| |
| |
| |
Fig. 1: Gent, Universiteitsbiblioteek, hs. 92, f. 138v (facsimile-uitg., p. 280).
| |
| |
| |
Lambert van Sint-Omaars als kartograaf
Prof. Dr. Albert Derolez
Konservator der handschriften in de biblioteek van de Rijksuniversiteit, Gent (B)
Wie het heeft over wetenschapsbeoefening in de middeleeuwen mag niet nalaten zich steeds voor ogen te houden dat inhoud, doel en metoden der wetenschap in deze tien eeuwen fundamenteel verschilden van wat zij tans zijn. Eigenlijk is het begrip middeleeuwen nog te ruim, want er moet nog een onderscheid gemaakt worden tussen het eerste deel, dat eindigt in de twaalfde eeuw, en de scholastische periode, die met de late middeleeuwen samenvalt. Iedereen weet dat zowel in de eerste als in de tweede periode kristendom en Kerk een onuitwisbare stempel op het denken hebben gedrukt, maar de scholastiek, door haar aanknopen bij de antieke wetenschap en voornamelijk bij de Aristotelische filosofie, wordt gekenmerkt door een rationalisme dat, hoe moeilijk het ook in overeenstemming te brengen was met het irrationalisme van geloofsleer en kerkelijk gezag, het vroegmiddeleeuwse denken vreemd was. Daartegenover staat dat de voorscholastische wetenschap - bij het gebruik van deze term blijven we vanzelfsprekend afzien van de begrippen waarneming, meting, eksperiment en dergelijke - globaler is, d.w.z. het gehele wereldgebeuren volgens een meer éénvormig schema begrijpt en verklaart. Dat dit schema van te voren is aangenomen en niet uit een onderzoek der feiten voortvloeit, vermindert natuurlijk de ‘wetenschappelijke’ waarde van het geheel in enorme mate, maar hoe dieper men doordringt in
| |
| |
Fig. 2: Gent, Universiteitsbiblioteek, hs. 92, f. 241r (facsimile-uitg., p. 481).
| |
| |
de wetenschappelijke, grotendeels encyclopedische (= alomvattende!) literatuur van die tijd, hoe meer men overtuigd geraakt van de grootsheid van de syntese, die de vroege middeleeuwen hebben voortgebracht. Dit geschiedde overigens in het licht van de filosofie van Plato, die zij via de meest gezaghebbende onder de kerkvaders, Augustinus, hadden leren kennen.
Eén van deze encyklopedisten was de Vlaming Lambert van Sint-Omaars, levend op de drempel van de tijd der scholastiek, in betrekking staand met vroegscholastische auteurs als Anselmus van Canterbury, maar zelf nog onberoerd door de nieuwe geest. Zoon van een kanunnik, zelf kanunnik van het Onze-Lieve-Vrouwkapittel te Sint-Omaars, moet hij kort na 1122 overleden zijn zonder de laatste hand te hebben kunnen leggen aan zijn grote geïllustreerde encyklopedie, de Liber Floridus. Het is bekend dat de stof der middeleeuwse encyklopedieën zelden of nooit origineel is, en dat is ook bij Lambert het geval, omdat de tekst van zijn meer dan driehonderd hoofdstukken bijna volledig uit oudere auteurs is geput. Het probleem van de herkomst van zijn illustraties is echter veel ingewikkelder, want behalve voor welbekende typen van illustratie, zoals de sterrenbeelden, zijn modellen voor Lamberts vaak prachtige miniaturen en wetenschappelijke schema's niet te vinden. Tot deze laatste behoren ook zijn kaarten of kartografische voorstellingen. Dat men geen voorbeelden kent waarvan de auteur deze zou overgetekend hebben, betekent natuurlijk niet dat zij autonome, volkomen originele kreaties zijn, steunend op individuele waarneming. Integendeel, de opzoekingen vooral van Miller en Destombes stellen ons in staat Lamberts kaarten een plaats te geven in het geheel der middeleeuwse kartografie, m.a.w. hun typologie te bepalen. Omtrent hun betekenis in de gehele wereldbeschouwing der vroege middeleeuwen heeft Anna-Dorothee von den Brincken enkele verhelderende artikelen geschreven, waarin zij enerzijds de Europakaarten in ogenschouw neemt, anderzijds de aandacht vraagt voor een fundamenteel kenmerk van de middeleeuwse kartografie: haar verbondenheid met de geschiedenis en speciaal met de we- | |
| |
reldgeschiedenis. Het gaat er de kartograaf om het schouwtoneel van het gehele wereldgebeuren te ‘omvatten’. Dit wereldgebeuren is in de grond een
gigantische strijd, die op aarde en door de mensen gevoerd wordt, tussen God en de Duivel, - de idee komt van Augustinus met zijn twee ‘staten’ - een strijd die pas op het einde der tijden, na de komst van Antikrist, ten voordele van God en zijn dienaren beslecht zal worden. Men raakt er hoe langer hoe meer van overtuigd dat Lamberts beroemde encyklopedie slechts in het licht van deze idee begrepen kan worden.
De volmaakte vorm voor de wereld is de cirkelvorm, en alle voorstellingen van de aarde en van de haar omringende kosmos - het geocentrisme is een algemeen aanvaarde teorie in de middeleeuwen - zijn dan ook cirkelvormig bij Lambert van Sint-Omaars. Deze voorliefde voor schematische voorstellingen in de vorm van een ‘rota’ (wiel) gaat terug op manuskripten van de eerste grote encyklopedist der middeleeuwen, de alom gelezen Isidorus, bisschop van Sevilla (+ 636). Het is tekenend dat bij Lambert niet alleen de vorm der wereld in cirkelvormige schema's is uitgebeeld, maar ook de wereldgeschiedenis (men denke aan de ‘rotae’ van de zes tijdperken der wereldgeschiedenis, pp. 40 en 42 van de facsimile-uitgave).
In het kaartenmateriaal dat Lambert ons heeft nagelaten valt het op dat verschillende schema's zeer nauw aan elkaar verwant zijn. Dit is het gevolg van de kompilatiemetode van Lambert, die verschillende jaren achter elkaar, zonder hulp, materiaal verzameld heeft, kaarten heeft getekend en begrijpelijkerwijze niet graag iets liet vallen van het zo moeizaam bijeengebrachte materiaal. De kaarten, die over zijn encyklopedie verspreid staan, kunnen in grote trekken in twee groepen worden ingedeeld, die merkwaardig genoeg uiteindelijk aan twee tegenovergestelde wereldbeelden beantwoorden. Meestal denkt men dat de middeleeuwers ervan overtuigd waren dat de aarde een platte schijf was, die op de wereldzee dreef. Bij Lambert en elders vinden wij echter ook kaarten die slechts begrepen kunnen worden, wanneer wij een sferische aarde aannemen. Dat bewijst dat de antieke, Grieks-Romeinse
| |
| |
Fig. 3: Gent, Universiteitsbiblioteek, hs. 92, f. 24v (facsimile-uitg., p. 50).
kennis van de bolvormige aarde in de ‘duistere’ middeleeuwen niet verloren gegaan was; deze vaststelling maant ons aan tot voorzichtigheid bij de beoordeling van de veel voorkomende ‘platte’ wereldkaarten, die zeker in veel gevallen als bewuste schematiseringen beschouwd moeten
| |
| |
worden. Deze laatste beperken zich inderdaad tot de weergave van de bewoonde wereld - daarom noemt men ze oekumenische kaarten. Zij zijn meestal uiterst eenvoudig van tekening en vertonen bij voorkeur de ‘T-O’ vorm: de aarde is door een middellijn en een straal in een halve en twee kwartcirkels verdeeld, die respektievelijk Azië, Europa en Afrika voorstellen. Met enige verbeelding kan men het wateroppervlak tussen twee laatstgenoemde kontinenten identificeren met de Middellandse Zee, dat tussen Europa en Azië met de Don en de Zwarte Zee, dat tussen Afrika en Azië met de Nijl. Dit kaarttype treffen we voor het eerst aan bij de reeds genoemde Isidorus van Sevilla. In zijn allereenvoudigste vorm, met als enige nomenklatuur de namen der drie kontinenten, vinden we het in Lamberts beroemde miniatuur met keizer Augustus, waar het als rijksappel door de Romeinse wereldheerser in de hand gehouden wordt (fig. 1). Deze miniatuur is niet alleen merkwaardig door het samengaan van de platte en van de sferische voorstelling der aarde, maar ook door het verband dat erin gelegd wordt tussen profane en gewijde geschiedenis enerzijds, tussen geschiedenis en aardrijkskunde anderzijds. Het is inderdaad Augustus die aan de Romeinse burgeroorlogen een eind heeft gemaakt, ‘opdat Christus in een periode van wereldvrede geboren zou kunnen worden’. Hij heeft tevens het bevel gegeven ‘de hele wereld te beschrijven’. Hiermee wordt vanzelfsprekend de volkstelling bedoeld, maar de middeleeuwers wisten ook dat de keizer zijn schoonzoon Agrippa opgedragen heeft een wereldkaart te maken. Zoals nagenoeg altijd in de Westerse kartografie der Middeleeuwen staat het Oosten, waar de zon opgaat en waar zich het paradijs bevindt, niet rechts van de kaart, zoals bij ons, maar bovenaan.
Tot dezelfde kategorie van oekumenische kaarten behoort de grote ‘rota’ met de volkeren van Azië, Europa en Afrika (facsimile-uitg., p. 39). Ook dit schema vertoont de allereenvoudigste T-O vorm - van een kaart kan dus nauwelijks gesproken worden - en de ruimte der drie kontinenten is uitsluitend gevuld met lijsten van geografische namen. Voor Azië en Europa is dit een ellenlange nomenklatuur van volkeren die
| |
| |
Fig. 4: Gent, Universiteitsbiblioteek, hs. 92, ff. 92v-93r (facsimile-uitg., pp. 188-189).
deze respektieve werelddelen bewonen, voor Afrika worden geen volkeren vermeld, maar wel de Romeinse provincies (ter verontschuldiging deelt de auteur mee dat ‘de volkeren van Afrika ontelbaar zijn en tengevolge van de tussen hun woonplaatsen liggende woestijnen niet te overzien’). Geheel deze nomenklatuur is overigens verre van up to date, want Lambert heeft ze geput uit de mysterieuze kosmograaf Aethicus Ister (volgens de recentste teorie de schuilnaam van de bisschop van Salzburg Vergilius, tweede helft van de achtste eeuw), die zelf op laat-antieke bronnen steunt. Een derde T-O kaart van kleine afmetingen en met minimale nomenklatuur komt voor in het centrum van Lamberts windroos (facsimile-uitg., p. 49), die overigens de merkwaardigheid vertoont de namen der winden niet alleen in het Latijn, maar ook in het Nederlands
| |
| |
Fig. 5: Gent, Universiteitsbiblioteek, hs. 92, f. 225r (facsimile-uitg., p. 449).
| |
| |
mee te delen. Dergelijke schema's gaan terug op de geleerde Engelse monnik Beda Venerabilis (673-735).
Een mooie voorstelling van het middeleeuwse wereldbeeld - opnieuw een kombinatie van vlakke en sferische wereldvoorstellingen - geeft ons het schema der planetenbanen (facsimile-uitg., p. 192). Hier wordt de aarde, als T-O kaart met minimale nomenklatuur, in het centrum van het heelal geplaatst, met daaromheen de koncentrische banen van de klassiek als planeten bekende hemellichamen: Maan, Mercurius, Venus, Zon, Mars, Jupiter en Saturnus. Zeer gelijkende ‘kaarten’ treffen wij aan op pp. 450 en 451 van de facsimileuitgave. De T-O kaart zonder konfiguraties, zoals in de hierboven beschreven eksemplaren, heeft ongetwijfeld op de meer op bespiegeling dan op waarneming ingestelde vroegmiddeleeuwer een grote aantrekkingskracht uitgeoefend. Toch hebben geleerden als Lambert van Sint-Omaars ook T-O kaarten gemaakt met gedetailleerde konfiguratie van landen, zeeën, stromen, gebergten en steden. Zijn hoogst merkwaardige Europakaart in kwartcirkelvorm is daar een zeldzame getuige van (fig. 2). Destombes meent dat deze kaart, met haar voor hedendaagse ogen zo verwonderlijke topografie (bovenaan links Noord- en Oost-Europa, midden de Balkan, rechts Italië, rood omlijnd; daaronder, eveneens rood omlijnd, links Duitsland en rechts Frankrijk; helemaal onderaan Spanje en Portugal), een uittreksel is van de nog te bespreken wereldkaart van Lambert; maar de kwartcirkelvorm, de begeleidende tekst die zegt dat Europa het vierde deel is van de wereld, en de uitvoerige geografische nomenklatuur bewijzen dat het hier gaat om een onderdeel van een typische T-O kaart, die dan waarschijnlijk als model heeft gediend voor de Europa-voorstelling op de wereldkaart. Te noteren valt Lamberts fiere aanduiding van Flandria! Terecht heeft von den Brincken gewezen op de deduktieve werkwijze van de middeleeuwse kartograaf: in plaats van zijn kaart op metingen te laten berusten, zoals de Ouden deden en zoals sinds de Renaissance als eerste vereiste voor
een bruikbare kaart geldt, gaat hij uit van een vooropgezet ideaal schema - hier een cirkel met een ingeschreven T - en gaat in dat keurslijf de
| |
| |
konfiguratie van landen en stromen, zoals hij die uit andere dokumenten heeft leren kennen, wringen. Niettemin is Lamberts Europakaart om twee redenen van bijzonder grote betekenis: allereerst zijn afzonderlijke voorstellingen van dit werelddeel in de middeleeuwen uiterst zeldzaam en is Lamberts kaart veruit de oudste van het genre; ten tweede is deze kaart absoluut uniek door haar aanduiding van landsgrenzen: met een rode lijn heeft de auteur de drie delen van het Heilig Roomse Rijk, Italië, Duitsland en Frankrijk (de grens tussen beide laatste territoria valt samen met de Rijn), van elkaar en van de rest van de wereld gescheiden, zoals in de legende bovenaan de kaart wordt aangeduid. In de encyklopedie bevond de kaart zich oorspronkelijk bij het hoofdstuk waarin gehandeld wordt over de verdelingen van het Karolingische Rijk in de negende eeuw. Hier toont Lambert zich resoluut een zelfstandige historische kartograaf, zodat het beeld van de onoorspronkelijke kompilator, dat men zich gemeenlijk van hem vormt, ongetwijfeld een korrektie verdient. Geen enkele andere middeleeuwse kartograaf heeft ooit politieke grenzen op zijn kaart aangebracht, en zelfs heeft geen enkele van de kopiïsten die verantwoordelijk zijn voor de illustratie van de latere kopieën van de Liber Floridus deze kaart overgenomen: was zij wellicht te ongewoon? Merkwaardig is dat hier als middelpunt der wereld het eiland Naxos, niet het eiland Delos fungeert - pas in de loop van de twaalfde eeuw zal de traditionele ereplaats van laatstgenoemd heidens heiligdom door Jerusalem overgenomen worden.
Zoals reeds gezegd bestaat er verwantschap tussen de Europakaart en één van Lamberts zgn. hemisferische kaarten. Dit zijn kaarten die de gehele aarde, niet alleen meer de oekumene, willen voorstellen en in principe op het geloof in een bolvormige wereld berusten. Zij zijn van een geheel ander type dan de T-O kaarten en men vindt ze voor het eerst in handschriften van de laat-Romeinse auteur Macrobius. Veelal vertonen deze kaarten, die zoals die van de voorgaande groep van uiterste schematisering tot vrij sterke detaillering kunnen gaan, de klassieke verdeling der aarde in vijf zones of klimaatgordels, die wij nu nog kennen: van Noord naar Zuid een
| |
| |
koude, een gematigde, een hete, een gematigde en een koude gordel. Verder gaat de gelijkenis met hedendaagse kaarten niet, want men geloofde dat de bewoonde wereld zich alleen over de Noordelijke gematigde zone uitstrekte en dat de hete gordel door een tropische oceaan werd ingenomen, die het Noordelijk van het Zuidelijk halfrond scheidde. Dit is volkomen begrijpelijk bij de uiterst gebrekkige kennis van Oudheid en middeleeuwen omtrent Afrika, waarvan alleen het Noordelijk deel bekend was en dat men zich veel ‘korter’ voorstelde dan latere ontdekkingen hebben aangetoond. Over de gematigde zone van het Zuidelijk halfrond wist men niets. Bij de kaarten van dit type noteert Lambert telkens weer dat zij ‘bewoonbaar is, maar de kinderen Adams onbekend’, nl. tengevolge van de onbevaarbaarheid van de tropische, ‘door de zon verzengde’ oceaan. Op zijn grote wereldkaart (zie verder) heeft de auteur in deze zone een uitvoerige legende hieromtrent aangebracht, waarin hij o.m. de mening der ‘filosofen’, d.i. de heidense geleerden, weergeeft omtrent het bestaan der antipoden die ‘bevriezen van de kou terwijl wij een zomerse warmte hebben’, en de Noordelijke sterrenbeelden nooit te zien krijgen.
Lamberts eenvoudigste zonenkaart, zonder de minste geografische konfiguraties, vinden wij in zijn ‘hemel- en wereldsfeer volgens Macrobius’ op p. 454 der facsimile-uitg. lets meer gedetailleerd in het Noordelijk halfrond is de tegenoverliggende kaart van de aarde temidden van de planetenbanen. Een in een rechte hoek omgebogen wateroppervlak scheidt er Europa van Azië en Afrika; in tegenstelling met de T-O kaarten vormen beide laatstgenoemde kontinenten op de hemisferische kaarten één geheel. Meer gedetailleerd, maar ontzettend vaag is de ‘sfeer van Macrobius van de vijf zones’ (fig. 3), waarin wij dezelfde geometrische begrenzing van Europa terugvinden, maar waar ten W. en ten O. van Europa niet nader bepaalde eilanden getekend zijn. De prachtige grote wereldkaart in het stelsel van Ptolemaeus is in elk geval duidelijker (fig. 4). Ook hier is Europa een rechthoek en vormen Azië en Afrika één blok, ervan gescheiden door Don, Zwarte Zee en Middellandse Zee. Westelijk van Europa en
| |
| |
Fig. 6: Wolfenbüttel, Herzog-August Bibliothek, cod. Gud. lat. fol. 1, ff. 69v-70r (linkerhelft).
| |
| |
Fig. 6: Wolfenbüttel, Herzog-August Bibliothek, cod. Gud. lat. fol. 1, ff. 69v-70r (rechterhelft).
| |
| |
Afrika bevinden zich twee eilanden, het ene wonderlijk genoeg met Spanje geïdentificeerd, het andere de namen van Calpe (Gibraltar) en Cadix dragend. In Oost-Azië zien wij Indië als een schiereiland, en Noordelijk daarvan een eiland of schiereiland bewoond door de mytische volkeren Gog en Magog, die op het einde der tijden over de Kristenheid zullen losbreken. Eén van de twee of drie steden die op deze kaart met name aangeduid worden is overigens het nabijgelegen Babylon, de toekomstige geboorteplaats van Antikrist.
Nauw verwant met deze grote kaart is de kleinere ‘rota’ met de schijngestalten van de maan, waar de zeeën echter een eigenaardige bandvormige schematisering vertonen (fig. 5). Ook hier treffen we ten Westen en ten Oosten van Eurazië eilanden aan: in het Westen een cirkelvormig eiland dat hier korrekt Orcaden genoemd wordt; hoogstwaarschijnlijk was Gades (Cadix) op voorgaande kaart dus een verschrijving voor Orcades. Het eiland in het Oosten is waarschijnlijk opnieuw dat van Gog en Magog.
Eén en ander maakt ons duidelijk dat niet alleen de middeleeuwse kartograaf niet in staat was de konfiguratie van zelfs de hem bekende wereld met enige nauwkeurigheid weer te geven, maar ook dat dat eigenlijk niet zijn bedoeling was. Het ging er Lambert veeleer om de voornaamste gegevens van de heils- en wereldgeschiedenis, die de grondslag vormen van zijn encyklopedisch werk, in kaart te brengen. Deze geschiedenis is ten nauwste verbonden met voor ons begrip zo uiteenlopende feiten als de veldtocht van Alexander de Grote in Azië, de Eerste Kruistocht en de komst van Antikrist. Ter verduidelijking hiervan zie men de laatste en belangrijkste onder Lamberts kaarten: de grote wereldkaart, die uit het originele handschrift in de universiteitsbiblioteek te Gent verdwenen is, maar in verschillende latere kopieën voorkomt. Liever dan de dertiende-eeuwse kopie van Leiden te gebruiken, zoals Destombes doet, bekijken wij het handschrift van Wolfenbüttel, dat nog uit de twaalfde eeuw dateert (fig. 6). Het is opnieuw een kaart van het Macrobius-type, maar de indeling in zones is nagenoeg geheel weggevallen. Terwijl het Zuidelijk halfrond zoals steeds alle detaillering mist, valt
| |
| |
het Noordelijke op door zijn, ontwikkelde konfiguratie en zijn nomenklatuur. Het gehele halfrond is ovaal en doet meteen denken aan een T-O kaart die in Noord-Zuidrichting is samengedrukt. Destombes maakt terecht een vergelijking met de kaart die werd aangetroffen in handschriften van Beatus van Liebana, een Spaans geleerde die in de achtste eeuw een kommentaar op de Apokalyps schreef, waarin een wereldkaart voorkwam. Alleen is het moeilijk aan te nemen dat Lambert ooit een dergelijk handschrift in handen kreeg. Het deel ‘Europa’ van de wereldkaart komt vrij nauwkeurig overeen met zijn eerder besproken Europakaart. Afrika en Azië zijn hier buitengewoon sterk gedetailleerd en vertonen een uitgebreide nomenklatuur, waarin Lamberts bekende belangstelling voor natuurwonderen tot uiting komt: hij duidt aan waar griffioenen, olifanten, apen, pygmeeën, faunen, leeuwen, de fenix, draken en slangen verblijven, waar peper en amomum gevonden worden, onderwerpen die in zijn encyklopedie op verschillende plaatsen ter sprake komen. Aan Alexanders reis naar het Oosten herinneren verder het eiland waar hij de ‘twee en dertig volkeren’ opsloot, en de bomen van de zon en van de maan, een orakel, dat hij in Indië geraadpleegd zou hebben. Geheel in het Oosten ligt het paradijs, waar Enoch en Elias wonen, die op het einde der tijden opnieuw op aarde zullen verschijnen, en waar de vier paradijsstromen hun oorsprong hebben. Bepaald intrigerend is daartegenover in het uiterste Westen een eiland, dat door de antipoden bewoond zou zijn, terwijl Lambert toch op dezelfde bladzijde meedeelt dat de antipoden in het zuidelijk halfrond hun verblijf hebben. Dit is te verklaren door het feit dat Lambert zelf hier twee kaarten of twee kaarttypes kombineert: een oekumenekaart, samengeperst tot een ovaal, en een hemisferische kaart. Het model dat hij gebruikte bevatte waarschijnlijk alleen de oekumenekaart mét een antipodeneiland.
Het is duidelijk dat het laatste woord over Lamberts betekenis als kartograaf nog niet is gezegd. Zijn produkten getuigen van veel naïveteit en zitten vol innerlijke kontradikties, maar dat doet niets af aan het merkwaardig en moeilijk te verkla- | |
| |
ren feit dat in het Zuidelijk deel van Vlaanderen in het begin der twaalfde eeuw een alleenstaand geleerde de hand heeft kunnen leggen op een zo groot aantal kaarten van verschillende types en uiteenlopende herkomst, en deze kaarten op een oordeelkundige manier in zijn encyklopedie heeft weten te verwerken.
| |
Beknopte bibliografie:
A.-D. Von den Brincken, Mappa mundi und Chronographia (Deutsches Archiv für Erforschung des Mittelalters, XXIV, 1968, pp. 118-186). |
A.-D. Von den Brincken, Europa in der Kartographie des Mittelalters (Archiv für Kulturgeschichte, 55, 1973, pp. 289-304). |
A. Derolez, De belangstelling van Lambert van Sint-Omaars, weerspiegeld in zijn aantekeningen in de autograaf van het Liber Floridus (Tijdschrift voor Geschiedenis, 82, 1969, pp. 30-38). |
A. Derolez, Lambert van Sint-Omaars, in: Nationaal biografisch woordenboek, 6 (Brussel, 1974), koll. 531-536. |
M. Destombes, Mappemondes A.D. 1200-1500 (Amsterdam, 1964; Monumenta cartogragraphica vetustioris aevi, 1). |
LAMBERTUS S. AUDOMARI canonicus, Liber Floridus, ed. cur. A. Derolez. Praef. E.I. Strubbe et A. Derolez (Gent, Story-Scientia, 1968); hier aangeduid als ‘facsimile-uitgave’. |
Liber Floridus Colloquium, ed. A. Derolez (Gent, Story-Scientia, 1973). |
K. Miller, Die ältesten Weltkarten (Stuttgart, 1895-1898). |
| |
Résumé:
L'histoire de la science médiévale se divise en deux grandes périodes: la période allant jusqu'au début du 12e siècle, où prédomine l'esprit de la philosophie platonicienne à travers l'oeuvre de saint Augustin, et la période scolastique, qui correspond aux derniers siècles du moyen âge et qui se caractérise par un rationalisme qui est étranger à l'époque précédente. Celle-ci, par contre, a développé un remarquable encyclopédisme, qui a tenté d'englober dans un tout la description du monde et de la nature, l'histoire du monde et l'histoire du salut. Lambert de Saint-Omer, l'auteur de la célèbre encyclopédie illustrée connue sous le nom de Liber Floridus (± vers 1121), est un des derniers représentants de la science préscolastique. Les nombreuses cartes qu'il a réunies dans son ouvrage témoignent de son souci encyclopédique de représenter le monde dans des figures qui vont du dessin le plus schématique jusqu'à la carte géographique à configuration et nomenclature détaillées; comme au moyen âge les moyens de mesurer la terre manquaient, cette configuration ne peut manquer de nous paraître aujourd'hui comme extrêmement fantaisiste. Néanmoins il est possible de discerner dans les cartes de Lambert deux types différents qui correspondent, en fin de compte, à deux conceptions du monde diamétralement opposées: d'abord les cartes dites oecuméniques, qui ne représentet que le monde habité par l'homme et ont en principe la forme d'un cercle dans lequel un T est inscrit, de sorte que l'Asie est constituée d'un demi-cercle, l'Europe et l'Afrique chacune d'un quart de cercle: c'est la terre
‘plate’, encerclée par l'Océan (fig. 1 et 2). De l'autre côté, il y a les cartes ‘hémisphériques’, qui nous donnent l'image d'une terre sphérique. La terre y est le plus souvent divisée en cinq zones climatiques, à la façon de nos cartes actuelles. On se représentait la terre habitée cependant comme ne couvrant que la zone tempérée septentrionale, la zone tempérée méridionale étant peut-être habitée par les antipodes, hommes ‘n'ayant rien de commun avec les fils d'Adam’ (fig. 3, 4, 5 et 6). |
|