Mededeling
Aan de abonnees van Forum der Letteren
De redacties van Forum der Letteren, de Nieuwe Taalgids en Spektator zijn in het voorjaar van 1994 besprekingen aangegaan over een nieuwe opzet van tijdschriften op het gebied van taal- en literatuurwetenschap. De directe aanleiding daartoe werd gevormd door het feit dat NWO aan twee door haar gesubsidieerde tijdschriften had laten weten dat de basis waarop zij opereerden wel erg smal werd, gezien het aantal abonnees. Bij het derde tijdschrift kwam een soortgelijk geluid van de uitgever.
Deze situatie lijkt vooral een gevolg van het feit dat alle drie de tijdschriften twee zo niet drie disciplines samenbrachten, terwijl tegelijkertijd, mede door ontwikkelingen binnen die disciplines zelf, het type ‘all-round’-alfa op zijn retour is. Alle redacties zijn in de loop van de tijd tegen dit probleem opgelopen: abonnees hadden te vaak het gevoel dat zij minstens de helft van een nummer toch niet lazen. Deze drievoudige observatie, en de erkenning van het structurele karakter ervan, hadden tot gevolg dat de redacties behoefte kregen aan een zekere herverkaveling van de bestaande tijdschriften. De besprekingen hebben geleid tot het volgende resultaat.
Met ingang van 1 januari 1996 houden de drie tijdschriften op te bestaan. Het letterkundige deel van Forum der Letteren zal overgaan in een tijdschrift op het terrein van de literatuurwetenschap. De overige twee tijdschriften en het taalkundige deel van Forum der Letteren gaan over in twee nieuwe tijdschriften die elk disciplinair van opzet zijn. Er komen zo per 1 januari 1996 drie nieuwe tijdschriften, die de volgende namen dragen:
a. | Nederlandse Letterkunde, driemaandelijks tijdschrift. |
b. | Nederlandse Taalkunde, driemaandelijks tijdschrift. |
c. | TvL, tijdschrift voor literatuurwetenschap. |
De twee eerstgenoemde tijdschriften zullen worden uitgegeven bij Martinus Nijhoff, het derde zal verschijnen bij de Amsterdam University Press. Bij een volgende aflevering zullen deze uitgevers informatie verschaffen over de mogelijkheden om op gunstige condities een abonnement te nemen.
Het zal duidelijk zijn dat deze ontwikkelingen consequenties zouden kunnen hebben voor de diversiteit van Nederlandstalige publikaties op de bestreken terreinen. Mede met het oog hierop zijn de redacties van de nieuwe tijdschriften breed samengesteld: zowel verschillende vakinhoudelijke opvattingen als de diverse universiteiten zijn erin vertegenwoordigd. Ook krijgen de nieuwe redactieraden nadrukkelijk een functie in het concrete beleid van de tijdschriften, o.a. doordat leden ervan als ‘lezers’ betrokken worden bij de beoordeling van kopij. Een en ander legt, naar wij hopen en verwachten, samen met de redactiestatuten een goede basis voor gezonde tijdschriften van een uitstekende kwaliteit.
Wij hebben er alle vertrouwen in dat de beoefenaren van alle vormen van taal- en literatuurwetenschap in Nederland in de nieuwe tijdschriften uitstekende mogelijkheden zullen vinden om ontwikkelingen op die vakgebieden te volgen, en om in te publiceren.