|
| |
| |
| |
Bibliografie 1994 Bibliographie
Ludo Vandamme
Brugge (B)
Met de medewerking van - avec la collaboration de Dirk van Assche, Oudenaarde (B)
Deze rubriek wil de geïnteresseerde lezer inlichten over interessante publikaties, die op een of andere wijze betrekking hebben op de Franse Nederlanden. De nagestreefde volledigheid is uiteraard geen garantie tegen leemtes.
Deze bibliografie beschrijft publikaties uit 1993 en 1994 en werd afgesloten op 1 november 1994. De werken die in het najaar van 1994 verschenen zijn, zullen pas in de volgende bibliografie aan bod komen. Onder de notities staan telkens de initialen van de auteurs (L.V. en D.v.A.)
●
L'objectif de cette rubrique est de signaler au lecteur des publications intéressantes, qui se rapportent d'une manière ou d'une autre aux Pays-Bas français. Le souci d'exhaustivité ne saurait bien sûr garantir l'absence de lacunes. Cette bibliographie présente des publications de 1993 et de 1994 et s'arrête au premier novembre 1994.
Les ouvrages parus au cours de l'automme 1994 ne seront pris en compte que dans la bibliographie suivante.
Les comptes rendus sont chaque fois suivis des initiales de leurs auteurs (L.V. et D.v.A.).
| |
Annales du Comité Flamand de France. - Tome 51 (1993). - Hazebrouck: Comité Flamand de France, 1993. - 314p.
Dans ce volumineux ouvrage, Patrick van Kerrebrouck a rassemblé toute une série d'articles bien documentés. L'édition commentée du chapitre 27 de ‘The Uncommercial Traveller’ de Charles Dickens par R. Eftimakis nous fait partager les expériences de voyage de Dickens en Flandre française au milieu du siècle dernier. Autres documents personnels: le journal de Paul Verschaeve en 1914 et un compte rendu anonyme d'un voyage de Picardie en Flandre au XVIIIe siècle, dont on a retrouvé le manuscrit à Rouen. Mais c'est F. de Meulenaere qui nous offre le plat de résistance, consacré
| |
| |
essentiellement à un panorama de la féodalité dans la châtellenie de Bailleul (pp. 189-314). Il y donne une description assez fouillée d'une soixantaine de fiefs et les situe sur la carte. (L.V.)
●
In deze lijvige bundel heeft Patrick van Kerrebrouck tal van goed gedocumenteerde bijdragen bij elkaar gebracht. De becommentarieerde tekstuitgave van hoofdstuk 27 van Charles Dickens' The Uncommercial Traveller door R. Eftimakis leidt ons binnen in de reiservaringen van Dickens in Frans-Vlaanderen in het midden van de vorige eeuw. Verdere ego-documenten in deze bundel zijn het dagboek van Paul Verschaeve in 1914 en een anoniem verslag van een reis in Picardië en Vlaanderen in de 18de eeuw, waarvan het handschrift werd teruggevonden in Rouen. Voor de hoofdmoot zorgt evenwel F. de Meulenaere met vooral een feodaal overzicht van de kasselrij Belle (p. 189-314). Een zestigtal lenen wordt vrij uitvoerig besproken en op kaart gesitueerd. (L.V.)
| |
J. Barbieux (coordonnés par), Archéologie urbaine dans le Nord/Pas-de-Calais du Haut Moyen Age à la Révolution: exposition et catalogue. - Douai: Association des Archéologues de Collectivités du Nord / Pas-de-Calais, 1993. - LXXVI, 78 p.: ill.
Cet ouvrage servait de guide à une exposition générale sur l'archéologie urbaine dans le Nord de la France et résultait d'une intense collaboration entre les services archéologiques municipaux d'Arras, Béthune, Boulogne, Douai, Tourcoing et Valenciennes et les Services Archéologiques Régionaux. Aussi tient-il toutes ses promesses: cinq articles fouillés qui font le tour de la question et une partie catalogue qui décrit (chaque fois photo ou dessin à l'appui) les 283 objets. M. Rouche ouvre les articles d'introduction par une synthèse sur ‘Les villes au Moyen Age’ qui rappelle les conceptions de l'évolution de la ville médiévale de H. Pirenne à G. Fourquin et évalue l'apport de l'archéologie dans l'élaboration des vues nouvelles. Les autres articles traitent de la topographie d'édifices officiels (José Barbieux), des maisons d'habitation (Pierre Demolon), des fortifications urbaines (V. Deloffre) et des édifices religieux (V. Maliet et M. Gabriel). (L.V.)
●
Dit boek begeleidde een overzichtstentoonstelling over de stadsarcheologie in Noord-Frankrijk en resulteerde uit een intense samenwerking tussen de stadsarcheologische diensten van Atrecht, Bethune, Boulogne, Dowaai, Tourcoing en Valencijn, de musea van Atrecht, Boulogne, Kamerijk en Valencijn en de Regionale Archeologische Dienst. Het resultaat mag dan ook gezien worden: een vijftal diepgravende overzichtsartikelen en een catalogusgedeelte met de beschrijving (steeds met foto/tekening) van 283 voorwerpen. Wat de inleidende artikelen betreft, is er in de eerste plaats het overzicht van M. Rouche, ‘Les villes au moyen age’. Daarin wordt een overzicht gegeven van de visies over de middeleeuwse stadsontwikkeling van H. Pirenne tot G. Fourquin en wordt aangegeven wat de inbreng van de archeologie kan zijn voor het verwerven van nieuwe inzichten. De andere artikelen handelen over de topografie van overheidsgebouwen (José Barbieux), de woonhuizen (Pierre Demolon), de stadsversterkingen (V. Deloffre) en religieuze gebouwen (V. Maliet en M. Gabriel). (L.V.)
| |
| |
| |
H. Bernard, Arras: ville fortifiée. - Arras: Musée d'Arras, 1993. - 127 p.: ill.
Cet ouvrage soigné procède de l'inquiétude devant les menaces qui pèsent sur le patrimoine immobilier d'Arras, et particulièrement sur ce que l'on a conservé des anciennes fortifications. La première partie présente le plan-relief et des documents similaires et dépeint le développement de la ville sur la toile de fond des diverses voies de communication. La seconde partie est consacrée aux fortifications elles-mêmes; elle présente successivement les portes de la ville, les fortifications médiévales, les principes généraux de construction moderne de fortification aux Temps modernes, et enfin les fortifications de Vauban. Cette publication est convenablement illustrée de plans, cartes et photos; on a inséré au centre un cahier en couleurs réussi. (L.V.)
●
Dit verzorgde boek resulteerde uit bezorgdheid voor het bedreigde onroerend patrimonium van Atrecht, en heel in het bijzonder voor wat is bewaard gebleven van de oude vestingen. In een eerste deel worden het reliëfplan en aanverwante documenten voorgesteld en wordt de stadsontwikkeling geschetst tegen een achtergrond van de verschillende verbindingswegen. De vestingen zelf zijn aan de orde in het tweede deel. Achtereenvolgens komen aan bod: de stadspoorten, de middeleeuwse vestingen, de algemene principes van moderne vestingbouw in de Nieuwe Tijd, en tenslotte de vestingen van Vauban. Deze publikatie werd passend geïllustreerd met plattegronden, kaarten en foto's; in het midden zit bovendien een geslaagde kleurenkatern. (L.V.)
| |
J. Bonifas, Faïences du Nord de la France. - Sèvres: Musée national de Céramique; Paris: Édition de la Réunion des Musées Nationaux, 1994. - 280 p.: ill.
Avec ce catalogue d'exposition nous disposons en même temps d'un ouvrage de référence sur la faïence dans le Nord de la France au XVIIIe siècle. La production faisait preuve d'une surprenante variété et trahissait des influences fort diverses (Hollande, Rouen). On distingue globalement la faïence lilloise (les numéros 1 à 107) et celle qui provenait d'ateliers régionaux comme Aire-sur-la-Lys, Bailleul et Saint-Omer (les numéros 108-194). Les introductions évoquent ces manufactures et leur production. Le livre est richement illustré (cahier couleur pp. 17-24) et doté d'une abondante bibliographie. (L.V.)
●
Met deze tentoonstellingscatalogus beschikken we meteen over een standaardwerk met betrekking tot het Noordfranse aardewerk in de 18de eeuw. De produktie getuigde er van een verrassende verscheidenheid en werd vanuit verschillende hoeken (Holland, Rouen) beïnvloed. Globaal wordt een onderscheid gemaakt tussen het Rijselse aardewerk (de nummers 1 tot 107) en dat uit de regionale werkplaatsen zoals Ariën-aan-de-Leie, Belle en Sint-Omaars (de nummers 108-194). In de inleidingen worden deze manufacturen en hun produktie besproken. Het boek is rijk geïllustreerd (kleurenkatern p. 17-24) en is voorzien van een uitgebreide bibliografie. (L.V.)
| |
| |
| |
L. Bonnaud, Le Tunnel sous la Manche: deux siècles de passions. - Paris: Hachette, 1994. - 389 p. - (La vie quotidienne/L'histoire en marche)
Si débordé qu'on soit par le flot de publications consacrées au tunnel sous la Manche on ne peut certainement pas passer sous silence le présent ouvrage. L'auteur est un historien doté d'un intérêt particulier pour l'histoire industrielle et qui a défendu en 1992 une thèse sur ce sujet. Cette origine universitaire n'enlève rien à la lisibilité de cet ouvrage qui place le tunnel sous la Manche dans un cadre historique et dans un large contexte européen. L'auteur distingue trois grandes phases: un siècle de plans (utopiques) qui débute avec Aimé Thomé de Gamond en 1856, la période 1957-1978, décrite comme un temps d'occasions manquées et enfin la réalisation du rêve (1971-1989). Ce livre s'achève sur un modeste appareil de notes, une bibliographie et un index des noms. (L.V.)
●
De publikatiestroom over de Kanaaltunnel valt zo langzamerhand niet meer te overzien maar dit boek mag zeker niet onvermeld blijven. De auteur is een historicus met bijzondere belangstelling voor industriële geschiedenis die in 1992 over dat onderwerp een dissertatie verdedigde. Het is een vlot leesbaar boek dat de Kanaaltunnel plaatst in een historisch kader en in een ruime Europese context. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie grote fasen: een eeuw (utopische) plannen maken, die de auteur laat aanvangen bij Aimé Thomé de Gamond in 1856; de periode 1957-1978, die wordt omschreven als een tijd van gemiste kansen; en tenslotte het realiseren van de droom (1971-1989). Dit boek wordt afgesloten met een bescheiden voetnotenapparaat, een bibliografie en een namenindex. (L.V.)
| |
J. Bruggeman, Nos moulins... 20 ans déjà: 1973-1993. - Villeneuve d'Ascq: L'Association Régionale des Amis des Moulins Nord-Pas-de-Calais, 1993. - 88 p.: ill.
On fêtait en 1993 le vingtième anniversaire du lancement de la campagne de restauration systématique du patrimoine molinologique du Nord de la France. Cette plaisante brochure présente les résultats du travail de Jean Bruggeman et de son équipe. Tous les moulins à vent et à eau qui ont été restaurés disposent chacun d'une double page: une photo en couleur pleine page et un commentaire où l'histoire ne perd jamais ses droits. Le ‘Centre régional de molinologie’ vient clore la série. (L.V.)
●
In 1993 werd de twintigste verjaardag gevierd van de start van een systematische restauratiecampagne van het Noordfranse molenpatrimonium. De resultaten van het werk van Jean Bruggeman en zijn ploeg worden in deze mooi uitgegeven brochure gepresenteerd. Alle wind- en watermolens die werden gerestaureerd, krijgen een dubbele bladzijde: een paginagrote kleurenplaat en een tekstgedeelte waarin meestal wat geschiedenis verwerkt is. Tot slot wordt het ‘Centre régional de molinologie’ voorgesteld. (L.V.)
| |
| |
| |
Bulletin trimestriel de la Société Académique des Antiquaires de la Morinie. - Tome 23, livraison 451 (janvier 1993), livraison 452 (janvier 1994). - Saint-Omer: Société Académique des Antiquaires de la Morinie, 1993-1994.
Les deux dernières livraisons de cette vénérable revue rassemblent un certain nombre d'articles mineurs de niveaux divers. Dans ‘La réformation des coutumes de Saint-Omer en 1739’ (p. 437-464) M.-H. Renaut évoque les différentes étapes de l'élaboration d'un droit coutumier local et souligne que la réforme de 1739 visait surtout à restreindre la liberté des échevins et des bourgeois de la ville au profit du pouvoir central. Passionnante aussi l'étude consacrée par R. Grevet aux lectures de deux nobles artésiens dans la seconde moitié du XVIIIe siècle (Aspects des lumières provinciales: les lectures de la noblesse artésienne au XVIIIe siècle, pp. 469-483); il en ressort que les lumières ont exercé une influence évidente mais toutefois sélective sur l'aristocratie artésienne. (L.V.)
●
De twee jongste afleveringen van dit eerbiedwaardige tijdschrift omvatten een aantal kleinere bijdragen van verschillend niveau. In ‘La réformation des coutumes de Saint-Omer en 1739’ (p. 437-464) geeft M.-H. Renaut de verschillende stappen aan bij het tot stand komen van het lokale gewoonterecht en wordt benadrukt dat de hervorming van 1739 er vooral op gericht was de vrijheid van de stadsschepenen en burgers terug te schroeven ten voordele van het centraal gezag. Boeiend is ook het onderzoek dat R. Grevet instelde naar de lectuur van twee Artesische edelen in de tweede helft van de 18de eeuw; de resultaten (Aspects des lumières provinciales: les lectures de la noblesse artésienne au XVIIIe siècle, p. 469-483) geven aan hoe de Verlichting een evidente maar toch selectieve invloed uitoefende op de Artesische aristocratie. (L.V.)
| |
J. Caniot, Témoins d'une tragédie, Tome 1: 1938-1939-1940. - Lambersart: l'auteur (17, avenue de Soubise), (1993). - 403 p.: ill., crt. et facs.
A partir des témoignages de cinq personnes, l'auteur reconstitue les événements qui eurent lieu entre 1938 et 1940. Trois de ces témoins viennent de la région de Lille. Le quatrième est un soldat allemand qui prit part aux combats, fin mai 1940, à Lambersart. Au moyen de ces témoignages personnels, l'auteur veut donner une autre vision des événements dramatiques de cette période. Il donne la vision des gens de la rue, qui n'ont pu que subir les événements sans pouvoir les influencer le moins du monde. (D.v.A.)
●
Aan de hand van de getuigenissen van vijf personen reconstrueert de auteur de gebeurtenissen die plaatsvonden tussen 1938 en 1940. Drie van deze getuigen komen uit de streek van Rijsel. De vierde is een Poolse vrouw die uit haar land is weggevlucht. De vijfde getuige is een Duitse soldaat die eind mei 1940 in Lambersart aan de gevechten deelnam. Aan de hand van deze persoonlijke getuigenissen, die soms steunen op dagboeknotities uit die periode, wil de auteur een andere kijk geven op de dramatische gebeurtenissen van die tijd. Hij geeft de visie van gewone mensen, die de gebeurtenissen enkel hebben ondergaan, zonder er enige invloed op te hebben gehad. (D.v.A.)
| |
| |
| |
J.S. Cartier, Traces of the Great War: forgotten vestiges in Belgium, Nord-Pas-de-Calais and Picardie = Les vestiges oubliés en Belgique, Nord-Pas-de-Calais et Picardie: traces de la Grande Guerre. - Paris: Marval et Ministère des Anciens Combattants et Victimes de Guerre, 1994. - 142 p.: ill.
Tussen 1985 en 1993 bezocht de auteur zowat alle plaatsen van het zogenaamde Westelijk Front (van de IJzer tot diep in Picardie) tijdens de Eerste Wereldoorlog, op zoek naar materiële relicten. Het is indrukwekkend wat er na al die jaren nog rest (een 350-tal sites); dit leidde tot een collectie van zo'n 3000 foto's. In dit boek wordt daarvan een selectie aangeboden: kwaliteitsfoto's die telkens worden ingeleid door een toelichting over de ontwikkeling van het front. (L.V.)
●
Entre 1985 et 1993, l'auteur a visité pratiquement toutes les localités de ce qu'on appelait au cours de la Première Guerre mondiale le Front de l'Ouest (de l'Yser jusqu'au coeur de la Picardie), à la recherche de vestiges matériels. Ce qui reste après toutes ces années est proprement impressionnant (quelque 350 sites) et a permis de rassembler une collection de quelque 3000 photos. L'ouvrage en publie une sélection: il s'agit de photos de qualité, introduites chaque fois par une notice sur l'évolution du front. (L.V.)
| |
S. Dauchy et R. Martinage (textes réunis et présentés par), Pouvoirs locaux et tutelle: actes des journées internationales tenues à Furnes du 28 au 31 mai 1992. - Villeneuve d'Ascq: Centre d'Histoire Judiciaire, 1993. - 200 p. - (Société d'Histoire du Droit et des Institutions des Pays flamands, picards et wallons)
Les rédacteurs ont rassemblé ici onze articles tirés de conférences présentées aux journées internationales pour l'histoire du droit et des institutions des pays flamands, picards et wallons en 1992. A partir des procès devant le Grand Conseil de Malines, J. Lorgnier étudie comment, au cours de la période 1465-1530, l'autorité centrale pesa d'un poids de plus en plus lourd sur les villes du Nord de la France (pp. 109-135). De son côté, J.-M. Cauchies examine comment Philippe le Beau put utiliser la précarité de la situation financière de Valenciennes à la fin du XVe siècle pour accroître l'influence ducale sur cette ville (pp. 75-108). (L.V.)
●
De samenstellers bundelen hier elf bijdragen die teruggaan op lezingen, gehouden op de internationale dagen voor de geschiedenis van recht en instellingen van de Société d'Histoire du Droit et des Institutions des Pays flamands, picards et wallons in 1992. J. Lorgnier gaat aan de hand van de processen voor de Grote Raad van Mechelen na hoe in de periode 1465-1530 de centrale overheid een steeds grotere impact kreeg op de Noordfranse steden (p. 109-135). Van zijn kant onderzoekt J.-M. Cauchies hoe Filips de Schone gebruik kon maken van de financieel precaire situatie van Valencijn aan het einde van de 15de eeuw om de vorstelijke invloed in deze stad te vergroten (p. 75-108). (L.V.)
| |
| |
| |
J.-L. Decherf, Chapelles en Flandre: Steenwerck. - (S. 1.): Anny Messiant, 1993. - 120 p.: ill.
Témoins d'une culture et d'une religiosité populaires vivaces, les chapelles de Flandre française bénéficient ces dernières années d'un net regain d'intérêt. Le présent ouvrage fait l'inventaire et la présentation de 25 chapelles de Steenwerck. Pour ce faire, il suit toujours le même plan: la situation, les dévotions, l'origine et une description. Il se garde d'oublier les chapelles disparues au cours de l'histoire. (L.V.)
●
Als getuigen van een levendige volkscultuur en religiositeit mogen de kapellen in Frans-Vlaanderen zich de voorbije jaren verheugen in een toenemende belangstelling. In dit boek worden de 25 kapellen van Steenwerck geïnventariseerd en besproken. Dit gebeurt volgens een vast schema: de ligging, de devoties, de oorsprong en een beschrijving. Ook de in de loop van de geschiedenis verdwenen kapellen worden niet vergeten. (L.V.)
| |
B. Delmaire, ‘Cartulaires et inventaires de chartes dans le Nord de la France’, in: O. Guyot Jeannin, L. Morelle et M. Parisse, Les cartulaires: actes de la Table ronde organisée par l'École Nationale des Chartes et le G.D.R. 121 du C.N.R.S. (Paris, 5-7 décembre 1991). - Paris: École des Chartes, 1993. - P. 301-323.
Ce survol de cartulaires et inventaires de chartes couvre les actuels départements du Nord et du Pas-de-Calais. L'auteur a réussi à repérer 256 cartulaires (Xe-XVIIIe siècle) et 192 inventaires (surtout du XVIIIe siècle) qu'il situe également sur une carte. Son article se termine par une ‘Liste provisoire des cartulaires du Nord de la France’ (pp. 312-322) où il donne par ville les cartulaires conservés, avec leur date et leur lieu de conservation. Cette liste sera sans aucun doute un instrument de travail fort utile. (L.V.)
●
Dit overzicht van cartularia en inventarissen van oorkonden bestrijkt de huidige departementen Nord en Pas-de-Calais. De auteur slaagde erin 256 cartularia (10de-18de eeuw) te traceren. De gegevens werden ook op kaart uitgezet. Deze bijdrage sluit af met een ‘Liste provisoire des cartulaires du Nord de la France’ (p. 312-322) met een opgave per stad van de bewaarde cartularia met datering en bewaarplaats. Deze lijst zal ongetwijfeld zijn diensten bewijzen als werkinstrument. (L.V.)
| |
A. Demangeon, Lille, métropole européenne. - Paris: Institut Français d'Architecture, 1993. - 58 p.: ill. - (Supplément au Bulletin d'Informations Architecturales, no 171, décembre 1993).
Cet ouvrage intéressant et très richement illustré évoque l'expansion de Lille, de la ville médiévale à la métropole européenne. Trois chapitres traitent de l'évolution architecturale: l'historique, le développement périphérique de la ville au XXe siècle et les projets d'avenir (Euralille). L'épilogue est passionnant. ‘Promenades dans la métropole lilloise’ présente une sélection de 160 édifices intéressants de l'agglomération lilloise,
| |
| |
alphabétiquement rangés par commune. Elles s'ouvrent sur les brasseries Motte-Cordonnier d'Armentières pour s'achever à l'architecture moderne de Villeneuve d'Ascq. (L.V.)
●
De ruimtelijke ontwikkeling van Rijsel van middeleeuwse stad tot Europese metropool is aan de orde in dit interessante en zeer rijk geïllustreerde boek. De stedebouwkundige ontwikkeling wordt behandeld in drie hoofdstukken: de geschiedenis, de ontwikkeling van de stadsperiferie in de 20ste eeuw en de toekomstprojecten (Euralille). Boeiend is het slotstuk. In ‘Promenades dans la métropole lilloise’ (p. 51-58) wordt immers een selectie van 160 interessante gebouwen in de Rijselse agglomeratie voorgesteld, alfabetisch gerangschikt per gemeente. Het begint bij de brouwerij Motte-Cordonnier in Armentiers en eindigt bij de moderne architectuur in Villeneuve d'Ascq. (L.V.)
| |
Dix ans d'acquisitions du F.R.A.M. de la région Nord-Pas-de-Calais, 1982-1992. - Lille: Fonds Régional d'Acquisition pour les Musées, 1994. - 318 p.: ill.
La floraison de la vie muséale du Nord de la France éclate dans cette belle publication qui présente amplement 185 oeuvres achetées au cours des dix dernières années pour tel ou tel musée du Nord-Pas-de-Calais. Il s'agit chaque fois d'une notice de lecture agréable qui évoque tant l'artiste que l'oeuvre, illustrée d'une photo (généralement en couleur). Pour les explications plus techniques le lecteur peut se reporter à la ‘Liste des oeuvres’ à la fin de l'ouvrage. On y récapitule les oeuvres achetées, à grand renfort de données historiques, de mentions d'expositions et de bibliographie. Les acquisitions abordées ici donnent une bonne image de la variété de l'offre muséale du Nord de la France: peinture sur panneau du XVe siècle provenant de Leyde (Douai, Musée de la Chartreuse), oeuvre de l'école de Rubens (‘L'adoration des bergers’ de l'Yprois Jan Thomas au Musée municipal d'Hazebrouck), faïence de Delft au Musée de l'Hôtel Sandelin à Saint-Omer, art moderne pour les musées de Tourcoing, Villeneuve d'Ascq et Calais, etc. (L.V.)
●
Dat het museumleven in het Franse noorden bloeit, wordt treffend tot uitdrukking gebracht door deze mooie publikatie. Daarin worden 185 kunstwerken die in de voorbije tien jaar voor een van de musea in de departementen Nord en Pas-de-Calais werden verworven uitvoerig besproken. Dit gebeurt telkens door een vlot leesbare notitie waarin zowel de kunstenaar als het werk worden toegelicht en door een foto (meestal in kleur). Voor de meer vaktechnische uitleg kunnen geïnteresseerden de ‘Liste des oeuvres’ achteraan in het boek raadplegen. Daarin worden de aanwinsten opnieuw opgesomd, met uitvoerige historische gegevens, vermelding van de tentoonstellingen en bibliografie. De aanwinsten die hier aan bod komen, geven een goed beeld van het gevarieerde museumaanbod in Noord-Frankrijk: 15de-eeuwse paneelschilderkunst uit Leiden (Dowaai, Musée de la Chartreuse), werk uit de school van Rubens (‘De aanbidding door de herders’ van de Ieperling Jan Thomas in het Stedelijk Museum van Hazebroek), Delfts aardewerk in het Museum ‘Hôtel Sandelin’ in Sint-Omaars, moderne kunst voor de musea van Tourcoing, Villeneuve d'Ascq, Calais enz. (L.V.)
| |
| |
| |
P. Dron, M.-H. Lavallee, A. Notter, Les musées du Nord-Pas-de-Calais: beaux-arts, art moderne et contemporain, histoire, société. - Tournai: Casterman, 1994. - 64 p.: ill.
Cette dernière édition du guide des musées des départements du Nord-Pas-de-Calais est devenue un véritable petit ouvrage de référence. 27 musées importants y sont présentés plus ou moins complètement (d'une à quatre pages par musée) avec un aperçu des principaux domaines de collection, une ou plusieurs illustrations en couleur et des informations pratiques. A côté d'informations sur les grands musées connus, nous trouvons également des renseignements sur des institutions mineures comme le Musée Benoît De Puydt de Bailleul ou les musées municipaux d'Hazebrouck et de Bergues. Dans un souci d'exhaustivité, on publie à la fin une liste des musées qui ne sont pas présentés in extenso comme le Musée Marguerite Yourcenar de Saint-Janscappel. Une nouveauté: la série de petits chapitres thématiques consacrés par exemple à l'architecture religieuse, à la tapisserie arrageoise et aux peintres côtiers (Turner, Manet,...). (L.V.)
●
Deze jongste editie van de gids voor de musea in de departementen Nord en Pas-de-Calais is uitgegroeid tot een heus naslagwerkje. Zevenentwintig belangrijke musea worden er min of meer uitvoerig voorgesteld (van een halve tot vier pagina's per museum) met een overzicht van de belangrijkste collectiedomeinen, een of meer kleurenillustraties en praktische informatie. Naast de grote, bekende musea vinden we hier gegevens over kleinere instellingen, zoals het Musée Benoît De Puydt in Belle of de stedelijke musea in Hazebroek en Sint-Winoksbergen. Achteraan is volledigheidshalve een lijst opgenomen met musea die niet in extenso werden behandeld, zoals bijvoorbeeld het Musée Marguerite Yourcenar in Sint-Janscappel. Nieuw is ook een aantal thematische hoofdstukjes bijvoorbeeld over kerkelijke bouwkunst, de Atrechtse tapijtkunst en de kustschilders (Turner, Manet e.a.). (L.V.)
| |
C. Fouret (rédigé par), Résider en ville: les villes du Nord de la France (XVIe siècle-XVIIIe siècle): catalogue. - Lille: Conseil Général Département du Nord, Archives Départementales du Nord, 1994. - 143 p.: ill.
Le catalogue d'exposition aborde la vie urbaine du Nord de la France au cours des Temps modernes sous les angles les plus divers. L'histoire des villes flamandes est souvent évoquée en tant qu'élément de comparaison. Le catalogue est conçu de telle manière qu'il puisse passer pour une publication autonome. Ce ne sont pas tellement les pièces exposées qu'il évoque que quelque 85 thèmes mis en lumière et approfondis; suivent en petits caractères les pièces exposées, rassemblées autour de ce thème. L'ensemble est introduit par un article particulièrement utile: ‘Culture et société urbaine: l'exemple des villes du Nord à l'époque moderne’ (p. 12-27). Ce catalogue se clôt sur une bibliographie et une lexicographie. (L.V.)
●
In de tentoonstellingscatalogus wordt vanuit de meest diverse invalshoeken het stedelijk leven in Noord-Frankrijk tijdens de Nieuwe Tijd belicht. De geschiedenis van de
| |
| |
Vlaamse steden komt als vergelijkingsmateriaal vaak ter sprake. De catalogus is zo opgevat dat ze ook als zelfstandige publikatie haar weg zal vinden. Van belang zijn ongeveer 85 thema's die erin worden toegelicht en uitgediept; in kleine druk volgt dan steeds de opgave van de tentoongestelde stukken die volgens die thema's zijn samengebracht. Het geheel wordt ingeleid door een bijzonder informatief artikel: ‘Culture et société urbaine: l'exemple des villes du Nord à l'époque moderne’ (p. 12-27). Een beknopte bibliografie en lexicografie sluiten deze catalogus af. (L.V.)
| |
C. Gaudin, Marguerite Yourcenar à la surface du temps. - Amsterdam, Atlanta: Rodopi, 1994. - 143 p. (Collection monographique Rodopi et Littérature Française Contemporaine sous la direction de M. Bishop, 25)
L'intérêt pour la biographie et l'oeuvre de Marguerite Yourcenar ne faiblit pas. Aussi cette collection qui se propose d'étudier en profondeur les grands de la littérature française se devait-elle de lui consacrer une étude. Naturellement, on y évoque largement le caractère mythologique et historique de son oeuvre. Le dernier chapitre s'intitule ‘Généalogie’ et s'attache à la conception particulière que Yourcenar avait de l'autobiographie, elle qui l'élargissait jusqu'à être une ample recherche généalogique des racines propres. L'étude s'achève sur un panorama de son oeuvre et une bibliographie des ouvrages qui lui sont consacrés. (L.V.)
●
De belangstelling voor de biografie en het werk van Marguerite Yourcenar blijft levendig. In deze reeks, die zich tot doel stelt de groten van de Franstalige literatuur diepgaand te bestuderen, lag een studie over Yourcenar voor de hand. Vanzelfsprekend wordt uitvoerig ingegaan op het mythologische en historische karakter van haar oeuvre. Het laatste hoofdstuk kreeg als titel ‘Généalogie’ mee: Yourcenars bijzondere opvatting van de autobiografie, die zij uitwerkt tot een breed gedocumenteerd genealogisch onderzoek naar de eigen ‘roots’. De studie sluit af met een overzicht van haar oeuvre en een bibliografie met de secundaire literatuur. (L.V.)
| |
M.-F. Gueusquin et M. Mestayer, Gayant: fêtes et géants de Douai. - Béthune: Musée régional d'ethnologie, 1993. - 191 p.: ill. - (Documents d'ethnographie régionale du Nord-Pas-de-Calais, 1994, no 5)
Gayant est le géant de Douai qui symbolise la richesse et la prospérité de la ville et dont les premières mentions remontent au XVIe siècle (processions en l'honneur de saint Maurand). Dans ce charmant opuscule, M. Mestayer se plonge dans l'histoire des géants de Douai tandis que M.-F. Gueusquin éclaire le sujet sous l'angle folklorique. (L.V.)
●
Gayant is de reus van Dowaai die de rijkdom en de welvaart van de stad symboliseert; de bronnen waarin hij wordt vermeld, gaan terug tot de 16de eeuw (processies ter ere van de H. Maurand). M. Mestayer behandelt in dit mooi verzorgde boekje de geschiedenis van de reuzen in Dowaai, terwijl M.-F. Gueusquin het onderwerp vanuit de folkloristische invalshoek belicht. (L.V.)
| |
| |
| |
V. Lambert, Chronicles of Flanders 1200-1500: chronicles written independently from ‘Flandria Generosa’. - Gent: Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, 1993. - 176 p. - (Verhandelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, XIX)
De rijkste middeleeuwse historiografie in het graafschap Vlaanderen uitte zich onder meer in een brede stroom kronieken. Traditioneel gaan deze kronieken terug op de genealogieën van de graven van Vlaanderen. Zo werd de oorspronkelijke Genealogia comitum Flandriae eeuwenlang verder aangevuld en uitgebreid. Daarnaast waren er verschillende auteurs die op zelfstandige basis kronieken van Vlaanderen samenstelden, vaak vanuit een lokaal (stad, abdij) gezichtspunt. In deze publikatie wordt deze laatste categorie geïnventariseerd: zeventien verschillende kronieken van Vlaanderen die in de periode 1200 tot 1500 tot stand kwamen. De auteur bespreekt daarvan achtereenvolgens de auteur, de inhoud, de bronnen, de plaats en het tijdstip van de redactie, de (al dan niet bewaarde) handschriften, de tekstuitgaven en de bibliografie. Vanzelfsprekend komt in deze historische ‘verhalen’ zuidelijk Vlaanderen aan bod; heel wat van de bewaarde manuscripten bevinden zich trouwens nu nog in Noordfranse bibliotheken. Speciale vermelding verdient hier de wat onbekende 15de-eeuwse kroniekschrijver Jan Sucquet, afkomstig uit Bethune maar werkzaam in Rijsel. (L.V.)
●
La riche historiographie médiévale du comté de Flandre s'est traduite notamment par un large flot de chroniques. Ces chroniques remontent traditionnellement aux généalogies des comtes de Flandre. C'est ainsi que la ‘Genealogia comitum Flandriae’ originale fut continuée et augmentée des siècles durant. Parallèlement il y avait divers écrivains qui composaient des chroniques de Flandre personnelles, souvent d'un point de vue local (ville, abbaye). La présente publication fait l'inventaire de cette dernière catégorie: 17 chroniques différentes rédigées au cours de la période qui va de 1200 à 1500, présentant successivement l'auteur, le contenu, les sources, le lieu et l'époque de la rédaction, les manuscrits (conservés ou non), les publications et la bibliographie. Bien sûr, ces récits ‘historiques’ évoquent également la partie méridionale de la Flandre; bon nombre des manuscrits conservés se trouvent du reste encore dans des bibliothèques du Nord de la France. Le chroniqueur du XVe Jan Sucquet, quasi inconnu, originaire de Béthune mais exerçant ses activités à Lille, mérite ici une mention particulière. (L.V.)
| |
A. Linters (red.), Vlasvallei: industrieel erfgoed in de Leievallei in West-Vlaanderen en Département Nord-Pas-de-Calais. - Kortrijk: Vzw Vlasvallei, 1994. - 56 p., ill.
In deze brochure staat het industrieel erfgoed van de Leievallei aan beide zijden van de grens centraal. Er wordt een overzicht geboden van de verschillende nijverheidstakken en het valt op hoe gevarieerd het economisch leven er de voorbije eeuwen was. Vanzelfsprekend komen het vlas en de vlasverwerkende industrie uitgebreid aan bod, maar er is verder aandacht voor de produktie van onder meer tapijten, tabak en dakpannen, en voor de verschillende transportmiddelen. Deze publikatie werd ruim geïllustreerd, meer beeldmateriaal echter (industriële gebouwen, museale voorwerpen) treft men aan op een terzelfder tijd uitgebrachte video. (L.V.)
●
| |
| |
Cette brochure s'attache au patrimoine industriel transfrontalier de la Vallée de la Lys. Elle offre un panorama des diverses branches industrielles et l'on reste frappé de la variété de la vie économique des sièeles passés. Bien sûr on y aborde le lin et l'industrie linière mais on s'y intéresse aussi à la production notamment de tapis, de tabac, de tuiles, et aux divers moyens de transport. Cette publication bénéficie d'une large illustration, une cassette vidéo jointe fournissant même des images (bâtiments industriels, objets de musée) supplémentaires. (L.V.)
| |
Y. Maerten, N. Duronsoy et V. Leroy, Épopée d'une boisson: la chicorée dans le Nord-Pas-de-Calais. - Béthune: Musée régional d'ethnologie, 1993. - 191 p.: ill. - (Documents d'ethnographie régionale du Nord-Pas-de-Calais, 1993, no 4)
Le Blocus continental qui frappa nos régions à l'époque napoléonienne entraîna un net recul de la consommation de café. Comme produit de remplacement, on utilisa la chicorée, laquelle s'implanta facilement dans les milieux de mineurs et à la campagne. Cette attrayante publication étudie la production, la transformation et l'utilisation de la chicorée dans les départements du Nord et du Pas-de-Calais, avec un intérêt particulier pour les nombreuses petites usines de chicorée qui lancèrent de non moins nombreuses marques, emballages et affiches hautes en couleur. Un appendice fournit du reste une liste des marques et usines. (L.V.)
●
De Continentale Blokkade die ten tijde van Napoleon ook onze gewesten trof, zorgde voor een sterke terugloop van het koffieverbruik. Als vervangprodukt werd gebruik gemaakt van cichorei, dat vooral in het mijnwerkersmilieu en op het platteland vlot ingang vond. In deze mooi uitgegeven publikatie worden de produktie, de verwerking en het verbruik van cichorei in de departementen Nord en Pas-de-Calais bestudeerd. Men heeft vooral aandacht voor de talrijke kleine cichoreifabriekjes die voor even zo veelkleurige labels, verpakkingen en affiches zorgden. Een lijst van merken en fabrieken wordt in bijlage gegeven. (L.V.)
| |
H. Masquelin, Van bosgeuzen tot Beeldenstorm: de geuzen in het zestiende-eeuwse Westkwartier. - Brugge: Provincie West-Vlaanderen, 1994. 78 p.: ill. - (Cultuurhistorische brochures)
H. Masquelin, Prêcheurs et casseurs: itinéraires des Gueux dans le West-Quartier. - Bruges: Province de Flandre-Occidentale, 1994. - 78 p.: ill. - (Brochures culture et tourisme)
Dit is de eerste publikatie uit een nieuwe reeks die door de provincie West-Vlaanderen wordt opgezet met steun van het Europees Interregfonds; er is zowel een Nederlandstalige als een Franstalige editie. De brochure valt uiteen in drie delen: een historische inleiding, een routebeschrijving en een documentair gedeelte. In de historische inleiding wordt de geschiedenis van reformatie en opstand in het 16de-eeuwse Westkwartier (vooral Nieuwkerke en Hondschote) in kort bestek behandeld. Tegen deze achtergrond worden twee wandelingen en een fietsroute beschreven met Nieuwkerke als startpunt. Een soortgelijke route vanuit het andere 16de-eeuwse centrum, Hondschote, wordt in het vooruitzicht gesteld. Zowel inleiding als routebeschrijving verwijzen naar een uitgebreid documentair gedeelte met historische toelichtingen en authentieke teksten. Een beknopte bibliografie sluit dit aardige boekje af. (L.V.)
●
| |
| |
Il s'agit ici de la première publication d'une nouvelle collection lancée par la province de Flandre-Occidentale avec le soutien du Fonds européen Interreg; il en existe une version néerlandaise et une version française. La brochure comporte trois parties: une introduction historique, une description d'itinéraire touristique et une partie documentaire. L'introduction historique propose une courte histoire de la Réforme et du soulèvement du West-Quartier (surtout à Neuve-Église et à Hondschoote) au cours du XVIe siècle. Sur cette toile de fond, elle décrit deux promenades et une randonnée cycliste qui commence à Neuve-Église. On annonce un itinéraire touristique comparable à partir d'Hondschoote, autre centre du XVIe siècle. L'introduction et la description de l'itinéraire renvoient toutes deux abondamment à la partie documentaire qui rassemble explications historiques et textes authentiques. Une bibliographie succincte vient clore cette brochure soignée. (L.V.)
| |
Mémoires de la Société d'histoire de Comines-Warneton et de la Région. - Tome 23 (1993). - Warneton: Société d'histoire de Comines-Warneton, 1993. - 552 p.
La plupart des 24 articles traitent comme à l'accoutumée de sujets très en rapport avec la région frontalière. B. Delmaire et J.-L. Decherf se sont plongés dans les comptes de l'église de Nieppe de 1472/73 conservés aux archives nationales de Gand et en ont réalisé la publication, dotée d'une introduction et d'un glossaire (pp. 33-50). Ces comptes appartiennent aux plus anciens de Flandre française. F. de Meulenaere traite quant à lui de la seigneurie Warnave, d'abord à Nieppe, plus tard à Warneton (pp. 115-122). (L.V.)
●
De meeste van de 24 bijdragen handelen zoals gebruikelijk over onderwerpen die nauw verband houden met de grensstreek. B. Delmaire en J.-L. Decherf zorgen voor een tekstuitgave van de kerkrekening van Nieppe van 1472-'73 uit het Rijksarchief Gent en voorzagen die van een inleiding en een glossarium (p. 33-50). Deze rekening behoort tot de oudste van Frans-Vlaanderen. De heerlijkheid Warnave - aanvankelijk in Nieppe, later in Waasten - wordt behandeld door F. de Meulenaere (p. 115-122). (L.V.)
| |
A. Merck (réd.), Hondschoote et la victoire du 8 septembre 1793. - Lille: Conseil Général Département du Nord, 1993. - 159 p.: ill.
Cette publication commémore entre autres le bicentenaire de ce qu'il est convenu d'appeler la ‘Bataille d'Hondschoote’, laquelle aboutit à une victoire de l'armée révolutionnaire française sous le commandement du jeune général Houchard sur des forces anglo-autrichiennes. Ce fut l'occasion de composer un recueil historique varié bénéficiant notamment de la collaboration de Jean Bruggeman et d'Alain Lottin. L'histoire d'Hondschoote est évoquée avec une particulière attention pour l'industrie textile, le protestantisme au XVIe siècle, les moulins d'Hondschoote et naturellement la turbulente période révolutionnaire. Cette brochure est richement illustrée et comporte un cahier en couleur. (L.V.)
●
| |
| |
De 200ste verjaardag van de zogenaamde ‘Slag bij Hondschote’, die uitliep op een overwinning van het Franse, revolutionaire leger onder leiding van de jonge generaal Houchard tegen een Engels-Oostenrijks-Nederlandse troepenmacht, werd onder meer met deze publikatie herdacht. Het was eveneens de aanleiding om een gevarieerde historische bundel samen te stellen met de medewerking van onder meer Jean Bruggeman en Alain Lottin. De geschiedenis van Hondschote wordt verhaald met speciale aandacht voor de textielnijverheid, het protestantisme in de 16de eeuw, de Hondschootse molens en vanzelfsprekend de turbulente revolutionaire periode. Deze brochure is rijk geillustreerd en bevat een kleurenkatern. (L.V.)
| |
J. Messiant, Les plus belles balades autour de Lille: la Flandre, de la Mer du Nord au Mont Saint-Aubert: 40 itinéraires pour baladeurs curieux. - Lyon: Les créations du Pélican, 1994. - 152 p.: ill.
On ne saurait trop conseiller ce guide à qui veut se balader en Flandre française. On y décrit 40 promenades reportées sur carte et richement illustrées. Chaque promenade dispose d'une description du circuit, d'une fiche technique et d'informations complémentaires qui abordent les sujets les plus divers: le carnaval (près de Cassel), une biographie de Nicolas Ruyssen qui fut à l'origine de la fondation de la Trappe du Mont-des-Cats (près de Godewaersvelde), les moulins (près de Boeschèpe). La plupart des promenades se situent dans la région de Bailleul-Cassel et autour de Saint-Omer; on trouve aussi des promenades outre-frontière (Ypres, Furnes, Courtrai, Poperinge). Le guide se clôt sur un glossaire (on y explique des mots comme cense, motte et guilde) et une bibliographie. (L.V.)
●
Voor wie er eens op uit wil trekken in Frans-Vlaanderen is deze wandelgids bijzonder aan te bevelen. Er worden 40 wandelingen in beschreven die op kaart zijn uitgezet en van overvloedig illustratiemateriaal werden voorzien. Voor elke wandeling zijn een routebeschrijving, een technisch fiche en achtergrondinformatie beschikbaar. Deze achtergrondinformatie kan over de meest verscheiden onderwerpen gaan: het carnaval (bij Kassel), een biografie van Nicolas Ruyssen die aan de oorsprong ligt van de trappistenabdij op de Katsberg (bij Godewaersvelde), de molens (bij Boeschepe) enz. De meeste wandelingen bevinden zich in de streek Belle-Kassel en rond Sint-Omaars; ook uitstapjes over de grens werden opgenomen (Ieper, Veurne, Kortrijk, Poperinge). De gids wordt afgesloten met een glossarium (woorden als hofstede, motte en gilde worden verklaard) en een bibliografie. (L.V.)
| |
J. Nazet, Les chapitres des chanoines séculiers en Hainaut du XIIe siècle. - Bruxelles: Académie Royale de Belgique, Classe des Lettres, 1993. - 296 p.
Cette étude nous introduit dans le monde passablement inconnu des chapitres séculiers du comté médiéval de Hainaut. Trois des huit chapitres étudiés résidaient dans des villes maintenant situées dans le Nord de la France: Valenciennes, Maubeuge et Condé. L'intérêt s'y attache tant à l'organisation et à la vie quotidienne des chanoines qu'à leurs relations avec leur environnement et particulièrement avec le monde laïque. L'influence de ces chapitres réguliers était du reste assez modeste; ils comptaient tout au plus une trentaine de membres. (L.V.)
| |
| |
●
Deze studie leidt ons binnen in de wat onbekende wereld van de seculiere kapittels in het middeleeuwse graafschap Henegouwen. Drie van de acht behandelde kapittels waren gevestigd in steden die nu in Noord-Frankrijk liggen: Valencijn, Maubeuge en Condé. Er is zowel aandacht voor de organisatie en het dagelijkse leven van de kanunniken als voor de relatie tot de omgeving, in het bijzonder tot de lekenwereld. De impact van deze reguliere kapittels was niet bijster groot; ze telden hoogstens een dertigtal leden. (L.V.)
| |
R. Noote, C. Moeyaert, M. Janssen, ‘Pour lire de Swaen’: la vie et l'oeuvre de Michel de Swaen (1654-1707). - (S.l.: s.n.), 1994. - 104 p.
Cette publication rassemble les dissertations sur Michel de Swaen que Marcel Janssen fit paraître dans ‘Le Lion de Flandre’ au cours de la période 1938-1944. Après un article exploratoire de R. Noote sur De Swaen (pp. 1-6), C. Moeyaert évoque la vie de Marcel Janssen (o Ghyvelde, † 1963) (p. 8-11). Ce prêtre enseignant était l'un des plus éminents collaborateurs du Vlaams Verbond van Frankrijk et passait pour un grand connaisseur de De Swaen. (L.V.)
●
In deze publikatie worden de verspreide opstellen over Michiel de Swaen samengebracht die Marcel Janssen in de periode 1938-1944 liet verschijnen in Le Lion de Flandre. Na een verkennend artikel van R. Noote over De Swaen (p. 1-6) schetst C. Moeyaert het leven van Marcel Janssen (o Ghyvelde, † 1963) (p. 8-11). Deze priester stond in het onderwijs, was een vooraanstaand medewerker van het Vlaams Verbond van Frankrijk en gold als een groot De Swaen-kenner. (L.V.)
| |
Nord-Pas-de-Calais. Guides Bleus. - Paris: Hachette Guides de Voyage, 1994. - 576 p.: crt., ill., tab.
Ce guide touristique comprend cinq parties. La première donne des informations générales sur les aspects touristiques des deux départements, sur les curiosités, des suggestions pour le tourisme de week-end, pour des promenades, des visites de musées, etc. La seconde rassemble des généralités sur l'histoire, le paysage, l'art, la langue, la cuisine régionale et quelques données actuelles sur la situation économique, la population, etc. Faisant suite à un reportage photo, vient ensuite la partie principale de ce guide: une information touristique sur les principales villes rangées par ordre alphabétique. Diverses cartes, plans, dessins, etc. font de ce guide un ouvrage indispensable à une visite du Nord de la France. (D.v.A.)
●
Deze reisgids bevat vijf grote delen. In het eerste deel wordt algemene informatie gegeven over toeristische aspecten van de twee departementen; er worden bezienswaardigheden vermeld en suggesties gedaan voor weekendtoerisme, voor wandelingen, musea enz. Het tweede deel bevat algemene informatie over de geschiedenis, het
| |
| |
landschap, de kunst, de taal, de regionale keuken en enkele actuele gegevens over de economische situatie, de bevolking enz. Na een fotoreportage volgt ten slotte het belangrijkste gedeelte van deze gids met, in alfabetische volgorde, de toeristische informatie over de interessantste steden. Ook de verschillende kaarten, plattegronden en tekeningen maken van deze gids een onmisbaar boek voor een bezoek aan Noord-Frankrijk (D.v.A.)
| |
A. Notter, Monuments funéraires XIIe-XVIIIe siècle: collection du Musée d'Arras. - Arras: Musée des Beaux-Arts, 1993. - 78 p.: ill.
On s'intéresse de plus en plus à l'art funéraire. Ce catalogue soigné nous offre un aperçu de ce que le musée d'Arras possède dans ce domaine et présente dans l'ordre chronologique 69 pièces (épitaphes, pierres tombales et tombes, etc.). Les notices comportent des informations sur la provenance, une description de l'état de conservation, le pedigree, une transcription des inscriptions et une bibliographie. La plus ancienne pièce est une dalle funéraire de Frumauld, évêque d'Arras entre 1174 et 1183, provenant de la cathédrale Notre-Dame d'Arras. Dans une introduction générale, le conservateur évoque les provenances, les matériaux, la typologie, les ateliers et l'iconographie. (L.V.)
●
Funeraire kunst krijgt hoe langer hoe meer aandacht. In deze verzorgde catalogus wordt een overzicht geboden van wat het museum van Atrecht op dat gebied bezit. 69 stukken (epitafen, grafstenen en -tomben enz.) worden in chronologische volgorde besproken. De notities bevatten gegevens over de herkomst, een beschrijving van de staat, de pedigree, een transcriptie van de inscripties en een bibliografie. Het oudste stuk is een grafzerk van Frumauld, bisschop van Atrecht tussen 1174 en 1183, afkomstig uit de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Atrecht. In een algemene inleiding behandelt de conservator de herkomst, de materialen, de typologie, de werkplaatsen en de iconografie. (L.V.)
| |
H. Platelle et A. Lottin (sous la direction de), S. CURVEILLER, Saga des terres du Nord. - La Sentinelle: Le Téméraire, 1994. - 48 p.: ill.
L'histoire régionale du Nord de la France se présente ici sous la forme d'un album de bande dessinée. Les historiens qui ont conseillé les réalisateurs de cet album ont tenu à le pourvoir d'une introduction et d'une carte historique afin de situer le récit dans un large contexte historique. Ce premier volume présente cinq récits autonomes qui se déroulent chacun à une période différente: le temps de la présence romaine, les Francs (Clovis), le comté médiéval de Flandre au XIIIe siècle, la période bourguignonne vers 1425 (la Paix d'Arras) et le XVIe siècle (la Tourmente iconoclaste). On annonce un second album (de l'époque de Louis XIV à notre époque). (L.V.)
●
De streekgeschiedenis van Noord-Frankrijk wordt hier in de vorm van een stripalbum aangeboden. De historici die dit werk hebben begeleid, voorzagen het album van een
| |
| |
inleiding en een historische kaart om de verhalen in een brede historische context te plaatsen. In dit eerste boek worden vijf zelfstandige verhalen gebracht die zich elk afspelen in een andere periode: de tijd van de Romeinse aanwezigheid, de Franken (Clovis), het middeleeuwse graafschap Vlaanderen in de 13de eeuw, de Bourgondische periode omstreeks 1435 (de Vrede van Atrecht) en de 16de eeuw (Beeldenstorm). Een tweede album - van de tijd van Lodewijk XIV tot onze tijd - wordt in het vooruitzicht gesteld. (L.V.)
| |
M. Potrain, Le Nord au coeur: historique de la Fédération du Nord du Parti Socialiste 1880-1993. - Lille: Nord demain, 1993 - 216 p.: ill.
L'importance du Nord pour le mouvement socialiste de France est connue. A compter du milieu du XIXe siècle, s'est développée à Lille, Roubaix, Tourcoing, Armentières et dans d'autres localités une société industrielle dans laquelle apparut vers 1880 un parti des travailleurs qui était devenu en 1914 le plus grand parti du département. Longtemps on donna du reste la ‘Fédération du Nord’ en exemple. L'historienne M. Potrain, responsable des archives de la Fédération, a consacré à cette histoire un livre passionnant construit chronologiquement. Comme cela arrive souvent s'agissant de cette sorte de publications, l'ouvrage offre une ample illustration. On trouve à la fin une bibliographie bien étoffée, un index des noms et une foule d'annexes passionnantes: notices biographiques de quelques grands personnages, résultats électoraux, listes nominatives de tous les élus (au plan national, régional et local (maires)). (L.V.)
●
Het belang van het Franse Noorden voor de socialistische beweging in Frankrijk is bekend. Vanaf het midden van de 19de eeuw ontwikkelde zich in Rijsel, Tourcoing, Roubaix, Armentiers en andere plaatsen een industriële samenleving, waarin vanaf 1880 een arbeiderspartij tot ontwikkeling kwam die in 1914 was uitgegroeid tot de belangrijkste partij van het departement. Lange tijd werd de ‘Fédération du Nord’ als voorbeeld gesteld. Over deze geschiedenis schreef de historica M. Potrain, verantwoordelijke voor de archieven van de Federatie, een boeiend boek dat chronologisch werd opgebouwd en ruim van illustraties werd voorzien. Achteraan vindt men een goed gestoffeerde bibliografie, een namenindex en tal van boeiende bijlagen: biografische notities van enkele grote figuren, verkiezingsuitslagen, namenlijst van alle verkozenen (nationaal, regionaal en lokaal (burgemeester)). (L.V.)
| |
Revue du Nord: histoire: nord de la France, Belgique, Pays-Bas, 76 (1994) no 304-306, p. 1-683. - Villeneuve d'Ascq: Université Charles de Gaulle, 1994.
L'année 1994 en cours propose une fois de plus un numéro à thème (no 306) qui rassemble huit textes d'une journée d'études organisée en février 1993 à Arras sous le titre: ‘Le Nord-Pas-de-Calais, région résistante: les débuts de la Résistance (études et témoignages). Dans son article, E. Dejonghe explique les puissants sentiments de résistance au cours de la première année d'occupation par la difficile conquête de cette région, le régime d'exception qui y était en vigueur et la crainte d'une annexion provoquée par le rattachement au secteur militaire commandé depuis Bruxelles. On ne peut réduire au même dénominateur les articles des autres livraisons: la diffusion de la
| |
| |
Regula Pastoralis à Cambrai, le droit coutumier à Aire-sur-la-Lys au cours de l'Ancien Régime, la carrière politique d'Émile Roche, qui débuta comme secrétaire privé de l'abbé Lemire, la tuberculose à Lille vers le changement de siècle, etc. Comme toujours, ces livraisons comprennent des comptes rendus de livres et des nouvelles sur la pratique de l'histoire dans le Nord de la France. (L.V.)
●
De lopende jaargang 1994 bevat opnieuw een themanummer (nr. 306) dat de acht teksten bevat van een studiedag gehouden in Atrecht in februari 1993 onder de titel: ‘Le Nord-Pas-de-Calais, région résistante: les débuts de la Résistance (études et témoignages)’. E. Dejonghe verklaart in zijn bijdrage de sterke gevoelens van verzet in Noord-Frankrijk tijdens het eerste bezettingsjaar vanuit de moeizame verovering van deze regio, het uitzonderingsregime dat er gold, en de vrees voor annexatie door de aanhechting aan het militaire gebied bestuurd vanuit Brussel. De bijdragen in de andere afleveringen vallen niet onder één noemer te brengen: de verspreiding van de Regula Pastoralis in Kamerijk, gewoonterecht in Ariën-aan-de-Leie tijdens het Ancien Régime, de politieke loopbaan van Émile Roche, begonnen als privé-secretaris van pastoor Lemire, de tuberculose in Rijsel omstreeks de eeuwwisseling enz. Zoals steeds bevatten ook deze afleveringen boekbesprekingen en nieuws in verband met het historisch bedrijf in Noord-Frankrijk. (L.V.)
| |
J. Röhrig, Romanisch-Germanisch: Aufsätze und Gespräche zum Sprach- und Kulturkontakt in Deutschland und in Französisch-Flandern. - Veitshöchheim bei Würzburg, Wissenschaftlicher Verlag A. Lehmann, 1994. - (Romania Occidentalis, band 25)
In deze studie, die het contact tussen de Romaanse en Germaanse talen en culturen tot onderwerp heeft, is een tweetal artikelen gewijd aan Noord-Frankrijk. Een eerste bijdrage bestudeert de invloed van het Nederlands op plaats- en persoonsnamen in de Westhoek. Het tweede artikel behandelt het beeld van de Fransen en de Duitsers in de roman ‘Invasion 14’ van Maxence van der Meersch. (D.v.A.)
●
Dans cette étude qui a pour sujet le contact entre les langues et cultures romanes et germaniques, il y a deux articles consacrés au Nord de la France. Le premier étudie l'influence du néerlandais sur les toponymes et patronymes du Westhoek. Le second l'image des Français et des Allemands dans le roman ‘Invasion 14’ de Maxence van der Meersch. (D.v.A.)
| |
J.W. Steyaert, Laat-gotische beeldhouwkunst in de Bourgondische Nederlanden. - Gent: Ludion, 1994. - 352 p.: ill., crt;
Deze catalogus kwam tot stand naar aanleiding van een tentoonstelling in het najaar van 1994 in het Museum voor Schone Kunsten te Gent. Men heeft het voornamelijk over de beeldhouwkunst uit de periode 1420 tot 1460/80. Deze zeer verzorgde publikatie bevat twee grote delen. In het eerste deel staan enkele inleidende hoofstukken over o.a. de polychromie, economie en cultuur in de Bourgondische Nederlanden
| |
| |
en de laatgotische beeldhouwkunst in het Doornikse en het Brusselse. Het tweede gedeelte bevat de eigenlijke catalogus, waarin de verschillende tentoongestelde beelden worden beschreven. In deze catalogus is een volledig hoofdstuk gewijd aan Noord-Frankrijk en worden ongeveer vijftien beelden uit deze streek gedetailleerd besproken. (D.v.A.)
●
Ce catalogue a été réalisé à l'occasion d'une exposition organisée à l'automne 1994 au Musée des Beaux-Arts de Gand. Il traite essentiellement de la sculpture de la période de 1420 à 1460/80. Cette publication très soignée comporte deux parties. La première rassemble quelques chapitres introductifs notamment sur la polychromie, l'économie et la culture dans les Pays-Bas bourguignons et la sculpture gothique tardive dans le Tournaisis et le Bruxellois. La seconde partie contient le catalogue proprement dit: on y décrit les diverses sculptures exposées. Ce catalogue consacre un chapitre entier au Nord de la France et présente abondamment une quinzaine de statues originaires de cette région. (D.v.A.)
| |
P.-J. Thumerelle, Atlas du Pas-de-Calais. - Lyon: Horvath; Arras: Conseil Général Pas-de-Calais, 1993. - 160 p.: ill.
Ce magnifique livre se présente comme un ouvrage de référence indispensable à quiconque veut disposer d'un aperçu commode sur le Pas-de-Calais. L'atlas divise la matière en cinq chapitres: la relation à l'espace européen, l'environnement naturel, l'aménagement du territoire, la vie économique et l'univers social. Chaque fois l'information historique et actuelle est dispensée au travers d'une surabondance de textes, de photos (surtout aériennes), de cartes, de graphiques et de plans, du reste toujours présentés sous une forme graphique soignée. Il est clair qu'on n'a voulu épargner ni frais ni peine; ce projet grandiose a du reste pu bénéficier de l'apport scientifique de l'Université des Sciences et Technologies de Lille. (L.V.)
●
Dit prachtige boek dient zich aan als een onmisbaar naslagwerk voor al wie overzichtelijke gegevens over de Pas-de-Calais wil verzamelen. De atlas ordent alles in vijf hoofdstukken: de verhouding tot de Europese ruimte, de natuurlijke omgeving, de ruimtelijke ordening, het economisch leven en de sociale wereld. Telkens worden historische en actuele informatie verwerkt in een overvloed aan teksten, foto's (vooral luchtfotografie), kaarten, grafieken en plattegronden, die steeds in een mooie grafische vormgeving worden gepresenteerd. Het is duidelijk dat hier kosten noch moeite werd gespaard; dit grootschalige project kon terugvallen op de wetenschappelijke inbreng van de Université des Sciences et Technologies de Lille. (L.V.)
| |
E. Vanneufville (sous la direction de), La Flandre au fil de l'Histoire. - (s.l.: s.n.), 1994. - Feuilles volantes (losbladig).
Il s'agit d'une pochette contenant des feuilles volantes qui se prêtent parfaitement à la reproduction dans l'enseignement. L'histoire de la Flandre y est traitée en 17 dossiers,
| |
| |
de la présence celte à nos jours. Chaque dossier est constitué d'une ou de deux feuilles; le texte est supporté par un appareil de cartes lisibles et originales et par des illustrations bien choisies (là où les photos manquent, on a recours à des dessins). Le cadre purement chronologique est parfois quitté pour présenter certains thèmes qui soulignent plus encore la relation avec la Flandre d'outre-frontière (toponymie, art flamand). (L.V.)
●
Het betreft hier een map met losse bladen die zich perfect lenen om te worden gereproduceerd en in het onderwijs te worden gebruikt. De geschiedenis van Frans-Vlaanderen komt aan bod aan de hand van zeventien dossiers vanaf de Keltische aanwezigheid tot onze eigen tijd. Elk dossier bestaat uit een of twee bladen; de tekst wordt wezenlijk ondersteund door overzichtelijk en origineel kaartmateriaal en goed gekozen illustraties (waar foto's ontbreken zijn tekeningen ingelast). Het louter chronologische kader wordt soms doorbroken om bepaalde thema's voor te stellen die de relatie met Vlaanderen extra onderstrepen (toponymie, Vlaamse kunst). (L.V.)
| |
A. Vion, Calais et son district pendant la Révolution. - Paris: Office d'édition et de diffusion du livre d'histoire, 1994. - 282 p. - (Monographies des villes et villages de France).
Il s'agit d'une édition complètement revue d'une étude parue il y a trente ans. Onze chapitres brossent l'histoire de la Révolution à Calais et dans son district (avec notamment Ardres et Guînes). L'auteur, président d'honneur des Amis du Vieux Calais, s'est livré à un complément de recherche dans les archives et est parvenu à assimiler le flot de publications parues à l'occasion du Bicentenaire. Calais, en dépit de son caractère fortement urbanisé, demeura l'un des districts les plus calmes de la République. Les annexes détaillées fournissent une passionnante documentation qui comprend notamment des données sur les prix et les salaires, la composition des organes politiques et les chiffres de la population au XVIIIe siècle. (L.V.)
●
Dit is een grondig herziene editie van een studie die dertig jaar geleden uitkwam. In elf hoofdstukken wordt het historische verhaal gebracht van de Revolutie in Calais en zijn district (met onder meer Ardres en Guînes). De auteur, ere-voorzitter van Les Amis du Vieux Calais, verrichtte veel bijkomend archiefonderzoek en slaagde er ook in de overvloedige literatuur die naar aanleiding van de Bicentenaire verscheen, te verwerken. Calais bleef, ondanks het sterk geürbaniseerde karakter, een van de rustigste districten van de republiek. De uitvoerige bijlagen bieden boeiend documentatiemateriaal met onder meer gegevens over prijzen en lonen, de samenstelling van de politieke organen en 18de-eeuwse bevolkingscijfers. (L.V.)
| |
Zannekin Jaarboek. - Jaargang 16 (1994). - Ieper: Vereniging / Stichting Zannekin, 1994. - 176 p.: ill.
Zoals gebruikelijk houden de tien artikelen die in dit jaarboek werden bijeengebracht
| |
| |
verband met de geografische randgebieden van de Nederlandse cultuur en geschiedenis. Vanzelfsprekend kunnen bijdragen over de Franse Nederlanden niet ontbreken. K. Papin onderzoekt de invloed van de Franse Revolutie op het feestgebeuren in Frans-Vlaanderen. In 1993 was het 25 jaar geleden dat Jean-Marie Gantois overleed en dit resulteerde in heel wat aandacht. In de eerste plaats geeft M. Cailliau de speciale band aan die Gantois onderhield met de Stichting Zannekin, terwijl Jos Vinks Gantois' visie verduidelijkt over de zuidelijke grensgebieden van de Nederlanden. C. Moeyaert zet zijn studie voort over het Nederlands onderwijs in de Frans-Vlaamse Westhoek en behandelt hier de jongste tweehonderd jaar. P.J. Verstraete heeft het tenslotte over de aandacht die Raimond Tollenaere voor Frans-Vlaanderen koesterde. (L.V.)
●
Comme toujours les dix études rassemblées dans ces annales concernent les marches de la culture et de la langue néerlandaises. Il va sans dire que des articles consacrés aux Pays-Bas français ne sauraient y faire défaut. K. Papin étudie l'influence de la Révolution française sur les festivités en Flandre française. En 1993, cela faisait 25 ans que Jean-Marie Gantois était décédé, ce qui avait amené un regain d'intérêt pour lui. M. Cailliau évoque les liens particuliers que Gantois entretenait avec la Fondation Zannekin tandis que Jos Vink précise la vision que Gantois avait des territoires les plus méridionaux des Pays-Bas. C. Moeyaert continue son étude sur l'enseignement du néerlandais dans le Westhoek de Flandre française et traite ici des deux cents dernières années. P.J. Verstraete évoque enfin l'intérêt que Raimond Tollenaere portait à la Flandre française. (L.V.)
| |
A. Zoete, De beden in het graafschap Vlaanderen onder de hertogen Jan zonder Vrees en Filips de Goede (1405-1467). - Brussel: Paleis der Academiën, 1994. - 275 p. - (Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren, jaargang 56, nr. 149) + microfiches.
Beden kunnen worden gezien als de oorspronkelijk middeleeuwse vorm van rechtstreekse staatsbelasting. Ze kregen een min of meer vaste vorm in de overgangsperiode tussen late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Hoe dit precies in zijn werk ging, wordt hier geïllustreerd voor het graafschap Vlaanderen. Zowel de werkwijze en de organisatie van de heffing als de betekenis van de beden voor de vorst en de bevolking krijgen alle aandacht. Dit was slechts mogelijk na een grootschalig bronnenonderzoek. De mate waarin deze bronnen (zoals omstellingsrollen) bewaard bleven, verklaart waarom bepaalde regio's tot in detail konden worden behandeld. Dat geldt hier onder meer voor Broekburg Ambacht. (L.V.)
●
Les dons gracieux peuvent être considérés comme la forme médiévale et originelle des impositions étatiques directes. Ils acquirent une forme plus ou moins fixe dans la période intermédiaire entre le Moyen Age tardif et les Temps modernes. Le processus est explicité ici à partir du comté de Flandre. Le fonctionnement et l'organisation de la levée ainsi que l'importance des dons gracieux pour le souverain et pour le peuple retiennent toute l'attention des auteurs qui ont dû se livrer pour ce faire à une très large étude des sources. La plus ou moins bonne conservation de ces sources (comme les
| |
| |
rôles de conversion) explique pourquoi certaines régions ont pu être traitées en détail. C'est notamment le cas de la châtellenie de Bourbourg. (L.V.)
(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut)
|
|
Auteursrechtelijk beschermd