Forum der Letteren. Jaargang 1991
(1991)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlands in de geschiedenis van het Afrikaans
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De term AfrikaansDe naam Afrikaans voor de aan het Nederlands verwante taal die in zuidelijk Afrika wordt gesproken, klinkt vreemd in het Nederlandse oor. Vandaar dat in de Nederlandse vakliteratuur soms de term Zuidafrikaans wordt gebruikt, die minder gelukkig is, aangezien de taal ook buiten de grenzen van de Republiek van Zuid-Afrika wordt gesproken en bovendien niet de enige taal van Zuid-Afrika is. De benaming Afrikaans is een substantivering van het adjectief in de uitdrukking Afrikaans Hollands. Tot voor kort verwees Hollands in Zuid-Afrika naar zowel Afrikaans als Nederlands. De formele, geschreven voorloper van het Standaard-Nederlands heette Hooghollands, en het Afrikaans werd aangeduid als Hollands of Afrikaans Hollands. Afrikaans is een relatief jonge benaming die sinds de laatste helft van de vorige eeuw carrière is beginnen te maken. Hollands (=‘Afrikaans’) is tot voor kort vooral op het platteland in gebruik gebleven. Het adjectief Afrikaans(e) in bv. Hulle is Afrikaans; 'n Afrikaanse film is in het Afrikaans gespecialiseerd in de betekenis ‘met betrekking tot de Afrikaanse taal’ en wordt heel weinig aangewend in de betekenis ‘van Afrika’: Nederlands Afrikaanse staten is in het Afrikaans Afrikastate of state van Afrika. In dit artikel zullen het substantief Afrikaans en het bijbehorende adjectief Afrikaans(e) figureren.Ga naar eind1. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Een kort historisch overzichtIn de vroegmoderne tijd hebben Indoëuropese taalgemeenschappen hun gebied vergroot op een wijze die niet minder ingrijpend is dan de verbreiding van de Indoëuropese taalgemeenschap een aantal millennia geleden. Het Portugees en het Spaans wortelden zich in de Nieuwe Wereld en het aantal sprekers ervan overtrof op den duur in Latijns Amerika dat van de sprekers in het Europese moederland. Het Engels dankt z'n status als wijd verspreide internationale taal grotendeels aan de kolonisatie van Noord-Amerika. Het Frans wist zich in veel mindere mate buiten Europa te vestigen. Maar de massale koloniale uitbreiding baatte het Nederlands verreweg het minst. In de zeventiende eeuw was er Nederlandse expansie in Noord- en Zuid-Amerika, in Afrika en in het Oosten. Sindsdien is alleen in Zuid-Afrika een noemenswaardige Nederlandse loot blijven groeien. Op | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
enkele plaatsen in kolonies na had het Nederlands het moeten afleggen tegen veel machtiger konkurrenten, waaronder het Engels, het Portugees en het Maleis. De vroegere Europese Nederlandse taalgemeenschap van zowat twee miljoen sprekers was veel te klein om het reusachtige koloniale rijk te beheren, vandaar dat veel anderstaligen door de Compagnies werden aangeworven of tot dienst gedwongen, onder wie Hoogduitsers, Nederduitsers, en Portugees- en Maleissprekenden. De instroom naar Nederland van anderstaligen uit andere Europese landen was in de zeventiende eeuw weliswaar geen vreemd verschijnsel, maar taalkontakt kreeg in de koloniale gebieden een heel nieuwe dimensie, aangezien de Nederlandse moedertaligen daar een heel kleine minderheid vormden. Dit was ook aan de Kaap het geval. In Nieuw-Engeland brachten de Puriteinse Pelgrimvaders sinds 1620 een hecht geïntegreerde en homogene samenleving tot stand door gezinnen en gemeentes integraal uit het oude land over te brengen. De kontinuïteit van taal en tradities was gegarandeerd, en de verplaatsing over de Atlantische Oceaan liet het Engels ongeschonden. Aan de Kaap de Goede Hoop lag het heel anders. Met de vestiging daar had de Verenigde Oostindische Compagnie niets meer voor dan een verversingstation halverwege tussen Nederland en het Oosten. Het waren geen kolonisten die in het midden van de zeventiende eeuw naar de Kaap gekomen waren, maar werklui; geen gezinnen, maar bijna uitsluitend mannen. In die losse protogemeenschap was de VOC de enige stabiele sociale instelling. De werknemers van de VOC trokken zich echter al gauw weinig aan van de doelstelling van de VOC om van de Kaap slechts een verversingspost te maken. Na hun diensttijd gingen ze het land koloniseren. Ze stichtten gezinnen, en er ontstond een gemeenschap die nauwelijks onder de controle van de VOC viel. In deze gemeenschap kon zich al snel een nieuwe variëteit van het Nederlands ontwikkelen.Ga naar eind2. De nederzetting aan de voet van de Tafelberg was middenin het woongebied van de Khoekhoen (‘Hottentotten’) dat zich ver naar het noorden en oosten uitstrekte. De Khoekhoen waren in hechte clans georganiseerd en spraken een taal die voor de meeste kolonisten vreemd zou blijven. Een klein aantal Khoekhoen leidden in de Tafelbaai buiten traditioneel kultuurverband een marginaal bestaan van wat de zee opbracht. Van die Khoekhoen werden sommigen mettertijd deel van de Kaapse maatschappij, maar de massale integratie van Khoekhoen begon pas tegen het einde van de zeventiende eeuw. na de ineenstorting van hun sociale systeem onder herhaalde pokkenepidemieën en de meedogenloze druk op hun belangrijkste bezitting, hun veestapel, door de handelspraktijken van de VOC. Door massale taalverschuiving verloren de Khoekhoen hun taal, maar leverden wel hun bijdrage tot het Afrikaans, die het duidelijkst aan het licht trad in de noordwestelijke variëteit van het Afrikaans.Ga naar eind3. In 1658 was er een gebeurtenis van ingrijpende betekenis voor zowel de Kaapse taalgemeenschap als de latere geschiedenis van Zuid-Afrika. Vroeg in dit jaar kwamen er aan de Kaap twee zendingen slaven aan, gekaapt op de Portugezen. De Kaap werd een slavensamenleving, waarvan de kastenstructuur behouden bleef na de emancipatie van de slaven, een structuur die de Afrikaanse taalgemeenschap en Zuid-Afrika tot op heden kenmerkt. Zoals de slaven zouden mettertijd ook de | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Khoekhoen en veel later ook zwarten en Indiërs zich bij de benedenkaste in de taalgemeenschap voegen.Ga naar eind4. De losheid en heterogeniteit van de Kaapse maatschappij werden door de opname van de slaven alleen maar versterkt. Onder de slaven waren vaste sociale instellingen nog minder bekend dan onder de kolonisten. Bovendien waren de slaven nog meer heterogeen: tot meer dan een eeuw na 1658 werden grote aantallen slaven naar de Kaap aangevoerd uit Afrika, Madagascar, Indië, Ceylon en Indonesië. Als voertaal binnen de diverse slavengemeenschappen bleven het Maleis en het Laagportugees bestaan. Aan de Kaap was een taalgemeenschap ontstaan waarin Nederlandstaligen de leiding namen en waarin anderstaligen werden geïntegreerd. De Nederlandssprekenden wisten hun taal ten koste van onder andere het Laagportugees en het Maleis binnen de nieuwe Kaapse taalgemeenschap dominerend te maken: het Afrikaans is gegroeid binnen een Nederlandse taalgemeenschap en niet binnen een Portugese of Maleise. Maar de sociale structuur was noch hecht noch homogeen genoeg om de krachtige uitwerking van taalkontakt te stuiten, met het gevolg dat het Nederlands aan de Kaap zowel werd beïnvloed door andere talen als gekreoliseerd door vreemdtaligen die het Nederlands secundair (als vreemde taal) verwierven. Naast formeel Nederlands werden variëteiten van gesproken Nederlands aan de Kaap geïntroduceerd. De formele en vaak hyperdeftige Nederlandse schrijftaal was de taal van de VOC, dus van de kerk, het (minimale) onderwijs, de administratie en het recht. Een grote verzameling documenten in het keurigste Nederlands werd aan de Kaap geschreven in de anderhalve eeuw dat de VOC het bewind voerde.Ga naar eind5. In de zwakjes georganiseerde Kaapse kerk was het de tale Kanaäns en de Statenbijbel die de omgangstaal bepaalden. Het behoeft geen betoog dat de grote kloof tussen de Nederlandse spreektaal en schrijftaal zich aan de Kaap sterk verwijd had vanwege de zwakke geletterdheid van de Kaapse taalgemeenschap.Ga naar eind6. Hierin kwam pas sinds de Nederlandse opleving in de negentiende eeuw een kentering. De grote afstand tussen Kaapse spreektaal en formeel Nederlands blijkt uit de onvolkomenheden in de Afrikaans Hollandse documenten. Die documenten, in formeel Nederlands opgesteld door mensen die het Nederlands gebrekkig beheersten, zijn de belangrijkste bronnen voor de bestudering van het vroege Afrikaans.Ga naar eind7. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Enige kenmerken van het AfrikaansOp 25 october 1736 stelde Andries du Toit van Stellenbosch, nakomeling van een Hugenoot die aan het einde van de zeventiende eeuw aan de Kaap was gearriveerd, een contract op: Wy verpleight ons, onsen Maats, die de Pakhuys waarneemt, Eerlyke Zyn benoomen moeit te voldoen als mede voor zyn jongs die voor ons in de pak huys dient... een (=in) teeken der waarheid Zullen wy desen eygen handig onder teeken | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij verbindt telkens enkelvoudige persoonsvormen (verpleight, waarneemt, dient) met meervoudige subjekten en laat de verbale stamvorm onder teeken in plaats van het infinitief onderteekenen op het modale hulpwerkwoord zullen volgen. Drie maal verwijst hij naar de pakhuis en twee maal naar 't pakhuis (niet in het geciteerde fragment hierboven): iemand die het genus van het centrale substantief huis niet kent, heeft in z'n taalgebruik hoegenaamd geen genussysteem. Het uittreksel bevat een voorbeeld van voor bij een object: die voor ons ... dient ‘die ons ... dienen’. Dit soort taalgebruik maakt duidelijk dat zich rond 1736 reeds in de Kaapse spreektaal van Nederlands afwijkende vormen ontwikkeld hadden. Zijn konsekwente gebruik van wy in plaats van ons moet worden toegeschreven aan de invloed van het formele Nederlands in het onderwijs; daar komt ook de deftige genitief der waarheid vandaan. Er moet rekening mee worden gehouden dat verscheidene Nederlandse variëteiten aan de vroege Kaap werden gesproken. Maar daaruit volgt niet dat het Afrikaans een samenraapsel van Nederlandse dialekten is. Integendeel, de Nederlandse kern van het Afrikaans kan worden omschreven als een bovendialektische Hollands getinte omgangstaal.Ga naar eind8. Specifiek Hollandse kenmerken van het Afrikaans zijn onder andere de volgende.
Ie als voormalig pr. vn. en als verkleiningsuitgang in de auslaut: dankie < dank je; bakkie, koppie < bakje, kopje. Geen verkorting voor konsonantverbindingen: Afrikaans boompie < boompje, strepie < streepje; niet bompie, streppie; hy loop/beef < hy loopt/beeft: niet hy lopt/beft.
Toon ‘teen’, koeël < koegel ‘kogel’, akker ‘eikel’.
Belangrijker dan de geografische omlijning is de sociale afbakening van de Nederlandse basis als bovendialectische omgangstaal. De volgende verschijnselen in het Afrikaans komen uit de vroegere Nederlandse omgangstaal: Metatesis: persent < present ‘cadeau’, kerdiet < krediet, pelsier < plesier, kompelment < kompliment. Verlaging van sjwa: gardyn < gerdyn ‘gordijn’, lamoen < lemoen ‘sinaasappel’, lavoor < levoor ‘ivoor’, ravier ‘rivier’. [p] > [b]: bestei ‘pastei’, bestoor ‘pastoor’, bestuur ‘postuur’. Nasalering in bv. dons, gans, mens. [ts] > [s]: gousblom < goudsblom, koors < koorts, kwes < kwets ‘kwetsen’, messel < metsel, ‘metselen’, plaas < plaats. Allenig ‘alleen’, beginsel ‘begin’, begos ‘begon’, diegenige ‘diegene’, het ‘heeft’, ken ‘kan’ (hulpww.), vyfste (sewenste, negenste, tienste), wegkruipertjie ‘verstoppertje’.
Het reflexieve persoonlijke voornaamwoord: Sy bevind haar hier; Hy bevind hom daar. De plaatsing van de hulpwerkwoorden van tijd en lijdende vorm na het voltooide deelwoord: ... dat hy haar gesien het; ... dat daaroor besluit word. Het zelfstandige bezittelijke voornaamwoord zonder lidwoord: Dit is myne/hare.
Het streven sinds de zeventiende eeuw naar een bovendialectische koine leidde tot | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
de stigmatisering van sommige locaal Hollandse kenmerken. Enkele van die verschijnselen zijn ten dele in het Afrikaans terecht gekomen: e > a : dwars, bars ‘barsten’, hart- ‘hart’ (in hartbees ‘soort antiloop’), vars ‘vers’; pars x pers ‘persen’, dartig (ouder) x dertig, Harman x Herman; niet met a: ertjie ‘erwt’. eu voor oo: deur (vz.), geut ‘goot’, neut ‘noot’, seun ‘zoon’; niet met eu: bloos ‘blozen’, koning, somer, voël ‘vogel’. Ten volle gestigmatiseerd werden de volgende: e- als prefix van het voltooide deelwoord in bv. ebeurd ‘gebeurd’, elaten ‘gelaten’; Afr. gebeur, gelaat. ee voor aa: dreed, neeld, skeep; Afr. draad, naald, skaap. Velare voor alveolare nasaal: hangd ‘hand’, mongd ‘mond’, ongs ‘ons’; Afr. hand, mond, ons.Het Afrikaans heeft kenmerken die in geen autochtoon Nederlandse variëteit aanwezig zijn en die kunnen worden toegeschreven aan vroeg taalkontakt. Sinds de zeventiende eeuw heeft het Afrikaans veel woorden aan verschillende talen ontleend. Die zullen hier niet opgesomd worden.Ga naar eind9. We hoeven baie ‘erg, veel, zeer’ maar te noemen, een ontlening aan Maleis banja(k). Dit is een van de frekwentste woorden in het Afrikaans en het vervult een paar belangrijke functies: bijwoord van graad in een adjectiefgroep: baie groen ‘zeer groen’, baie sterk ‘zeer sterk’; telwoord: baie mense ‘veel mensen’, baie verf ‘veel verf’. Een dergelijke centrale ontlening laat zien dat vreemdtaligen, in dit geval sprekers van Maleis, invloed op de hele Kaapse taalgemeenschap hebben gehad. Dat komt ook duidelijk naar voren uit gevallen van structurele overdracht, als reduplicatie (uit het Maleis) en het gebruik van vir ‘voor’, bij objecten (uit het Laagportugees):Ga naar eind10. Sy teken staan-staan ‘Zij tekent staande’De ingrijpendste veranderingen die in het Afrikaans plaats hebben gehad en die het verschil tussen het Afrikaans en het Nederlands het duidelijkst profileren, betreffen het verlies van integrale typisch Nederlandse subsystemen als genus, het onderscheid tussen zwakke en beklemtoonbare voornaamwoorden, verbale flexie en mutatieve verbale patronen. Het Afrikaans kent geen genusverschil: die kerk, die gebou, die gedagte, die idee. Het werkwoord vervoegt niet: Hy loop, Jullie loop; Hy sal loop. Alleen de beklemtoonbare vormen van voornaamwoorden zijn behouden gebleven: my, jou, haar, hom, enz. Oorspronkelijke statische en mutatieve verbale patronen zijn samengevallen: Sy het gevra/geval ‘Zij heeft gevraagd/is gevallen’. Dit soort vérstrekkende verandering werd veroorzaakt door anderstaligen die het Nederlands aan de Kaap snel en in ongunstige omstandigheden hadden moeten | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
verwerven: het Nederlands werd gekreoliseerd, een proces dat in de zeventiende eeuw reeds binnen een deel van de Kaapse taalgemeenschap in een gevorderd stadium was.Ga naar eind11. De betrekkelijk grote verzameling teksten in het vreemdelingen-Nederlands van Khoekhoen, slaven, Fransen, Duitsers en Zweden toont een wijde gradatie in de mate waarop het Nederlands beheerst werd. De reiziger Willem ten Rhyne tekende in 1671 het volgende uit de mond van een Khoekhoen op: Was makom? Duytsman altyd kallom: Icke Hottentots doot makom: Mashy doot, Ecke strack nae onse groote Kapiteyn toe, die man my soon witte Boeha geme.Het betekent ongeveer: Wat maak je? Een Nederlander zegt altijd: ‘Ik maak Hottentotten dood.’ Als ik misschien dood ga, ga ik straks naar onze grote kapitein. Die man zal mij zo een witte os geven.De plaatsing van verba aan het zinseinde zou kunnen worden toegeschreven aan het Khoekhoense werkwoordfinale plaatsingsprincipe, maar invloed van het Nederlandse finale plaatsingspatroon kan niet worden uitgesloten. De verba bestaan uit een stam en een onveranderlijke uitgang -om (makom...) of -me (geme).
Johannes Craai kwam rond 1708 uit Dresden aan de Kaap en verklaarde in 1718: Ich under geSchriebener Johannes Craai bekenne beij desen wel en deugdelijk schuldig de Sijn an meinem ohm Johann Sieck vijf hundert gulden Caps geldt welches ich vom ihm gelehnd habe en ich belobe Solches in einen Jahr zu bezahlen welches gelt er an mein Sonder interesse gelendt heft in fal das mein ohm zu sterben kombt mut ich solche geldt an Sein Erf genahmen bezahlen...Aan het andere eind van het spectrum bevindt zich iemand als Josephus de Grandpreez, een Fransman die lang in dienst van de VOC geweest was, onder andere als secretaris. Zijn Nederlands is bijna perfekt.Ga naar eind12. In de zeventiende en achttiende eeuw werd het formeel Nederlands in de Kaapse maatschappij nauwelijks gesteund of gepropageerd. De taal van de kerk had weinig invloed op het dagelijks leven. Het relatief geringe bevolkingsaantal bewoonde een reusachtig grondgebied en, van veel groter belang, er werd weinig evangelisatie gedaan onder de grote aantallen slaven en Khoekhoen die in de loop van de tijd in de Kaapse maatschappij werden opgenomen. Formeel onderwijs bestond praktisch niet, en voor zover onze kloeke Afrikaans-Hollandse scribenten kennis van het Nederlands wisten op te doen, geschiedde dat binnen het kader van thuisonderwijs door onder andere soldaten en matrozen, van wie sommigen anderstaligen waren en het Nederlands niet goed beheersten. Dit minimale onderwijs was katechetisch en gericht op het bijbrengen van leesvaardigheid ten einde de Statenbijbel te kunnen lezen, waarvan de archaïsche taal weinig toegankelijk geweest moet zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De groei naar het Nederlands toeOnder het Britse bewind sinds het begin van de negentiende eeuw kwam er merkwaardig genoeg een renaissance van het Nederlands, uitgerekend vanwege een straffere sociale organisatie van de kerk, het onderwijs en de media. Het Nederlands gedijde, ook buiten de Britse machtssfeer in de Vrijstaat en in Transvaal, waar Nederlandssprekende leraren, predikanten, journalisten, rechtsgeleerden, zakenlui en ambtenaren veel tot een grotere beheersing van het Nederlands bijdroegen. Aan het einde van die eeuw was er een gevestigde Nederlandse schrijftraditie met een respektabele stroom publikaties.Ga naar eind13. Pas rond de jaren dertig van de twintigste eeuw legde het Nederlands het uiteindelijk als schrijftaal tegen het Afrikaans af. Tegen de eeuwwende begonnen Afrikaanssprekenden zich te verzetten tegen de erkenning van het Engels als enige kultuurtaal en ambtelijke taal. De intellektuele elite in de kerk en het onderwijs ijverde voor het Nederlands als tweede kultuurtaal.Ga naar eind14. Een kultuurtaal met een rijke en oude schrijftraditie, zo wilden de voorstanders van het Nederlands, moest naast het dominante Engels in ere hersteld worden. De strijders voor het Afrikaans gingen ervan uit dat het Engels zou worden versterkt door het vasthouden aan het Nederlands als tweede kultuurtaal, een taal die immers vreemd was aan de meeste Afrikaanssprekenden, van wie velen het Engels toen al beter beheersten dan het Nederlands. Die strijd werd vroeg in de twintigste eeuw ten gunste van het Afrikaans beslecht. Tot het begin van de twintigste eeuw was het Afrikaans de omgangstaal en de spreektaal. De ondersteuning van het Nederlands was echter essentieel voor de ontwikkeling van het Afrikaans als cultuurtaal. Het lexikon van het Standaard-Afrikaans werd verrijkt, doordat het op grote schaal aan het Standaard-Nederlands ontleend heeft.Ga naar eind15. Veel van de nieuwe vakterminologie werd uit het Nederlands overgenomen en in het Afrikaans geïntegreerd: breuk, faktor, grootste gemene deler, heelgetal, kwosiënt, noemer, teller; barometer, elektron, geleier, middelpuntvliedend; atoom, element, lading, neutron, periodieke tabel; amoeba, aorta, eensaadlobbig; oktaaf, toondig. Dikwijls verraadt zich de Standaard-Nederlandse oorsprong van dergelijke ontleningen. Intervocalische v, g en d zijn in het Afrikaans voor sjwa gesyncopeerd: bo ‘boven’, oor ‘over’, toor ‘toveren’; spieël ‘spiegel’, hael ‘hagel’; boom ‘bodem’, breë ‘brede’. De volgende betrekkelijk recente ontleningen aan Standaard-Nederlands hebben intervocalische v, g en d: bowemenslik, betower ‘betoveren’, overpriester; bespiegeling, kegel, ontgogeld, vuige; benede, bodem, nedersetting, wedergebore. Afrikaans heeft blom voor Standaard-Nederlands bloem, maar vergelijk bloemiste, bloemlesing, bloemryk en verbloem; Afr. harsing(s) tegenover Standaard-Nederlands hersen-: hersenskim, hersenskudding (naast harsingskudding); Afr. mooi vs. Standaard-Nederlands schoon, maar: beeldskoon, skoonheid; Afr. ketting voor Standaard-Nederlands keter, maar: ontketen; Afr. maag voor Standaard-Nederlands buik, maar: buikspreker, dikbuikig; Afr. vel voor Standaard-Nederlands huid, maar: huidmondjie, huidkwaal (naast velkwaal); Afr. praat voor Standaard-Nederlands spreken, maar: spreker, spreektaal, sprekend, luidspreker. Minstens twee grammaticale subsystemen zijn te danken aan recente ontlening | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
aan het Standaard-Nederlands. Onder invloed van het Standaard-Nederlands is het systeem van attributieve adjectieven afgeleid van sterke en onregelmatig voltooide deelwoorden in het Afrikaans wedergeboren: bevrore groente, duurgekogte vryheid, met geboë hoof, gebonde dele, gelade atmosfeer, geskonde regte, uitgebragte stemme. Dit soort deelwoorden viel al vroeg in de ontwikkeling van het Afrikaans weg. De nominalisering van werkwoorden is een kategorie vol met vormen naar Standaard-Nederlandse voorbeelden, die van de overeenkomstige vormen in het Afrikaans verschillen. De nominale afleiding bloeding is niet gebaseerd op het Afrikaans bloei maar op Standaard-Nederlands bloeden; vgl. ook: denke en Afr. dink ‘denken’, aflegging en Afr. aflê, lading en laai, uitnodiging en uitnooi, verlies en verloor ‘verliezen’, voortbrengsel en voortbring, voortsetting en voortsit: telkens is de Standaard-Nederlandse vorm de basis van de Afrikaanse nominale afleiding. Het Nederlands droeg bovendien bij tot de sanering van Engelse ontleningen.Ga naar eind16. De Engelse bron werd in het Afrikaans met een Nederlandse ontlening verwoord: boot (of a motorcar): kattebak, box office: loket, clandestine: klandestien, discrepancy: diskrepansie, evidence: evidensie, formidable: formidabel, gear box: versnellingsbak, interrupt: interrumpeer, mop: dweil, obsess: osedeer, parity: pariteit, plausible: plousibel, pronounced: geprononseerd, red tape: rompslomp, significant: signifikant, striking: frappant. Ontlening aan het Standaard-Nederlands had een belangrijke uitwerking op de Afrikaanse omgangstaal. Oude omgangstaalvormen in het Afrikaans werden gestigmatiseerd en vervangen door Standaard-Nederlandse ontleningen: ken (modaal hulpww.) door kan, mot (modaal hulpww.) door moet, teun ‘tegen’ door teen, waarskou ‘waarschuwen’ door waarsku, perbeer ‘proberen’ door probeer, pampier door papier, sukke door sulke, mittel door middel, taggentig door tagtig, gemeinte door gemeente, baak door baken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Gevaren voor het AfrikaansHet Afrikaans is nu langer dan een eeuw als politiek en ethnisch mobilisatiemiddel in gebruik, in het algemeen door Afrikaner nationalisten en in het bijzonder, sinds 1915, door de Nasionale Party. Die mobilisatie was de prikkel tot de kultivering en institutionalisering van het Afrikaans, maar het heeft ook een groot deel van de Zuidafrikaanse bevolking van het Afrikaans vervreemd.Ga naar eind17. Bovendien is een van de funeste gevolgen van het felle nationalistische radikalisme dat de talige band met het Europese moederland is doorgesneden. Het Nederlands in Zuid-Afrika wordt niet door de media ondersteund: er zijn in Zuid-Afrika haast geen Nederlandse radio, televisie, film, toneel, lichte muziek en zang, magazines, kranten en boeken. Tegenwoordig kan het Nederlands bezwaarlijk meer als tegenwicht voor de massale Engelse invloed op het Afrikaans blijven dienen, waardoor het Afrikaans verengelst dreigt te worden.
F.A. Ponelis | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|