Uit de talige bocht
Will van Peer
Gedurende de voorbije decennia is het in de geesteswetenschappen ‘bon ton’ geworden om te spreken over de linguistic turn. Deze bijdrage is een kritische bespreking van wat deze beweging heeft opgeleverd.
Met de ‘linguistic turn’ bedoelt men in het algemeen: het verhoogd bewustzijn van taal als vormgevend element in onze beschrijving en verklaring van de werkelijkheid. Onze ideeën en onze theorieën zijn in taal geformuleerd, in taal ontstaan en slechts te gebruiken door wie die taal begrijpt. Wetenschap is daarom in hoofdzaak een talige bezigheid: artikelen schrijven, college geven, discussies voeren, een congres bijwonen, e-mail versturen, een video-conferentie houden, het zijn alle activiteiten die tot de dagelijkse routine van het wetenschapsbedrijf horen. Tot zover is er niets aan de hand en de vorige vaststellingen zouden triviaal zijn, ware het niet dat een van de hinderlijke eigenschappen van menselijke taal is dat ze de zaken waar ze over spreekt niet objectief weergeeft. Dat speelt al op het basale niveau van homoniemen en syntactische ambiguïteiten, of van het arbitraire karakter van conventionele taaltekens: er is niets ‘ezel-achtigs’ aan het woord ‘ezel’, net zomin als aan ‘donkey’ of ‘âne’. Veel meer nog blijkt het niet-objectieve karakter van taal wanneer we beseffen dat veel termen waardegeladen zijn. Dat we het ‘Verre Oosten’ ver noemen, dat is tot daaraan toe, maar waarom ‘Oosten’? Dat kan toch alleen maar het oosten zijn, gezien vanuit ons (westers) perspectief? Voor de mensen die daar wonen, is hun regio helemaal niet in het oosten. Voor hen zijn zij het centrum, en omdat de wereld rond is, kunnen zij met evenveel recht onze regio het verre oosten noemen.
Onze talen zitten vol met dergelijke waardegeladen en ideologisch gekleurde termen en uitdrukkingen: ‘middeleeuwen’ en ‘postmodernisme’, ‘bourgeoisie’ en ‘kapitalist’, maar ook ‘canon’, ‘minderheden’ en ‘wetenschap’. Een bewustzijn van deze altijd aanwezige mogelijkheid tot vertekening door taal maakt deel uit van de kennis van eenieder die kan lezen en schrijven. Tot een ‘linguistic turn’ kwam het echter pas toen men dit inzicht is gaan radicaliseren. Omdat taal de hebbelijkheid heeft om op zich neutrale zaken door een waarderende bril te bekijken, was het ‘dus’ niet mogelijk om op een niet-waardegeladen wijze over de werkelijkheid te spreken. Alles was al door taal gevormd en vervormd, en wie binnentreedt in het door de cultuur gegenereerde discours bevindt zich al gauw in een mijnenveld van verborgen zienswijzen en vooronderstellingen.
De eerste formulering van deze ‘linguistic turn’ is (voorzover ik heb kunnen nagaan) Richard Rorty's artikel ‘Realism, Categories and the “Linguistic Turn”’, (International Philosophical Quarterly 2, 1962.) De term dankt zijn bekendheid echter vooral aan de door Rorty in 1967 geredigeerde bundel The Linguistic Turn: Recent Essays in Philosophical Method, waarop Ihab Hassan dan weer varieerde met The Postmodern Turn: Essays in Postmodern Theory and Culture. Rorty verwoordt de kerngedachte van de ‘linguistic turn’ als ‘replacing the metaphysical question “What is there?” with the question, “What language do we