Forum der Letteren. Jaargang 1991
(1991)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| ||||||||||||||||
Schrijven voor luisteraars
| ||||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||||
Engels waarvan ook de primaire verteller zich bedient, het Engels van haar moeder Doodsie, Papiamentu, het ouderlijk Patwa, het Engels van haar huiswerk, en haar eigen uitvinding, het wapen waarmee ze haar eigen identiteit tracht te beschermen: het niet bestaande Arubaans. Het citaat laat zien dat al die talen onmiskenbaar met sociale posities verbonden zijn. De moeder Doodsie dwingt haar dochter hier streng zich op het school-Engels te concentreren, de enige taal die Angel een hogere sociale status kan bezorgen. Maar in de roman Angel is Doodsies eigen taal veel vaker aanwezig dan het hoog aangeslagen school-Engels. Haar spreekwoorden en zegswijzen zijn over de bladzijden heengestrooid als voortdurend terugkerende referentiepunten, als subtitels die het verhaal structureren; haar spreektaal, die ook de taal van haar generatiegenoten en familieleden is, vormt als direct geciteerde rede de hoofdmoot van de roman. De primaire verteller beweegt zich onopvallend in de marge van de gesprekken. Er wordt gezegd, dat er geen andere literatuur is waar de spreektaal zo'n vanzelfsprekend en integraal onderdeel van uitmaakt als de Caribische (Ramchand 1983). De functie van het gebruik van spreektalen wisselt van auteur tot auteur, en van periode tot periode. Voor een niet-Caribische lezer is het moeilijk de connotaties in te schatten. Kenneth Ramchand meent, dat het literair gebruik van dialecten door Caribische auteurs in verband moet worden gebracht met een al lang bestaande orale traditie in het Caribisch gebied (Ramchand 1983: 114). Het gebruik van de spreektaal in Caribische literatuur kan worden opgevat als een manier om de orale traditie in geschreven literatuur te integreren. Er zijn echter ook andere manieren waarop de orale traditie in geschreven teksten zichtbaar kan worden: zo kan bijvoorbeeld de keuze voor een bepaald type verteller als zodanig worden opgevat. Een interpretatie van dergelijke sporen van oraliteit kan echter discutabel zijn. Ten eerste is de analyse van ‘oraliteit’ in geschreven teksten uit de aard der zaak een paradoxale onderneming. Het orale riskeert een te ruime metafoor te worden. Ten tweede wordt de westerse studie van de orale literaturen of oraturenGa naar eind2. die op de een of andere manier in geschreven teksten aanwijsbaar zouden zijn, gehinderd door een zware erfenis van Eurocentrische vooronderstellingen over schrift en oraliteit. Die opvattingen staan lijnrecht tegenover de visies op literatuur en oratuur in Caribische, Afrikaanse en Afrikaans-Amerikaanse fictionele en theoretische teksten. Het is interessant en zinvol die verschillende visies nader te beschouwen. De Afrikaanse en de Afro-Caribische literatuur, die ook door geëmigreerde auteurs in Europa geschreven wordt, beweegt zich namelijk opwaarts in het literaire polysysteem (Even-Zohar 1979 en 1990). Deze literatuur zal naar verwachting een steeds belangrijker rol in de Europese literaire canon gaan spelen. Bepaalde literaire normen worden door de confrontatie met dit nieuwe corpus als beperkt en Eurocentrisch aan de kaak gesteld, en nieuwe literaire normen worden door deze teksten in het Europees literair systeem geïntroduceerd. In dit artikel zal ik een beeld geven van enkele van de uiteenlopende en botsende manieren waarop geschreven en mondelinge literaire tradities worden bekeken. Ik zal bepaalde visies op de functies van oraliteit in geschreven teksten schetsen aan de hand van twee teksten van Caribisch-Britse schrijfsters. Het zijn | ||||||||||||||||
[pagina 283]
| ||||||||||||||||
Angel (1987) van Merle Collins, en Whole of a Morning Sky (1986) van Grace Nichols. In beide romans is het gebruik van de orale traditie en de spreektalen met etniciteit, klasse, en sekse vervlochten; ze zijn beide van de hand van een vrouwelijk auteur, en ze zijn beide uitgegeven door een feministische uitgeverij. Bovendien zijn beide romans in Engeland, en niet in het Caribisch gebied, geschreven en gepubliceerd. Ik heb voor deze teksten gekozen, omdat ik meen dat het verhelderend is te bestuderen hoe oraliteit een rol speelt in de wijze waarop betekenis wordt gegeven aan de ervaring van sekse, klasse en etniciteit. Zoals later duidelijk zal worden, lijkt het me zinloos te zoeken naar een tekst waarin oraliteit als een neutraal, zuiver linguistisch en niet-sociaal fenomeen wordt gepresenteerd. Ik zal allereerst laten zien binnen welke discussies de Westeuropese lezer zich begeeft, die probeert ‘het orale’ in een literaire tekst op zijn waarde te schatten. | ||||||||||||||||
1. Oraliteit en EurocentrismeOraliteit is in Europa langdurig en intensief bestudeerd als een karakteristiek van teksten die in tijd en ruimte ver verwijderd zijn. Mediaevisten, bijvoorbeeld, trachtten te achterhalen in hoeverre een geschreven tekst de latere, schriftelijke weergave is van een orale ‘tekst’. Voor mijn studie van actuele geschreven teksten is die vraag niet erg relevant. Zeker als het onderzoek geschreven teksten betreft, is het zinniger oraliteit niet zozeer in verband te brengen met de methode van componeren of de wijze van overdracht, maar het begrip veeleer als een verwijzing op te vatten, die sociaal betekenisvol is. Dat stelde germanist en mediaevist Franz Baüml in 1984 dan ook terecht voor. We kunnen het orale dan ook zien als het geheel van elementen uit de orale traditie, waar een geschreven tekst naar verwijzen kan, met alle socio-historische connotaties van dien. Oraliteit wordt een vorm van intertextualiteit. Sporen van oraliteit in een geschreven tekst kunnen, zo begrepen, als een teken tegemoet getreden worden. Het is echter niet gemakkelijk te bepalen waar zo'n teken dan voor staat. Het begrip oraliteit is vaak geannexeerd om een rol te spelen als tegenpool in de oppositie gesproken/geschreven, die een centrale positie inneemt in het westerse denken. Het oppositionele paar is terug te voeren op Plato, die in Phaedrus vertelt over de uitvinding van het schrift. Het schrift wordt in Phaedrus bepaald sceptisch beschouwd. Wie het schrift beheerst, bezit alleen de schijn van kennis, maar niet de ware wijsheid, die men daadwerkelijk in zichzelf moet hebben opgenomen. Het spreken wordt hier boven het schrijven gesteld, in de zin dat het gesproken woord authentieker geacht wordt, alsof het zich in een directer relatie tot de werkelijkheid bevindt dan het geschreven woord. Dit nu werd de impliciete of expliciete vooronderstelling van vele latere beschouwingen over taal en taalgebruik. Vanuit verschillende hoeken is deze oppositionele benadering aangevallen. De bekendste en meest invloedrijke kritiek werd geleverd door de taalfilosoof Jacques Derrida. Maar ook andere deconstructies trachten de oraliteit te bevrijden uit haar dwingende definitie als tegenpool van het geschrevene. Interessant is het werk van Birgit Scharlau en Mark Münzel, die Latijns-Amerikaanse indiaanse | ||||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||||
orale tradities bestuderen. Zij zeggen, dat de dichotomie orale cultuur/schriftcultuur in feite berust op de Europese preoccupatie met het schrift, dat in de westerse theorievorming het centrale criterium voor beschaving is geworden. Afwezigheid van het schrift wordt gezien als het basiskenmerk van de bestudeerde, ‘vreemde’ culturen. De oppositie oraal/geschreven werd en wordt graag in verband gebracht met die tussen primitief/beschaafd, oorspronkelijk/vervreemd, en warm, persoonlijk/kil, anoniem; zo werd het orale dus ingelijfd bij een intern-Europese beschavingskritiek, en werd de term volledig losgemaakt van de betreffende cultuur, die - opnieuw - onbesproken blijft. Münzel en Scharlau merken op, dat Europeanen in feite in het geheel nog niet begrijpen hoe schriftloze volken denken. Als Europeanen aannemen dat logisch en abstract denken pas mogelijk wordt door de introductie van het schrift (zoals Ong 1982), als Europeanen aannemen dat het denken in schriftloze culturen concreet en simpel is, dan zou daarvoor de oorzaak wel eens kunnen zijn, dat zij alleen de simpele aspecten van hun uitingen kunnen begrijpen, en dat abstractere en complexere noties hun ontgaan. Het is inderdaad het geval, dat onderzoekers bijvoorbeeld verhalen uit orale tradities in sterk gereduceerde vorm vastleggen. De Nigeriaanse criticus Chinweizu geeft een verhelderend voorbeeld van zo'n versimpelende transcriptiepraktijk (Chinweizu 1983: 36-59). Europeanen kennen de Afrikaanse oraturen vaak alleen in een vorm, die net zo kaal en plat is als, bijvoorbeeld, de vierregelige samenvatting van het plot van Mozarts Cosi Fan Tutte in de theateragenda van Vrij Nederland. De vraag is nu, hoe men een verwijzing naar ‘het orale’ kan interpreteren als ‘het orale’ niet meer in oppositie met ‘het geschrevene’ wordt gebracht. Het begrip raakt op drift, en het wordt opeens veel lastiger het te definiëren. Er bestaat geen algemene universele orale cultuurstijl, net zo min als er een universele schriftcultuur bestaat die in algemene termen beschreven zou kunnen worden. Een stijl kan alleen in zijn specifieke, plaats- en tijdgebonden vorm beschreven worden, waarvan het al dan niet ontbreken van het schrift maar één kenmerk is (Scharlau en Münzel 1986). Ik zal hieronder een poging doen de specificiteit te beschrijven van de orale stijl die zichtbaar wordt in romans als Angel van Merle Collins, over drie generaties vrouwen in Grenada, en Whole of a Morning Sky van Grace Nichols, over een jeugd in Guyana. In deze teksten wordt het orale in zijn concrete, alledaagse vorm vertoond. Het bestaat daar als een geheel van levende, bekende culturele praktijken met een sterke sociale en politieke functie. Het is niet zinvol de Europese oren te spitsen, en te pogen het orale als een ‘pure’ vorm door het schrift heen te horen - als de authentieke orale stijl van Grenada of Guyana. De teksten bieden een eigen esthetiek; ze weerspiegelen geen esthetiek die in zuivere vorm buiten hen gearticuleerd zou zijn. We kunnen hun esthetiek benaderen door de teksten allereerst op te vatten als teksten van de Afrikaanse Diaspora. Dat geeft ons de kans ze in verband te brengen met andere uitingen van die losse, meervoudige literaire traditie, die schrift en oraliteit opnieuw benoemt en in nieuwe patronen met elkaar verbindt. | ||||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||||
2. Oraliteit en de Afrikaanse Diaspora2.1 De ‘Speakerly Text’De Afrikaans-Amerikaanse literatuurtheoreticus Henry Louis Gates Jr., één van de bekendste auteurs op zijn vakgebied, heeft zich uitgebreid verdiept in de literatuurhistorische achtergrond van die teksten in de Afrikaans-Amerikaanse traditie waarin het spreken een belangrijke rol speelt. Analoog aan Barthes' concepten ‘lisible’ en ‘scriptible’ en in het verlengde van de klassieke Afrikaans-Amerikaanse figuur van het ‘Talking Book’ construeert Gates het begrip van de ‘speakerly’ tekst, by which I mean a text whose rhetorical strategy is designed to represent an oral literary tradition, designed ‘to emulate the phonetic, grammatical, and lexical patterns of actual speech and produce the “illusion of oral narration”’. (1988: 181) Hoewel Gates het begrip ‘speakerly’ introduceert als een fundamenteel kenmerk van Afrikaans-Amerikaanse teksten, denk ik dat de term beslist ook bruikbaar is voor de Afro-Caribische en Caribisch-Britse literatuur, die de spreektalen veel ruimte biedt. Het begrip is zeker van toepassing op Angel. Er is zoveel directe rede in het boek, dat de terughoudende primaire vertelstem in z'n Standaard Engels nauwelijks enige autoriteit bewaart tussen al die variaties van die direkt geciteerde regionale spreektalen, die vaak met de term creools worden aangeduid. De primaire verteller beschrijft vooral de handelingen die het spreken begeleiden. Reflecties springen ogenblikkelijk over naar het creools van de vrije indirecte rede. Alle belangrijke verhaalinformatie wordt in het creools gegeven, namelijk in de eindeloze, soms anonieme, gesprekken die de gebeurtenissen becommentariëren. De gebeurtenissen zelf worden nauwelijks beschreven. De commentaren lijken veel belangrijker dan dat wat er precies gebeurt.Ga naar eind3. De sprekende gemeenschap, verdeeld, ruziënd, maar desondanks een hecht collectief, is in Angel de hoofdprotagonist; de vrouwen van de generatie van Angels moeder zijn de vertolkers van de taal van de gemeenschap bij uitstek.Ga naar eind4. Ondanks de belangrijke rol die de spreektaal speelt, verwijst Angel toch geregeld naar de handeling van het schrijven en naar schriftelijke teksten. Er komen in Angel bijvoorbeeld zo'n veertien brieven voor, die vaak in gedeeltes op meerdere pagina's worden geciteerd. Maar alle brieven worden of geschreven, of gelezen, vaak in gezelschap, met onderbrekingen voor verdere overpeinzingen of nader commentaar, of voor luid gelach, of verwensingen. Soms moet het schrijven worden gestopt om de juiste spelling van een woord te bespreken, of om stilistische verbeteringen aan te brengen. Dear Ezra, | ||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||
Doodsie paused, looking at what she had written. She thought of what the children always said to her when they saw her begin a letter. All of them, even Carl now, laughed and said, ‘Mammie, dat look like school book ting. Write as if you know er, non!’ (..) She turned the page. Started again. Dear Ezra, Van de nieuwe generatie leert Doodsie dat het ‘speakerly’ effect dat onontbeerlijk is om de innigheid uit te drukken die ze voelt, alleen bereikt kan worden met een grotere beheersing van de schrijfkunst. Het orale is geen eigenschap van de oudere generaties, zoals westerse oraliteitsstudies suggereren, maar moet juist door het schrijven verworven worden. Ze herschrijft haar aanhef en gaat over op een creoolser register. ‘Write as if you know er’: het zou het writer's statement van de roman kunnen zijn. Spreken en schrijven worden in Angel niet tegenover elkaar gesteld. Er wordt net zo creools geschreven als gesproken. Geschreven en gesproken teksten worden op dezelfde manier beluisterd, dat wil zeggen: luisteraars treden in dialoog met beide; het schrift fixeert de communicatieve rollen van actieve spreker en passieve luisteraar evenmin als het gesproken woord, dat alleen als samenspraak voorkomt. Op deze manier ontmantelt Angel de oppositie mondeling/schriftelijk, en laat de tekst zien dat het weinig relevant is de twee vormen van taalgebruik als tegenpolen te zien. Die revisie heeft een belangrijke literair-politieke connotatie. Volgens Gates is het mogelijk veel teksten binnen de Afrikaans-Amerikaanse traditie te zien als een kritisch commentaar op de hiërarchie die de dominante cultuur had aangebracht tussen spreken en schrijven. De tegenstelling tussen schrift/niet-schrift, tussen hen die het schrift beheersen en hen die het niet beheersen, en, in het verlengde daarvan, hen die de dominante taal beheersen en hen die die niet beheersen, heeft een belangrijke rol gespeeld in de ideologische verdediging van de slavernij. In de Verlichting werd een systematische argumentatie opgebouwd, die bewees dat het schrift het teken bij uitstek was van beschaafde menselijkheid. Zwarten zouden niet als mensen beschouwd en behandeld kunnen worden juist omdat zij niet konden schrijven. Sinds de slaventijd hebben zwarten geschreven om dit argument te ontkrachten. Wie schreef, bewees onomstotelijk een beschaafd mens te zijn. Gates vat het kernachtig samen: ‘Black people could become speaking subjects only by inscribing their voices in the written word’ (1988: 129). Hoewel het dialect naar de dominante culturele normen lang het teken van geestelijke inferioriteit was, probeerden zwarte auteurs de zwarte spreektaal toch in hun teksten binnen te brengen. Gates laat zien wat de aard is van de spanning tussen het orale dat in de tekst wordt ingeschreven en het geschrevene, tussen de zwarte spreektaal en de geschreven witte literatuur, die in Afrikaans-Amerikaanse teksten altijd voelbaar is. Hij beschouwt de zwarte spreektaal in de Afrikaans-Amerikaanse traditie als ‘the black person's ultimate sign of difference.’ Vooral de vroege zwarte teksten, die werden geschreven voordat Hurstons baanbrekende roman Their Eyes Were Watching God (1937) verscheen, hebben gemeen dat zij proberen de zwarte sprekende stem in schrift vorm te geven. Anderzijds probeert | ||||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||||
de tekst ook aan het geschreven karakter te ontkomen: de tekst wil orale vertelling zijn. Gates ontwaart in deze literaire strategieën ‘the black quest to make the text speak.’ (1988: 240) Bij de interpretatie van zwarte teksten is het nog steeds relevant dit streven te onderkennen: Gates' interessante interpretaties van recente romans (zoals Alice Walker, The Color Purple, 1982) zijn daar illustratief voor. In deze context wordt het cultuurpolitieke gewicht van zijn concept van de ‘speakerly’ tekst duidelijk. De pogingen van Caribische auteurs om de Caribische spreektalen tot literaire taal te maken, zijn verwant aan het Afrikaans-Amerikaanse gebruik van het Black English. | ||||||||||||||||
2.2 Een andere strategie: oraliteit als contrastOok in de Caribische schrijfpraktijk zijn verschillende strategieën te onderscheiden. Een andere Caribisch-Britse roman, Whole of a Morning Sky van Grace Nichols, over de jeugd van het meisje Gem Walcott in Guyana, is een voorbeeld van een alternatieve werkwijze. De roman voert de creools sprekende gemeenschap in een andere rol ten tonele dan Angel. Hier is niet zozeer die gemeenschap zelf, maar de differentie het thema, namelijk de kloof tussen verschillende individuen en sociale groepen. Waar Collins de tekst probeert ‘te laten spreken’, lijkt Nichols de verschillende registers van Guyana als literatuur te behandelen en te presenteren. We kunnen bij beide romans spreken over een esthetiek van de ‘marge’: in beide teksten wordt het lang als inferieur beschouwde creools ingezet als een volwaardig cultureel medium. In beide teksten wordt bovendien mét het creools het perspectief van de lagere klassen op de voorgrond gezet - en beide associëren dit perspectief met dat van de Caribische werkende vrouwen, die vaak van een oudere generatie zijn. Whole of a Morning Sky kent het creools echter een heel andere functie toe dan Angel. In Whole of a Morning Sky speelt het creools vooral een rol in het thematiseren van het contrast tussen de verschillende sociaal gemarkeerde talen. Oraliteit wordt in Whole of a Morning Sky dus niet aangewend in een poging een ‘speakerly’ tekst te verkrijgen, maar om vorm te geven aan een eigen esthetiek, waarin het contrast een belangrijke rol speelt. De roman beeldt met behulp van de verschillende talen en veel beeldend Standaard Engels een ruimte uit waarbinnen het kind Gem zichzelf tot sociaal en talig subject zou kunnen vormen. De ruimte wordt gemarkeerd door twee personages, die elk voor een eigen taal en een eigen sociale status staan. Gems vader Archie Walcott vertegenwoordigt oppervlakkig gezien de taal van de autoriteit, en zijn verhaal en dat van zijn weinige vrienden worden dan ook in Standaard Engels weergegeven. Desondanks wordt hij als een wat eenzame, zwakke figuur geplaatst tegenover de roerige, onstuitbaar opdringerige wereld van het creools, die hij zo nu en dan gemelijk als een vrouwenwereld benoemt. Gems moeder Clara identificeert zich, tot zijn ongenoegen, veel meer met die orale gemeenschap. Archie en Clara, de patriarch en aartsvader en de jonge, luchtige moeder, koude orde en warme chaos, spel en magie, Standaard Engels en creools, worden als twee stereotiepe tegenpolen geschetst. De roman maakt gebruik van dergelijke contrastwerkingen om scherpe en lichamelijke | ||||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||||
karakteriseringen te kunnen maken. Het structurerend principe van het contrast wordt tot in details zichtbaar. Bepaalde passages uit de tekst illustreren dat mooi. Lees bijvoorbeeld het volgende citaat: And Clara consoled herself on one of her mother's sayings - ‘there is more mystery between heaven and hell’, or something like that. (27) Clara of haar moeder herinneren zich Hamlets befaamde uitspraak tegen Horatio verkeerd: Shakespeares personage spreekt over ‘more things in heaven and earth’. De ingebrachte tegenstelling tussen heaven en hell is geconstrueerd in overeenstemming met de voorkeur voor het contrast in Whole of a Morning Sky. Clara interesseert zich blijkbaar niet voor de absolute juistheid van het citaat, dat ze hier met een verfrissend gebrek aan respect voor de Engelse literatuurgeschiedenis aan haar moeder toeschrijft. Ik breng haar onverschilligheid in verband met het feit, dat de eventuele authenticiteit of originaliteit van vertelde verhalen in de orale traditie niet relevant is. Teksten zijn van belang in de situatie waarin zij worden uitgesproken, en het is onmogelijk en zinloos zoiets als een eerste, echte versie te achterhalen. Dit korte fragment maakt een essentieel verschil tussen Whole of a Morning Sky en Angel zichtbaar. In Angel wordt het perspectief van de moeder en haar vriendinnen voortdurend verwoord door het gebruik van de vele creoolse zegswijzen als subtitels. In Whole of a Morning Sky is de (groot)moederlijke zegswijze daarentegen een citaat uit dé canonieke Engelse tekst bij uitstek, die met een praktische argeloosheid wordt aangehaald. Hieruit blijkt, dat er in Nichols roman geen rigide schematische rangschikking in collectieven wordt gemaakt. Net zoals een canonieke Engelse tekst hier soepel bij de orale traditie van Caribische vrouwen wordt ingelijfd, zo vat de roman ook het Standaard Engels van Archies pool van de sociale en talige schaal op als een spreektaal, met alle kleur en smaak van intonatie en ritme van het creools, alleen met andere connotaties: Hartley had lived in England for a while and unfortunately for him his voice was more English than Guianese, full of subtle sarcasm and innuendoes which everyone saw as an air of superiority. (60) Waar Whole of a Morning Sky dus enerzijds de verschillen tussen sociale groepen thematiseert waar het de contrastwerking ten goede komt, deconstrueert de roman tegelijkertijd op zijn eigen manier de strikte hiërarchische tweedeling tussen de vertogen van lagere en hogere klassen. Met behulp van die twee procédés worden talloze kleurrijke, contrasterende en beeldende beschrijvingen geproduceerd. In Whole of a Morning Sky leiden de verwijzingen naar oraliteit niet tot een esthetiek van de ‘speakerly’ tekst, zoals in Angel. In Whole of a Morning Sky vinden we daarentegen een strategie die te vergelijken is met de Afrikaans-Amerikaanse pogingen de spreektaal als literair medium te gebruiken. | ||||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||||
3. Contouren van een andere esthetiekIn tegenstelling tot in de roman van Nichols, wordt in Angel het creools niet in eerste instantie gebruikt om een traditionele literaire esthetiek te scheppen. Angel schept een tekstuele context die nog niet eerder op schrift bestond, en die juist geen literair-esthetische ruimte naar westerse normen voor literatuur wil zijn; teksten als deze lijken vooral een nog ongeschreven alledaagsheid te willen vestigen als de plaats vanwaaruit er aan de geschiedenis een politiek relevante vorm wordt gegeven. Net als in andere, soortgelijke romans over de werkende klasse, vervaagt in Angel het onderscheid tussen geschiedschrijving en literatuur. Het gaat dan niet zozeer om een geschiedschrijving van gebeurtenissen, maar om die van de wijze waarop de gebeurtenissen werden besproken: een geschiedschrijving van het spreken, zou men kunnen zeggen, en die geschiedschrijving neemt hier de vorm aan van het historisch verhaal van de lagere klassen. Geletterdheid, geschiedenis, rationaliteit en beschaving werden in de Verlichting in een hechte argumentatie met elkaar verbonden. Daaruit groeide de esthetiek van het centrum. Nu wordt de geschiedkundige functie van het literaire schrijven naar voren gehaald om een esthetiek van de periferie te vestigen. Deze alternatieve esthetiek is in Angel veel zichtbaarder dan in Whole of a Morning Sky. Dat wordt des te duidelijker wanneer Angel tegen de andere roman aan gelezen wordt. Voor het exploreren van de hier bedoelde andere esthetiek is Angel een interessanter object van onderzoek dan Whole of a Morning Sky, wat overigens zeker niet wil zeggen dat Angel een betere roman zou zijn. Omdat de roman een helder zicht biedt op de esthetiek waarvan ik in deze paragraaf een korte schets wil geven, laat ik Nichols roman hier verder buiten beschouwing. Voor een begrip van een ‘speakerly’ tekst als Angel is het belangrijk te erkennen dat de tekst een eigen definitie geeft van zijn literaire en literatuursociologische context. Gates heeft weinig aandacht voor dit aspect van de ‘speakerly’ tekst, maar er zijn anderen die sinds heel kort een poging doen die andere literaire esthetiek te benoemen. Zo pleit Cynthia Ward in een recent artikel warm voor het onderkennen van wat ze noemt een orale anti-esthetiek. Ze plaatst het begrip oraliteit weer terug in één van de contexten, waaruit de westerse theorievorming het heeft weggehaald. Aangezien Ward zich richt op de Westafrikaanse en Afrikaans-Amerikaanse literatuur, is de context bij haar de meertalige, Westafrikaanse orale gemeenschap, waar een sociaal betekenisvolle tweedeling bestaat tussen de regionale (bv. Afrikaanse) talen, die men spreekt, en de Europese talen, die men schrijft. De anti-autoritaire eigenschappen van de orale gemeenschap die Ward ontwaart, vormen een belangrijk element van haar betoog. Woorden krijgen hun betekenis in de principieel democratische uitwisseling binnen de gemeenschap. Buiten de directe dialogische context waarin zij geuit worden verliezen zij hun zin. Zij bestaan alleen als onderdeel van een gelijkwaardige samenspraak. Ward vindt hierin een van de belangrijkste kenmerken van ‘het orale’. Het orale karakter van bepaalde teksten ligt in hun fundamentele toegankelijkheid voor de reacties van hun luisteraars, in hun eigenschap reacties uit te lokken. Deze visie op taal, tekst, gemeenschap en individu zou ook in geschreven teksten te ‘horen’ zijn. Oraliteit wordt volgens Ward in de vorm van | ||||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||||
een orale anti-esthetiek in geschreven teksten zichtbaar. Wards omschrijving van wat ik zelf liever een ‘orale esthetiek’ zou willen noemen, zou een interessante nieuwe fase kunnen inluiden in de discussie over de oraliteit in geschreven teksten als die van Collins. Tegenstellingen als die tussen oraliteit en schrift, kunst en niet-kunst zijn voor de lectuur van Angel eigenlijk niet relevant. Niet de tekst zelf is belangrijk, maar de groep mensen die ineens zichtbaar worden gemaakt als mannelijke en vooral vrouwelijke sprekers en luisteraars, als producenten en recipiënten van literatuur en oratuur, en als dragers van de geschiedenis. | ||||||||||||||||
4. Schrijven voor luisteraarsRomans als Angel en Whole of a Morning Sky brengen het creools als een specifieke, kritische literaire taal het Britse literaire systeem binnen. Daardoor beginnen ze de Britse literatuur van binnenuit om te vormen tot een meertaliger gemeenschap. Door hun voortdurende verwijzingen naar orale genres als de calypso en andere liederen laten ze die ook nadrukkelijker aanwezig zijn binnen de schriftcultuur. Veel Caribische en Afrikaanse auteurs laten weten dat ze gesproken en gezongen genres even respectabel vinden als de geschreven soort. Zij zijn zich zeer bewust van de orale genres, die de artistieke context vormen waarbinnen zij schrijven. Ze schrijven zelf vaak dans- en theaterstukken, regisseren of filmen, of zij laten zich inspireren door muzikale genres. En de mondelinge vertelkunst in al zijn genres en variaties is voor velen van hen een vitale en actuele traditie, die in zijn eigen recht naast de specifieke romankunst staat. Hierop doelde de Ghanese schrijfster Ama Ata Aidoo, toen ze in een interview zei: ‘We don't always have to write for readers, we can write for listeners.’ (James, 1990: 23) Waar de teksten van Nichols en vooral Collins al aansporen tot een bezinning op onze visie op literaire teksten waarin oraliteit een rol speelt, opent Aidoo's opmerking een onverwacht perspectief op de toekomst van een niet-scriptocentrische literatuurwetenschap, waarin de definitie en waardering van geschreven, gesproken en gezongen genres drastisch kunnen gaan verschuiven, en waarin doorgewinterde (beroeps)lezers en lezeressen zich van tijd tot tijd als luisteraars zullen ontpoppen.
Isabel Hoving is toegevoegd onderzoeker Vrouwenstudies Letteren aan de Universiteit van Amsterdam. | ||||||||||||||||
[pagina 291]
| ||||||||||||||||
Bibliografie
|
|