse bezetting en het Frans verzet! ‘Il faut le faire’! Maar Quint vond een onuitgegeven invalshoek:
| |
[Frans]
ce pour un tout petit roman de 67 pages, Effroyables Jardins. L'engouement du public suscite la curiosité des critiques. Le 6 octobre 2000, Le Monde salue ce ‘diamant qui réchauffe le coeur’. A l'étranger, une quinzaine de pays s'arrachent les droits de traduction; la traduction néerlandaise a paru chez ‘De Bezige Bij’ vers la fin de 2001. En mars 2001, le roman reçoit le premier Prix Ciné-Roman Carte Noire, réservé à un roman adaptable au cinéma. UGC Images a déjà obtenu les droits pour l'adaptation cinématographique qu'elle confie au cinéaste Jean Becker. Le Théâtre du Chêne noir a porté le roman à la scène. Le Nord aurait-il trouvé un digne successeur de Daniel Boulanger, auteur de romans, de nouvelles et de scénarios?
| |
| |
| |
[Nederlands]
hij vertelt de geschiedenis van de kleine man in die oorlog, niet de Geschiedenis van de groten der aarde. Het verhaaltje start met een getuigenis: op het proces van Maurice Papon, de overijverige ex-secretaris-generaal van de Gironde die nogal wat joden aan de bezetter uitleverde, heeft een clown hem bij de uitgang aangestaard, zonder een woord te spreken. Een deurwaarder zou hem hebben horen zeggen: ‘Zonder waarheid, hoe kan er hoop zijn?...’
De verteller neemt dan het woord en vertelt over zijn jeugd in het grauwe landschap van mijnen en mijnwerkersbuurten van Noord-Frankrijk. Zijn vader was onderwijzer, maar, tot ergernis van de kleine, trad hij overal op als... clown.
Op een dag, rond 1960, nemen zijn ouders en een bevriend koppel, Gaston en
| |
[Frans]
De quoi nous parle donc ce bref récit qui bouleverse tant de lecteurs? D'un sujet apparemment éculé: l'Occupation allemande et la Résistance. Mais Michel Quint aborde l'Histoire par le petit bout: il oppose l'histoire des petites gens à l'Histoire des leaders. Au procès de Maurice Papon, l'ancien secrétaire général de la préfecture de la Gironde dont le zèle administratif a coûté la vie à beaucoup de juifs français, un clown a attendu l'accusé à la sortie et l'a simplement considéré. Un huissier l'aurait enten du dire, après le verdict: ‘Sans vérité, comment peut-il y avoir de l'espoir...?’.
Le narrateur évoque rapidement son enfance, passée dans la région des mines
| |
| |
| |
[Nederlands]
Nicole, hem mee naar een film, in de achterbuurt van Roubaix of Tourcoing. Het is een Duitse film, ‘Die Brücke’ van Bernhard Wicki. Na de vertoning vertelt Gaston de kleine een verhaal: ‘Eind '42, begin '43 was het. Je vader en ik hadden, via ons groepje verzetstrijders, opdracht gekregen alle transformatoren van het district op te blazen. Als eerste die van het station van Douai.’
Zo begint een vreemd en ontroerend verhaal. Na de aanslag nemen de Duitsers onze twee helden mee als gijzelaar, zonder te weten dat ze de daders gevat hebben. In feite waren het Franse gendarmes die de twee hadden aangegeven: de gendarmes behoorden tot de supportersclub van een andere voetbalploeg! Gaston en André worden in een kleiput gegooid. Hun Duitse bewaker, Bernhard, hangt de clown uit om ze te vermaken. Vervolgens komt een Duitse officier hen bedreigen: ‘als je de daders niet verklikt, gaat een van jullie er aan’. Dan ontpopt Bernhard zich tot een wonderlijke gids voor de radeloze gijzelaars: ‘Iemand anders het recht op jouw leven en dood toekennen..., /.../ betekent dat je alle waardigheid laat varen en het kwaad een waarde op zich laat worden.’ Dan,..., maar nee, we verklappen je de verrassende ontknoping niet. Door dit verhaal begrijpt de verteller waarom zijn vader steeds weer voor clown speelde: als eerbewijs aan deze Bernhard! Later zal hij Bernhard Wicki persoonlijk leren kennen: hij was inderdaad de cineast van ‘Die Brücke’ in 1959. Hij stierf in 2000. En, u had het al begrepen, de clown op het proces van Papon is inderdaad onze verteller die op zijn beurt de rol van de clown overneemt, ter ere van zijn vader en zijn grootvader en van alle verzetsstrijders van beide oorlogen aan wie de roman is opgedragen.
| |
[Frans]
et des corons. Son père, instituteur, avait la manie ‘de s'exhiber en auguste amateur’ dans les fêtes locales, à la grande honte du petit.
Un jour, vers 1960, le gamin accompagne ses parents et un couple ami, Gaston et Nicole, à la projection d'un film allemand, ‘Le Pont’, de Bernhard Wicki, dans une salle ‘au revers de Roubaix ou de Tourcoing’. Après la séance, Gaston lui raconte une histoire: ‘Fin 42, début 43, que c'était moi et puis ton père, par notre petit groupe de résistants, on avait reçu l'ordre de faire sauter tous les transfos de l'arrondissement. Et d'abord celui de la gare de Douai.’ C'est le début d'une histoire étonnante et émouvante: les Allemands prennent nos deux résistants en otages, ne sachant pas qu'ils ont mis la main sur les ‘criminels’. En fait, c'étaient des gendarmes français qui les avaient dénoncés à cause d'une ancienne rivalité entre footeux d'Hénin et footeux d'Hénin-Liétard! On les jette dans un trou d'argile. Leur gardien, Bernhard, fait le clown pour les amuser. Mais quand un officier menace de fusiller l'un d'eux s'ils ne dénoncent pas les coupables, le jeune Allemand leur donne une leçon de dignité et de courage: ‘Consentir à autrui le pouvoir de vie et de mort sur soi, /.../ c'est quitter toute dignité et laisser le mal devenir une valeur.’ Je vous laisse découvrir l'étonnant dénouement.
Le récit de Gaston a fait comprendre au garçon pourquoi son père se produisait en auguste: c'était en l'honneur de ce Bernhard. Plus tard, il fera la connaissance de ce Bernhard Wicki, décédé en 2000, qui a effectivement tourné ‘Le Pont’ en 1959. Et le clown qui a dévisagé Maurice Papon lors de son procès? Ce n'est personne d'autre que ce même garçon devenu
| |
| |
| |
[Nederlands]
De titel van de roman is ontleend aan Guillaume Apollinaire, de grote dichter die stierf aan de gevolgen van een granaatontploffing in de Eerste Wereldoorlog: ‘En wat is de granaat treffend. In onze verschrikkelijke tuinen’ (‘Les Grenadines repentantes’, in Calligrammes). De dichter stelt het liefdesspel in de liefelijke tuinen van Granada tegenover het dodelijke spel van de oorlog in het troosteloze maanlandschap van Noord-Frankrijk. Op zijn beurt associeert Michel Quint de gruweldaden van de oorlog en de dappere edelmoedigheid waartoe kleine lieden soms in staat zijn. Deze kleine lieden zijn volksmensen uit ‘le Nord’. Ze spreken een schitterend mengtaaltje, aarzelend tussen geschreven en gesproken taal, gelardeerd met lokale woorden en wendingen uit ‘le chtimi’, het patois van Noord-Frankrijk. Michel Quint deed dit bewust: ‘Ja’, zegt hij, ‘een beetje patois, de frasering van le Nord, dat is belangrijk voor mij: zo krijg je een taal die “bewoond” is’.
Pierre Drachline van Le Monde sprak terecht van een ‘diamant qui réchauffe le coeur’: dit verhaal heeft de hardheid van de oorlog, de warmte van zijn grote, simpele mensen en de schittering van zijn spetterende maar ‘bewoonde’ stijl.
michel quint, De tuinen van de herinnering, De Bezige Bij, Antwerpen-Amsterdam, 2001, 75 p.
| |
[Frans]
grand, qui, à son tour, se produit en l'honneur de son père et de tous les résistants anonymes des deux guerres, à qui l'histoire est d'ailleurs dédiée.
Le titre du récit est emprunté à un vers de Guillaume Apollinaire: ‘Et que la grenade est touchante. Dans nos effroyables jardins’ (‘Les Grenadines repentantes’, in Calligrammes). Le poète y oppose les jeux de l'amour au terrible jeu de la guerre et les charmants jardins de Grenade aux ‘Effroyables jardins’ des tranchées du Nord. Métaphoriquement, Michel Quint associe les horreurs de la guerre aux actes généreux et héroïques qu'elle inspire parfois à de petites gens. Ces humbles personnages sont ancrés dans la culture populaire du Nord. Ils parlent un langage ‘rebidouillé’, magnifique mélange de style écrit et de style parlé, truffé de chtimi (‘gramin’ pour ‘beaucoup’, ‘bertonner’ pour ‘gronder’, etc.). ‘Oui’, dit l'auteur dans une interview, ‘un peu de patois, le phrasé du Nord, c'est important pour moi: à partir de ce moment-là, c'est un langage habité.’
On aura compris pourquoi Pierre Drachline, le critique du Monde, qualifiait ce roman-éclair de ‘diamant’: il a la dureté terrifiante d'un récit de guerre, la chaleur d'une grande et simple humanité et le brillant d'un style sec mais ‘habité’.
michel quint, Effroyables Jardins, Éds. Joëlle Losfeld, Coll. Arcanes, Paris, 2000, 67 p. |
|
Auteursrechtelijk beschermd