1). Elke Indo-Europese wortel heeft een vocaal e, die kan worden gevolgd door een sonant (i̭, ṷ, r, l, m, n), door Saussure ‘coefficient sonantique’, een sonantische coëfficiënt, genoemd.
2). In bepaalde morfologische categorieën wordt deze e door o vervangen; in andere categorieën valt de e uit. Als de e uitvalt, blijven wortels die geen coëfficiënt hebben zonder vocaal. In de wortels met een coëfficiënt gaat deze coëfficiënt de rol van een vocaal (i, u, r̥, l̥, m̥, n̥) spelen.
Voor iedere Indo-Europese categorie kan men dus vaststellen welke ablautvorm (e, o of nul) vereist is. Bijvoorbeeld, het thematische praesens met het accent op de wortel heeft de e-trap in de wortel (Grieks leíp-ō ‘ik verlaat’, Latijn leg-ō ‘ik verzamel’, Oudhoogduits wërf-an ‘werpen’); het enkelvoud van het actieve perfectum heeft de o-trap (Gr. oíd-a ‘il weet’, OHD warf ‘ik wierp’); het meervoud van het actieve perfectum heeft de nul-trap (Gr. id-men ‘wij weten’, OHD wurf-um ‘wij wierpen’ met ur < r̥), evenals het -tó-participium. Het ablautsysteem, dat heel ingewikkeld leek, werd door Saussure herleid tot een simpele wisseling e/o/nul.
Als Saussure het hierbij gelaten had, dan was hij waarschijnlijk een gevierd geleerde geweest. Hij zou de wetenschap met een stapje vooruit hebben geholpen, en iedereen zou dat begrepen en gewaardeerd hebben. Maar Saussure ging veel verder. Nu hij wist hoe de ablaut van de korte vocalen werkte, keek hij naar de ablaut van de lange vocalen, die op het eerste gezicht volstrekt anders was. Nemen wij bijvoorbeeld de lange ā. In die categorieën waar je de e-trap verwacht, vind je lange ā; daar waar je de o-trap verwacht, vind je lange ō; en daar waar je de nul-trap verwacht, vind je de korte a. Kijk naar het volgende voorbeeld:
e-trap |
o-trap |
nul-trap |
Gr. phā-mi (> phēmí) |
phō-nḗ |
pha-tós |
‘ik zeg’ |
‘stem’ |
‘gezegd’ |
De redenering van Saussure is heel eenvoudig. Zoals wij gezien hebben, vinden wij in de nul-trap óf niets, óf de sonantische coëfficiënten die vocalisch zijn geworden. Daar korte a optreedt als de nul-trap van de wortels met lange ā, moeten wij aannemen dat korte a de vocalische vorm van een coëfficiënt is. Als wij deze coëfficiënt met A noteren, kunnen wij de ablautrij van de lange ā herschrijven als
Dezelfde procedure heeft Saussure toegepast op de ablautrij van de lange ō:
eO = ō, oO = ō, O = o |
(in plaats van O gebruikte hij het symbool o̮). |
Later bleek dat de ablautrij van de lange ē op dezelfde manier kon worden geïnterpreteerd: