noteren valt. Dat was het geval met Valencijn, waar Jean-Baptiste Carpeaux geboren is, en dat aan deze barokke beeldhouwer en tekenaar een tentoonstelling wijdde naar aanleiding van de honderdste verjaardag van zijn overlijden.
Op het einde van dit jaar kon het Rijselse publiek in zijn Museum voor Schone Kunsten kennis maken met aspekten van de moderne schilderkunst in West-Vlaanderen. De tentoonstelling was opgezet in het raam van de Belgische Herfst en groepeerde het geselekteerde werk rond drie generaties, aanvangend met Ensor, Spilliaert en Permeke.
Frankrijk beleefde in 1975 het eerste jaar van het tijdperk na de ene en monopoliehoudende ORTF. De nieuwe tv-omroepen TF 1, A 2 en FR 3 betekenden niet meteen de oplossing van alle oude problemen. Zo is het vroegere, aan de ORTF verbonden Orchestre Nord-Picardie, dat een grote muzikale faam hooghield, lange tijd in de mist blijven hangen. Op het einde van april nam de Minister voor Kultuur de eerste maatregelen om het voortbestaan van het orkest veilig te stellen. De tussenkomst van de Regionale Raad zorgde voor de rest. De nieuwe dirigent werd Jean-Claude Casadesus. Dat hield nog niet een onmiddellijke heropleving in. Het orkest had geen volle bezetting meer doordat een aantal musici, de onzekerheid beu, er de brui aan hadden gegeven. En het is zelfs mogelijk dat op dit moment de vooropgestelde effektieven (75 man) nog niet bereikt zijn, zoals het heel 1975 nog de naam achter zich sleurde van ‘Orchestre ex-ORTF’.
Dit jaar zal genoemd orkest ongetwijfeld een belangrijke taak toegewezen krijgen in wat in 1975, in zijn derde uitgave, het belangrijkste muzikale gebeuren was, nl. het Festival van Rijsel. Een reeks artistieke manifestaties (van 30 oktober tot 7 december) met film, koreografie, toneel, opera en vooral koncerten, tot stand gekomen op initiatief van het Rijselse stadsbestuur. Hoogtepunten bij dit laatste waren de manifestaties in het kader van de hulde aan Olivier Missiaen. En om een vroegere en al door anderen geuite wens kracht bij te zetten: het zou natuurlijk aardig zijn indien het Festival van Rijsel tot enige samenwerking kwam met het Festival van Vlaanderen. Het ontbrak nochtans niet aan een Belgische inbreng (Ballet van de XXe eeuw, o.l.v.M. Béjart, het Orkest van Luik, het Théâtre National de Belgique en de orgelist Joseph Sluys).
Van de twee grote beroepstoneelgezelschappen: het ‘Théâtre de la Salamandre’, o.l.v. Gildas Bourdet, met standplaats te Torkonje, en het ‘Théâtre Populaire des Flandres’, ook TPF genoemd en geleid door Cyril Robichez heeft alleen het eerste deelgenomen aan het Festival van Rijsel. Beide hebben als opdracht mee te werken aan wat kulturele decentralisatie heet, beide trekken de streek rond, dingen naar de gunst van de subsidiërende centrale en lokale overheid, maar het laatste zat tot voor kort permanent in de financiële moeilijkheden. Voor het TPF is het ergste voorbij, aangezien het in 1975 een gunstig financieel statuut kreeg en een officiële konsekratie onderging als Centre Dramatique National, wat voorheen alleen voorbehouden was aan het gezelschap in Torkonje. Maar Rijsel en de regio in haar geheel zijn nog altijd het lievelingsterrein van een elders weggezakte kunst, die van de traditionele opera en operette. Het Théâtre Sebastopol en de Opéra te Rijsel halen elk jaar zo'n kleine tien miljoen Franse francs van de stadsbegroting naar zich toe. Met hun talloze respektievelijk operette- en operaopvoeringen trekken zij te Rijsel en op toernee moeiteloos het publiek aan. Ook dat is revelant voor het kultureel leven.
En wat gebeurt op kultureel gebied in de Frans-Vlaamse Westhoek, waar het Nederlands dialekt nog voortleeft op het platteland? Hoe levendig dat dialekt nog is, bewees het Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen nog