Forum der Letteren. Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
[Literatuur en emoties]VoorwoordGa naar eind*.‘De relaties tussen literatuurwetenschap en psychologie zijn niet moeilijk te vinden’ schrijft Stutterheim in de inleiding van zijn ‘Problemen der Literatuurwetenschap’ uit 1953. Vervolgens somt hij op: ‘hij die het taalkunstwerk wetenschappelijk wil benaderen kan niet buiten bezinning op de beleving’, ‘via analyse van het taalkunstwerk tracht een bepaalde stilistische opvatting tot de psyche van de auteur door te dringen’, en ‘een interpretatie [...] voert vanzelf tot de psychologie, omdat daarin mensen worden uitgebeeld’ (19). Een aparte plaats geeft hij verder aan de diepte-psychologie, die hij enerzijds een grote invloed op de literatuur toekent en die hij anderzijds als analyse-instrument in de literatuurwetenschap gebruikt weet. In zijn eigen beschouwing over de verhouding van ‘reflectie en beleving’ grijpt Stutterheim terug op oudere taalpsychologische literatuur, die in de huidige literatuurwetenschap verdrongen is door nieuwe ontwikkelingen op de terreinen van de semiotiek en de empirische literatuurwetenschap. Ook zal tegenwoordig wellicht niemand meer gebruik maken van een ‘karakterleer’ of ‘temperamentsleer’ bij het schrijven van een biografie. Maar de grote vragen naar de psychologische inhouden van literaire werken, de psychische drijfveren van de kunstenaar en de beleving door de lezer, bestaan onverminderd voort. De psychoanalyse heeft haar bijzondere positie weten te handhaven en zelfs, in recente ontwikkelingen, te versterken. Dit themanummer is gewijd aan de relatie van literatuurwetenschap en psychologie, en wel toegespitst op het thema van de emoties. Juist bij dit thema blijkt hoezeer het psychologische in de literatuurwetenschap verankerd is. Al in de oudste vormen van literatuurwetenschap, als men de poëticale theorieën sinds de klassieken daartoe mag rekenen, zijn denkbeelden ontwikkeld over de emotionele inhouden, vormen en effekten van kunst en literatuur. Veel van hun gedachtengoed heeft de poëticale discussie in later eeuwen geregeerd en sommige concepten zijn nog steeds actueel, zoals het zo vaak geciteerde, telkens weer opnieuw geïnterpreteerde katharsis-begrip van Aristoteles. De poëticale reflectie in vrijwel iedere literaire periode bevat ideeën over de rol van de emoties als object dan wel als effekt van literatuur. Men kan hier denken aan zo verschillende zaken als de werking van het ‘komische’ en het ‘tragische’ in de theaterdiscussie van de oudheid via de renaissance tot in de 19de eeuw, aan de romantische visie op het wezen van de ‘Dichtkunst als gevoel; gevoel, den band ontsprongen’* of aan het programma van het naturalisme om de menselijke hartstochten met wetenschappelijke precizie te ontleden. De eerste bijdragen in dit nummer behandelen dan ook opvattingen over emoties in poëticale beschouwingen uit verschillende perioden. P.H. Schrijvers laat zien welke emotionerende effekten de concepten ‘ethos’ en ‘pathos’ in de retorica van Quintilianus omvatten. Een tweede kern in zijn bijdrage is de rol van de collectiviteit van de beleving in de antieke theaterpraktijk: emotionele werking krijgt een eigen dimensie, niet alleen in vroeger tijden, maar zeker ook in de moderne massacultuur, door het collectief ondergaan van en reageren op | |
[pagina 162]
| |
voorstellingen of manifestaties. De bijdrage van J. Goedegebuure belicht de plaats die emoties innemen in het denken over literatuur ten tijde van de romantiek. De beide andere bijdragen tonen enkele kaders van de moderne literatuurwetenschap waarbinnen emotionele aspekten van literatuur onderzocht worden. De nog steeds aparte plaats van de psychoanalyse wordt uiteengezet door W. Schönau. Hij laat zien dat dieptepsychologische modellen van de menselijke psyche zowel verklaringen bieden voor de emotionele drijfveren van het schrijven, als voor emotionele fenomenen in receptieprocessen. In de door Schönau gegeven voorbeelden wordt tevens duidelijk hoezeer de psychoanalytische theorie sinds Freud vervlochten is met interpretatie van literatuur. Een andere tak van de moderne literatuurwetenschap heeft in feite voortgezet wat Stutterheim al aanduidde: de empirische literatuurwetenschap stelt zich onder meer tot doel daadwerkelijke leesprocessen empirisch te volgen. Tot nu toe hebben de cognitieve processen de nadruk gekregen, maar inmiddels zijn ook aanzetten gegeven om emotionele lezerrespons te onderzoeken. E. Andringa en D. Schram geven een overzicht van soorten vragen die in recente studies zijn onderzocht en presenteren een eigen onderzoek naar effekten van verteldistantie op de emotionele geïnvolveerdheid van lezers.
Het moge duidelijk zijn dat het thema ‘literatuur en emoties’ een zeer veelomvattend onderwerp is dat vanuit allerlei verschillende invalshoeken belicht kan worden. Het spreekt bijna vanzelf dat in dit kader slechts een beperkt aantal aspekten aan bod kan komen. Zo moest bijvoorbeeld een keuze gemaakt worden uit de poëtica's van verschillende stromingen. Bovendien is in sommige bijdragen gekozen voor een resumerend overzicht i.p.v. voor de presentatie van origineel onderzoek. We hopen de lezers hiermee de ogen te openen voor een aantal gezichtspunten en benaderingswijzen. We zijn de redactie van Forum der Letteren dan ook erkentelijk dat zij een nummer ter beschikking heeft willen stellen. De bijdragen zijn gebaseerd op lezingen tijdens een symposium in februari 1994 georganiseerd door het Werkverband Empirische Literatuurwetenschap in samenwerking met het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur te Utrecht.
Els Andringa Dick Schram |
|