| |
| |
| |
De schrijftaal van de Westhoek in Frankrijk. Toneelfragmenten of -samenvattingen uit Belle, Sint-Winoksbergen, Kaaster, Vleteren en Steenvoorde uit de tweede helft van de 18e eeuw ● 26
Cyriel Moeyaert
De bronnen zijn dit keer toneelfragmenten of -samenvattingen uit Belle, Sint-Winoksbergen, Kaaster, Vleteren en Steenvoorde uit de tweede helft van de 18e eeuw en een inschrijving voor een toneelwedstrijd met Tancrède in Hondschote in 1820. Verder nog zes handschriften met fragmenten van hoogstwaarschijnlijk 18e-eeuwse toneelstukken, waaronder een kerstspel (gedeeltelijk) en een gespeeld kerstliedje, op enkele onderdelen na allemaal in alexandrijnen.
Op drie na heb ik al die teksten in fotokopie ontvangen van Mevrouw G. Maas-Celen uit de nalatenschap van Vital Celen zelf.
| |
La langue écrite du westhoek français. Des fragments ou des résumés de pièces de théâtre provenant de Bailleul, Bergues, Caestre, Flêtre et Steenvoorde et datant de la seconde moitié du XVIIIe siècle ● 26
Cyriel Moeyaert
Nos sources sont cette fois des fragments ou des résumés de pièces de théâtre provenant de Bailleul, Bergues, Caestre, Flêtre et Steenvoorde et datant de la seconde moitié du XVIIIe siècle, et une inscription à un concours de théâtre à Hondschoote en 1820 - avec Tancrède -. S'y ajoutent six manuscrits de fragments de pièces de théâtre datant très probablement du XVIIIe siècle, dont une nativité (incomplète) et un petit Noël qu'on peut jouer, tous en alexandrins, hormis quelques parties.
A trois près, j'ai reçu les photocopies de tous ces textes de Madame G. Maas-Celen: ils appartiennent en effet à l'héritage de Vital Celen lui-même. Nous lui en devons une
| |
| |
| |
[Nederlands]
We zijn haar hiervoor dank verschuldigd. We zijn blij dat we met onze bijdrage als 't ware een postume hulde kunnen brengen aan de veelzijdige Frans-Vlaanderenkenner die Vital Celen was. Graag bedank ik hier ook Jan van Ormelingen (Sint-Jan-ter-Biezen).
1. Uit de vrij uitgebreide en verzorgde uitgave ‘Oud en nieuw toneel in het graafschap Vlaanderen’ (1750-1815) van de hand van J. Huyghebaert (Cahier nr. 1, Studiecentrum 18e-eeuwse Zuid-Nederlandse Letterkunde, Brussel,
| |
[Frans]
reconnaissance. Nous nous réjouissons de pouvoir par notre article apporter un hommage posthume au multiple connaisseur de la Flandre française que fut Vital Celen. J'ai également plaisir à remercier ici Jan van Ormelingen (Sint-Jan-ter-Biezen).
1. J'ai également traité d'un ‘argument’ (pp. 24-27) emprunté à une publication assez détaillée et soignée intitulée ‘Oud en nieuw toneel in het graafschap Vlaanderen (1750-1815)’ (Théâtre ancien et nouveau au comté de
| |
| |
| |
[Nederlands]
onder leiding van J. Smeyers) heb ik ook een ‘argument’ behandeld (pp. 24-27) nl. de uitnodiging gericht aan 13 kamers, waaronder 5 in Frans-Vlaanderen, om het stuk Mithridates van Racine te komen spelen in Belle; de oproep gaat uit van de Belse ‘Jonk van Zinnen’, in 1769. De Frans-Vlaamse rederijkerskamers waren die van Steenvoorde, Vleteren, Sint-Winoksbergen (Onruste in Genoegte), Hondschote en Strazele. De vertaling van Racines toneelwerk was van de advocaat Hyacinth Servois, hoofdman van de Sint-Winoksbergse Royaerts.
2. Uit vermelde uitgave hebben we ook het opmerkelijke gedicht doorgenomen, gemaakt door de Spaderijken van Belle, uit 1782 (p. 44). Dit gedicht is gericht aan de Kortrijkse Kruisbroeders als gelukwens met hun overwinning in Poperinge voor het toneelstuk Cleopatra van Voltaire. Verder behandel ik uit de ontvangen teksten vier ‘argumenten’ (samenvattingen van een toneelstuk, voorafgegaan door een uitnodiging en een opdracht aan de plaatselijke overheid met de rolverdeling en soms een fragment). 3. De instellinge van het order ende broederschap van de
| |
[Frans]
Flandre) (Cahier no 1 du Centre d'études de la littérature des Pays-Bas du Sud au XVIIIe siècle, sous la direction de J. Smeyers). Il s'agit d'une invitation adressée à 13 chambres de rhétorique, dont 5 en Flandre française, à venir jouer Mithridate de Racine à Bailleul; l'invitation, lancée en 1769, émane de la chambre bailleuloise ‘Jonk van Zinnen’. Les chambres de rhétorique de Flandre française étaient celles de Steenvoorde, Flêtre, Bergues (Onruste in Genoegte), Hondschoote et Strazeele. La traduction de la pièce de Racine était due à l'avocat Hyacinthe Servois, chef-homme (hoofdman) des Royaerts de Bergues. 2. Nous avons également examiné un remarquable poème de cette même publication, émanant des Spaderijken de Bailleul (p. 44). Ce poème de 1782, adressé aux Kruisbroeders courtraisiens, les félicite pour leur victoire à Poperinghe avec la Cléopâtre de Voltaire.
Parmi les textes reçus, je traite en outre de quatre ‘arguments’ (résumés d'une pièce de théâtre, précédé d'une invitation et d'une dédicace à l'autorité locale comportant la distribution des rôles et parfois un fragment de la pièce).
| |
| |
| |
[Nederlands]
alderheyligte Drievuldigheyd door de Heyligen Joannes de Matha, Felix de Valois. Opgevoerd in Vleteren door de ‘Konstminnende Jonkheyd’ in 1765. Een groot blad, een aanplakbiljet, gedrukt in Ieper bij Thomas Walwein. (Het stuk is vermeld in Les flamands de France van L. de Baecker, p. 211).
4. Zegeprael van Carel den VI, keyser van Oostenryk, ofte Nederlaege van Achmet den III, Turkschen Sultan, door den onverwinnelyken held Prins Eugenius van Savoyen, opper-veld-heer der Kristenheyd. Opgevoerd in Steenvoorde door de ‘Deugd Oeffers’. Dit toneelstuk werd in 1787 (volgens het jaarschrift) ook opgedragen aan de andere, aloude Rederijkerskamer van Steenvoorde, ‘Ontsluyters van Vreugden’. Vier bladzijden, met op de vierde bladzij: ‘Daer naer de KLUCHT, waer, door Merlyn, Twee van de drie bedrogen zyn’ (‘Zegeprael’ is vermeld bij De Baecker, ibidem).
5. De Wise Vonnes van Salomon wort hier waerelyck vertoont door Prynse, Deken, Ouderlyngen Ende gemeene Gulde-Broeders van onse oude Rethorijke geoctroyeerde
| |
[Frans]
3. ‘L'institution de l'ordre et de la confrérie de la très sainte Trinité par les Saints Jean de Matha et Félix de Valois’. Pièce jouée à Flêtre par la ‘Konstminnende Jongheyd’ en 1765. Il s'agit d'une grande feuille, d'une affiche, imprimée à Ypres chez Thomas Walvein. (La pièce est mentionnée dans Les Flamands de France de Louis de Baecker, p. 211).
4. ‘Triomphe (Zegeprael) de Charles VI, empereur d'Autriche, ou Défaite d'Achmet III, Sultan turc, par l'invincible Prince Eugène de Savoie, général en chef de la Chrétienté’. Jouée à Steenvoorde par les ‘Deugd Oeffers’, cette pièce fut également dédicacée en 1787 (selon le chronogramme) à l'autre vénérable Chambre de rhétorique de Steenvoorde, ‘Ontsluyters van Vreugden’. Quatre pages avec à la quatrième: ‘Puis la COMEDIE, vraie, par Merlin, Deux sur les trois sont floués’. (La pièce ‘Zegeprael’ est également mentionnée par De Baecker, ibidem)
5. ‘La Sage Sentence de Salomon est ici représentée en vérité par Prince, Doyen, Anciens et Frères ordinaires de la Guilde de notre Chambre de Rhétorique dûment pourvue
| |
| |
| |
[Nederlands]
Gulde, schuylende onder de Bescherminge van den Heyligen Nicolaus, met eeretijtel geseyt (wy leven door Vyktorie) binnen Caester, opgevoerd in Kaaster in 1750 (vermeld bij De Baecker, ibidem). Dit ‘argument’ is opmerkelijk genoeg gedrukt ‘Tot Sint Omaers, By Dominicus Fertel, Vlaemschen Boeck-Drucker’, Vier bladzijden. Op de vierde bladzij staat onderaan: ‘Morgen seg ick naer de noene, /wiert het lacchen hier te doene,/ Met den ouden Heer Fobert,/ Men sal lacchen dat het zert.’
6. De triumpherende Hope, afgebeeldt in 't kloeckmoedigh en 't stantvastigh betrouwen van BARTHOLOMEUS, Eersten Christen Koningh van Japonien in 't Ryck van Omura, bekeert door eenen Pater der Societeyt Jesu, genaemt Cosmus Turianus, zegen praelende door den Goddelycken Bystand over vreede Tirannen Raycisama, Keyser van gheel Japonien ende Riogoses, Koningh van Ximo. Het werd in 1765 opgevoerd in Kaaster door de Rederijkerskamer met als leuze ‘Wy leven door Victorie’. De tekst is gedrukt bij Jacobus Franciscus Moerman in Ieper. (Ook vermeld bij De Baecker, ibidem.)
| |
[Frans]
d'octroi, placée sous la Protection de Saint Nicolas, et portant titre honorifique (Nous vivons par la Victoire) dedans Caestre’, pièce jouée à Caestre en 1750 (et également mentionnée par De Baecker ibidem). Cet ‘argument’ est fort curieusement imprimé ‘A Saint-Omer, Chez Dominicus Fertel, Imprimeur flamand’. Quatre pages. Au bas de la quatrième page on lit: ‘Demain, dis-je, après-midi, / il y aura ici matière à rire, / Avec le vieux Sieur Fobert, / On rira à s'en faire mal.’
6. ‘L'Espérance triomphante, représentée dans la robuste et constante confiance de BARTHOLOMEUS, Premier Roi Chrétien du Japon au Royaume d'Omura, converti par un Père de la Société de Jésus, nommé Cosmus Turianus, triomphant par l'Assistance Divine des cruels tyrans Raycisama, Empereur de tout le Japon et Riogoses, Roi de Ximo.’ La pièce fut jouée à Caestre en 1765 par la Chambre de rhétorique à la devise ‘Nous vivons par la Victoire.’ Le texte a été imprimé chez Jacobus Franciscus Moerman à Ypres. (Également mentionné par De Baecker, ibidem.)
| |
| |
| |
[Nederlands]
7. Gebod der Liefde, ons door Christus gegeven, te veel door de christen verzuymt, door Caesar Octavianus. De kopie hiervan die ik vroeger gekregen had, bevat maar 10 bladzijden van het oorspronkelijke boek dat 60 bladzijden bevat. Het is gedrukt bij T.F. Walwein, boekdrukker op de Leet in Ieper. Van de vertaling naar ‘den grooten Corneille’ bezit ik alleen p. 9 en p. 58. Een volledig exemplaar berust in de Centrale Bibliotheek van de Katholie ke Universiteit in Rijsel sinds 1998.Ga naar eindnoot1 Het spel zou in 1774 opgevoerd worden door 14 rederijkerskamers aan weerskanten van de schreve waaronder zes in Frans-Vlaanderen: die van Steenvoorde, Sint-Winoksbergen, Kaaster, Vleteren, Eke en Strazele. De Belse kamer ‘Jong van Zinnen’ nodigt uit en de Prins Michaël Cleenewerck de Crayencour, betovergrootvader van Marguerite Yourcenar, ondertekent die uitnodiging. Er wordt ook bevestigd dat er toen nog vijf ‘bemachtigde’ rederijkerskamers waren in Belle.
8. We bespreken vervolgens de acht inschrijvingen (in handschrift) voor de toneelwedstrijd in Sint-Winoksber-
| |
[Frans]
7. ‘Le Commandement de l'Amour, donné à nous par le Christ, trop négligé par les Chrétiens, par César Octavien.’ La copie que j'en avais reçue précédemment ne compte que dix pages du livre original qui en comportait soixante. L'ouvrage est imprimé chez T.F. Walwein, imprimeur sur le Leet à Ypres. De la traduction d'après le ‘grand Corneille’ je ne possède que la page 9 et la page 58. Un exemplaire complet repose à la Bibliothèque centrale de l'Université catholique de Lille depuis 1998.Ga naar eindnoot1 La pièce serait représentée en 1774 par 14 chambres de rhétorique venues de part et d'autre de la frontière, dont six de Flandre française: celles de Steenvoorde, Bergues, Caestre, Flêtre, Eecke et Strazeele. C'est la chambre bailleuloise ‘Jonk van Zinnen’ qui invite et c'est son Prince, Michaël Cleenewerck de Crayencour, trisaïeul de Marguerite Yourcenar, qui signe l'invitation. On y confirme aussi que Bailleul compte encore à l'époque cinq chambres de rhétorique ‘dûment autorisées.’
8. Nous commentons ensuite les huit inscriptions (en manuscrit) au concours théâtral de Bergues avec la version
| |
| |
| |
[Nederlands]
gen met de Nederlandse versie van Tancrede (Voltaire) in 1785. Het gaat hier vooral om die van de Spaderijken en van de Geldzenders in Belle, die van Steenvoorde, die van Hondschote met de ‘Pertszetreders Foneynisten’ en die van Houtkerke. Als blijspel speelden de Spaderijken Den gierigaerd, de Geldzenders speelden De Schole der mannen, die van Steenvoorde Zama, die van Hondschote Het Spel der Liefde en die van Houtkerke Den bederven zoone. 9. ‘Met toestemming van en Heer Meyer’ is het begin van de uitnodiging van de Rederijkerskamer ‘Presse-Treders Fonteinisten’ van Hondschote, met name Lievde Werkt, schuilende onder de bescherming van d'Heylige Elisabeth, onderhouden binnen Hondschoote. De inleiding bestaat uit acht alexandrijnen. Het toneelstuk zal opgevoerd worden ‘in d'Herberge genaamd den Wilde-man, op de Groote Merkt’. De voorzitter van de ‘Schouw-burgraad’ is de ‘Dicht-Meester’ Hubben, een bekende dichter.
Twee bladzijden. Ze bevatten een uitgebreid reglement. Mijn kopie was gericht aan de ‘Maatschappij van Retho-
| |
[Frans]
néerlandaise de Tancrède (Voltaire) en 1785. Il s'agit surtout ici de celles des Spaderijken et des Geldzenders de Bailleul, de celle de Steenvoorde, de celle d'Hondschoote avec les ‘Pertszetreders Fonteynisten’ et de celle d'Houtkerque. En guise de comédie, les Spaderijken jouèrent ‘l'Avare’, les Geldzenders ‘L'École des hommes’, celle de Steenvoorde ‘Zama’, celle d'Houtkerque ‘Le Fils gâté’.
9. ‘Avec l'autorisation de Monsieur Meyer’ ainsi s'ouvre l'invitation de la chambre de rhétorique ‘Presse-Treders Fonteinisten’ d'Hondschoote, au nom ‘Amour Agit’ placée sous la protection de sainte Élisabeth, sise en la bonne ville d'Hondschoote. L'introduction compte huit alexandrins. La pièce sera représentée ‘à l'auberge nommée l'Homme sauvage, sur la Grand-Place’. Le président du ‘Conseil du Théâtre’ est le ‘Maître-poète’ Hubben, poète connu. Deux pages. Elles contiennent un règlement détaillé. Ma copie était adressée à la ‘Société de Rhétorique de Bergues’. La graphie ‘ae’ y est partout remplacée par ‘aa’! Mais je reviendrai sur l'orthographe.
10. Un manuscrit sans titre (un fragment) de 10 pages en
| |
| |
| |
[Nederlands]
rica te Bergen’. De ‘ae’ is overal vervangen door ‘aa’! Verder meer over de spelling.
10. Een handschrift zonder titel (een fragment) van 10 bladzijden in alexandrijnen bevat een kerstspel met taferelen in of om de stal, bij de herders, met de drie Koningen bij Herodes en in de stal... We vermoeden dat het nog in de achttiende eeuw geschreven en opgevoerd werd in Frans-Vlaanderen. We ontdekten geen plaatsnaam of datum.
11. Een handschrift (1 bladzijde) met een kerstlied in de vorm van een kerstspel met als spelers Abdias, Josias en Zabulon. Er zijn vier strofen. De melodie is op m'n fotokopie niet leesbaar: ‘plon...is....’. Doordat de wijs als ‘air’ aangeduid wordt, is dit lied waarschijnlijk van na de Franse Revolutie.
12. Abrahams offer is een toneelstuk in handschrift waarvan maar één rol tot ons gekomen is, nl. de ‘Rolle van Joras’, 4 bladzijden proza. Er waren volgens het handschrift minstens drie bedrijven. Waarschijnlijk 18e-eeuws.
| |
[Frans]
alexandrins comporte une nativité présentant des tableaux dans l'étable et au dehors, chez les bergers, avec les trois Rois chez Hérode et dans l'étable. Nous présumons qu'elle a encore été écrite au XVIIIe siècle et jouée en Flandre française. Nous n'avons pu déceler ni lieu ni date.
11. Un manuscrit (une page) avec un Noël en forme de nativité avec comme personnages Abdias, Josias et Zabulon, comportant quatre strophes. Sur ma photocopie, la mélodie n'est pas lisible: ‘plon... est...’. Vu la mention en français de ‘sur l'air de’, ce chant est sans doute postérieur à la Révolution française.
12. ‘Le sacrifice d'Abraham’ est une pièce manuscrite dont seul un rouleau nous est parvenu, à savoir le ‘Rouleau de Joras’, quatre pages en prose. Selon le manuscrit, il y avait au moins trois actes. La pièce date probablement du XVIIIe siècle.
13. ‘Jeu et Vie de Saint Nicolas, évêque de Myre...’ Manuscrit de quatre pages en alexandrins. Il s'agit donc d'un fragment d'une pièce écrite par le poète poperinguois Balthazar Vermeersch, vue et approuvée par Frans Leeuw,
| |
| |
| |
[Nederlands]
13. Spel of het Leven van Sinte Nicolaus, bisschop van Myra... Handschrift: 4 bladzijden in alexandrijnen. Een fragment dus van een toneelstuk geschreven door de Poperingse dichter Balthazar Vermeersch, goedgekeurd door Frans Leeuw, deken van Belle in 1686. Het stuk bestond uit drie bedrijven. De spelling van het fragment is 18e-eeuws. Waarschijnlijk opgevoerd in Kaaster waar de gilde ‘Wy leven door Victorie’ (onse oude Rhetorycke Ge-octroyeerde Gulde) ‘den Heyligen Nicolaus’ als patroon had. Onderaan lezen we (door een andere pen geschreven) dat het spel van de wederspannige Absalon, in 1766 gemaakt werd door J.B. Schilt uit Morbeke en dat het opgevoerd werd in Waalskappel in 1774, goedgekeurd door de Eerw. Heer Ceuvelaere.
14. Een fragment zonder titel, handschrift in alexandrijnen, twee bladzijden, bevat een toneelmatige samenspraak tussen Abraham en Isaäc. Het heeft niets te maken met het vermelde Abrahams Offer en is door een andere hand neergepend, al gaat het eveneens over het offer van Isaac op de berg Moria. Waarschijnlijk 18e-eeuws.
| |
[Frans]
doyen de Bailleul en 1686. La pièce comportait trois actes. L'orthographe du fragment trahit le XVIIIe siècle. Elle fut probablement jouée à Caestre où la guilde ‘Nous vivons par la Victoire’ (notre vieille Guilde de Rhétorique dûment pourvue d'octroi) avait saint Nicolas comme patron. Nous lisons au bas (écrit par une autre main) que la pièce sur le rebelle Absalon, fut écrite en 1766 par J.B. Schilt de Morbecque et qu'elle fut représentée à Wallon-Cappel en 1774, vue et approuvée par l'abbé Ceuvelaere.
14. Un fragment sans titre, un manuscrit en alexandrins de deux pages comporte un dialogue théâtral entre Abraham et Isaac. Il n'a rien à voir avec ‘Le Sacrifice d'Abraham’ susmentionné - l'écriture en est d'une autre main -, même s'il s'agit également du sacrifice d'Isaac sur le mont Moria. Probablement du XVIIIe siècle.
15. Un fragment sans titre, manuscrit en alexandrins de deux pages, un dialogue entre la martyre Barbara et Dioscores son père, qui la livre au bourreau. Le texte s'achève sur un dialogue entre Barbara et un ange qui l'encourage. XVIIIe siècle. Toutes les représentations théâtrales du XVIIIe siècle sont
| |
| |
| |
[Nederlands]
15. Een fragment zonder titel, handschrift in alexandrijnen, twee bladzijden, een dialoog tussen de martelares Barbara en Dioscores haar vader, die haar overlevert aan de beul. Het eindigt met een samenspraak tussen Barbara en een engel die haar bemoedigt. 18e-eeuws.
Alle toneelopvoeringen in de 18e-eeuw worden opgedragen aan de overheid. In de eerste plaats aan de adellijke heer. In Kaaster is dat in 1750 (‘De Wise Vonnes van Salomon’) Charles René, Philippus Hiacinthis de Thiennes, ‘Graeve van Rumbeque’ maar ook heer van Kaaster en Oudenem (een heerlijkheid in Kaaster) enz. In 1765 is dat eveneens in Kaaster (met De triumpherende Hope) ‘Graeve de Murray etc., Chambellan van Syne Koninglycke Hoogheyt den Hertogh Charles van Lorreynen, in 't Hof van Brussel, Commandant van de Stadt ende Casteel van Gendt’. In Vleteren is dat in 1765 (De Instellinge enz.) ‘Balthazar Petrus Felix de Wignacourt; Graeve van Vleteren enz’. In Steenvoorde is dat in 1781 (met de Zegenprael van Carel den VI), ‘Louis Augustus, Marquis van Leviefville ende van Steenvoorde’, enz. Alleen in Belle is dat met Gebod der Liefde in 1774 ge-
| |
[Frans]
dédicacées aux autorités. En premier lieu au seigneur local. A Caestre en 1750 (La Sage Sentence de Salomon), il s'agit de Charles René, Philippus Hiacinthis de Thiennes, ‘Comte de Rumbecque’ mais aussi seigneur de Caestre et d'Oudenem (une seigneurie de Caestre) etc. En 1765, il s'agit (avec ‘De triumpherende Hope’ - L'Espérance triomphante -) du comte de Murray, etc. etc., Chambellan de Son Altesse Royale le Duc Charles de Lorraine, à la Cour de Bruxelles, Commandant de la Ville et du Château de Gand. A Flêtre, en 1765, il s'agit (De Instellinge etc.) de ‘Balthazar Petrus Felix de Wignacourt, comte de Flêtre, etc.’ A Steenvoorde, il s'agit en 1774 (avec le ‘Zegenprael van Carel den VI’ - le triomphe de Charles VI), de ‘Louis Auguste, Marquis de Leviefville et de Steenvoorde, etc.’. A Bailleul seulement, avec ‘Gebod der Liefde’ (le commandement de l'amour - 1774), la pièce est simplement dédiée aux ‘Bailli, protecteur, échevins et Conseils de la ville de Bailleul’. Les sieurs susdits, à en juger par leurs noms et prénoms, semblent déjà quelque peu francisés, même s'ils connaissaient et parlaient encore très probable-
| |
| |
| |
[Nederlands]
woon aan ‘Bailliu, voogd, schepenen ende Raeden der stad Belle’. De bovenvermelde heren blijken al, aan hun naam en voornamen te zien, enigszins verfranst, al kenden en spraken ze hoogstwaarschijnlijk nog de volkstaal. Dat blijkt uit de taal van de testamenten en grafopschriften van heel wat adellijke heren die tijdgenoten waren, en dat wordt bevestigd door Ch. de Croocq.Ga naar eindnoot2
De opvoering van die toneelstukken werd ook opgedragen aan de baljuws en schepenen en aan de pastoor en de kapelaan.
- Taal. Afgezien van de talrijke telkens weer opduikende Middelnederlandse woorden is de gebruikte taal vrij algemeen Nederlands, zeker beïnvloed door Nederlandse schrijvers als Vondel, Cats en De Swaen. Er is weinig Zuid-Vlaams te bespeuren zodat ik moeilijk kan aanvaarden wat sommigen schrijven over particularistische bewegingen in die 18e eeuw.Ga naar eindnoot3
- Spelling. De wise vonnes van Salomon (1750) is in een nog vrij onvaste spelling opgesteld met woorden zoals ‘prynse’, ‘eertijtel’, ‘vyktorie’, enz. De latere teksten
| |
[Frans]
ment la langue du peuple. En témoigne la langue des testaments et des épitaphes de toute une série de nobles seigneurs contemporains; la chose est d'ailleurs confirmée par Charles de Croocq.Ga naar eindnoot2
La représentation de ces pièces de théâtre est également dédiée aux baillis et échevins, au curé et au vicaire.
- Langue. Excepté les nombreux mots moyen-néerlandais qui réapparaissent sans cesse, la langue employée est un néerlandais quasiment standard, certainement influencé par des écrivains néerlandais comme Vondel, Cats et De Swaen. On y décèle peu d'idiotismes sud-flamands, si bien qu'il m'est difficile d'admettre ce que certains - comme Jan Venstermans - écrivent au sujet de mouvements particularistes au cours de ce XVIIIe siècle.Ga naar eindnoot3
- Orthographe. ‘La sage sentence de Salomon’ (De wise vonnes van Salomon - 1750) est encore écrite dans une orthographe assez floue avec des mots comme ‘prynse’, ‘eertijtel’, ‘vyktorie’, etc. Les textes ultérieurs trahissent encore quelque peu cette incertitude mais se rapprochent progressivement de l'orthographe de Des Roches ou
| |
| |
| |
[Nederlands]
zijn nog wel enigszins onvast gespeld maar komen geleidelijk dichter bij de spelling van Des Roches of Halma en soms merk je invloed van Andries Stevens' Nederlandschen Voorschriftboek.
Het Kerstspel volgt in één enkel geval een eigen spelling. Het gaat om het behoud van de ‘v’ in het woord ‘lievde’. Zowel de ‘ij’ als de ‘y’ krijgen de twee puntjes. De ‘h’ valt soms weg of staat er te veel.
Heel opmerkelijk is de spelling in de uitnodiging tot de toneelwedstrijd in Hondschote van 1820. De ‘ae’ is ‘aa’ geworden, en naar analogie van de ‘b’, ‘d’ en ‘g’ wordt ook de ‘v’ en de ‘z’ geen ‘f’ of ‘s’ als ze stemloos uitgesproken worden, bv. ‘vijv’, ‘prijz’, ‘lievde’, ‘huiz’, enz. en de ‘uy’ is nu ‘ui’ geworden. De vrije ‘e’ in open lettergreep wordt ‘é’ gespeld en één keer in een gesloten lettergreep (spélder). Dit is waarschijnlijk volgens een van de verschillende toen verspreide spellingsystemen.
- Stijl. Het is duidelijk dat de besproken teksten geen hoogstaande literaire waarde hebben. De samenvattingen van de toneelstukken in de ‘argumenten’ zijn in hun gefor-
| |
[Frans]
Halma; parfois, on remarque l'influence du Nederlandschen Voorschriftboek (Livre de prescriptions relatives au bon usage de la langue néerlandaise) d'Andries Stevens.
Le Noël suit dans un seul cas une orthographe propre. Il s'agit du maintien du v dans le mot lievde (amour). Le ‘ij’ comme le ‘y’ prennent tous deux deux points. Parfois on omet le ‘h’ ou on l'ajoute à tort.
L'orthographe de l'invitation au concours théâtral de 1820 à Hondschoote est tout à fait remarquable. Le ‘ae’ y devient ‘aa’, et par analogie avec le ‘b’, le ‘d’ et le ‘g’, ni le ‘v’ ni le ‘z’ ne deviennent ‘f’ et ‘s’ quand ils s'assourdissent (songez à neuve/neuf en français); exemples: vijv, prijz, lievde, huiz; et le ‘uy’ y devient ‘ui’. Le ‘e’ libre en syllabe ouverte et, une unique fois, en syllabe fermée est écrit ‘é’ (spélder). Il s'agit probablement d'un des différents systèmes orthographiques en vogue à l'époque.
- Style. Il est évident que les textes en question n'ont pas une bien grande valeur littéraire. Les résumés des pièces de théâtre présentés par les ‘arguments’ sont rébarbatifs dans leur concision. Rébarbatives également les quelques pages
| |
| |
| |
[Nederlands]
ceerde beknoptheid stroef. Ook stroef zijn de paar bladzijden vertaling van Corneilles meesterwerk Gebod der Liefde (Cinna)
Verbolgen kinders van 't erdenken mijn'er smert
Die blindelings omarmt myn droef en dwalend hert
Veel beter en zelfs goed speelbaar is de pretentieloze taal van het Kerstspel. De fragmenten ervan die we van Mevrouw Maes-Celen gekregen hebben, zijn een slordige kopie met nogal wat fouten. Overigens lijkt dit kerstspel op het Kribbetje dat D. Carnel gepubliceerd heeftGa naar eindnoot4, alleen de muziek van de liedjes ontbreekt jammer genoeg. De stijl van de dialogen is net zo naïef, zoals in dit tafereeltje met Herodes en de Drie koningen.
Seg my, dit bid ik u o vorsten, hoeveel daegen
't is den dertienden daege
| |
[Frans]
de la traduction du chef-d'oeuvre de Corneille ‘Gebod der Liefde’ (Cinna)
La langue sans prétention du Noël est bien meilleure et bien plus adaptée au jeu théâtral. Les fragments que nous en avons reçus de Madame Maes-Celen sont une mauvaise copie bourrée de fautes. D'ailleurs ce Noël ressemble à la ‘Petite crèche’ (het Kribbetje) publiée par D. CarnelGa naar eindnoot4, seule la musique des chants fait hélas défaut. Le style des dialogues est tout aussi naïf, comme dans ce petit tableau entre Hérode et les Trois Rois.
Dites-moi, je vous prie, ô princes, combien de jours
y a-t-il que vous avez vu l'étoile
qu'elle nous est apparue.
Comme Carnel le raconte dans l'article mentionné, les Flamands de France veillaient avec beaucoup de goût aux habits des bergers, des ‘rois’, Hérode et ses princes, de Marie et de Joseph.Ga naar eindnoot5
| |
| |
| |
[Nederlands]
Zoals Carnel vertelt in vermeld artikel bezorgden de Frans-Vlamingen met veel smaak de klederdracht van de herders, de ‘koningen’, Herodes en z'n prinsen, Maria en Jozef.Ga naar eindnoot5
- Letterkundige betrekkingen tussen beide delen van Vlaanderen aan weerskanten van de schreve.
Zoals Vital Celen in z'n boek Fransch-Vlaanderen in 1933 beklemtoond heeft, waren de contacten tussen de rederijkerskamers aan weerskanten intens en uiterst hartelijk met een uitdrukkelijk gevoel van eenheid op het gebied van taal en cultuur. In alle toneelwedstrijden in Frans-Vlaanderen die we hier vermeld hebben, ontbreken die van de overkant nooit. Hoe hartelijk die betrekkingen waren, komt misschien het duidelijkst tot uiting in het gedicht dat de Spaderijken opdragen aan de rederijkers van Kortrijk. Celen noteert ook dat de Spaderijken de naam van de Kortrijkse kamer ‘De Cruysbroeders’ ophingen in hun lokaal.Ga naar eindnoot6
Besluit. De enkele flarden van en verwijzingen naar toneel in Frans-Vlaanderen die we hier konden behandelen, doen
| |
[Frans]
- Contacts littéraires entre les deux parties de la Flandre de part et d'autre de la ‘ligne’.
Comme Vital Celen le soulignait en 1933 dans son livre Fransch-Vlaanderen, les contacts entre les chambres de rhétorique de part et d'autre de la frontière étaient intenses et extrêmement cordiaux; il s'y exprimait un puissant sentiment d'unité linguistique et culturelle. Dans tous les concours théâtraux de Flandre française abordés ici, jamais les chambres de rhétorique d'outre-frontière ne font défaut. La chaleur des relations éclate peut-être encore le plus nettement dans le poème des Spaderijken en l'honneur des rhétoriqueurs de Courtrai.
Celen note également que les Spaderijken accrochèrent le nom de la chambre de rhétorique courtraisienne ‘De Cruysbroeders’ dans leur local.Ga naar eindnoot6
Conclusion. Les quelques lambeaux de pièces de Flandre française et les quelques références à ces pièces abordés ici laissent entrevoir l'impressionnante richesse de la littérature théâtrale originale et traduite du XVIIIe siècle et du début du XIXe. De Baecker remplit au moins quatre pages
| |
| |
| |
[Nederlands]
vermoeden hoe rijk Frans-Vlaanderen in de 18e en het begin van de 19e eeuw was aan oorspronkelijke en vertaalde toneelliteratuur. De Baecker vult minstens vier bladzijden met toneeltitelsGa naar eindnoot7 en zowel Vital Celen als Jozef Huyghebaert en Jozef Smeyers hebben die rijkdom benadrukt.Ga naar eindnoot8
| |
[Frans]
de titres de piècesGa naar eindnoot7, richesse soulignée aussi bien par Vital Celen que par Jozef Huyghebaert et Jozef Smeyers.Ga naar eindnoot8
(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut)
| |
| |
| |
Lexicon
Afkortingen
Mnl: Middelnederlands (Verdam, Middelnederlandsch handwoordenboek, 's Gravenhage, 1964, Supplement, Leiden-Antwerpen, 1983). |
Zvl: Zuid-Vlaams, streektaal van de Westhoek in Frankrijk. |
Wvl: West-Vlaams. |
DB: De Bo, Westvlaamsch Idioticon. |
DR: J. des Roches, Nederduytsch-Fransch Woordenboek, Antwerpen 1912. |
Stal: Stallaert, Glossarium (voortgezet door F. Debrabandere). |
Gal: Gallicisme. |
Halma: Nieuw Woordenboek der Nederduytsche en Fransche Taelen (Gent 1787). |
VD: Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. |
|
Abraham: handschrift, toneelfragment; boven besproken onder 15. |
Barbara: handschrift, toneelfragment; zie boven 16. |
Barth: Bartholomeus; ‘argument’; zie boven 6. |
Bergen: handschriften uit Sint-Winoksbergen; zie boven 9. |
Carel: Zegeprael van Carel den VI, ‘argument’; zie boven 4. |
Geb: Gebod der Liefde, ‘argument’; zie boven 8. |
Hondsch: ‘Met toestemming van den heer Meyer’, Hondschote; zie boven 10. |
Joras: rol van Joras in ‘Abrahams Offer’, handschrift; zie boven 13. |
Kerstlied: handschrift, zie boven 12. |
Kerstsp: Kerstspel, handschrift, 10 blz.; zie boven 11. |
Matha: Johannes de Matha en Felix de Valois, ‘argument’; zie boven 3. |
Mith: Mithridates, ‘argument’; zie boven 1. |
Sal: De Wise Vonnes van Salomon, ‘argument’; zie boven 5. |
Spad: lofdicht van de Spaderijken voor de Cruysbroeders; zie boven 2. |
St.-Nic: Het leven van Sinte Nicolaus, handschrift, toneelfragment; zie boven 14. |
Het cijfer na de afkorting wijst de bladzij aan. |
| |
A
aanwijz schrift: verklaart ...te zullen aanveirden eenen standaard met aanwijz schriften als bij onzen verzoek briev is gezeit, Bergen 1, ‘verklarende oorkonde’. |
Abbé, assistens: Philippus Josephus Revel, abbé, assistens, Barth 1 ‘hulppriester’. |
aengaen: de Kristen veldheeren bidden Eugenius den vyand aen te gaen, Carel 4, ‘aanvallen’; En gaet Eugenius leger geweldig aen, Carel 4, ‘aanvallen’. Nog eenige onkosten te moeten draegen wat onze gilde zou aengaen, Geb 4, ‘die onze gilde zou kunnen maken’? |
aenmoedigen: De sultan aenmoedigt syn volk, Matha; De konst aenmoedigt ons, Geb 3, aanmoedigen (onscheidbaar) |
aenmerken: daerom weet ende aenmerkt van de uytgank der woorden dat Jerusalem wederom soude getimmmert worden, Kerstsp 6, ‘opmerken’ Mnl (onscheidbaar). |
aennemen: hy geeft last de slaeven te pynigen het welke hy aenneemt te doen, Matha, ‘zich bereid verklaren’. |
aentasten: Sterrenberg versoekt den vyand aen te tasten, Carel 3 ‘aanvallen’. |
| |
| |
aenwakkeren: Den visier aenwakkert syn volk, Carel 4; Bartholomeus aenwakkert syn onderdaenen om de Afgodtsdienst te vernietigen, Barth 3, ‘aanwakkeren’, ‘aanzetten’, (onscheidbaar). |
aerebeyd: door last en aerebeyd, Kerstsp 2, ‘moeite’, Mnl, Zvl |
afbeelden: De triumpherende Hope afgebeeldt in 't kloekmoedigh en stantvastigh netrouwen van Bartholomeus, Barth 1, ‘voorstellen’. |
afrijken: in asia, eropa en afrijken, Kerstsp 5, ‘Afrika’. |
afstaen: en beraemen van Ludovicus met den Pater den wegh af te staen en hun vreedelyck te vermoorden, Barth 3, ‘afsnijden’. |
afstam: mijn onderstand op d'aard mijn afstams uytgelezen, Barb, ‘afstamming’. |
agterhaeling: tot agterhaeling der Onkosten, Mith, 27, ‘delging’. |
agterdinken: wat reden hebt gy nog van vrees of agterdinken, Kerstsp 5, ‘achterdocht’, Mnl. |
alderheyligste: ende broederschap van de alderheyligste Dryvuldigheyd, Matha, ‘allerheiligste’. |
alderhoogst: wij zijn op 't alderhoogst dankbaer uw minsaemheyd, Kerstsp 6, ‘ten hoogste’. |
allebardier: II. Allebardiers, Matha, ‘2 hellebaardiers’, ‘lijfwacht’. |
altijden: is de sterr' tot onser baet altijden voorgegaen, Kerstsp. 6, ‘de hele tijd’. |
| |
B
banck: Baillu, Voorschepens ende schepenen der dry heerelycke Bancken, Berth 1, ‘schepenbank’, Mnl. |
Bassa: den tweeden visier doet syn beklag aen den Bassa over den verloren slag, Matha; twee bassaen, Carel 3, ‘overheidspersoon’, ‘vorst’? |
bedanken: de vier slaeven bedanken God over hunne verlossinge, Matha, ‘bedanken voor’. |
bedied: maer hij heeft soo gij siet doen hebben het regt bedied, Kerstsp 7, ‘betekenis’, Mnl. |
bedieden: Den Paus verandert den Matha en Felix van kleederen en legt hun uyt wat het bedied, Matha, ‘betekenen’, Mnl. |
bederven: het blyspel met opschrift den bederven zoone, Bergen ‘verwennen’, Wvl (bederveling bij De Bo). |
bedwongen: het blyspel met opschrift het bedwongen huwelyk, Bergen, ‘gedwongen’, Mnl. |
be-eed: drie of vier be-eede bekwaeme, ende geloofwaerdige Mede-broeders, Geb. 5, ‘beëdigd’, Mnl. |
behangst: niet sonder reden heeft nu langen tijd mijn geest geweest behangst ende bevreest, Kerstsp 6, ‘angstig’, Mnl. |
beklemmen: Alle litmaeten ons Tooneel beklemmende zullen mogen komen aenschouwen hun spel, Oct. 5, ‘bestijgen’, Mnl. |
bekwaem: waer toe wy bekwaeme plaetsen zullen bereiden, Oct 5 ‘geschikt’. |
beleven: dat hij belevend is dees aengenaeme tijden, Kerstsp 5 ‘beleven’ (ongewoon onvolt. deelw., vgl. Engels gerund). |
bemagtigen: tot welkers oordeelen onze Gilde-broeders zullen bemachtigen drie of vier... Mede-broeders, Geb 5, ‘machtigen’, Mnl. |
bemagtigde: de pryzen zullen uytgedeelt worden door de bemagtigde, Oct 5,
|
| |
| |
‘gemachtigde’, ‘aangestelde’, Mnl. |
bemagtigt: een der vyf Rethoryken bemagtigt der Costuyme deser stede, Geb 3, ‘gemachtigd’, ‘erkend door de Costuyme’, Mnl. |
berommen: Adonias, beromt zich omdat hy den oudsten is der soonen van David, Sal 2, ‘er zich over beroemen’, Mnl. |
beschryven: beschreven door den Eerweerden Pater Haesaert, priester der Societeyt Jesu, Barth 2, ‘schrijven’. |
besichtigen: om de sterkte van hunne macht te besichtigen, Carel 2, ‘inspecteren’, Mnl. |
besitten: Salomon, nu de plats syns vaders besittende, komt Bersabée bidden, Sal 3, ‘bezetten’, ‘innemen’, Mnl. |
bestaen: maer 't geen dat hy bestond geevt onze vriendschap en uw onschuld vasten grond, Geb 9, ‘aanvatten’, Mnl. |
bestemmen: Mercy...vraegt...aen Eugenius om den vyand te bevechten het welk Eugenius niet bestemt, Carel 3, ‘uitvoeren’, Mnl. |
bethelem: de onbermhertigheyd van die in bethelem wonen, Kerstsp 10, ‘Bethlehem’, uitspraakspelling. |
bevangen: Terwylen word Mercy gebragt in eenen setel bevangen van eene siekte, Carel 3, ‘behept’, ‘getroffen door’, Mnl. |
bevelen: Bruner beveelt hem in den wille van den Heere, Carel 2, ‘toevertrouwen aan’, VD. |
bevroeden: Dat uwe redenschaer in Vlaendern best bevroed wat een tooneelbedrijf vereischt of cieren moet, Spad, 44, ‘bgrijpen’. |
bewegen: hy wordt beweegt om naer den bisschop van Parys te gaen, Matha, ‘aanzetten’, Mnl. |
bewind-man: bewind-mannen ende gemeene Mede-Broeders der Jong van Zinnen binnen Belle, Oct 2, ‘bewindsman’. |
beyden: wij moeten niet lange beyden, Kerstlied, ‘wachten’, Mnl, Zvl. |
bezorgen: hun Blyspel...waer van de Kleederen tot dies noodig elke Gilde voor zig zal moeten bezorgen, Geb 4, ‘zorgen’ (voor zichzelf zorgen inzake kleren voor het blijstel). |
bidden: Adonias bidt haer dat sy van synen twege den Koninck wilt bidden dat hy Abisagh van seunen voor syn Huysvrouwe magh trouwen, Sal 3, ‘smeken’. |
Bloei-maend: jegens den achtsten Bloei-maend eerstkomende, Geb 4, ‘mei’. |
blydelyk: het gonne sy blydelyk doen, Matha, ‘blij’, ‘vrolijk’, Mnl. |
brengen: den Engele brengt het Schapulier om De Matha en Felix, Matha, ‘omdoen’. |
buytengewoonlyk: uyt onze buytengewoonlyke vergaderinge, Oct 3, ‘buitengewoon’, Mnl. |
| |
C
caritaete: een goede Caritaete aen die hadden van noot, St.-N, 2, ‘aalmoes’, Mnl. |
chambellan: Chambellan van syne koninglyke Hoogheyt den Hertogh Charles van Lorraynen, Barth, 1, ‘kamerheer’, Fr. |
cors: een cleene ziekte of cors veroorzaekt licht het sterven, St.-N, ‘koorts’, Mnl cortse, Wvl (plaatselijk). |
Corteryk: waer Corteryk Atheen, gy zoudt u oprigten zien autaeren,
|
| |
| |
Spad 44, ‘Kortrijk’ (vanwege de rederijkerskamer). |
costuyme: bemagtigt der Costuyme deser stede, Oct 3, ‘de costume’ (in schrift gebrachte regels van gewoonterecht), genitief na bemagtigt. |
| |
D
daag: jaar, maand en daag zoals boven, Bergen 1, ‘dag’. |
daer: de plaetse daer wij het kind sullen sien leggen, Kerstsp 1, ‘waar’, Mnl (leggen = liggen). |
daer-en tusschen: Daer- en-tusschen Vleteren beroemt sich over haer broederschap, Matha, ‘ondertussen’; daertusschen is Mnl. |
daernaer: Daernaer Klucht, Carel 4, ‘daarna’ Mnl. |
deugd oeffer: het Konstgenootschap Deugd Oeffers in ons geseyde Steenvoorde, ‘deugdbeoefenaar’ Mnl (naam van een rederijkerskamer). |
de zelve: den zelven dag, Geb 4, ‘dezelfde’ Mnl. |
dies: doet haere saecken voort en bevestight haere woorden, dies den Koninck aen Zadoch den Priester, Sal 2, ‘aldus’; de kleederen tot dies nodig, Geb 2, ‘hiertoe’, Mnl. |
dier: hij had aen Abrahams zoon zoo dier belooft de glanzrijkste voorschikkingen, Joras 1, ‘plechtig’, ‘voortreffelijk’, Mnl. |
doemen: Dochter van Ctoranius voogd van Augustus en door hem in 't Drie-manschap gedoemd, Geb 7, ‘veroordelen’, Mnl. |
Doen: doen gy my wêre vertoont dit Denk-beeld g'heel vol bloede Geb 3, ‘als’, ‘toen’, Mnl. |
dog: zy dog zoo goed, aenveerd ons broederlyk gezugt, Spad, 44, ‘toch’, Mnl. |
doorsteken: behal(ve) dat hy synen Soone Absolon sonder syn bevel aen den boom hadde doorsteken, Sal 2, ‘doorstoken’, Wvl. |
dorp: Bailliu ende schepenen van 't Dorp en Marquisaet van Viefville van Steenvoorde, Sal 2, ‘dorp’ (alleen in Steenvoorde van heel Frans- en West-Vlaanderen). |
douw: en smeeken aen natuer dat zy met eenen douw heel dit land besproeyen zou, Spad 44, ‘duw’, (hier) ‘op slag’, Mnl. |
Drie-manschap: door hem in 't Drie-manschap gedoemd, Geb 7, ‘bewind der Driemannen’ VD. |
dul: den Visier...gaet met een dullen moed syn volk ter hulpe, Carel 4, ‘uitzinnig’, Mnl, of ‘verbeten’, ‘toornig’, Wvl. |
| |
E
echtenis: Bruner word door het bevel van den Visier in echtenis gestelt, Carel 2, ‘hechtenis’, Mnl. |
echte vrucht: ...moesten derven 't geluk van winnen Echte vruchten, St.-N 1, ‘vrucht van het huwelijk’ (echt), ‘kind’, Mnl. |
edeldom: Eugenius vermaent den Edeldom dat sy ...souden ghehoorsaemen, Carel 3, ‘adel’ Mnl. |
edelyk: o Drift vol ongedult om edelyk te vreken myns vaders dood, Oct 8, ‘op een edele wijze’, ‘edel’, Mnl. |
eed-gespan: en dat het 't Eed-gespan bekent zy, hoe August die straf hun kwyt-scheld, Geb 9, ‘groep samenzweerders’, gespan is Mnl voor samenzwering. |
eerbiedelyk: seer eerbiedelyk opgedragen aen den edelen
|
| |
| |
Hoogmogenden Heer M'Her..de Wignacourt, Matha, ‘eerbiedig’ Mnl (niet in de woordenboeken). |
eer-tytel: Rhetorycke ...Gulde met Eer-tytel geseyt Wy leve door Victorie, Barth, 1, ‘leuze’, ‘kenspreuk’, (eretitel). |
egt: dat morgen d'egt haer beider min bekroon, Geb 9, ‘huwelijk’ Mnl. |
eigenst: twee Gilden van d'eigenste Stad, Geb. 4, ‘dezelfde’ DB. |
erblijken: maer in haer wezen doen sij op mij haere oogen sloeg, erblijkte ik klaerlijk onswille en verbittertheyd, Joras 3, ‘ontdekken’, Mnl. |
erdenken: verbolgen kinders van 't erdenken myn'er smart, Geb 8, ‘herinnering’, Mnl. |
erkentenisse: waer op men hun zal Erkentenisse geven van ontfang, Mith 26, ‘kennisgeving’ (in Verdam niet in deze betekenis, maar als ‘waardering’). |
ernemen: gebied hem de Wapenen met alle macht weder te ernemen, Carel 3, ‘weer opnemen’. |
erstelder: erstelder van het mensch geslagte, Kerstsp 9, ‘hersteller’. |
| |
F
Fertel: Tot Sint-Omaers by Dominicus Fertel, Vlaemsch Boekdrucker; Sal, 1, naam van een drukker in Sint-Omaars, 1750. |
Fransch: dat vry den Fransch en Brit juigt zyn tonneelbedryvers, Spad 44, ‘Fransman’. |
| |
G
geeede: voor ons koning ende geeede gebroeders, Geb 8, ‘beëdigde’ Mnl. |
Geerst-maend: om 't Lot te werpen wie de eerste in Geerstmaend het Toneel zullen openen, Mith 26, ‘grasmaand’, ‘april’. |
gelande: benevens de Heer Griffier deser voornoemde Prochie Gelande ende Notabele, Barth 1, ‘landeigenaar’, Mnl. |
geliefte: naer hun geliefte, Geb 4, ‘naar believen’, Mnl. |
gelyk: Mercy, gelyk hy erstelt word van syne ziekte, vraegt om den vyand te bevechten, Carel 3, ‘zodra’, (niet in de woordenboeken, vgl. Wvl ‘lijk dat ie ommekeek,...’ ‘net toen’. |
gemeen: bewindmannen ende gemeene Mede-Broeders, Oct 2, ‘gewoon’, Mnl. |
gemerkt dat: gemerkt dat alle geluk gemerkt dat alle segen over u is gestort als eenen soten eregen, Kerstsp 9, ‘aangezien’. |
genoode: Adonias met syn genoode, ‘gendodigde’, ‘gast’. |
geoctroyeerd: van onze Geoctroyeerde Gilde, Barth 1, ‘wettelijk erkend’. |
geraedig: ieder Gulde zal vermoegen in de Stad te komen, zo zy het geraedig vind, Mith 26, ‘geraden’, ‘raadzaam’, Mnl. |
gering aenzien: biddende niet gering 't gonne wy U - E opofferen...te willen aenzien, Geb 9, ‘geringschatten’. |
geschien: 's Maendags...sal een raere Klucht geschien, Barth 2, ‘plaatshebben’ (opgevoerd worden), Mnl. |
geselnede: geselnede van den seer Edelen Heere Graeve de Murray, Barth 1, ‘echtgenote’, Mnl. |
gespreek: dat Sara ...hun aengenaem gespreek niet stoore, Joras 1, ‘gesprek’, Mnl (gespreke). |
geval: het blyspel met als opschrift het Spel der Liefde ende des gevals, Bergem 4, ‘toeval’, Mnl. |
| |
| |
gewelt: ende hem willende bevechten, werdt door een Hemelsch gewelt wederhouden, Barth 2, ‘kracht’, Mnl. |
gilde-kamer: in onze Gilde-Kamer, ‘gildehuis’. |
't gonne: 't gonne synen heydenschen vader niet konnende lyden, Barth 2, ‘hetgeen’, Mnl. |
griffier: Jan Baptist Dieusaert, Griffier van 't selve Vleteren, Matha, ‘secretaris’, Zvl. |
Groot-Cruys: Commandeur ende Ridder Groot-Cruys van het Doorluchtg Orden van den H. Aerts-Engel Michael in Duytschland, Matha, ‘versiersel verbonden aan de hoogste klase van sommige ridderorden’ (hier de persoon zelf), VD. |
grouf: van vyf bulten grouf en fyn, 't sullen waere aepen syn, Barth 2, ‘grof’, ‘zwaar’, Mnl. |
gulde: van onse Oude Rhetorycke geoctroyeerde Gulde, Barth 1, ‘gilde’. |
gulde-broeder: aen Prince, Deken en gemeyne Gulde-Broeders, Matha ‘gildebroeder’, ‘lid van een gild’, Mnl. |
gulden: vier-en-twintig guldens Ryssels Geld, Mith 26, ‘gulden’ (een pond grooten Vlaamsch was 6 gulden waard (Lemaire)). |
| |
H
haave: de haave mijns geluks, Abraham, ‘haven’, Mnl. |
haers weegs: Adonias met al syn genoode dit hoorend, vluchten elck haers weegs, Sal 2, ‘zijns weegs’. |
haest: gij sult haest sien den Messias, Kerstsp 1, ‘weldra’, Mnl. |
haesten: den sesden Bassa komt in haesten seggen dat de vyand... geland is, Carel 3, ‘inderhaast’. |
haeter: dat vry ons haetren dan ons schelden en verfoeyen, Spad 44 ‘hater’ (haters). |
handel: Natan den Propheet maeckt aen Bersab, den ganschen handel van Adonias kenbaer, Sal 2, ‘handelingen en gedragingen’. |
heer broeder: naer het te kennen geven van mijn heer broeder, St.- Nic 3, ‘broer-priester’, vgl heervader en vrouwmoeder vader en moeder van een priester in Frans-Vlaanderen. |
heldendaedbeschryver: dat Griek en Romer juigt zyn heldendaedbeschryvers, Spad 44, ‘epische dichter’, purisme. |
Helicon: op dat onz' Helicon besproeyt zy met het nat uw's Hipokreensche Bron, Mith 25, ‘aan de muzen gewijde berg’, hier ‘rederijkerskamer’. |
helsche fuerie: Den geest van Absalon...wilt de moort vreken...waertoe hy vier(t) helsche fuerien verweckt, Sal 2 ‘wraakgodin’. |
Herfst maend: Herfst maend 1775, Oct, ‘september’. |
herzetten: zouden mij dit verlies herzetten, Joras 9, ‘herstellen’ ‘weer goedmaken’. |
het selve: geeft het selve in handen van synen sone, Barth 3, ‘hetzelfde’, ‘dat’, Mnl. |
heyliglijk: in Lidia gestorven zeer heyliglijk, St.-N, 1, ‘heilig’. |
hier af: Eugenius;.. vraegt de waerheyd hier af, Carel 3, ‘hierover’, Mnl. |
Hipokreensch: door het nat uw's Hipokreensche Bron, Mith 24, ‘hengstenbron’, aan de muzen gewijd. |
Hof: t'onzen hove, Geb 3, ‘rederijkerszaal’. |
hoofd cieraet: Tooneel, kleederen,
|
| |
| |
hoofd cieraet, Geb 4, ‘hoofdsieraad’ waarmee men het hoofd tooit, VD. |
hoofdig: uw hoofdig oproering en laege spoorloosheen, Barbara, ‘koppig’, Zvl. |
hooghelyckx: Bartholomeus hier door herstelt synde, komt met de syne Godt hooghelyckx te bedanken, Barth 2, ‘bijzonder’, ‘hooglijk’ of ‘plechtig’, Mnl. |
hoog-gebooren: den Hoog-geboren Heer M'Her de Wignacourt Charles Emmanuel, Matha, ‘hooggeboren’, DR. |
Hoog-mogende: opgedragen aen den Edelen en Hoog-mogenden Heer M'Her Balthazar, Petrus, Felix de Wignacourt, Matha, ‘hoogmogend’ (was volgens VD titel van de Staten Generaal en de Staten van Gelderland...). |
Hoogh Priesterdom: Salomon set Abjathar van het Hoogh Priesterdom, Sal 3, ‘hogepriesterschap’. |
hovelingsken: een Hovelingsken brengt twee brieven, Carel 2, ‘edelknaap’, Mnl. |
Hoy maend: op den 28. en 29. Hoy maend, Matha, ‘juli’, Mnl. |
hulden: o Goedheid, waer door uw Magt regtveerdig word gehuld, Geb 9, ‘eren’, ‘huldigen’, Mnl. |
| |
I
in haesten: Eugenius erstelt in haesten zyn volk, Carel 4, ‘inderhaast’. |
inleg: zullen de pryzen vermeerdert of vermindert worden naergelang de Inleg, Mith, 27, ‘inlegsom’. |
inspraek: dat het Godendom...aen u zoo een getrouw en deugdzaem inspraek geeft, Geb 9, ‘ingeving’, ‘innerlijke ansporing’. |
invaeren: Xangandonus die met syne macht de stadt meynt in te vaeren, Barth 3, ‘binnengaan’, ‘intrekken’, Mnl. |
inwendiglijk: nogtans inwendiglijk ons hert en siel ontstekt, Kerstsp 4, ‘inwendig’. |
| |
J
jaer-wyser: Jaer-wyser 't VerbeelD goDts WonDer CraCht, Barth 1 ‘chronogram’ (hier: 1765). |
Japonien: Herstellinge van het Christendom in Japonien, Barth 4, ‘Japan’. |
jegens: jegens den achtsten Bloeymaend, Geb 4, ‘tegen’, Mnl. |
jonk-bejaert: ons zoon nog jonkbejaert, St.-Nic 2, ‘jong’. |
jonkgebooren: de plaets van die jonkgebooren, Kerstsp 7, ‘pasgeboren kind’. |
jonck vier: Benaïa soeck Abisagh te bewilligen om dat sy door haer jonck vier den ouden Koninck soude verwermen, Sal 2, ‘jeugdige gloed’. |
jonnen: onze Gulde zal jonnen eenen zilveren schaekel, Mith, 44; ‘schenken’, Mnl. |
jonste: Natuer is milder als zy denken in haer jonsten, Spad 44, ‘gave’ Mnl. |
juigen: Dat Griek en Romer juigt zyn heldendaedbeschryver, Spad 44, ‘toejuichen’. |
| |
K
kaamer: Actum in Kaamer der gulde van Rhetorica, Bergen, 4, ‘vergaderzaal’. |
kenzien: met kenzien Wy zwieren door Heilig geest bestierd, Bergen 6, (lees kenzin), ‘leuze’. |
kenspreuk: aen de Konstminnende Iveraeren... met kenspreuk Ontsluyters van vreugden, Carel 1, ‘leuze’. |
| |
| |
keure: dat de gulde...den eerste prys in gelde of in standaard ten keure laat der gulde van berghen, Bergen 4, ‘keuze’ Mnl. |
komen: Den Visier komt den 4 of 5 Bassa met Bruner gevangen Carel 2, ‘raken’, ‘worden’. |
konnen: 'T gonne synen vader niet konnende lyden, besluyt..., Barth 3, ‘kunnen’, Mnl, DR. |
konste: naer de konste, Geb 5, ‘kunst’ DR. |
konst-genootschap: alle gemeene Gilde Broeders van 't zelve Konstgenootschap, Oct 6, ‘rederijkerskamer’ (hier). |
konst-minnende: door de Konstminnende Jonkheyd der Prochie van Vleteren, Matha, ‘kunstgenootschap’ (naam van een toneelgezelschap, niet de rederijkerskamer). |
koorde: die door Eugenius bestraft worden met de koorde, Carel 3, (bestraffen met de koorde) ‘ophangen’, VD (vroeger). |
kroone: den eerste (prys) vijf-en-twintig Fransche kroonen, Geb 4, ‘gouden of zilveren munt met een kroon op’, Stal, Kil. |
kruyswys: de handen kruyswys uytstekende over twee slaeven, Matha, ‘kruisgewijs’, ‘kruiselings’, VD. |
Kuyper opera: het blyspel met opschrift den Kuyper opera, Bergen 6 ‘soort opera’? |
kwaelyk: ...zal men nog op syn wel of op syn kwaelyk spelen geen opzigt kennen, Oct 5, ‘slecht’ (t.o. wel: ‘goed’). |
kwyten: de post heeft den zelven heer gereserveerd... wegens den gezeiden standaard oft de ...somme in gelde te kwyten by brief binnen de acht a thien daagen, Bergen 2, ‘betalen’, ‘vereffenen’. |
| |
L
landgebied: om prijs t'ontfaen..en dus de redenkonst door gheel ons landgebied te vijlen, Spad 44, ‘het hele land’ (bedoeld wordt heel Vlaanderen aan weerskanten van de grens). |
landschap: Den gesant van Venetien tracht den vrede te verlangen... mits weder te hebben het landschap Mor, en, Carel 2, ‘gebied’, ‘streek’, Mnl. |
landstreke: terwylen komt Pisany kenbaer maken...hoe het alles in die landstreke wedervaren is, Carel 2, ‘streek’. |
langst: langst de Spaensche kust, Matha, ‘langs’, Wvl. |
lauwertelg: twijl in dit land geen lauwertelgen wassen, Spad 44, ‘lauriertak’ (hier figuurlijk: lauwerkransen voor de dichters). |
leerend-konst: d'eere...van op ons schouw toneel de Leerend-konst te voen, Geb 3, ‘didactische kunst’? |
Lente-Markt: Thomas Franciscus Walwein, Boek-drukker en Boekverkooper, woonende op de Lente-Markt 1765, Matha, ‘markt waar ze bonen, erwten, vitsen enz. verkopen’ DB; volgens Verdam is lente o.m. ‘linzen’, Mnl. |
lestigheyd: om hem met alle lestigheyd te krijgen in mijn magt Kerstsp 6, ‘kwade trouw’, ‘arglistigheid’, Mnl. |
logenen: gij logent uw geslagt door dat verwaand begaen, gij logent die van wie gij 't leven hebt ontfaen, Barbara, ‘verloochenen’, Mnl. |
loten: het zelve Eer-teeken zal door hun gelot worden, Geb 4, ‘verloten’, ‘door het lot aanwijzen’, Mnl. |
| |
| |
lusschen: en 't bloed van Sara en haer zoon alleen zal Agars vraeke lusschen, Joras 1, ‘lessen’, ‘bevredigen’ |
lyden, Ly, dat wy, ...alom te kennen geven dat uwe redenschaer in Vlaenderen best bevroed wat een tooneelbedryf vereischt... Spad 44, ‘dulden’, ‘toestaan’, (van lijden: geb. wijs zonder d, opmerkelijk modern ABN). |
| |
M
maetzangkunst: dat met de maetzangkunst de Italiaen zich streelt, Spad 44, ‘muziekkunst’, purisme. |
macht: Riogoses beveelt syn macht aen Xangandonus, die met de syne de Stadt meynt in te vaeren, Barth 3, ‘legermacht’. |
maeken: Geen gilden zullen vermogen Tooneel speelders te gebruyken die geen litmaeten maeken van hun konstgenootschap, ‘zijn’, ‘uitmaken’, Mnl. |
Maget: schuylende onder de Voorspraeke van de Alderheyligste Maget geseyt Onse Lieve Vrouwe van Dinant, Matha, ‘maagd’, Mnl. |
Maroken: met eenen brief naer den Koning van Maroken, Matha, ‘Marokko’. |
meester-stuk: meester-stuk van den grooten Corneille, Geb 1, ‘meesterwerk’. |
merkt: (zy) komen naer de merkt met vier slaeven om die zelve te verkopen, Matha, ‘markt’. |
middenstoel: d'onsterfelijke zal die in drijvuldig wezen den middenstoel beklet, Abraham, ‘voornaamste stoel of troon’. |
min: met Liefde en Min, Geb 3, ‘liefde’, ‘vriendschap’ enz. Mnl |
mitsgaeders: mitsgaeders aen Myn Heeren Bailliu ende Schepenen, Carel 1, ‘alsook’, Mnl. |
moedigen: Den Visier moedigt syn volk, Carel 2, ‘aanmoedigen’. |
moorden: aen die hem moorden wilden, Geb 1, ‘vermoorden’ Mnl. |
mogen: mits hy hem kloeckelyck verweer doch mogt om niet, Sal 2, ‘krachtig zijn’? (hem = zich). |
| |
N
naa: naa zyn wille of goed dunken: Hondsch 2, ‘naar’, Mnl. |
naemen: eenen Eremyt die Felix de Valois is genaemt, Matha, ‘noemen’, Mnl, DB. |
naer: naer gehoort te hebben veele schoone zeede lessen, Sal 2; morgen, zeg ik, naar de noene, Sal 2; naer middag ten twee uren, Oct 3, ‘na’, Mnl. |
naergeslacht: Echte vruchten tot naergeslacht gewenst, St.-Nic, 1, ‘nageslacht’. |
naervolgen: Eugenius bid den almogenden Godt en naer het gebed volgt hem naer, Carel 4, ‘achter iemand aan gaan’, Mnl. |
navolgend: op de navolgende dagen van Herfst-maend 1771, Oct 1, ‘hiernavolgend’, Mnl. |
Nederduyts, in 't Nederduyts vertaelt, Geb 1, ‘Nederlands’. |
neerbogendheyd: daer ist dat ik met groot neerbogendheyd aenbidden, Kerstsp 1, ‘nederigheid’ (Mnl neerbogen = nederig). |
niet: mae al om niet, Matha, ‘niets’, Mnl. |
noden: de Hondschoot's Maatschappy nood haare naagebuurs om op haar schouwburg thans in eenen stryd te komen, Hondsch 1, ‘uitnodigen’, Mnl, Zvl. |
nopen: 'k zal tot erkentenis, door liefde uw herten nopen, Geb 9, ‘opwekken’, Mnl. |
| |
| |
| |
O
onderstaen: soo hij gewillig dit niet wilde onderstaen, Kerstsp 10, ‘ondersteunen’, ‘schragen’; Mnl. |
onderstand: tot onsen onderstand, Kerstsp 1, ‘steun’, Mnl. |
ondervallen: ingevalle dat er min als thien gilden zouden... gevonden worden zal dit ons voorwerp ondervallen, Geb (59), ‘wegvallen’ Mnl. |
onderwind: wat zal ik zeggen, Heer na dat onz'onderwinden... zoo zeldzaem loon bevinden, Geb (59), ‘onderdaan’? Mnl. (niet vermeld). |
ongenucht: k'en sorg voor ongenuchten, Kerstsp 1, ‘afkeer’, ‘verdriet’, Mnl. |
ongestudeerd: Balthasar Vermeersch, ongestudeerden rymdichter tot Poperinge, St-Nic 1, ‘die niet gestudeerd heeft’ |
ontfaen: om u in onze Schaer t'ontfaen in Liefde en Min, Geb 3, ‘ontvangen’, Mnl. |
ontleggen: Benaïa soeck Abisagh te bewilligen om dat sy door haer jonck vier den ouden Koninck soude verwermen, het welcke sy wilt ontleggen uyt vreese voor haer eere, Sal 2, ‘weigeren’, Mnl. |
ontsluyter: met kenspreuk Ontsluyters van vreugden, Carel 2, ‘ontsluiter’, ‘die laat ontstaan’, Mnl (ook ‘portier’). |
onverschaemt: en ‘sij’ was nog zoo onverschaemt te durven zeggen..., Joras 3, ‘onbeschaamd’ (Mnl ‘zonder schande’). |
onvoorsiens: maer worden onvoorsiens door engelen verlost, Barth 4, ‘onvoorzien’. |
oogmerk: maer biddende niet het geringe...maer 't goed oogmerk te willen aenzien, Geb 2, ‘bedoeling’. |
oogwit: ons oogwit strekt niet tot eigen baet, Geb 3, ‘doel’ VD vero. |
oordeelder: door onze aengestelde oordeelders, Bergen 3, ‘beoordelaars’. |
oorsaek: dits d'oorsaek dat wij nemen de stoutigh, d, tot u gekomen zijn om t'hebben sekerh, d, Kerstsp 6, ‘reden’, ‘aanleiding’, Mnl., Zvl. |
op nieuws: 'K ben meer verbaest, dat gy op nieuws uw gunst belooft, Geb 9, ‘opnieuw’. |
opofferen: 't gonne wy UE. opofferen, Geb. (58) ‘opdragen aan’, Mnl. |
Opper-Land-Drost: erfachtig Opper-Land-Drost van den Edelen Hove, Stede en Casselry van Cassel, Matha, ‘opperbaljuw’. |
Opper-veldstaf: Den Keyser geeft Eugenius een Krucifix als Opper-veldstaf, Carel 3, ‘als staf voor de opperveldheer’? |
opregten: gy zoud u opregten zien autaeren, Spad 44, ‘oprichten’, ‘bouwen’, Mnl. |
opzigt: zal men nog op zyn wel of op zyn kwalyk spelen geen opzigt nemen, Geb 5, ‘toezicht’, ‘aandacht (geven)’, Mnl. |
ouderling: sal speel-wys vertoont woren door Prince, Deken, Ouderlingen ende gemeyne Gulde-broeders, Bart 1, ‘oudste van een gild die daarin het ambt van gezworene bekleed had’, Mnl. |
Ougstmaend: op en 23 en 24 Ougstmaend, Carel 1, ‘augustus’, Wvl (spr; oestmaand). |
overwinnen: het welcke sy wilt ontleggen, maer nochtans door veele redenen van Benaïa wordt overwonnen, Sal 2, ‘overhalen’, ‘overtuigen’, Mnl. |
| |
| |
| |
P
Pagie: Prince Pagie Josephus de Vos, Barth 2, ‘dienaar van een lagere rang’, Mnl. |
plegen: goedertierenheid gepleegt aen die hem moorden wilden, Geb 2, Gebod der Liefde gepleegt aen die hem moorden wilden, Geb 1, ‘betuigen’, ‘schenken’, Mnl. |
Poeder huys: Sterrenberg tyding brengende dat het Poeder-huys van Belgrade gesprongen is, Carel 3, ‘buskruitmagazijn’, Mnl. |
Presse-Treders: onder Kenspreuk Presse-Treders, Hondsch 1, ‘wijnperstreders’, (vroeger heten ze Persetreders, naam van de Hondschootse rederijkerskamer), Mnl. |
pryzstuk: welke heden op ons Tooneel het pryzstuk van Tancrede zullen vertoonen, Bergen 1, ‘uitgelezen toneelstuk’. |
| |
R
raed: opdracht aen myn heeren, mynheeren bailliu, voogd, schepenen ende raeden der stad Belle, Geb 2, ‘lid van een bestuursraad, Mnl. |
raeden: tracht haeren Man tot de vlucht te raeden, Barth 3, ‘aanzetten’, ‘iets aanraden’, Mnl. |
redenaer: om alle Redenaeren in onze Redenzael by een te zien vergaeren, Geb 3, ‘rederijker’ |
Reden Maegd: Vertoog door de Reden Maegd, Matha, ‘toneelspeelster die de maagd van de rederijkerskamer speelt en verschillende keren optreedt (vertoog)’. |
Reden-Zael: in onze Reden-Zael, Geb 3, ‘toneelzaal van de rederijkers’. |
regieren: onbequaem om 't Ryck voorders te regieren, Barth 3, ‘besturen’, Mnl. |
Rethoryk: van onze oude Rethoryke geoctroyeerde Gilde, Sal 1; ‘van de rederijkers’. |
Rethoryke: een der vyf Rethoryken bemagtigt der Costuyme deser Stede, Geb 3, ‘rederijkerskamer’. |
Romer: Dat Griek en Romer juigt zyn heldendaedbeschrijvers, Spad 44, ‘Romein’. |
| |
S
schaer: tot uwe meerder vreugd wy alles zullen tragten om U in onze schaer t'ontfaen met Liefd' en Min, Geb 3, ‘gezelschap’ ‘gilde’, Mnl. |
schependom: Heere der Stede ende Schependom van Bassee, Matha, ‘gebied van een schepenbank’, Mnl. |
schouw-tooneel: op dat zy al te mael ons d'eere zouden doen van op ons Schouw-tooneel de Leerend-Konst te vieren, Geb 3, ‘schouwburg’, ‘het toneel waarop gespeeld wordt’. |
schuylen: schuylende onder de Voorspraek van de Allerheyligste Maget, Matha, ‘z'n toevlucht zoeken onder’, Mnl. |
Serafquir: den Serafquir van Belgrade is verwondert geen tydingen te ontfangen, Carel 3, ‘overheidspersoon’. |
seunen: bidt haer dat sy van sijnen twege den Koninck wilt bidden dat hy Abisagh van seunen voor syn huysvrouwe magh trouwen, Sal 3, ‘voor zonen’? (om zonen te krijgen?) |
sieur: sieur pieter heem medelitmaet der gulde van Rhetorica van Hout-kerke, Bergen 5, ‘de heer’, Gal. |
| |
| |
slaefsch: dat agar geensints is uit slaefschen stam gesproten, Joras 1, ‘van slaven’. |
slaen: De Heylige Kercke vertoont hoe de Heydenen van de Stadt geslaegen worden, Berth, ‘verslaan’, Mnl. |
smyten: ... (De Matha) smyt hem wederom voor een Crucfix, Matha, ‘zich werpen’, (hem = zich). |
Spagnien: den Koning van Spagnien, Matha, ‘Spanje’. |
spelwys: sal spelwys vertoont worden op den 28 Juli 1750, Sal 1 ‘als toneelspel’. |
spie: de Turksche spien, Carel 3; den Visier gebied zyne Spieden te zenden, Carel 2, ‘spion’, Mnl. |
spoedelijk: laat ons spoedelijk ons stellen op de baen, Kerstsp 9, ‘spoedig’. |
spoorloosheen: uw ...laege spoorloosheen, Barabara, ‘buitensporigheden’, VD (verouderd). |
Sporkel-maend: den 1. Sporkel maend 1774, Geb 3, ‘februari’, Mnl. |
staen: dat de Liefd' der Konst zoud' eeuwig blyven staen in ons West-Vlaend'ren land, Mith, 29, ‘bestaan’, Mnl (West-Vlaanderen was toen Frans-Vlaanderen + westelijk West-Vlaanderen). |
stellen: den Paus gebied aen syne Cardinaelen, aen De Mathaen en Felix hun te saemen in 't Gebed te stellen, Matha, ‘gaan bidden’ (hun = zich); dat wij t'saem stellen ons op weg, Kerstsp 6, ‘zich op weg begeven’. |
sterk maaken: hebbende, den zelven sieur huyghe, als hem sterk maakende over zyne gulde verklaart te wenschen... de aengestelde somme, Bergen 1 -2, ‘zich in staat achten’, VD. |
| |
T
tachentig: dezen eenentwyntigsten bloeimaand zeventhienhonderd sesen tachentig, Bergen 1, ‘tachtig’, Mnl. |
't eecken: By Dominicus Fertel Vlaemschen Boeck Drucker, in 't eecken van Sinte Bertinus in de deghe-maeckers-Straete, Sal, 1, ‘het teken’, ‘embleem’. |
tellen: Ieder Gulde zal gehouden zyn den zelven Dag te tellen vier-en-twintig Guldens Ryssels Geld, Mith 26, ‘betalen’, Mnl. |
ten onderen brengen: vraeght om synen soone ten onderen te brengen, Barth 2, ‘ombrengen’. |
terwillen: terwillen komt Adonias bidden om genaeden, Barth 2, terwylen komt Pisany ...kenbaer maken, Carel 2, ‘ondertussen’. |
timmeren: weet dat Jerusalem wederom soude getimmert worden, Kerstsp 6, ‘opbouwen’ (wederopbouwen), Mnl. |
tocht: Den tweeden Bassa vertrekt naer den Tocht, Carel 3, ‘veldtocht’, ‘legertros’, Mnl |
toe-dies: Toe-dies aen den seer Edelen en Hoog-geboren Heer, Matha, ‘want’, Mnl (niet vermeld). |
toeeygenen: terwille komt Adonias bidden om genaede, het welcke hem wort toegeeygent, Sal 2, ‘toekennen’, Mnl. |
toeseggen: Eugenius vermaent den Edeldom dat sy onder syne bestieringe souden gehoorsaemen, 't welk sy hem toeseggen, Carel 3, ‘ermee instemmen’, Mnl. |
Tooneel-speelder: geen gilden zullen vermogen Tooneel-speelders te gebruyken, die geen litmaeten maken, Geb 5, ‘toneelspeler’. |
| |
| |
tonneel-kamp: dat dien Tonneel-Kamp zal van u zyn aangenomen, Hondsch 1, ‘toneelwedstrijd’. |
tot: tot Sint-Omaers, Sal 1, ‘in’, Mnl |
tot dies: waarvan de kleederen tot dies noodig elke gilde voor zig zal moeten bezorgen, Geb 4, ‘hiervoor’. |
treurbedrijfkonstgeest: dat ook in Vlaenderen leeft den treurbedrijfkonstgeest, Spad 44, ‘toneelkunst’, ‘kunst om tragedies op te voeren (en te schrijven)’. |
t'saemenspraeke: den sultan houd t'saemenspraeke met Mufti, Carel 2, ‘overleg’, ‘bespreking’. |
't Zaem-gezwoerne: Hoofd van 't Zaemgeewoerne tegen Augustus, Geb 7, ‘samenzwering’, Mnl (niet vermeld). |
| |
U
U-lie: laet toe dat deze Guld' verzoek' dat U-lie schaer aen ons zou d'Eere doen, Mith 24, ‘uw’, ‘jullie’. |
uytganck: eersten yutganck, Sal 2, ‘deel van een bedrijf’, (eigenlijk: het op het toneel komen van de spelers). |
uytnemelijk: want 'k verlang uytnemelijk, Kerstsp 4, ‘heel sterk’. |
uytwerck: die d'oorzaek is myns haets en 't uytwerk zyn'er woede, Geb 8, ‘uitwerksel’. |
| |
V
vallen: de derden Bassa brengt tydinge dat Eugenius met alle macht in hun leger gevallen is, Carel 4, ‘aanvallen’ Mnl. |
van gelijk: 'k gaen ik mijn soonken mede leyden, ik mijn meysken van gelijk, Kerstlied, ‘evenzo’. |
veerdig: voor welken vertoog onze Gulde haer verbind veerdig te maeken haer Toneel, ‘klaar’, ‘in behoorlijke staat’, Mnl 'k gaen ik wat melk veirdig maken, Kerstlied, ‘klaarmaken’, Mnl. |
verbeelden: 't gene noodig is om een spel naer de konste te verbeelden, Geb 4, ‘opvoeren’, Mnl. |
verbeurte: op verbeurte van hunnen prys, Geb 5, ‘verlies’, ‘verbeurdverklaring’, Mnl. |
verblien: 's Maendags tot iders verblien sal een raere Klucht gschien, Barth, 2, ‘verblijden’, ‘vreugde’, Mnl. |
vergnoegen: in haer bijzijn altoos waer vergnoegen scheen te vynden, Joras 2, ‘genoegen’. |
verwyzen: den Visier...verwyst hem ter dood, Carel 2, ‘veroordelen’, Mnl (Verdam: verwyst = veroordeelde). |
vesten: god vest op u zijne oogen, Barbara, ‘vestigen’, VD (vero). |
voen: (om) d'eere van de leerend konst te voen, Geb 3, ‘voeden’, ‘vermeerderen’, Mnl. |
voldoen: wel verstaende dat wy 't overige der Kamer behouden t'onzen voldoene, Mith 27, ‘voldoening’, ‘goed gebruik’. |
voleynden: Davis, voleyndende den loop syns levens, Sal 2 ‘voleindigen’, ‘voltooien’, Mnl, Zvl. |
volherdig: tredende jn de Echt als een volherdig paer, St.-Nic 1, ‘volhardend’, ‘duurzaam’, Mnl. |
volk: Eugenius erstelt in haesten zyn volk, Carel 4, ‘legermacht’, ‘krijgsvolk’, Mnl. |
volstemmig: 't zaem verdiende lauwerieren die u volstemmig zyn gejont, Spad 44, ‘met algemene instemming’, ‘eenstemmig’ (niet vermeld). |
vonnes: de wise vonnes van Salomon wort hier waerlyk
|
| |
| |
vertoont, Sal 1, ‘vonnis’ (‘goede’ uitspraakspelling). |
voogdersse: Moeder ende voogdersse Legitime van haeren minder jaerigen Sone, Barth 1, ‘voogdes’, (hypercorrecte spelling). |
voorder: met alle de voordere Achtbare persoonen van Caester, Barth 1, ‘vooraanstaande’, Mnl. |
voorderen: hunnen weg voorderende, Matha, ‘voortzetten’. |
voorders: ...gebied aen Eugenius hem voorders te bestryden, Carel 3, ‘verder’. |
voorenleggen: Den zelven dag zal voorengeleid worden het Treurspel, goed-gekeurd naer gewoonte, Geb 4, ‘naar voren brengen’, ‘voorleggen’. |
voorleggen: Den zelven dag zal men voorleggen het Treur-spel, Mith, 26, idem. |
voormaels: omdat gij voormaels selden haer verliet, Joras 2, ‘voorheen’, Halma. |
voorsael: k'sal u verwagten in de voorsael, Kerstsp ‘voorportaal’, ‘salon’, Mnl, Halma. |
voorschepen: Baillu, Voorschepens ende Schepenen, Barth 1, ‘eerste of voorzittende schepen’, Mnl. |
voorwerp: Ingevalle dat'er min als thien Gilden zouen gevonden worden, zal dit ons voorwerp ondervallen, Geb 5; Welke Redenryke Gilden ons Voowerp aenveerd hebben als volgt, Geb 3, ‘voorstel’, ‘plan’. |
vreugde-teken: en beveelt door heel syn Ryk alle vreugde-tekenen te plegen, Carel 4, ‘teken van vreugde’, ‘zegeteken’, ‘feestelijkheid’. |
vromelijk: gaet Riogoses vromelijk tegen, Barth 3, ‘kloekmoedig’, Mnl (tegengaen = tegemoetgaan). |
vry: Dat vry den Fransch en Brit juigt zyn tonneelbedrijvers, Spad 44, ‘ongestoord’, ‘vrijelijk’, Mnl. |
| |
W
waegen: zoo ik in dit vervolg myn minnaer waegen moet, Geb 8, ‘op het spel zetten’ (riskeren te verliezen?) Mnl. |
wagen: dat ik overweeg in deez gesteltenis wat my te wagen staet, of te vervolgen is, Geb 8, ‘op het spel zetten’. |
wagten: Euforbus wagt ook zyn genade, Geb 9, ‘verwachten’, Mnl. |
wederhebben: mits weder te hebben het Landschap Moréen, Carel 2, ‘terugkrijgen’, Mnl. |
wederheden: siet weer om gods wederheden, Kerstsp 6, ‘beproevingen’? (wederheit: tegenspoed), Mnl. |
wedervaeren: Terwylen komt Pisany kenbaar maeken hoe alles in die Landstreke wedervaeren is, Carel 2, ‘verlopen’ (ongunstig), Mnl. |
wederleggen: Den Sultan houd t'saemenspraeke met Mufty om den oorlog aen de Republyke van Venetien te verkonden, 't welk Mufty wederlegt, Carel 2, ‘weerleggen’, ‘er niet mee instemmen’, Mnl. |
wedom: mits gij ons quam bevrijden van droefheyd wedom en druk, Kerstsp 2, ‘smart’, Mnl. |
weerdig: weerdig zes Kroonen, Geb 4, en zilveren schaekel; weirdig drie Patacons, Mith 26, ‘waard’, Mnl. |
weete: al waer men hem geluck wenscht, ende sonder weete syn Vader doet hem Koninck verklaeren, Sal 2, ‘buiten de weet van’, Wvl. |
| |
| |
wegnemer: wegnemer des weireld zonden, Kerstsp 9, ‘die wegneemt’. |
welsprékkunde: De maatschappy van welsprékkunde, Hondsch 1 ‘welsprekendheid’, Mnl (niet vermeld). |
wetenschap: om door verraedt den Pater 't leven te benemen sonder wetenschap van Bartholomeus, Barth 3, ‘buiten weten van’, Mnl. |
worden: Den visier, reden loos schynt voor sich den slag verlooren te worden, Carel 4, ‘raken’; Morgen zeg ik naer de noen, wiert het lacchen hier te doen, Sal 3, ‘zullen’? |
wys-vermaerd: waer over het wysvermaerd vonnes geschied, Sal 3, ‘als wijs vermaard’, (niet vermeld). |
wildig: dat schier een jder sig rijk en wildig siet, Kerstsp 5, ‘weelderig’, ‘voorspoedig’, Mnl. |
| |
Z
zedig: het welk Eugenius niet bestemt, maer met zedige woorden hun afhoud, Carel 3, ‘beleefd’, ‘fatsoenlijk’, Mnl. |
zedigheid: terwyl autaeren u te stichten niet zou passen aen uwe zedigheid, Spad 44, ‘bescheidenheid’, Mnl. |
zee-overste: ende send syne zeeoversten om de Turken te weder staen, Carel 3, ‘vlootvoogd’? (niet vermeld). |
zegen: gelieve onse reys te zegen, Kerstsp 9, ‘zegenen’ Zvl |
zeren: Morgen zeg ik naer de noen/wiert het lachen hier te doen/met den ouden Heer Fobert/men sal lacchen dat het zert, Sal 4, ‘pijn doen’, Mnl. |
zoo: zoo by ons verzoek brief is gezeid, Bergen, 2, ‘zoals’, Mnl. |
|
-
eindnoot1
-
Actes du Colloque. 1e Journée de la Coordination Universitaire pour l'Étude du Flamand, Rijsel 2000, p. 98.
-
eindnoot1
-
Actes du Colloque. Première journée de la Coordination Universitaire pour l'Étude du flamand, Lille 2000, p. 98.
-
eindnoot2
-
ch. de croocq, ‘Histoire du Collège de Bergues Saint-Winoc 1600-1923’, in: Annales du CFF, 1923, t. XXXIII, 187
-
eindnoot3
-
venstermans, j., Ons Nederlands, Brugge, 1943, p. 44.
-
eindnoot2
-
charles de croocq, ‘Histoire du Collège de Bergues Saint-Winoc 1600-1923’, in: Annales du CFF, 1923, t. XXXIII, 187
-
eindnoot3
-
venstermans, j., Ons Nederlands (Notre néerlandais), Bruges, 1943, 44.
-
eindnoot4
-
carnel, d., ‘'t Kribbetje’, in: Annales du CFF, I, pp. 120-148
-
eindnoot4
-
carnel, d., ‘'t Kribbetje’ (La petite crèche), in: Annales du CFF, I, 120-148.
-
eindnoot6
-
celen, v., Fransch-Vlaanderen, Letterkundige betrekkingen met Vlaanderen, Herleving van het nationaliteitsgevoel, Antwerpen, 1933, p. 21.
-
eindnoot6
-
celen, v., Fransch-Vlaanderen, Letterkundige betrekkingen met Vlaanderen, Herleving van het nationaliteitsgevoel (Flandre française, Relations littéraires avec la Flandre belge, Renaissance du sentiment national), Anvers, 1933, 21.
-
eindnoot7
-
baecker, de l., Les Flamands de France, (Gent, 1849), pp. 209-216
-
eindnoot8
-
smeyers, j., in: Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden, VI, 1975, pp. 355-367 (Aangehaald door j. huyghebaert, Oud en nieuw toneel in het graafschap Vlaanderen 1750-1815, 3).
-
eindnoot7
-
baecker, de l., Les Flamands de France, (Gand, 1849), 209-216.
-
eindnoot8
-
smeyers, j., in: Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden (Histoire de la littérature des Pays-Bas historiques), VI, 1975, 355-367 (Cité par j. huyghebaert, Oud en nieuw toneel in het graafschap Vlaanderen (Théâtre ancien et nouveau au comté de Flandre) 1750-1815, 3).
|