| |
| |
| |
De schrijftaal van de westhoek in Frankrijk
Hulde- en rouwgedichten van rederijkers in Belle en Sint-Winoksbergen, eind 18de en begin 19de eeuw ● 25
Cyriel Moeyaert
Bronnen
In het archief van de Sint-Omaarse Bibliothèque Municipale berusten als ms. 1858 acht grote gedrukte hulde- of rouwgedichten van minstens tachtig alexandrijnen van de hand van Belse of Sint-Winoksbergse dichters, met name van de rederijkerskamer ‘Jong van Zinnen’ in Belle en van de ‘Baptisten Royaerts’ in Sint-Winoksbergen. De bladen zijn ongeveer 42 bij 60 cm en vijf erv an zijn gedrukt bij Jacobus Franciscus Moerman, Boterstraat, Ieper. Een is gedrukt bij Thomas Franciscus Walwein op de Lentemarkt, ook in Ieper en twee andere in Duinkerke nl. in ‘Ste Ursula’ bij E. Laurenz op de Grote Markt en bij de Weduwe van P. Labus ‘In den Bloemkorf’.Ga naar eind(1.)
| |
La langue écrite du westhoek Français
Dithyrambes et thrènes des rhétoriqueurs de Bailleul et de Bergues, fin XVIIIe et debut XIXe siècle ● 25
Cyriel Moeyaert
Sources
Les archives de la bibliothèque municipale de Saint-Omer rassemblent dans le ms. 1858 huit grands dithyrambes ou thrènes, comptant chacun au moins quatre-vingts alexandrins, de la main de poètes bailleulois ou berguois, membres des chambres de rhétorique ‘Jong van Zinnen’ de Bailleul et ‘Baptisten Royaerts’ de Bergues. Les feuilles font à peu près 42 centimètres sur 60 et sortent des presses de Jacobus Franciscus Moerman, Boterstraat, Ypres, exceptées l'une d'entre elles, imprimée chez Thomas Franciscus Walwein, Lentemarkt, Ypres, et deux autres, éditées à Dunkerque, respectivement chez E. Laurenz sur la Grand-Place à l'enseigne de ‘Ste Ursula’ et chez la Veuve de P. Labus à l'enseigne d'‘In den Bloemkorf’.Ga naar eind(1.)
| |
| |
| |
[Nederlands]
De andere hier besproken rouw- en huldegedichten komen voor in een al besproken bundel gedichten, gedrukt en uitgegeven door Benedikt Lodewijk Hyacinth Barbez (1777-1856) in Sint-Winoksbergen in 1810. (zie het 18e Jaarboek (1993) pp. 218-233, onder de titel ‘Verzaemeling der Prysvraegen’). In dat zeldzame boek komen nog drie andere delen voor, nl. ‘Rouw-klachten’, ‘Eerdicht ter eere van’ en ‘Nieuw-jaer dichten’. Hier behandelen we alleen de veertien rouwklachten en de negentien eerdichten, die met een eigen paginering in het boek voorkomen (1 tot 48).
Die gedichten werden geschreven tussen 1776 en 1810.
| |
Auteurs en uitgevers
Voor de uitgever Barbez van de Rouwklachten en Eerdichten van de Rederijkerskamer de Baptisten Royaerts in Sint-Winoksbergen verwijs ik naar mijn artikel in het 18e Jaarboek ‘De Franse Nederlanden’ pp. 218-219. Wie de acht hulde- en rouwgedichten die in Sint-Omaars berusten, heeft laten drukken, weten we niet, waarschijnlijk waren dit de respectieve rederijkerskamers.
| |
[Frans]
Les autres dithyrambes et thrènes commentés ci-après proviennent d'un volume de poèmes déjà abordé dans la présente rubrique, imprimé et édité à Bergues en 1810 par Benedikt Lodewijk Hyacinth Barbez (1777-1856). Voir livraison 18 des Annales (1993) pp. 218-233, sous le titre ‘Verzaemeling der Prys-vraegen’. Cet ouvrage rare comporte trois autres parties, à savoir ‘Rouw-klachten’ (Lamentations), ‘Eerdicht ter eere van’ (Dithyrambe en l'honneur de) et ‘Nieuw-jaer dichten’ (Poèmes pour l'an neuf). Nous n'abordons ici que les quatorze thrènes et les dix-neuf dithyrambes, qui figurent dans l'ouvrage avec leur pagination propre (1 à 48).
Ces poèmes ont été écrits entre 1776 et 1810.
| |
Auteurs et éditeurs
Pour l'éditeur Barbez des thrènes et dithyrambes de la chambre de rhétorique de Baptisten Royaerts de Bergues, je renvoie à mon article des dix-huitièmes annales ‘De Franse Nederlanden/Les Pays-Bas Français’ pp. 218-219. Nous ignorons qui a fait imprimer les huit dithyrambes et thrènes
| |
| |
| |
[Nederlands]
De auteurs van de Rouwklachten en Eerdichten, uitgegeven door Barbez, worden niet vermeld. Ook die van de acht op grote bladen gedrukte hulde- en rouwgedichten komen in drie gedichten niet voor. Bij vier ervan staat een ‘kenspreuk’ en één vermeldt een schuilnaam. Petrus-Winnocus Timmerman heeft zelf de ‘Wee-klacht’ voor zijn vrouw, M.-F. Ducamp geschreven, want onderaan staat ‘Gemakt ende Gerymt door Nimmermat haeren man’ (volgens het jaarschrift in 1776). Het huldegedicht voor A.L. Herwyn is gemaakt door iemand met de kenspreuk ‘Daer Konste bloeit, Den Iever groeit’ (1769). Dezelfde dichter schreef de
Eregedicht voor Michael Cleenewerck (Bibliothèque municipale de Saint-Omer).
Dithyrambe en honneur de Michael Cleenewerck (Bibliothèque municipale de Saint-Omer).
| |
[Frans]
conservés à Saint-Omer; il s'agit sans doute des chambres de rhétorique respectives. Barbez ne mentionne pas les noms des poètes dont il publie les thrènes et dithyrambes. Trois des Thrènes et Dithyrambes imprimés sur les grandes feuilles ne portent pas non plus de nom d'auteur, quatre poètes ne donnent que leur ‘devise’, l'un d'entre eux utilise son pseudonyme. Petrus-Winnocus Timmerman a écrit lui-même le ‘Lamento’ pour sa femme, M.-F. Ducamp, car on lit au bas ‘Fait et Rimé par Nimmermat son mari’ (en 1776 d'après le chronogramme). Le dithyrambe pour A.L. Herwyn est dû au titulaire de la devise ‘Daer Konste bloeit,
| |
| |
| |
[Nederlands]
‘Vreugdebazuin’ bij de verkiezing van Michaël Cleenewerck van Crayencour, Dranoutre etc. als ‘nieuwgekooren Prince’ in 1769. De ‘Wee-klacht’ voor de dichter Joannes Bogaert (1769) is getekend ‘Leeren doet Eeren’. Dezelfde is ook de dichter van het ‘Troostgezang’ voor G.M. Legier bij het overlijden van zijn echtgenote A.T. du Flo (tweede prinses van de Baptisten Royaerts) in 1767. Onder de andere gedichten staat meestal de kenspreuk van de Baptisten Royaerts: ‘Onrust(e) in Genoegte’.
We kunnen dus opmaken dat er in de tweede helft van de 18e eeuw in Sint-Winoksbergen en Belle vijf tot nog toe onbekende auteurs leefden: Petrus-Winnocus Timmerman (met anagram Nimmermat), Michaël Cleenewerck die ‘rymplegende’ genoemd wordt, de dichter met kenspreuk ‘Daer konste bloeit, den Iever groeit’, die met als kenspreuk ‘Leeren doet Eeren’ en Joannes Bogaert, over wie we lezen dat hij ‘Dicht-Meester’ geweest is.Ga naar eind(2.)
Aan wie waren die gedichten opgedragen?
In de verzameling van Barbez werden de personen aan wie
| |
[Frans]
Den Iever groeit’ (Là où l'art est florissant, le zèle va croissant - 1769). Le même poète écrivit de ‘Vreugdebazuin’ (Sonnez de joie, trompettes!) lors de l'élection de Michaël Cleenewerk de Crayencour, Dranoutre, etc., à la dignité de ‘Prince nouvellement choisi’ en 1769. Le ‘Lamento’ pour le poète Joannes Bogaert (1769) est signé ‘Leeren doet Eeren’ (L'étude mène au respect). On doit également au même poète la ‘Consolation’ pour G.M. Legier lors du décès de son épouse A.T. du Flo (deuxième princesse des Baptisten Royaerts) en 1767. Les autres poèmes portent généralement la devise des Baptisten Royaerts ‘Onrust(e) in Genoegte’ (Inquiétude en satisfaction).
Nous pouvons donc en conclure qu'au cours de la seconde moitié du XVIIe siècle Bailleul et Bergues comptaient cinq poètes inconnus jusqu'ici: Petrus-Winnocus Timmerman (dont l'anagramme est Nimmermat - jamais terne), Michaël Cleenewerck qualifié de ‘rimeur’, le poète à la devise ‘Daer Konste bloeit, Den Iever groeit’, celui à la devise ‘Leeren doet Eeren’ et Joannes Bogaert dont nous lisons qu'il avait été Maître ès poésie.Ga naar eind(2.)
| |
| |
| |
[Nederlands]
het gedicht opgedragen werd of voor wie de rouwklacht bestemd was, door Nvervangen of gewoon niet vermeld. Een zeldzame keer blijkt de persoonsnaam toch uit een toespeling: door het woord Baekelicht of Bake is het bijvoorbeeld duidelijk dat de rouwklacht hier gewijd is aan Benedictus de Baecque die prins was van de rederijkerskamer (pp. 11-12). De acht hulde- en rouwgedichten zijn allemaal opgedragen aan bepaalde personen, onder wie twee al vermelde dichters. De ene is de overleden Joannes Bogaert voor wie door de dichter met de kenspreuk ‘Leeren doet Eeren’ (zie boven) een ‘Wee-Klacht’ gemaakt werd. Hierin wordt Joannes Bogaert een ‘zoet-vloeyenden rymer’ genoemd met de kenspreuk ‘Laet groeyen en bloeyen’. In zijn leven was hij ‘twee-mael Deken, verscheyde mael Dicht-Meester’ van de ‘Baptisten Royaerts G'Hulde’ van Sint-Winoksbergen, volgens het jaarschrift gestorven in 1775.
De tweede dichter heet Michaël Cleenewerck, ‘heere van Crayencour, Dranoutre, etc.’ Hij werd prins van de kamer ‘Jong van Zinnen’ in Belle in 1769. Hij wordt ‘rykbegaevden, rymplegenden, konstverwekker’ genoemd. Deze Mi-
| |
[Frans]
Dédicataires
L'anthologie de Barbez désigne les dédicataires du poème ou les destinataires du thrène par un simple N ou ne les mentionne pas du tout. Il arrive, mais rarement, qu'on puisse déduire leur nom d'un jeu de mot: ainsi le mot Baekelicht (phare) ou Bake (fanal, balise) montre à l'évidence que le thrêne est consacré à Benedictus de Baecque qui était prince de la chambre de rhétorique (pp. 11-12).
Par contre les huit dithyrambes et thrènes sont tous dédiés à des personnes déterminées, dont deux poètes déjà mentionnés. L'un est feu Joannes Bogaert à qui le poète à la devise ‘Leeren doet Eeren’ (voir ci-dessus) a consacré une ‘Lamentation’. Joannes Bogaert y est appelé ‘rimeur à la douce fluidité’ et à la devise ‘Laet groeyen en bloeyen’ (Faites vivre et fleurir). Au cours de sa vie, il fut ‘deux fois Doyen, plusieurs fois Maître ès poésie’ des Baptisten Roeyaerts de Bergues; le chronogramme nous apprend qu'il mourut en 1775.
Le second poète se nomme Michaël Cleenewerck, ‘seigneur de Crayencour, Dranoutre, etc.’ Il fut prince de la
| |
| |
| |
[Nederlands]
chaël Cleenewerck is een voorvader van Marguerite Cleenewerck de Crayencour (Yourcenar), namelijk de grootvader van haar grootvader, op de stamboom nr. 64, die leefde in Belle van 1727 tot 1806.Ga naar eind(3.)
Het rouwgedicht voor Guilielmus Declaeter noemt hem ‘voor de tweede mael deken der Baptisten Roeyaerts’. Hij is gestorven in 1776 volgens het jaarschrift.
Een ‘Troost-Gezang’ was bestemd voor Gislenus Maurus Legier omdat hij zijn echtgenote Anna Theresia du Flo verloren had in 1767 (volgens het jaarschrift). Onderaan staat ‘Gerymt door Leeren doet Eeren’.
Een ‘Zegewensch’ wordt gericht aan Maurus Desain (1717-1773, uit Steenvoorde) die de 65e abt geworden was van de Sint-Winoksabdij. Hij wordt uitgesproken door Salomon David, hoofdman van de Baptisten Roeyaerts en tegelijk door Benedictus de Baecque, schepen van de stad en al vroeger vermeld, op 23 mei 1751.
Aan Angela Christina de Coussemaker wordt een ‘Geestelyk Harp-gezang’ opgedragen bij haar gouden jubileum als ‘capucynersse’ in Sint-Winoksbergen (1766).
| |
[Frans]
chambre de rhétorique bailleuloise ‘Jong van Zinnen’ en 1769. On le qualifie de ‘rimeur et créateur d'art richement doué’. Ce Michaël Cleenewerck est l'ancêtre de Marguerite Cleenewerck de Crayencour, alias Yourcenar: il est le grand-père de son grand-père et porte le numéro 64 dans l'arbre généalogique; il vécut à Bailleul de 1727 à 1806.Ga naar eind(3.)
Le thrène consacré à Guilielmus Declaeter le qualifie de ‘doyen pour la seconde fois des Baptisten Roeyaerts’. Il décéda en 1776 selon le chronogramme.
Une ‘Lamentation’ était destinée à Gislenus Maurus Legier parce qu'il avait perdu en 1767 son épouse Anna Theresia du Flo (d'après le chronogramme). On peut lire au bas: ‘Rimé par Leeren doet Eeren’.
Un ‘Voeu triomphal’ s'adresse à Maurus Desain (1717-1773, Steenvoordois) promu 65e abbé de l'abbaye Saint-Winoc. Il est exprimé par Salomon David, chef homme (c'est-à-dire président) des Baptisten Royaerts ainsi que par Benedictus de Baecque, échevin de la ville et déjà mentionné ci-dessus. Il fut prononcé le 23 mai 1751.
Un ‘Chant de harpe spirituel’ est dédié à Angela Christina
| |
| |
| |
[Nederlands]
Als Augustinus Ludovicus Herwyn in 1769 hoofdman wordt van ‘Jong van zinnen’ in Belle, draagt de dichter met kenspreuk ‘Daer Konste bloeyt, Den Iever groeyt’ aan hem een ‘Vreugdetrompet’ op. Herwijn was een bekend ‘rechtsgeleerde in beide de rechten’.
De dichter Petrus Winnocus Timmerman heeft onder het anagram Nimmermat voor zijn overleden echtgenote Maria Francisca Ducamp een ‘Wee-klacht’ gedicht in 1776.
Als Benedictus Loot in 1769 als monnik van de abdij van Zonnebeke zijn eerste Mis opdraagt, heeft een dichter (waarschijnlijk een rederijker uit Belle) uit naam van zijn zuster en broers ‘Gelukwenschingen’ in alexandrijnen gegoten. Dat Loot misschien uit Belle komt, zou kunnen blijken uit het vers ‘en 't lieflyk Vaderland verliet gy aengeleit door Godts bestierend hand’.
| |
Inhoud
De rouwgedichten hebben doorgaans hetzelfde stramien. Eerst een wanhopig protest tegen de dood die ver-
| |
[Frans]
de Coussemacker à l'occasion de son jubilé d'or de capucine à Bergues (1766).
Lorsque Augustinus Ludovicus Herwyn devient en 1769 chef homme de ‘Jong van zinnen’ à Bailleul, le poète à la devise ‘Daer Konste bloeyt, Den Iever groeyt’ lui consacre un ‘Sonnez de joie, trompettes!’. Herwijn était un célèbre ‘juriste dans les deux droits’ (droit civil et droit canon).
Sous l'anagramme Nimmermat, le poète Petrus Winnocus Timmerman a composé en 1778 un ‘Lamento’ pour son épouse défunte Maria Francisca Ducamp.
En 1769, lors de la première messe du moine Benedictus Loot à l'abbaye de Zonnebeke, un poète (vraisemblablement un rhétoriqueur de Bailleul) coule en alexandrins, au nom de sa soeur et de ses frères, des ‘Souhaits de bonheur’. Loot était peut-être originaire de Bailleul à en juger par le vers suivant: ‘en 't lieflyk Vaderland verliet gy aengeleit door Godts bestierend hand’ (et tu quittas ta douce patrie mené par la main directrice de Dieu).
| |
| |
| |
[Nederlands]
persoonlijkt wordt als spook, als moordenaar, of tegen het lot. De dichter herinnert er dan aan dat de dood het gevolg is van Adams zonde die hij dan ook bitter aanklaagt. Het is tenslotte allemaal Gods wil. De overledene wordt ten hemel geprezen maar toch vraagt de dichter om voor hem/haar te bidden.
In de huldegedichten is niet uitsluitend de lofprijzing aan de orde. Er wordt o.m. ook uitgeweid over de rederijkerskamer en over de eigen taal. In de ‘Vreugdbazuin’ voor Michaël Cleenewerck schrijft de dichter met de kenspreuk ‘Daer Konste bloeit, den Iever groeit’:
Elk wenscht door uw beleid, nog meer te zien herleven
Onz' Vlaemsche Redenkonst, en Nederduytsche Tael
Op dat w'onz' Guldenaem: onz' Redenryke Zael
Van alle Letteraers, lofwaerdelik zien eeren
En dezelfde dichter richt zich tot Augustinus Herwyn, de nieuwe hoofdman van ‘Jong van Zinnen’ met de volgende woorden:
| |
[Frans]
Le contenu
Les thrènes respectent généralement le même canevas. D'abord une protestation désespérée contre la mort personnalisée en fantôme, en meurtrier, ou contre le sort. Le poète rappelle ensuite que la mort est la conséquence de la faute d'Adam à qui il fait donc d'amers reproches. Au bout du compte, tout relève de la volonté de Dieu. Le défunt est élevé aux nues mais le poète demande cependant de prier pour lui ou pour elle.
Les dithyrambes ne se cantonnent pas exclusivement dans l'hommage. On y rencontre aussi des digressions sur la chambre de rhétorique et sur la langue qu'on y cultive. Dans le ‘Sonnez de joie, trompettes!’ en l'honneur de Michaël Cleenewerk, le poète à la devise ‘Daer Konste bloeit, den Iever groeit’ écrit:
Chacun souhaite sous ta direction, voir plus encore revivre
Notre art du verbe flamand, et notre thioise langue
afin de voir notre nom d'or: nos riches assises de rhétorique
Etre honorées et magnifiées par tous les littérateurs.
| |
| |
| |
[Nederlands]
...dien zal de Vlaemsche Maegd
Bevryden van den val, en maeken dat zy daegt
Veel pragtiger als ooit in onze Redenzaele
Dit is de Schermer van onz' Nederduytsche Taele.
Wat verder vraagt hij aan Herwyn: ‘doet uwe Broeders praelen met zielbeweging, als den Fransch en Italiaen’.
Betrekkingen met Vlaanderen en bekendheid met de Noord-Nederlandse dichters
In de ‘Wee-klacht’ om de vroege dood van de dichter Joannes Bogaert vernemen we dat de Baptisten Royaerts precies in het jaar van zijn dood op 1 juni 1769, akkoord zijn gegaan met de ‘Jong van Zinnen’ om in Belle in de ‘aenstaende Garsse-Maend’ (dus in april 1770) een toneelwedstrijd te houden. Ze zouden het treurspel ‘Mithridates’ van Racine opvoeren. De volgende rederijkerskamers zouden optreden de ‘Ontsluyters van Vreugd’, Steenvoorde, de ‘Vreugd-Rosiers’, ‘Met Melody’, Ieper, ‘Die van schaemel in de Beurs’, Alveringem,
| |
[Frans]
Et le même poète s'adresse en ces termes à Augustinus Herwyn, le nouveau chef homme de ‘Jong van Zinnen’:
... qui va délivrer la Vierge Flamande
Du déclin, et faire qu'elle se lèvera
Plus magnifique que jamais dans nos assises de rhétorique
C'est le défenseur de notre thioise langue.
Un peu plus loin, il demande à Herwyn ‘que vos Frères fassent étalage de leur alacrité spirituelle comme le Français et l'Italien’.
Contacts avec la Flandre belge et connaissance des poètes des Pays-Bas du Nord
Dans le ‘Lamento’ pour la mort prématurée du poète Joannes Bogaert, nous apprenons que les Baptisten Royaerts, l'année même de son décès, le 1er juin 1769, se sont mis d'accord avec les ‘Jong van Zinnen’ pour organiser à Bailleul au mois d'avril suivant (1770) un tournoi théâtral. Ils joueraient la tragédie de Racine ‘Mithridate’. Y partici-
| |
| |
| |
[Nederlands]
de ‘Marianisten’, ‘die het zalig teeken draegen’, Pollinkhove, de ‘Royaerts’, Lo, de ‘Tydverwachters’, Vleteren (Frans-Vlaanderen), de ‘Zeegbaer Herten’, Roeselare, de ‘Persetreders Fonteynisten’, Hondschote, ‘Nu, Morgen niet’ Diksmuide (waar Bogaert geboren was), ‘Blij van Zinnen’, West-Nieuwkerke (voor 1769 nog Frans-Vlaanderen), ‘Kleendanig van Beschee’, Strazele, ‘Langhoirs Victorinnen’, Poperinge. Twaalf rederijkerskamers waarvan zes van over de ‘schreve’.Ga naar eind(4.)
De dichters die Bogaert volgens de vriendelijke overdrijving van de ‘Wee-klacht’ overtroffen zou hebben en die dus hoog in aanzien stonden, waren nog dezelfde als die ten tijde van Andries Steven: Vondel, Heyns, Cats, Steven, De Zwaene (sic) ‘en meerder’. Niet te verwonderen dat de rederijkers zo goed hun taal kenden.
| |
Taal
Wat ik geschreven heb over de taal in de ‘Prys-vraegen’ (18e Jaarboek, 1993, p. 221) geldt ook voor deze rouw- en huldegedichten. Ik vermoed dat het Nederlands van deze
| |
[Frans]
peraient les chambres de rhétorique suivantes: les ‘Ontsluyters van Vreugd’, Steenvoorde, les ‘Vreugd-Rosiers’, ‘Met Melody’, Ypres, ‘Die van schaemel in de Beurs’, Alveringen, les ‘Marianisten’, ‘die het zalig teeken dragen’ (qui portent le signe du salut), Pollinkhove, les ‘Royaerts’, Lo, les ‘Persetreders Fonteynisten’, Hondschoote, ‘Nu, Morgen niet’, Dixmude (ville natale de Bogaert), ‘Blij van Zinnen’, West-Nieuwkerke (qui, avant 1769, faisait encore partie de la Flandre française), ‘Kleendanig van Beschee’, Strazeele, ‘Langhoirs Victorinnen’, Poperinghe. Douze chambres de rhétorique dont six d'outre-frontière.Ga naar eind(4.)
Les poètes que, selon l'amicale exagération de la ‘Lamentation’, Bogaert aurait surpassés et qui donc jouissaient d'une grande considération, étaient encore, tout comme au temps d'Andries Steven: Vondel, Heyns, Cats, Steven, De Zwaene (sic) ‘et autres’. Rien d'étonnant à ce que les rhétoriqueurs connussent encore si bien leur langue.
| |
La langue
Ce que j'ai écrit de la langue des ‘Prys-vraegen’ (18es An-
| |
| |
| |
[Nederlands]
18e-eeuwse Frans-Vlaamse dichters net zo dicht bij de Standaardtaal komt als de toenmalige taal in de randgebieden van Nederland zelf. Terwijl Barbez' uitgave slordig en onverzorgd is, zijn de acht apart gedrukte gedichten keurig verzorgd en bevatten nog meer Standaardtaal: heel wat woorden komen erin voor die in het Zuid-Vlaams onbekend zijn, zoals: zich, wang, ontluisteren, bereyen (bereiden), geleyen (geleiden), verbreyen (verbreiden), wezen (zijn), zwavel, schrander, enz. In het lexicon zelf zult u ontdekken hoeveel Middelnederlands nog in gebruik was in die late 18e eeuw in Frans-Vlaanderen (en waarschijnlijk ook nog in West-Vlaanderen). Opmerkelijk is toch ook dat we heel wat onbekende woorden genoteerd hebben die nergens vermeld staan en waarvan je soms kunt vermoeden dat ze eigengemaakt zijn. Dat lijkt het geval te zijn met samenstellingen met reden- (i.v.m. rederijker) zoals redenbroer, redenzael, redenmaegd, redenrey, reengestoet enz. Heel talrijk zijn ook de bijwoorden op - lyk.
De spelling staat meestal dicht bij die van Steven, de accents
| |
[Frans]
nales, p. 221) vaut aussi pour ces dithyrambes et thrènes. Je présume que le néerlandais de ces poètes de Flandre française du XVIIIe siècle s'approche tout autant de la langue standard que la langue pratiquée à l'époque aux confins des Pays-Bas septentrionaux eux-mêmes. Alors que l'édition de Barbez est brouillonne et négligée, les huit poèmes imprimés à part sont très soignés et comportent plus encore de néerlandais standard: on y rencontre une foule de mots inconnus en Flandre méridionale comme wang (joue), ontluisteren (flétrir), bereyen (préparer), geleyen (guider), verbreyen (répandre), wezen (être), zwavel (soufre), schrander (intelligent), etc. Dans le lexique même vous découvrirez quelle part, en cette fin de XVIIIe siècle, le moyen-néerlandais prenait encore dans la langue de la Flandre française (et probablement aussi de Flandre occidentale). Il est toutefois remarquable que nous ayons noté bon nombre de mots inconnus qu'on ne mentionne nulle part et qu'on peut parfois soupçonner d'être de facture personnelle. C'est le cas, semble-t-il, de mots composés sur reden- (la racine du mot rhétorique) comme redenbroer (frère en rhétorique), redenzael (salle de
| |
| |
| |
[Nederlands]
aigus inbegrepen en wijkt niet ver af van die van Des Roches. Barbez heeft zijn eigenzinnigheden. Vaak schrijft hij de klinker enkel waar die dubbel zou moeten zijn. In het lexicon heb ik dan die tweede klinker tussen haakjes gezet. De uitgang - heyd spelt hij steevast als -hed, zo goed als zeker niet zoals de auteurs dat gedaan hadden.
Wat de stijl betreft, is de taal meestal helder, maar zelden bereikt ze een hoge vlucht. Eén gedicht in Barbez' boek is ronduit abominabel (7-8), andere bevatten enige zwier, zoals (11):
O dag, bedroefden dag, o dag van wedervaeren
Vermeerd door het gehoor der doove trommel snaeren
Wiens slag verraederlyk tot aen de ziele gaet
Bedroefder door 't aenzien van al het rouw gewaed
Hoe dan ook, ik heb de indruk dat die tweede helft van de 18e eeuw in de Westhoek een bloeitijd was op het gebied van toneel en letterkunde en dat de dreigende verfransing geremd en zelfs teruggedrongen werd, zodat A. de Saint-
| |
[Frans]
rhétorique), redenmaegd (vierge de rhétorique), redenrey (discours rhétorique), reengestoet (cortège rhétorique), etc. Les adjectifs à suffixe -lyk abondent également.
L'orthographe est la plupart du temps proche de celle de Steven, accents aigus compris, et ne s'éloigne guère de celle de Des Roches. Barbez a ses manies personnelles. Il lui arrive souvent d'écrire une voyelle simple là où il faudrait la doubler. Dans le lexique j'ai placé cette deuxième voyelle entre parenthèses. Il orthographie coup sur coup -hed le suffixe -heyd, faute dont on peut être à peu près sûr que les auteurs eux-mêmes ne la commettaient pas.
En ce qui concerne le style, la langue est le plus souvent limpide mais parvient rarement au sublime. Un poème de l'ouvrage de Barbez est proprement abominable (7-8), d'autres atteignent à l'élégance comme:
O jour, o triste jour, o jour calamiteux
Fameux par le ra sourd de ces tambours piteux
Et dont le traître coup perce jusques à l'âme
Plus triste par la vue que tout ce deuil étale.
| |
| |
| |
[Nederlands]
Léger kon constateren: ‘Plus d'un siècle après son annexion à la France, la Flandre maritime, obstinément fidèle à ses traditions, à ses moeurs, à son langage, était peut-être de toutes les provinces du royaume celle qui avait le mieux gardé son esprit particulariste’.Ga naar eind(5.)
| |
[Frans]
Quoi qu'il en soit, j'ai l'impression très nette que cette seconde moitié du XVIIIe siècle fut une période faste pour le théâtre et les lettres et que la francisation menaçante fut freinée et même repoussée comme A. de Saint-Léger pouvait le constater: ‘Plus d'un siècle après son annexion à la France, la Flandre maritime, obstinément fidèle à ses traditions, à ses moeurs, à son langage, était peut-être de toutes les provinces du royaume celle qui avait le mieux gardé son esprit particulariste’.Ga naar eind(5.)
| |
| |
(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut)
| |
| |
| |
Lexicon
Afkortingen
Mnl: Middelnederlands (Verdam, Middelnederlandsch handwoordenboek, 's Gravenhage, 1964 en Supplement, Leiden-Antwerpen, 1983). |
Zvl: Zuid-Vlaams, streektaal van de Westhoek in Frankrijk. |
Wvl: West-Vlaams. |
DB: De Bo, Westvlaamsch Idioticon. |
DR: J. des Roches, Nederduytsch-Fransch Woordenboek, Antwerpen, 1812. |
Stal: Stallaert, Glossarium (voortgezet door F. Debrabandere). |
Gal: Gallicisme. |
VD: Van Dale, Groot-Woordenboek der Nederlandse Taal |
|
De getallen verwijzen naar de pagina in: Barbez, Verzaemeling der Prys-vraegen, 2e deel (Rouw-Klagten en Lofdicht). |
| |
De andere afkortingen:
ANGELA: Geestelyk Harp-gesang (voor) Angela Christina de Coussemaker (Sint-Winoksbergen). |
BOGAERT: Wee-klacht (over) Joannes Bogaert (Sint-Winoksbergen). |
CLEENEWERCK: Vreugdebazuin (voor) Michaël Cleenewerck van Crayencour, Dranoutre (Belle). |
DECLAETER: Weeklagt (over) Guilielmus Declaeter (Sint-Winoksbergen). |
DUCAMP: Wee-klacht (over) Maria-Francisca Ducamp (Sint-Winoksbergen). |
HERWYN: Vreugdetrompet (voor) Augustinus Ludovicus Herwyn (Belle). |
LEGIER: Troost-gezang (voor) Gislenus Maurus Legier (Sint-Winoksbergen). |
LOOT: Geluk-wenschingen (voor) Benedictus Loot (Zonnebeke, Belle?). |
MAURUS: Zegen-wensch (voor) Maurus Desain (Sint-Winoksbergen). |
| |
Opmerkingen
Opm. 1: | hypercorrecte h of h-loze spelling. |
Opm. 2: | Zuid-Vlaamse verkleinvorm op -ie. |
Opm. 3: | In het Zuid-Vlaams onbekende standaardtaal. |
Opm. 4: | Streekeigen meervoudsvorm op -s. |
Opm. 5: | Hypercorrecte invoeging van r voor s (in het Zuid- en West-Vlaams wordt de r voor s doorgaans niet uitgesproken). |
| |
A
aenbeschauwen: want als men beschauwt de graeven aan (Declaeter) ‘bekijken’. |
aenvat: voor gy het wezen kreegt moest gy myn aenvat weten (6) ‘plan’. |
aenzien: gy ziet niet aen nog jonghed nogte klagten (6) ‘in aenmerking nemen’, Mnl. |
aerdebal: door g'heel den aerdebal (47) ‘aardbol’. |
aerme: van 't weynig dat zy had, zag m'haer zeer mild gerieven den Aermen met goed hert (Ducamp) ‘de arme’, Zvl. |
aflyvigheyd: waerom d'aflyvigheyd van dees zo vroome Heldinn' (Legier) ‘afsterven’, Mnl. |
af: en toent ons klaerelyk de zekerhed hier af (2) ‘van’ Mnl. |
afmaelen: een aldervreedste dood
|
| |
| |
die afgemaelt scheen op haer bleekbestorve wangen (1) ‘afschilderen’, malen is Mnl; (wangen opm. 3). |
afsnoeien: en met een de eerzucht zoo afsnoeien (45) ‘verwijderen’. |
Aganippe bron: besproeit ons Helicon met zilveragtig Nat der Aganippe bron (Herwyn) ‘dichtersbron bij de Helicon’. |
Amathé: Daer Amathé met beyde haer ermen bloet stond veirdig te storten eenen perel-douw (19), Amalthea? (nimf), symbool van de vruchtbaarheid van het vel (bloet = bloot). |
Arnyck: op 't helig erg altaer tot Arnyck (26) ‘Arneke’ of ‘Arnijke’. |
Assir: als Judith heeft gebragt den Assir onder voet (Angela) ‘Assyriër’ (Holofernes). |
atropos: ah vreden atropos (19) ‘onverbiddelijk’, ‘Atropos’, een van de Parcen (schikgodinnen). |
| |
B
Baekelicht: gy rooft ons baekelicht (11), ‘baak’, ‘kustlicht’ met toespeling op de persoonsnaam Baeque van de overledene. |
baet-belang: lofweerde mannen die van baet-belang ontbloot, bekwaem zyn ...(Maurus), ‘eigenbaat’. |
Bakevier: berooft van 't Bakevier (11) ‘kustlicht’, zie Baekelicht. |
band: gelyk de Amazonen, met schilden wapens altyd in de band (Angela), ‘samen in groep’? |
Bastiaen: in ons beroemde hof der Bastiaenen (47) ‘leden van de Sint-Sebastiaansgilde’ (boogschutters). |
Bastiaenshof: in ons Bastiaenshof (48) ‘zaal van de Sint-Sebastiaansgilde’. |
befaemen: dat men heldenaemen met luyster zag befaemen (40) ‘beroemd maken’, eren’. |
bekael: dat uw vreedzamig hert zig noyt ter deze woning beroer onrust verstoort, bevang bekael nog hoon (36) ‘laster’, becallen is Mnl; (zig: opm. 3) (overigens een onduidelijke zin). |
bekkeneel: die...zoo wel 's wolfs bekkeneel zal kneuzen dat hij laf zal kiezen 't yzig noorden (Maurus), ‘bek’ ‘mond’, Mnl., Wvl. |
bekranselyk: waerom en zouden wy heden niet de vreugd bekranselyk gaen zingen uit'er borst (29), ‘die een krans verdient’. |
belauweren: want zoo Homerus van de Grieken wierd op aerd belauwert (Cleenewerck), ‘gelauwerd’. |
beld: die menig belden heft gemakt voor Godts altaer (18). ‘beeldhouwwerk’ (het gaat om Karel Elschoecht, Sint-Winoksbergse beeldhouwer). |
bepoel: zy zomtyds doet hem heffen tot boven haer bepoel dat raer is te bezeffen (36) ‘bedding’? (het gaat om een rivier). |
Bergsch: ons Bergsch Parnas (Bogaert) ‘Sint-Winoksbergs’ (rederijkerskamer). |
beschanst: gewapend en beschanst (Angela) ‘beschermd door een schans’. |
bescheyd: in 't onderhouden van den Regel met bescheyd (Maurus) ‘oordeel’. |
beschynken: beschynk hem hertelyk (29) ‘trakteren’, Zvl. |
bestappen: wiens vader heeft bestapt (wel dry en dertig jaer) het Voor-bezit van Belle (Angela) ‘beheren’. |
bested: toont dat gy Christen zyt
|
| |
| |
door christelyk bested (9) ‘inzet’. |
besteden (hun): om tot Belle hun te besteden in d'oeff'ing van 't Toneel (Bogaert) ‘zich inzetten’ (Mnl als ‘zich verhuren’.) |
betreurelyk: betreurelyke daegen (16), ‘droevig’. |
bevaering: gelyk de Noord-sterre aen de schippers dient op zee tot hun bevaering (Herwin) ‘landing’. |
bevang: in d'herten van die zyn in uw bevang gekoesterd Mnl. (Maurus) ‘klooster’. |
bevangen: behoort het ons van ons met droefhed te bevangen (17) ‘overstelpen’ Mnl. |
bevreden: wyl zyne zwygenthed ons steeds bevreden kon (20) ‘tot rust brengen’ Mnl. |
bevringen: de toestels... verrukten mynen geest bevrongen myn gevrigte (41) ‘verwringen’? (zie ‘toestel’). |
bewaerenisse: wy toonen op het tonneel hoe groot die (boete) was om de bewaerenesse van vorst Ezechias (8) ‘behoud’ Mnl. (om=voor). |
beweenelyk: beweenelyken tyd (16) ‘betreurenswaardig’. |
bewindsman: door keyzer, koning, deken, Bewindsmannen... der gezeide gulde (Herwyn) ‘bestuurslid’ opm. 3. |
billiglyk: wanneer het (lot) billiglyk hem stelde aen als eenen schepen (3) ‘met grond van reden’. |
bitz: uw bitzen dolk (Delaeter) ‘scherp’. |
blaezen: door hertstogtelyke lievde ende pligtsbewyzing geblaezen (Herwyn) ‘drijven’. |
bloeysel: dat er u in 't liefde-pad ...van sich geeft zoo welriekend bloeysel (Maurus), ‘bloesem’, Mnl. |
boezemloos: daer word ons (als in een bloedig veld) een boezemloos heyr van vrouwen voor-gestelt (Angela) ‘zonder boezem’. |
boortig: Nu, morgen niet (o Spreuk die broeder Bogaert wist als boortig van uw stad) (Bogaert) ‘geboortig’, Mnl (stad Diksmuide). |
borger: nu borgers roept gelyk leeft lang eerweerdig here (Maurus) ‘burger’, Mnl. |
botte: dat alle welvaert verkeert in eene bott'en ramp en tegenspoed (3) ‘botte tijd’, ‘tegenslag’? |
bouwen: als eene stad gebouwen op eenen top des bergs (Angela) ‘gebouwd’, Zvl volt. deelw. op -en. |
breinbegaevde: o breinbegaevden Heer (Herwyn) ‘met verstand begaafd’. |
breinryk: van den breinrykn heer ende meester (Herwyn) ‘rijk aan verstand’. |
bron: de bron, by ons gezeyd, die wil fonteyne zeggen (42) ‘bron’ weinig bekend woord in de Westhoek. |
| |
C
cartouw: daer zag men 't hoorloghstuyg, canon, mortier, cartouwen (43) ‘zwaar kanon’, ‘kartouw’ in Van Dale als oude naam. (Hoorloghstuyg; Opm. 1) |
center: groot zal uwen loon eens wezen, uwen center Abrahams schoot (Loot) ‘centrale verblijfplaats’. |
| |
D
daer: in de baen daer niet dan lelien en wel geurige bloemen staen (19) ‘waar’, Mnl. |
| |
| |
daer beneven: tot welvaert en geluk tot welstand daer beneven (Maurus) ‘bovendien’ Mnl. |
Delos kerke: indien ik g'heel 't gestoet kon wekken der Bergsche borgery om saemen op te treken naar Delos kerke (Bogaert) ‘tempel van Apollo in Delos’, hier ‘de zaal van de Bergse Royaerts’. |
der haelven: al stervende men leeft der haelven naer dit leven (19) ‘derhalve’ Opm. 3. |
deurig: een deurig ondervinden (2) ‘langdurig’ Mnl. |
dichtheer: gy, dichtheer B F V en d'ander helden (38) ‘dichter’ Zvl te vergelijken met ‘preekheer’ predikant enz. |
dicht kunde: verciering der dicht kunde (26) ‘dichtkunst’. |
dicht-meester: verscheyde mael dicht-meester (Bogaert) ‘die de dichtkunst aanleert’. |
doen: doen m'n vreugde leeft (Cleenewerck) ‘als’, m'in= men in. |
dog: wat is er dog? (Legier) ‘toch’ Mnl. |
dompen: als om zoo lieve vreugd te dompen (Legier) ‘verstikken’ Mnl. |
dood rok: reys hier tot M. graf en ruk hem zyn dood rok af (9) ‘doodkleed’ Mnl. |
doodslag: uw doodslag wederhoud die 't hert ende gemoed'ren op ider slag verbeeld een haeste dood (1) ‘dood’ (letterlijk doodslag, als 't ware door het doodspook...) |
doorblaeden: wil ik der Griekenschrift doorblaeden? (Angela) ‘doorbladeren’ |
drackmoedig: om al d'oneenigheden drackmoedig te vertreden (43) ‘draconisch’. |
dwerzen: d'ongestaedighed van alle 's werels zaeken he(e)ft ook getragt te dwerzen dit vermaecken (30) ‘dwarsbalken’ Mnl. |
| |
E
eerbiedelyk: eerbiedelyk opgedragen door d'Heer ende Meester Salomon David (Maurus) ‘eerbiedig’ |
eerbiedigen: zoo vele eerbiedigt en gelieft aen ider broeder (3) ‘geëerbiedigd’, Zvl ge-loos volt. deelw. |
eer kort: eer kort zal uwen glans herstelt zyn (Maurus) ‘eerlang’ |
Eer-Vogel: 't jaer 1765 den 25 Oegst-maent als de G'hulde van S; Sebastiaen den Eer-Vogel schoot (Bogaert) ‘hoofdvogel’. |
eerweerdig: eerweerdig Heer (Maurus) ‘eerwaarde’, Mnl. |
eeuwigryk: des hemels heerlykhed ofte eeuwigryke kroone (17) ‘eeuwig en rijk’. |
egt: wanneer het noodelot het weerdigste egt verbrekt (4) ‘huwelijk’ Mnl. |
elft: mij unkt onz' Helicon zoud' d'elfte zegening van Apollos zuster winnen (Cleenewerck) ‘halve’ opm. 1 (i.p.v. helfte) (Apollos zuster = Pallas) |
erm: met beyde haer ermen bloet (19) ‘arm’ Zvl (bloet=bloot) |
even-stem: om t'saem met hert en monden een even-stem met u van Lof-sang te verkonden (Angela) ‘eenstemmig lied’ |
| |
F
fielt: en laet u niet vervoerenvan een te droevig fielt (2) ‘fielt’ (hier: droevig fielt= de sombere dood) |
fleuckx: dat men zoo fleuckx is van de dood gevat (7) ‘vlug’ Mnl. |
flits: een groot deel der eerden word van de droeve nacht gekleed
|
| |
| |
met duysternis en over al in rust en diepe flitsen is (Loot) ‘bliksemschicht’? |
fonteyne: den waeren weg der deugd, des wysheyd echte bron (randnoot: fonteyne) (Maurus) ‘bron’ (nog erg onbekend in Zvl). |
Fransch: doet uwe broeders praelen met zielbeweging als den Fransch en Italjaen (Herwyn) ‘Fransman’. |
Fransch Hof: 't Fransch hof is u genegen (Maurus) ‘het Franse koningshof’. |
| |
G
gebeukeld: gebeukeld Hersenkroost, helmdragend konstgodinne (Herwyn) ‘met een schild’ (Pallas Athene die een schild draagt). |
gebras: Zoilus gebras die 't herte schricken doen (47) ‘gebroed’ (Zoïlos, 4e eeuw v. Chr. breekt Homeros af). |
gedouvelyk: wilt ook gedouvelyk haer pylen ook verdraegen (43) ‘geduldig’? (gedogelije is Mnl. voor lijdzaam). |
geheimschryver: verscheyde mael greffier ofte geheymschryver (Bogaert) ‘secretaris’, Zvl. |
geheugen: geheug dit voorbeeld (41) ‘zich herinneren’. |
Gehulden-Broeder: Gehulden-Broeder in de Reden-Ryke Baptisten Royaerts-Ghulde (Bogaert) ‘gildebroeder’ (volksetymologie). |
gehuyst: een vrouw...in een slot gekerkert en gehuyst (Angela) ‘gehuisvest’ (gehuset is Mnl: een huis hebbende). |
gelaen: nu...bevind ik my gelaen met zorg van 't huys alleen (Cleenewerck) ‘(met zorg) beladen’ Mnl. |
gebolwerkt: gebolwerkt met de deugd (Angela) ‘versterkt’ (figuurlijk, als 't ware van bolwerken voorzien). |
gemeen: gemeene gulde broeders (Cleenewerck) ‘gezamenlijk’ Mnl. |
genoegte: met ken-zin Onrust in genoegte (Bogaert) ‘geneugte’ Mnl. |
gevoegzaem: welk zoo eendragtig en gevoegzaem altyd scheen (18) ‘inschikkelijk’ Mnl. |
gestoet: indien heel 't gestoet kon wekken de Bergsche borgery (Bogaert) ‘groep’ (van rederijkers). |
gewigd: eerbiedig uwen God en zyn gewigde weth (9) ‘gewijd’ Zvl, Mnl. Aen de voet van de gewygde berg (19) ‘idem’. |
gewisse: door 't gewisse (Bogaert) ‘geweten’? (gewissen is Mnl). |
G'hulde: tweede princesse der voorseyde G'hulde (Legier) ‘gilde’, volksetymologie en opm. 1. |
Godts-boek: een man begaeft met wetenschap in Godts en 't Heldenboek (Bogaert) ‘bijbel’. |
graeg: en zoekt met veel graeger tanden (1) ‘begerig’, opm. 3 |
groenighed: met kruyden, bloemgewas en ander groenighed die m'aen de vaste boord van yzerstroom vind groeyen (27) ‘groen gewas’. |
groeysel: 't Liefde-pad, 't gon g'in uw eerste groeysel gewandelt hebt (Maurus) ‘groei’, ‘jeugd’ (Mnl: ‘loof’). |
gryffie: wanneer men gryffien stelt aen eenen vrimden staf (44) ‘ent’ DR. |
Guldenaem: opdat w'onz' Guldenaem onz' Redenryke Zael van alle letteraers
|
| |
| |
lofwaerdelik zien eeren (Cleenewerck) ‘gildennaam’. |
gunstenaer: een Pallas boezemvriend, een Phebus gunstenaer (Herwyn) ‘gunsteling’ (Phebus, bijnaam van Apollo). |
| |
H
Harpocraet: alwaer den staf en kroning aen u gejont is...tot heil der broeders als een tweeden Harpocraet (36) ‘Harpocrates’, ‘de god van de stilte’. |
happelen: de schapen happelen in het groen (27) ‘huppelen’, misschien een verschrijving? |
heen: broeders ras drink vreugdelyk te gaer/ heen de gezondheyd van het verzaemde paer (Ducange) ‘op’, ‘tot’. |
Heer Vader: Heer Vader, Moeder lief, g'hebt ons te zaem bemind (Loot) ‘vader van een priester’, Zvl. |
heldaed: dat men d'heldaeden loonde (38) ‘heldendaad’. |
heldelyk: het heldelyk gemoed van Romens schranderhed (38) ‘heldhaftig’. |
Heldenboek: in Godts- en 't heldenboek (Bogaert) ‘mythologie’? (in randnoot ‘'t Verziersel der poeten’). |
helderen: want uw beleefden tyd...lof en eere weerdig is, dus helderen zy op uw kloek verstand en reden (Angela) ‘heldenverzen maken’? (heldenverzen = alexandrijnen). |
heltdaedig: de koninck Artaxers, roem-zuchtig en heltdaedig (23) ‘die heldendaden verricht’. |
hemelvocht: doet ieder oeff-ningdag 't gewyde hemelvocht uyt Pallas boezem vloeyen tot voedzel van uw broers (Herwyn) ‘poëzie’ of ‘wijsheid’; Palles Athena was de godin van de wijsheid. |
herkeeren: dat alle mensch is aerde en moet in stof herkeeren (Bogaert) ‘terugkeren’. |
hersenkroost: gebeukeld hersenkroost, d'helmdragend konstgodinne (Herwyn) ‘Pallas Athena’ (uit het hoofd van Zeus geboren). |
herstighten: terwyl hy 't hof herstight 't geen diende zynen val (47) ‘herstellen’, ‘wederopbouwen’. |
heugelyng: komt dan o heugelyngen die de boog enteeren (45) ‘gelukkige’. |
heuscheyd: haer heuscheyd minsaemheyd die heeft by groot en kleyn een open weg bereyd (Angela) ‘hoffelijkheid’, Mnl. |
heuvelen: wild'ik Martgesia hier heuvelen in top? ‘ophemelen’. |
hilsten: dat deze (de herten) niet door een te deftig vier gehilst en worden zoo als 't waeter der rivier (36) ‘opjutten’? (hilt = heuvel). |
hofnar: gy ...die ons Minerva zelfs tot hofnar heeft gekozen (40) ‘nar aan het hof’, ‘iemand die zijn geestigheden de mensen verblijdt’. (Minerva als verpersoonlijking van de rederijkerskamer). |
hoogdravend: den hoogdravend ende zoet-vloeyenden rijmer Joannes Bogaert (Bogaert) ‘ridderlijk’ Mnl (hogedragent)? of ‘stilistisch’. hoogstaande’? (zeker niet met gezwollen stijl zoals in VD). |
houwelyk: om deze jongste spruyt ten houwelyk te vragen (42) ‘huwelijk’ DR. |
hulden: om de zelve bly te hulden met de ziel (Cleenewerck) ‘huldigen’ Mnl; door pyl en boog als vorst gehuld (3)
|
| |
| |
‘gehuldigd als koning van het schutterguld’. |
hypocreen: die met zyn vluggen voet ded' spatten de Hypocrene bron (Herwyn) ‘van de dichtersbron op de Helicon’. |
| |
I
iegenwoordig: iegenwoordig schepen dezer stede en Casselrye (Maurus) ‘tegenwoordig’ Mnl (jegenwordig). |
is 't dat: vergeef zyn schuld is 't dat er word gevonden ‘als’. |
| |
J
jaegen: De Legher is in 't graf voor eeuwig weg gejaegen (24) ‘gejaagd’, vd op -en Zvl. |
jaer-wyzende: jaer-wyzende voorwerp (Legier) ‘(leuze als) chronogram’. |
jammerpoel: in Plutos jammerpoelen (Cleenewerck) ‘onderwereld’ VD. |
jonkheyd: van uw jonkheyd (Maurus) ‘jeugd’ Mnl. van = vanaf |
jonnen: Godt ...jont u een kloostervoogd ((Maurus) ‘gunnen’ Mnl. |
jouffrouw: de lieftallige ende zeer minzaeme jouffrouw (Cleenewerck) ‘mevrouw’ Mnl. |
jubileren: door het welck zy op heden ...haeren Godt en schepper eert en met dank Hem jubileert (Angela) ‘bejubelen’ Mnl. |
| |
K
kanoninklyk: Loot der kanoninklyke orden van den H. Augustinus (Loot) ‘van kanunniken’. |
Kapelle-deken: vescheyde mael Kapelle-deken (Bogaert) ‘deken van/in een kapel’? |
ken-spreuck: in het Godt-soeckende klooster der Penitenten, met ken-spreuck Capucynerssen (Angela) ‘kenmerkende naam’; met kenspreuk ‘Jong van Zinnen’ ‘leuze van de rederijkerskamer’. |
keurheere: als schepen of keurheere van Veurnes casselrye (24) ‘schepen’ (in Veurne en Broekburg is er geen onderscheid) Mnl. |
kiltig: 't kiltig int vergroogd (24) ‘kil’ (int = inkt). |
klap: een vyand van den klap die d'eere en faem berooft en kuysscheyd konde storen (Bogaert) ‘gesnap’ Mnl, DB, Wvl. |
kloek: g'hebt alles kloek gelaeten wat tot gemak en eer daer na had konnen baeten broers, ouders...en 't lieflyk Vaderland (Looten) ‘in orde’, ‘net’ Mnl (Vaderland = Frans-Vlaanderen). |
konstaerdig: die in geest van Vondel ..kwam konstaerdig t' overstreven (Bogaert) ‘kunstig’. |
konstbegaefd: konstbegaefden heer ende meester (Herwyn) ‘begaafd inzake kunst’. |
konstgenoot: mitsgaders dekens en alle konstgenoten der voorseyde Gilde (Legier) ‘gezellen, dichters’. |
konst-gestoet: of is uyt 't Konstgestoet de lievde en vreedzaemheyd verjaegt? (Legier). ‘kunstenaars- of dichtersgroep’, hier ‘rederijkerskamer’. |
kwytschel: want by u deirenisse en alleen kwytschel is (4) ‘kwijtschelding’ (uit ‘De Profundis’). |
| |
| |
| |
L
langen: die ons met liefde en jonst zyn goedhed we(e)t te langen (37) ‘aanreiken’ Mnl. |
langst: de traenen langst hunn' wang die vloeyden als twee beken (Legier) ‘langs’ DB. |
last: tot zyne last uer (13) ‘laatst’. |
lasterie: uw tonge lasteraer moet hier haer lasterie paelen (9) ‘laster’. |
leeder: hij ziet een leeder staen die van des Hemels top tot aen de aerde komt (Looten) ‘ladder’ Mnl. |
lef: ook wiste zy zeer wel de lefs die God elk geeft (Cleenewerck) ‘hulp’? |
leggen: daer legt het doode lyf (10) ‘liggen’, westel. Wvl en Zvl. |
levens dorst: als uw levens dorst zal worden uytgeblust (21) ‘levensdorst’, ‘verlangen om te leven’. |
letteraer: op dat w'onz' Redenkonst van alle letteraers lofwaerdelyk zien eeren (Cleenewerck) ‘letterkundige’ (van = door). |
letterdolk: omdat zy bezigden hunn' tong en letterdolk (Cleenewerck) ‘pen’. |
Letter-wissel: ja wilt gy met vernuft op letter-wissel letten (Loot) ‘chronogram’. |
lichten: een fakkel aen 't gemoed tot lichten onze plicht (Bogaert) ‘verlichten’, ‘verduidelijken’ Mnl. |
lierde werk: dat sta(e)g onze offergeuren door lierde werk gesticht staen vast als marmen meuren (29) ‘lierdichten’. |
liev-getal: zoo milde en liev-getal (Legier) ‘welgevallig’, ‘lieftallig’, Mnl., Zvl. |
lonke: de schrikkelyke lonken van dit verwaende spook (1) ‘vlek’, ‘smet’ Mnl. |
lit: door al het ongemak der litten allegaer (Cleenewerk) ‘lidmaat’, mv ‘ledematen’ Mnl. |
lyf gewin: nog menig ander leer tot ziele en lyf gewin vereerde hy ons met vreugd uyt waere zuyver minn' (Bogaert) ‘redding van het lichaam’ (Mnl ‘soort leenrecht’). |
| |
M
mage: o magen die nog weent (4) ‘familielid’ Mnl. |
mat: van rusten wierd hy mat (30) ‘moe’, ‘beu van’ Mnl. |
meerst: dat zig gheel en al verheugt doch meerst de redenschaer (37) ‘meest, opm. 5 (zig: opm. 3). |
minbegaefd: o minbegaefden prins (Cleenwerck) ‘begaafd met liefde’. |
minne: al waer het broeder tal met een beknopte minne hem hulden (29) ‘aandenken’, ‘huldeblijk’, Mnl. |
mits dezen: nooyt zag men meerder vreugt gepleegt door ons mist dezen (48) ‘behalve deze’ Mnl. |
Moli-bergh: het welk heeft beneen den hooghen Moli-bergh (23)? (in verband met ‘Artaxers’). |
momm-gevley: dat hy tweedragt zal verdooven, als ook all)e mommgevley (31) ‘gevlei als van Momus, god van spot en kritiek’. |
moordaed: moest ik zoo veele droefheen lyden door u moordaede Daed (Ducamp) ‘moorddadig’ (moorddaed zn = Mnl). |
moorderesse: o moorderess' kond gy haer nof niet spaeren (Ducamp) ‘moordenares’. |
moortgeweer: waerom u hand aen 't moort geweer te zetten (22) ‘geweer’ (Mnl ‘geweer’ = elk wapen). |
| |
| |
mozel: gy die weet ...te spelen op de fluyt en mozel by der heiden (38) ‘doedelzak’ Mnl (moesel). |
| |
N
na: d'een rey klimt hemelwaerts, de ander klimt na onder (Loot) ‘naar’ Mnl. |
nadema(e)l: en nademael dat hy bemint den wyngaert god (29) ‘nadat’, ‘naardien’, ‘doordat’, Mnl. |
naer: naer dit leven (Angela) ‘na’ Mnl. |
naer doen: ...hebt gy een spoor van naer doen gegeven (Angela) ‘navolging’. |
naeren: wy gaen ter grafsted' naeren: (11) ‘naderen’. |
nagtgedroght: gemyk den Daegeraed...de nagtgedroghten doet vertrekken(Herwyn) ‘vleermuis’. |
nar: en in uw narren kuyl blyvt daer voor eeuwig staen ((35) ‘eng’, ‘akelig’ Mnl. |
Nederduytsch: Onz' Vlaemsche Redenkonst en Nederduytsche Tael (Cleenewerck) ‘Nederlands’ |
nieuwgekooren: als nieuwgekooren hoofdman (Herwyn) ‘nieuwgekozen’ Mnl. |
Nimmermat: gemakt en gerymt door nimmermat, haeren man (Ducamp) anagram van ‘timmerman’ (‘nooit beu/moe’). |
| |
O
oefenen: en vyftig jaer zyn styl alhier geoefend heeft (27) ‘uitoefenen’ (styl = beroep). |
oeff'ning-dag: doet ieder oeff'ningdag 't gewyde hemelvocht uit Pallas' boezem vloeyen tot voedsel van uw broers (Herwyn) ‘dag waarop de poëzie beoefend wordt’. |
omheynen: hij was met deugd omheynt als eene stad met wanden (Bogaert) ‘omringen, versterken’. |
onbezaeft: dat Loot kon vliegen onbezaeft tot in des Hemels zaelen (Loot), ‘ongehinderd’? |
onderblyven: in al uw order-plicht hebt gy niet onderbleven (Angela) ‘achterwege blijven’ Mnl. |
onderstand: door onzen onderstand verheerlykt (37) ‘hulp’ Mnl. |
onder-vellen: die legers overmant en mueren onder-veld (Angela), ‘doen bezwijken’, ‘vellen’ Mnl? (ondervallen = bezwijken). |
ongenucht: door d'ongenuchten der rasse ontyde dood (Legier) ‘ongenoegen’, ‘misnoegdheid’ Mnl. |
ongestaedhed: en voorders moet men in all' ongestaedhed leeren van 's werelds idelhed (5) ‘onbestendigheid’ Mnl. |
onmaetig: Godts oordeel is... onmaetig af te meten (Delaeter) ‘buitengewoon groot’, ‘niet te meten’ Mnl. |
onnydelyk: durf zien eens zonder vrees 't onnydelyk verblyf (10) ‘niet grimmig’ (nidelyke = grimmig)? (het verblijf is hier het graf) |
onnoozelhed: dewyl d'onnoozelhed wierd in de ziel bewaerd (35) ‘onschuld’ Mnl. |
onnutbaer: dit gantsch belauwerd rot (onnutbaer) wil ik myden (Angela) ‘schadelijk’? (onnut = schade) Mnl. |
onsaeber: g'hebt ons altyd voorgegaen op den onsaeb'ren weg (Angela) ‘zuiver’? |
ontfaen: om haere trouw t'ontfaen (42) ‘ontvangen’ Mnl. |
ontginnen: en ontgint een geestig lied (Loot) ‘beginnen’ Mnl. |
| |
| |
ontlyven: bloed-dorstig schrik-dier noyt verzaed in het ontlyven (11) ‘doden’ ‘ombrengen’ Mnl. |
ontrusten: moest ik door deze dood van u dus zyn ontrust (Ducamp) ‘verontrusten’ Mnl. |
ontweldigen: dat gy zoo bitzig haer (de dichtersschaar) ontweldigt eenen broeder (19) ‘ontnemen’ Mnl. |
ontydig: op den ontydigen dood van jouffrouw...(Legier) ‘te vroeg’ Mnl. |
onverzienste: op 't onverzienste (5) ‘onverwachts’ Mnl. |
oorzulkerig: waer dat de kwelinge en t'oorzulkerig geklang is gansch te niet gedaen (18) ‘oorstrelend’? |
opklaeveren: daer staedig 't wyze Athenen is opgeklaevert (39) ‘opklimmen’ Wvl. |
opper-Moeder: opper-Moeders plicht (Angela) ‘moederoverste’. |
opperwaek: als gy voor eest (sic) my spraek van 's royaers hofdmanschap, van uwer opperwaek (41) ‘directie’? |
opzigt: op een opzichte wys (7) ‘opzichtelijk’. |
order-plicht: in al uw order-plicht hebt ge niet onderbleven (Angela) ‘kloosterregel’. |
overstreven: een rymer die in geest van Vondel Heyns, Cats, Steven, De Zwaene ...kwam konstaerdig 't overstreven (Bogaert) ‘overtreffen’. |
overkrachten: de dood heeft zyne krachten overkracht (21) ‘overweldigen’. |
| |
P
pael: een Alexander die zyn paelen kwam te zetten de g'heele wereld rond (21) ‘grenspaal’, ‘grens’ Mnl. |
peirde-bron: de zoete peirde-bron door Pegasus gemakt (39) ‘hippocrene bron gemaakt door Pegasus’, ‘dichtersbron’. |
plotsen: den vred' heft dien geroeit, geplotst uyt deze Zael (Cleenewerck) ‘plukken’ Mnl. |
praelen: en soo gepraelt heeft over hun geweld (Angela) ‘zegepralen’. |
preuf: tot preuf en moet men geen geschikte boucken lezen (23) ‘bewijs’ Zvl., Gal. |
Prys-loon: prys-loon waer gy hopt den prys-loon te ontfaen (Angela): ‘prijs in een loopwedstrijd’. |
pukken: hy wierd den vyfden mey, des werelds afgerukt, den derden dag daer naer in de donker aerd gepukt (31) ‘begraven’. |
pynen: waerom ons zoo te pynen? (Legier) ‘pijnigen’ Mnl. |
| |
R
raeder: dewyl de mogentheen nog onderschraegen 'tzaem des raeders heerlykhed en des weths ogen waen (35) ‘raadslid’ (hier: ‘schepen’) (ogen = hogen, opm. 1). |
rassen: tot daer gy wenscht te rassen uwe schreden (39) ‘reppen’ (16e eeuw). |
rassig: om dat zoo rassig uyt de schaer een broeder was gerukt (5) ‘plotseling’. |
recht: dat hy zal kiezen...'t yzig noorden zyn rechte woonst (Maurus) ‘echt’ Zvl. |
redenaer: en zal ..geprint niet blyven in 't hert der redenaeren (11) ‘rederijker’. |
reden-broer: t'wyl zoo lieftalge heer wil betreen als prins als redenbroer (Cleenewerck) ‘gildebroeder van de kamer’. |
| |
| |
redenkonst: elk wenscht door uw beleid nog meer te zien herleven onze Vlaemsche redenkonst en Nederduytsche Tael (Cleenewerck) ‘rederijkerskunst’. |
redenmaegd: om onze redenmaegd op den Parnas te leyen (Herwyn) ‘vrouwelijke rederijker’ (leyen, opm. 3). |
reden-rey: als 't Bersche reden-rey nu meende vry te wezen... van verdrukking (9) ‘rederijkerskamer’. |
redenryk: onz' redenryke zael (Cleenewerck) ‘lokaal van de rederijkers’. |
redenzael: uw minne verwekt de vreugbazuyn in onze redenzael (Cleenewerck) idem. |
reengestoet: 'k zag op myn trouwdag eerst verschynen 't reengestoet (Ducamp) ‘stoet van rederijkers’. |
regen: dat Godts Bermhertigheyd op u heeft laeten regen (Loot) ‘regenen’ Wvl. |
Regenkind: Heft 't Goude Regenkind (Herwyn) ‘Perseus’. |
reyzer: stae reyzer (10) ‘reiziger’ Mnl, opschrift op een graf. |
roem waerd: den roem waerden heer ende meester (Herwyn) ‘roemrijk’. |
rom: den pronk van uwen rom (Angela) ‘roem’ Mnl. |
romen: waer men den hovenier...op hoort romen, (44) ‘roemen’ Mnl. |
Romer: d'oude Romers (17) ‘Romein’. |
rouw-gewaed: daer 't rouw-gewaed nog heden verduystert onze zael (7) ‘rouwdraperieën in de rederijkerszaal’. |
royaer: Princes gemalinne dewelk geworden was des royaers koninginne (5) ‘royaert’ (lid van de De Royaerts). |
ruchtig: G'lyk het ruchtig Romen ende Athenen ons verklaeren (35) ‘roemruchtig’. |
rym: wiens gulde straelen doen den Vlaemschen rym herleven (37) ‘dichtkunst’. |
rymen: gerymt door ‘Leeren doet Eeren’ (Legier) ‘dichten’. |
rymplegend: tot lof van den...rymplegenden konstwerker (Cleenewerck) ‘dichter’. |
rymtrompet: dat Famas rymtrompet dez' hoofdmans naem verheffe (47) ‘dichtkunst’. |
rypigheyd: rypigheyd van zeden ‘rijpheid’, ‘gaafheid’. |
rypzinnig: als men dat alles niet rypzinnig overwegen (24) ‘rijpelijk’. |
| |
S
schacht: myn spraeklit en myn schacht (Cleenewerck) ‘pen’. |
schachtgewapend: en 't schachtgewapend heir der Nederduytsche volken die zullen t'uwen lof besteên hun letterdolken (Cleenewerck) ‘die een pen hanteren’, ‘schrijvende’. |
schaekgezind: den kristaelynen schild...der schaekgezinde Reuz (Herwyn) ‘die graag schaakt’. |
schelle: stae klokken houd uw vlugt uw schellen uwe slaegen (1) ‘gelui van de schel, klokje met een hoge toon’. |
schetse: een schetse in Godes huys met deugden ryk begaefd (Legier) ‘beeld’, ‘voorbeeld’; dat al wat hem ontmoet een schetse zy des doods (2) ‘verwijzing’. |
schick: die heeft het leven kregen, het leven door Godts schick (23) ‘beschikking’. |
schikken: ik schik u Chanaan (Loot) ‘beschikken’, ‘bezorgen’. |
| |
| |
schranderyk: hun groote heerlykheyd en schranderyk gedrag (Angela) ‘verstandig’. |
schryk-gedrogte: veroorzaekt door dit schryk- en waen gedrogte (Ducamp) ‘verschrikkelijk gedrogt’, ‘de dood’. |
Sint Joris ridders: Sint Joris ridders met die van Sint Sebastiaen (11) ‘kruisboogschutters’. |
Slagmaend: den 19 slagmaend MDCCLXIX (Cleenewerck) ‘november’, ‘slachtmaand’. (Zvl en Wvl slaan = slachten). |
smagten: ah, vreden atropos, waerom zoo vroeg te smagten dezen broeder (19) ‘verstikken’ Mnl. |
spraeklit: maer ach myn spraeklit en myn schacht is onbedreven (Cleenewerck) ‘tong’. |
Spronkelmaend: Spronkelmaend den elfsten was nog vierig op de wangen (22) ‘februari’, ‘sprokkelmand’ (wangen, opm. 3). |
stael: Godts staele wethten (Legier) ‘stalen’, ‘onveranderlijk’. |
standbaer: een man zoo standbaer als een baeken (Declaeter) ‘standvastig’. |
steigeren: Loot, gy steigert Hemelwaert (Loot) ‘stijgen’, ‘klimmen’, Mnl. |
stierman: die...bekwaem zyn het roer uws schips als stierman aen te vangen (Maurus) ‘stuurman’, Zvl. |
stutten: het welke ons troosten moet tot stutten ons getraen (Bogaert) ‘stoppen’, ‘stuiten’ Mnl. |
| |
T
tegen laeg: spyts alle tegen laegen (36) ‘tegenstand’ ‘hinderlaag’ lage = Mnl. |
tegenstaen: gij staet niet tegen// aen slotsonbillik plegen (3) ‘tegenstand bieden’. |
tegen zetten: hy kwam zig zelven tegen zetten aen 't kwaed (Declaeter) ‘zich verzetten’ (zig, opm.3) |
togt: toom uwe togten in (9) ‘hartstocht’. |
tocht: door stryden en lyden::door tochten bevochten (Angela) ‘krijgstocht’. |
toefen: hy zal van hem getoeft, gestreeld zyn en bemind (Loot) ‘verplegen’, ‘onthalen’ (Mnl toef = verpleging). |
toe-langen: ...haer toe te langen veel schilden tot den stryd (Angela) ‘verstrekken’ Mnl., ‘langen’ = geven. |
toeving: na weynig toeving (Maurus) ‘wachten’. |
trand: al waer de letterkonst van trand in trand gevest zoo hoge is gestegen (39) ‘stap’? (misschien drukfout voor trans). |
trans: 't is of men Pallas reyen//zag van trans in trans geleyen// naer dezen helicon (Cleenewerck) ‘torenomgang’, ‘verdieping’ (almaar hoger de berg op)(geleyen, opm.3). |
tuygen: dit tuygt ons eenen mensch en goeden reden-broeder (20) ‘getuigen’. |
tydings blad: de nieuwe tijdings blaen zouden door 't fransche ryk de zaek verkonden (27) ‘krant’. |
| |
U
uytborstig: zyn diensten waeren staeg uytborstig aen den wensch (8) ‘openhartig’? |
uytstond: door zyne uytstond hert en liefde tot elkeen (18) ‘open’? |
uytterborst: dat ik u, uytterborst u doen een offerhand (38) ‘van harte’. |
| |
| |
uytwerk: in al d'uytwerks van uw leven (36) ‘prestatie’ (uytwerks, opm.4). |
| |
V
Vaen-Heer: verscheyde mael Vaen-Heer (Bogaert) ‘vaandrig’. |
vaerdig: dat wy heden vaerdig staen (Cleenewerck) ‘klaar’. |
vedelaer: de opper vedelaer zal u doen praelen met zyn kroon (Cleenewerck) ‘dichter’ (hier: ‘Apollo’). |
vederpaerd: uyt 't bloed van 't vreez'lik hoofd verscheen het Vederpaerd (Herwyn) ‘Pegasus’. |
veld: bevochten den vyand uyt het veld (Angela) ‘slagveld’. |
veld-vluchtig: waer door hell' vleesch en bloed veld-vluchtig wesen moet (Angela) ‘vaandelvluchtig’. |
verbreyen: 't gonne onze ed'le Taele verbreyen kon den roem (Cleenewerck) ‘verbreiden’ opm. 3. |
vergalt: met een vergalt gemoed ging hy noyt te ruste (Loot) ‘verbitterd’. |
vermetentheyd: vergeef den zwier van dez' gedichten en myn vermetentheyd (Maurus) ‘vermetelheid’. |
vermorven: uwe onmedoogendheyd kan d'herten, hart als steen verworven in getraen (Bogaert) ‘vermurwen’ Mnl. |
vernuft: vernufte redenaeren (38) ‘vernuftig’ Mnl. |
verschoonen: niemand en word verschoont, nog jong, nog oud, ryck, arm gekroont en ongekroont (21) ‘vrijspreken’, ‘verontschuldigen’ Mnl. |
verzellen: verzelt door eene nimp (38) ‘vergezellen’ Mnl. |
vesten: en die zelfs d'eerste gevest hadde in de baen (19) ‘vestigen’, ‘plaatsen’ Mnl. |
vlien: en ook het kwaed te vlien (45) ‘vluchten’ Mnl. |
vluchtig: gy was d'eere vluchtig (Maurus) ‘vluchtend’ Mnl. |
voesteren: een klooster voogd die by u is gevoestert (Maurus) ‘opkweken’ Mnl. |
voesterlyng: een van zyn voesterlyngen (30) ‘kwekeling’ Mnl. |
volkennen: wie die volkennen all' des weirels idelheden (17) ‘volledig kennen’. |
vollyvig: een man van ongemeene stof vollyvig (29) ‘zwaarlijvig’. |
volstaedig: om volstaedig zonder erg te melden zynen lof (29) ‘volhardend’. |
volvierig: dat gy volvierig wenscht de broeder min te sterken (32) ‘geestdriftig’, ‘vurig’. |
volwercken: zy dit ontworpen werk ten leste ziet volwercken (40) ‘afwerken’ Mnl. |
voor-bezit: wiens vader heeft bestapt..het voor-bezit als voogt van Belle (Angela) ‘het bezit als voogd’. |
voor-gedrag: minsaem voor-gedrag (Angela) ‘voorbeeldig gedrag’. |
voor-gestoelt: uw minsaem voorgedrag heeft u van trap tot trappen op doen stappen tot voor het voor-gestoelt (Angela) ‘stoel van de overste’. |
voorhouwen: door hun de vrede weg geduerig voor te houwen (Maurus) ‘voorhouden’ Mnl. opm. 3. |
voorstaen: hy kwam de wezen voor te staen (Bogaert) ‘zorgen, instaan voor ‘opkomen voor’ Mnl. |
voor-stoel: den voor-stoel van de hoogste weerdigheyd (Angela) ‘stoel van de overste’. |
Vrankeryke: zyn leven gansch
|
| |
| |
gewacht voor 't vrye Vrankeryke (43) ‘Frankrijk’ Zvl. |
vreugdtrompet: vreugdtrompet (Herwyn) ‘vreugdevolle lofbetuiging’. |
vriend: uw ‘susters al met u ook jubileren met al uw vrienden (Angela) ‘familielid’, Mnl. |
vroeylykheyd: om dan met vroeylykheyd te vieren... 't Jubel-Feest (Maurus) ‘vrolijkheid’ Mnl. |
Vrouw deken: tot lof van broer B die door de royaers vrouwen gekooren is als...vrouw-deken (29) ‘vrouwelijke deken’. |
vyerig: in vyerig met den geest te gaen van Deugd tot Deugd (Maurus) ‘vurig’ Mnl en Wvl. |
| |
W
waelen: ...maer staedig waelt al dwaelen in d'afgrond van de lust (7) ‘trekken’ (Mnl: wallen). |
waenen: ik waene 't is haer heyl mits het Godts wille was (Legier) ‘ten onrechte menen’ Mnl. V.D. |
wakkeren: door ware liefde gedreven en gewakkert (26) ‘opwekken’ Mnl. |
wandelen: g'hebt van uw jonkheyd geweten wel te wandelen den waeren weg der deugd (Maurus) ‘bewandelen’. |
wedervaer: door 't grootste wedervaer (3) ‘wedervaren’. |
‘willen’: hy vergaef en woude nimmer kwaed voor 't kwaed (7) ‘wou’ opm. 3. |
Winocx Bersch: den raed van Winocx Bersche stad (35) ‘Sint-Winoksbergs’. (uitspraakspelling). |
wissel-brief: al deze wissel brieven, die zullen zoo ik hoop, voor haere schuld voldoen (Ducamp) ‘wissel(brief)’. |
wit: Gods liefde was uw wit (Maurus) ‘doel’. |
wys begerige: door wys begerige zoo werksaem wierd bestiert (40) ‘wijsgerige’ (hier meerv.) |
| |
Z
zael: de zael van haer gezin, de blomme van haer hof (20) ‘woning’ Mnl. |
zedeleer: hoe menig zedeleer en heeft hy door zyn schacht met eeren voortgebracht (Bogaert) ‘zedenles’. |
zeegbaerhed: laet christen zeegbaerheyd u troosten in 't geval (Legier) ‘zedigheid’ DR. |
zeeg-rykelyk: om zyn ziel zeeg-rykelyk vol eer (Declaeter) ‘rijkelijk gezegend’? |
zegenhaftig: 't zegenhaftig volk (40) ‘gezegend’? |
zieltien: dat alle zieltiens hun in 't hemelryk verblyen (Legier) ‘zieltje’, opm. 2 en opm. 3. |
Zomer-maend: op den eersten Zomermaend (Bogaert) ‘juni’, ‘zomermaand’. |
zoo: zoo in 't Schrift ik heb vernomen (Ducamp) ‘zoals’ Mnl. |
zop: hy ziet een leeder staen die van des hemels zop tot aen de aerde komt (Loot) ‘top’, ‘het bovenste’ Mnl. |
zwygenthed: wyl zyne zwygenthed ons steeds bevreden kon (20) ‘stilzwijgendheid’ Mnl. |
zydig: gy mag niet zydig zyn (44) ‘partijdig’, ‘eenzijdig’. |
|
-
eind(1.)
- Op het bestaan van deze bundel gedichten wees me Max Deswarte (Sint-Mariakappel), die ik hier van harte dank. Ik bedank tevens de bibliotheek van Sint-Omaars die me de fotokopieën bezorgde. Graag bedank ik hier ook Jan van Ormelingen (Sint-Jan-ter-Biezen) voor zijn trouwe hulp en voor het intikken van de tekst op computer.
-
eind(1.)
- C'est Max Deswarte (Sainte-Mariecappel) qui m'a signalé l'existence de ce recueil de poèmes, je l'en remercie de tout coeur. Je remercie également la bibliothèque de Saint-Omer qui m'a fourni les photocopies. Ma reconnaissance va également à Jan van Ormelingen (Sint-Janter-Biezen) pour son aide fidèle et la frappe du texte sur ordinateur.
-
eind(2.)
- Het is begrijpelijk dat de hier vermelde dichters nog niet voorkwamen in de overigens vrij volledige lijsten in a. lowycks boeken De Nederlandstalige schrijvers van Belle en De Nederlandstalige schrijvers van Sint-Winoksbergen, uitgegeven bij de Werkgroep de Nederlanden.
-
eind(2.)
- Il est compréhensible que les poètes ici mentionnés n'apparaissent pas encore dans les listes - du reste fort complètes - des ouvrages d'a. lowyck De Nederlandstalige schrijvers van Belle (Les écrivains néerlandophones de Bailleul) et De Nederlandstalige schrijvers van Sint-Winoksbergen (Les écrivains néerlandophones de Bergues) édités par le Werkgroep de Nederlanden.
-
eind(3.)
- De geslachtstafel komt voor in de brochure ‘Marguerite Yourcenar’ gedrukt in de gemeenschapsdrukkerij Malegijs in Kemmel, p. 5.
-
eind(3.)
- La table généalogique figure dans la brochure ‘Marguerite Yourcenar’ éditée aux presses communautaires Malegijs de Kemmel, p. 5.
-
eind(4.)
-
v. celen, Fransch-Vlaanderen, letterkundige betrekkingen met Vlaanderen, herleving van het nationaliteitsgevoel, Antwerpen, 1933 vermeldt deze opvoering en de deelnemende rederijkerskamers uit Vlaanderen, maar niet die uit Frans-Vlaanderen op, p. 20. Hij zegt dat het stuk waarschijnlijk door een Belse dichter vertaald werd en in Ieper gedrukt werd bij Moerman.
-
eind(4.)
-
v. celen, Fransch-Vlaanderen, letterkundige betrekkingen met Vlaanderen, herleving van het nationaliteitsgevoel (La Flandre française, ses contacts littéraires avec la Flandre belge, la renaissance du sentiment national - Anvers 1933) mentionne cette représentation et les chambres de rhétorique de Flandre belge qui y ont pris part, mais non celles de Flandre française, page 20. Il dit que la pièce est vraisemblablement traduite par un poète de Bailleul et qu'elle est imprimée à Ypres chez Moerman.
-
eind(5.)
-
a. de saint-léger, La Flandre Maritime et Dunkerque sous la domination française, Parijs, Rijsel, 1900, p. 431.
-
eind(5.)
-
a. de saint-léger, La Flandre Maritime et Dunkerque sous la domination française, Paris, Lille, 1900, p. 431.
|