De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas Français. Jaargang 1997
(1997)– [tijdschrift] Franse Nederlanden, De / Les Pays-Bas Français– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorpagina van het handschrift van Corneel de Vriendt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Het handschriftHet handschrift (32 × 20 cm) van Corneel de Vriendt telt 880 blz. gedichten, behalve 12 blz. inhoudstafel. Het berust in het archief van het Vlaams Comité van Frankrijk (Comité Flamand de France) in Hazebroek. We bedanken dit comité (met name dhr. Ph. Masingarbe, bibliothecaris) omdat het aan de Katholieke Universiteit van Kortrijk (KULAK) een kopie van dit afschrift afgestaan heeft waardoor we in staat waren om van de inhoud een studieobject te maken. Ook de KULAK wordt hier bedankt, voornamelijk de bibliothecaris-archivaris J. Tolleneer. Volgens het jaarschrift van de voorpagina (zie afb.) waren de meeste gedichten er voor 1841 in neergepend. Voor dit lexicon hebben we een keuze moeten maken en we hebben ons beperkt tot gedichten van of gericht tot rederijkerskamers of toneelgilden in de Frans- Vlaamse Westhoek alsook tot gedichten geschreven door Tisje TasjeGa naar eind(1) en tot liedteksten met een Nederlandse melodie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De schrijver-samenstellerDe Noordpenenaar Corneel de Vriendt (soms Cornelis of Cornelius) werd op 12 juli 1767 in z'n dorp geboren. Z'n vader was Pieter Jan, geboren in Zuidpene, en z'n moeder Marie Thérèse Pierens uit Noordpene zelf. Corneel is twee keer getrouwd: ‘Ik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben zien begraven twee vrouwen die ik had uyt uyver min geecht’ (gehuwd). De eerste heette Maria Florentia Saison. Hij trouwde met haar op z'n negentiende in 1786. De tweede heette Victoria Bouve. Hij verloor verschillende kinderen. Volgens sommige gedichten was hij kleermaker, maar in z'n sterfakte staat hij vermeld als ‘crieur’ d.i. leurder. Hij woonde in de hoofdstraat van het dorp die Baezeville heette, dus in de buurt van Tisje Tasje. Corneel de Vriendt stierf op 80-jarige leeftijd op 14 november 1847. Hij had deel uitgemaakt van de ‘Konstminnaers van Noordpeene’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Inhoud van het handschrift van Corneel de VriendtVolgens de inhoudstafel komen er 338 gedichten in voor. Naast gedichten van hemzelf, bevat dit handschrift van de Vriendt ook o.m. wel honderd bladzijden uit het werk van Michiel de Swaen en verder heel wat gedichten van Jacob Cats en Adriaan Poirters. Ook van tijdgenoten zoals Jan Baptiste van Grevelynghe (Tisje Tasje), Justinus van Damme en van de tot nog toe onbekende Rubroekse dichter Joannes Duyme heeft hij menig gedicht opgenomen. Er komen in dit handschrift ook treurgedichten, minneliederen, jubileumgedichten en lofliederen voor, vooral gericht tot de talrijke rederijkerskamers en toneelgilden in de Zuid-Vlaamse Westhoek tijdens de eerste decennia van de 19e eeuw. Verder ook nieuwjaarsgedichten, huwelijksverzen en gelukwensen voor nieuw aangestelde pastoors en ‘meiers’. De grens was toen zeker niet waterdicht, want een tiental gedichten zijn bestemd voor personen uit West-Vlaanderen, o.m. Roesbrugge, Ieper, Poperinge, Houtem, Veurne, Diksmuide, Staden, Hooglede, Kortemark, Izegem. Gedichten voor mensen uit Broekburg en Blaringem wijzen erop dat die plaatsen toen nog niet verfranst waren. Er komen ook enkele puntgedichtjes voor als bladvulling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Vermelde Zuid-Vlaamse rederijkerskamers of toneelgilden. Vermelde toneelstukkenHeel wat gedichten zijn ‘eerbewijzen’ ter gelegenheid van een toneelopvoering. Zo is zo'n ‘eer-galm’ bestemd voor de ‘Retho- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rijke van Banvinchove’, de ‘Rethorijke van Broxeele’, die van ‘Hondeghem’, die van ‘Arneke’ en een ‘lof-dicht’ voor de ‘Konst-minnaers van Ochtezeele’, die van ‘Lederzeele’, die van ‘Noordpeene’ zelf, die van ‘Rubrouck’ en die van ‘Houdezeele’ (Oudezele). Ten slotte krijgen ook de ‘Rethorijken van Putgham’ een eer-galm (Pitgam, volksetymologisch vervormd).
Ze spelen allemaal kennelijk oorspronkelijk Nederlands toneel: de ‘Tragedie van den heyligen Laurentius’ in Lederzele, de ‘Tragedie van den heyligen Sebastiaen en van het heylig bloed Christi’ in Ochtezele, de ‘Tragedie van de heylige Genoveva’ in Oudezele, ‘Cobonius en Peccavia’ in Bavinkhove en in Rubroek, het ‘Leven ende dood van den heyligen Rochus’ in Volkerinkhove, ‘D'onthoofdinge van heyligen Joannes Baptista’ in Buisscheure, ‘De dood en de passie van Jesus Christus’ in Pitgam, de ‘Tragedie van den Heyligen Wenceslaus’ in Bavinkhove, de ‘Konstredenrijke minnaeren binnen Nieuwerleet’ speelden ‘Den beklaegelijken dwang’; de ‘Tragedie van St. Joris’ werd opgevoerd in Hondegem, ‘Den rampzaligen ondergang van drahomira de Lukzo’ alweer in Bavinkhove, ‘De beproefde liefde ofte herstelde onnoselheyd van theodatus’ in Arneke, de ‘Tragedie van Vitus, Modestus en Cresentia’ door Buisscheure in Bavinkhove, de ‘Tragedie van de martelaeresse Catharina’ in Bollezele, ‘'t Spel van Bonaparte’ in Noordpene (in 1805 volgens het jaarschrift). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. MelodieënHier volgen de Nederlandse melodieën van de liederen waartoe we ons beperkt hebben voor dit lexicon. ‘Ach! hemel hoort mijn klagt’ (265). ‘Joseph in egypten’ (372). ‘Van den bloemist’ (380). ‘Als ik in tafel was gezeten’ (355 e.a.). ‘Waer kan men beter zijn als in zijn moeders keuken’ (304) ‘God groete u herders’ (307). ‘Alzoo 't begint’ (409). ‘Cecilia van edel geslagte’ (423). ‘Van den poperingschen dal’ (434). ‘Op den Kers-nacht’ (446). ‘Van Albertina’ (438). ‘De cristalijne beke’ (522); ‘Gezang op eenen nieuwe conterdans’ (747). ‘Van den handel’ (759, het enigste lied dat ik ergens anders teruggevnden heb, nl. in ‘Chants populaires des Flamands de France’ door de Coussemaker, nr. LXI). ‘Van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den Ermijt’ (860). Verder nog: ‘De nieuwen bon bon bon’ (399) en ‘Geluk te zaeme’ (364). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Taal en spellingHet valt telkens op dat Frans-Vlaamse dichters en schrijvers uit het begin van de 19e eeuw helemaal geen dialect, zelfs geen erg dialectisch Nederlands schrijven. Zoals u kunt merken komen er weinig Zuid-Vlaamse woorden in het lexicon voor. Toch gebruiken de auteurs enorm veel Middelnederlandse woorden uit hun eigen schrijftaaltraditie alsook onder invloed van hun voorbeelden: Cats, Poirters, De Swaen enzovoort en misschien uit het eigen taalgebruik van toen. Rijk is z'n woordenschat wel en De Vriendt en de andere auteurs zijn erg bedreven in het rijmen. De meeste verzen zijn alexandrijnen, verzen die daarom nog geen poëzie betekenen. Vaak komen mythologische figuren voor. De spelling, namelijk die van Des Roches, is vrijwel foutloos, maar er worden wel fouten gemaakt in het gebruik van de hoofdletters. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. BesluitDit handschrift bevat heel wat informatie over de taaltoestand van de Westhoek in Frankrijk, de talrijke herleefde of nieuwe rederijkerskamers of toneelgilden, de vrij veelvoudige contacten met West-Vlaanderen, het vrij algemeen gebruik van hulde- of rouwgedichten, nieuwjaarsverzen enz. Ook liedteksten werden veel gemaakt. Er blijkt ook een intens toneelleven bestaan te hebben. Tot slot wil ik graat nog Mevr. J. Willencourt, secretaresse van Noordpene bedanken voor het opsporen van gegevens over C. de Vriendt, alsook Jan van Ormelingen uit Sint-Jan-ter-Biezen die me intens geholpen heeft met het opzoeken en ordenen van de passende woorden in dit lexicon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LexiconAfkortingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
K
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
U
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Z
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Poèmes inédits du manuscrit de Corneel de Vriendt de Noordpeene (1767-1847)1. Le manuscritLe manuscrit (32 × 20 cm) de Corneel de Vriendt compte 868 pages de poèmes et 12 pages de table des matières. Il se trouve dans la bibliothèque du Comité Flamand de France à Hazebrouck. Nous remercions le Comité, et tout particulièrement Monsieur Philippe Masingarbe, son bibliothécaire, d'avoir bien voulu céder un double de cette copie à la KULAK (antenne courtraisienne de l'Université de Louvain). Leur amabilité nous a ainsi permis d'en faire un objet d'étude. Nous tenons aussi à remercier la KULAK, et singulièrement Monsieur Tolleneer, son bibliothécaire-archiviste. Selon le chronogramme de première page (voir l'illustration), la plupart des poèmes y ont été notés avant 1841. Pour ce ‘Lexique’, nous avons été contraint de procéder à des choix: nous nous sommes limité aux poèmes émanant des chambres de rhétorique ou des guildes théâtrales du Westhoek français et aux poèmes qui leur étaient adressés, ainsi qu'aux poèmes écrits par Tisje TasjeGa naar eind(1) et aux textes de chansons composées sur une mélodie néerlandaise. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. L'auteur-rédacteurLe Noordpeenois Corneel de Vriendt (parfois prénommé Cornelis ou Cornelius) naquit dans son village le 12 juillet 1767. Son père était Pieter Jan, né à Zuydpeene, et sa mère Marie-Thérèse Pierens, originaire de Noordpeene même. Corneel se maria deux fois: ‘J'ai vu porter en terre deux femmes que j'avais épousées par pur amour.’ La première s'appelait Maria Florentia Saison. Il l'épousa en 1786; il avait alors dix-neuf ans. La seconde s'appelait Victoria Bouve. Il perdit plusieurs enfants. A en croire certains poèmes, il était tailleur, mais dans son acte de décès on le présente comme ‘crieur’, c'est-à-dire colporteur. Il habitait dans la rue principale du village, dite de Baezeville, et était donc voisin de Tisje Tasje. Corneel de Vriendt mourut octogénaire le 14 novembre 1847. Il avait fait partie des ‘Konstminnaers (Amoureux de l'art) de Noordpeene’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Teneur du manuscrit de Corneel de VriendtSelon la table des matières, on y trouve 338 poèmes. De Vriendt y a notamment recopié au moins cent pages de l'oeuvre de Michiel de Swaen, plus bon nombre de poèmes de Jacob Cats et d'Adriaan Poirters. Il y a également rassemblé maints poèmes de contemporains comme Jan-Baptiste van Grevelynghe (Tisje Tasje), de Justinus van Damme et d'un poète de Rubrouck inconnu à ce jour, Joannes Duyme. On y trouve en outre des élégies, des chansons d'amour, des poèmes commémoratifs et des odes, surtout adressés aux nombreuses chambres de rhétorique et guildes théâtrales du Westhoek sud-flamand au cours des premières décennies du XIXe siècle. On y trouve aussi des poèmes de nouvel an, des vers écrits à l'occasion de mariages et des félicitations à des curés et à des maires nouvellement installés. A cette époque, la frontière n'était certainement pas étanche, car une dizaine de poèmes sont destinés à des personnes de Flandre-Occidentale belge, notamment de Rousbrugge, Ypres, Poperinge, Houtem, Veurne, Diksmuide, Staden, Hooglede, Kortemark, Izegem. Des poèmes écrits pour des habitants de Bourbourg et de Blaringhem montrent que ces localités n'étaient pas encore francisées. On trouve enfin dans le recueil quelques épigrammes destinées à remplir les pages. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Chambres de rhétorique et guildes théâtrales mentionnées. Pièces de théâtre évoquéesBon nombre de poèmes sont des hommages rédigés à l'occasion d'une représentation théâtrale. C'est ainsi qu'une telle ‘sonnerie d'honneur’ est destinée à la ‘Rhétorique de Bavinchove’, à la ‘Rhétorique de Broxeele’, à celle de ‘Hondeghem’, à celle d'Arnèke, et qu'une ode est consacrée à la louange des ‘Konst-minnaers (Amoureux de l'art) d'Ochtezeele’, de ceux de ‘Lederzeele’, de ceux de ‘Noordpeene’ même, de ceux de ‘Rubrouck’ et de ceux d'‘Houdezeele’ (Oudezeele). Enfin les ‘Rethorijken van Putgam’ (Rhétoriques de Pitgam, déformation due à l'étymologie populaire), se voient elles aussi gratifier d'une ‘sonnerie d'honneur’. Visiblement, à l'origine, elles jouent toutes un théâtre de langue néerlandaise: la ‘Tragedie van den heyligen Laurentius (Tragédie de saint Laurent)’ à Lederzeele, la ‘Tragedie van den heyligen Sebastiaan en van het heylig bloed Christi (Tragédie de saint Sébastien et du saint sang du Christ)’ à Ochtezeele, la ‘Tragedie van de heylige Genoveva (La tragédie de sainte Geneviève)’ à Oudezeele, ‘Cobonius en Peccavia’ à Bavinchove et à Rubrouck, ‘Leven ende dood van den heyligen Rochus (Vie et mort de saint Roch)’ à Volckerinckhove, ‘D'onthoofdinge van heyligen Joannes Baptista (La décapitation de saint Jean-Baptiste)’ à Buysscheure, ‘De dood en de passie van Jesus Christus (La mort et la passion de Jésus-Christ)’ à Pitgam, ‘De tragedie van den heyligen Wenceslaus (La tragédie de saint Venceslas)’ à Bavinchove, de ‘Konst-redenrijke minnaeren binnen Nieuwerleet’ (Les amoureux de l'art de rhétorique d'endéans Nieurlet) jouaient ‘Den beklaegelijken dwang’ (La déplorable | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
contrainte); on représentait à Hondeghem la ‘Tragedie van Sint Joris (Tragédie de saint Georges)’, ‘Den rampzaligen ondergang van Drahomira de Lukzo (La désastreuse chute de Drahomira le Lukzo)’ encore une fois à Bavinchove, ‘De beproefde liefde ofte herstelde onnoselheyd van Theodatus (L'amour ou l'innocence restaurée de Théodat)’ à Arneke, Buysscheure donnait à Bavinchove la ‘Tragedie van Vitus, Modestus en Cresentia (Tragédie de Vite, Modeste et Crescence)’, on jouait la ‘Tragedie van de martelaeresse Catharina (La tragédie de la martyre Catherine) à Bollezeele, ‘'t Spel van Bonaparte (Le jeu de Bonaparte)’ à Noordpeene (en 1805 d'après le chronogramme). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. MélodiesVoici ci-après les mélodies néerlandaises des chansons auxquelles nous nous sommes limité pour ce ‘Lexique’. ‘Ach! hemel hoort mijn klagt (Las, ciel, écoute ma plainte!)’ (265). ‘Joseph in egypten (Joseph en Egypte)’ (372). ‘Van den bloemist (Du fleuriste)’ (380). ‘Als ik in tafel was gezeten (Quand j'étais attablé)’ (355 et autres). ‘Waer kan men beter zijn als in zijn moeders keuken (Où peut-on mieux être que dans la cuisine de sa mère?)’ (304). ‘God groete u herders (Dieu vous salue, bergers)’ (307). ‘Alzoo 't begint (Sitôt que cela commence)’ (310). ‘Alleluia’ (354). ‘Doen ik in tafel ben gezeten (Lorsque je suis attablé)’ (409). ‘Cecilia van edel geslagte (Cécile de noble lignage)’ (423). ‘Van de poperingschen dal (Du val de Poperinghe)’ (434). ‘Op den Kers-nacht (La nuit de Noël)’ (446). ‘Van Albertina (D'Albertine)’ (438). ‘De cristalijne beke (Le ruisseau cristallin) (522). ‘Gezang op eenen nieuwen conterdans (Chant sur une nouvelle contredanse)’ (747). ‘Van den handel (Du commerce)’ (759, le seul chant que j'aie pu retrouver ailleurs, à savoir dans les ‘Chants populaires des Flamands de France’ de de Coussemaker, no LXI). ‘Van den Ermijt (De l'ermite)’ (860). On y trouve encore ‘De nieuwen bon bon bon (Le nouveau bon bon bon)’ (399) et ‘Geluk te zaeme (Bonheur ensemble)’ (364). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Langue et graphieOn ne cesse d'être frappé par le fait que les poètes et écrivains de Flandre française du début du XIXe siècle n'écrivent pas en dialecte et même pas dans un néerlandais très dialectisant. Chacun pourra le remarquer, on rencontre peu de mots sud-flamands dans le lexique. L'auteur emploie toutefois énormément de termes moyen-néerlandais puisés à sa propre tradition scripturaire mais aussi imités de ses modèles: Cats, Poirters, de Swaen, etc. et peut-être empruntés à son propre idiolecte de l'époque. Son vocabulaire ne laisse pas d'être riche et De Vriendt et les autres auteurs sont des virtuoses de la rime. La plupart des vers sont des alexandrins, ce qui ne suffit pas à garantir leur qualité poétique. Les personnages mythologiques apparaissent à tout propos. L'orthographe - il s'agit de celle de Des Roches - est pratiquement sans fautes, ce qu'on ne peut pas dire de l'emploi des majuscules. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. ConclusionCe manuscrit est une mine d'informations sur la situation linguistique du Westhoek français, les nombreuses chambres de rhétoriques et guildes théâtrales soit restaurées soit nouvelles, les contacts assez nombreux avec la Flandre-Occidentale, l'emploi presque général d'hommages poétiques ou funéraires, de voeux de nouvel an rimés, etc. On écrivait aussi beaucoup de textes de chansons. Il existait également, de toute évidence, une intense vie théâtrale. Pour conclure, je voudrais remercier encore Madame J. Willencourt, secrétaire de Noordpeene pour la recherche de données concernant C. de Vriendt, ainsi que Jan van Ormelingen de Sint-Jan-ter-Biezen qui m'a intensément aidé dans ma recherche et mon ordonnancement des mots susceptibles de convenir à ce lexique.
(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut) |
|