volgorde heeft kan men op basis van frequentie niet beantwoorden (S = Subject, V = Verb, O = Object).
Ook de vraag of een bepaalde volgorde al dan niet grammaticaal is, kan in veel gevallen niet beantwoord worden voor ‘het’ Russisch in het algemeen. In opstellen van Russische kinderen bij toelatingsexamens voor de universiteit bijvoorbeeld komen veelvuldig zinnen voor zoals deze (Sirotinina 1965:161):
Majakovskij |
mnogo |
soveršaet |
poezdok |
za |
granicu |
Majakovski |
veel |
maakt |
reizen |
naar |
het-buitenland |
Hier wordt gezondigd tegen de normatieve regel dat een zin een zogenaamde ‘projectieve’ rangschikking moet hebben, d.w.z. dat woorden die syntactisch bij elkaar horen ook bij elkaar moeten staan; een normatief correcte weergave van het voorbeeld scheidt veel en reizen niet. Maar in gesproken Russisch zijn nietprojectieve volgordes juist zeer frequent: de ‘fout’ van het voorbeeld is dat het spreektaal opschrijft.
In het algemeen kan gezegd worden dat de woordvolgorde van de Russische spreektaal zo sterk afwijkt van die van de formele schrijftaal dat met enig recht van een afzonderlijk systeem gesproken kan worden. De regelmatigheden in het gesproken systeem laten zich vermoedelijk beter in prosodische termen formuleren dan in traditionele syntactische terminologie. Zo is in het voorbeeld het woord veel geaccentueerd, het erop volgende werkwoord maakt beslist niet, en minstens een van de volgende woorden (reizen en/of buitenland) vermoedelijk weer wel: Majakovski VEEL maakt reizen naar het BUItenland. Deze accentuatie voegt een lezer met kennis van gesproken Russisch automatisch toe aan de geschreven versie.
Vooralsnog zijn de grenzen van de mogelijkheden in het gesproken systeem niet beschreven (wel is er voorbeeldmateriaal), dus het is niet zo duidelijk wat in ‘het’ Russisch grammaticale zinnen zijn.
Ook semantisch is de enorme woordvolgordevariatie een probleem: als het al mogelijk is om de betekenis te achterhalen van de diverse manieren om ongeveer hetzelfde te zeggen met verschillende volgordes, dan nog is het onduidelijk wat we moeten doen met het feit dat specifieke stilistische effecten kunnen worden opgeroepen louter door de frequentie waarmee die verschillende volgordes gebruikt worden. Het ‘epische’ karakter van mondelinge (volks)verhalen bijvoorbeeld wordt bereikt door veelvuldig een ongeaccentueerd subject te laten volgen op een geaccentueerd werkwoord aan het begin van de zin, veelal met een tweede geaccentueerd woord achteraan in de zin, zodat een raamstructuur van accenten ontstaat, volgens het model: KEERde Ivan naar zijn dorp teRUG (zie b.v. Kovtunova 1976:138-140; Sirotinina 1967). Een spreektaaleffect wordt, zoals gezegd, bereikt door niet-projectieve volgordes te gebruiken (die zijn ook in poëzie frequent, maar daar hebben ze een andere accentverdeling), en door te kiezen voor de rangschikking ‘geaccentueerd woord - ongeaccentueerd woord’ waar formeel geschreven taal ‘ongeaccentueerd woord - geaccentueerd woord’ zou nemen.
Dergelijke onmiskenbaar stijl-definiërende effecten van veelvuldig gebruik van bepaalde rangschikkingen worden niet verantwoord door betekenisbeschrijvingen die binnen ons huidige betekenisbegrip blijven. Toch zijn die effecten meestal